De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 19 april pagina 10

19 april 1896 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No 982 Mes Claretie. \an het Kennemer Blocuienfeesl. DOOR DE MEERULAER. Het begon goed, het vroolijk bloemenfeest, met een stralenden morgen vol zon en een vroolijke bries in de lucht. Heel den nacht van 12 April had de lange feestweg in het Kennemerland gelegen in afwachting. De lantaarns hadden langs den weg gestaan, als schildwachten, geposteerd voor den ko menden stoet, en hun lichten hadden ver schrikt opgeflikkerd telkens weer, bij iederen heftigen windstoot, die April in dolle uitge latenheid uitdeelde bij wijze van een kleine voorbereiding voor de kletterende hagelkorrels en regenstralen, die hij nog in voorraad had. Maar tegen den ochtend had een genereuze opwelling gestraald door zijn wis pelturigheid heen. Het was, of hij bijna gemoedelijk werd bij den aanblik van al de versieringen, door groot en klein aangebracht ter eere van het bloemencorso en den feestelijken optocht van wielrijders. De Kennemer luidjes hadden «groen gemaakt", als gold het ten koninklijken bruidsstoet. De vlaggen hingen uit en de vlaggenstokken waren gekroond met gouden kronen van narcissen. Van de verweerde raamko zijnen van lage woninkjes hingen de bloemendraperieën af, als breede, volle kussens die uit de vensterbanken waren genomen, en de boomstammen in kale voorjaarstuintjes droegen lange bloemenslingers, bloempjes ge plukt uit hyacinthentrossen, aan lange draden geregen en als kleurige spiralen gewonden om de bruine stammen. De initialen van den Algemeenen Nederlandschen WielrijdersBond prijkten aan alle kanten, zij doken op uit het groene lentegras langs den vaartkant, in kapitale letters, uit bloemen saamgesteld; zij tooiden de gevels van huizen en stallingen, zij pronkten in perken en in eereboogen. Geen huisje, dat niet zijn stoelen had opgezet, zijn banken had opgeslagen langs den weg of in het voortuintje ; de stelling van een woning in aanbouw, was met kleurige bloemenguirlanden behendig herschapen in een tribune, die waarborg gaf niet te zullen in zakken ; houten planken met feestelijk vlaggendoek bekleed, lokten uit tot zitplaatsen. Een eigenaardige bloemenportière zal dienen als tochtscherm ; eenige meters ijzerdraad (gelukkig geen prikkel ijzerdraad) werd op gehangen tusschen twee bootnen, hyacinthen en tulpen werden gestoken door het draadwerk, tot alle openingen gevuld waren en de draperie van bloemen zachtjes heen en weer wuifde in den wind, en een heerlijk beschut plekje vol van zon en geur vormde voor de standplaats van tafeltjes en stoelen. Op een breed gazon van sappig voorjaars gras prijkt een heraldieke leeuw, kunstig ver vaardigd van goudgele narcissen ; hij houdt de pooten geheven als in sprakelooze afwach ting van al het heerlijke dat komen zal, en zijn heraldieke, puntige tong i het zij verVrieMelüke nitnoodigiiig, (Moonxh nif j meld, vervaardigd uit roode hyacinth-bloemetjes), zijn tong lekt het gras van tevreden heid over den dag. Achter deftige ijzeren hekken, van deftige buitenplaatsen, staat een ongewone verzameling van banken en stoelen, een zonderling tuin-ameublement, speciaal voor deze gelegenheid opgesteld; kennelijk werden oude luiken en deuren uit de heng sels genomen en in dienst gesteld als leg planken, tot opbouwing van een tijdelijke estrade, waar de verhoogde zetels op staan. Waar de wej gaat door dorpen en buurt schappen, wordt hij begroet met een vroolijk gevlag en telkens weer zijn er aardige kijkjes en tuinen van buitenhuizen, waar de prieelen versierd zijn en de oranje-wimpels als feestbaasde, groote runder oogen tusschen de guir landes van tulpen en hyacinthen. Het wordt al drukker en drukker op den weg en nog steeds worden er toebereidselen gemaakt. De treinen, die stoppen in Zandpoort en aan de halten Kleverlaan, Driehuizen en Westerveld, voeren telkens weer breede scharen van feestgangers aan, die in groepjes blijven stilstaan op den weg om al de preparatieven te bewonderen. Die vroege feestvierders zien, hoe de laddertjes gezet worden tegen de boomen en hoe de proclamaties hoog aan de stammen worden vastgespijkerd, de procla maties aan het publiek om den weg vrij te houden tijdens het passeeren van den stoet. /ij zien, hoe het sierlijk kleine jacht in de Franscb Sirenengezang (Twaalfde boek van tie Odyssee). (Lustiye Jifiïtter.j Weldra, bekeurden zij hem en hieven een helder £ii/ang aan: j Kum, vooi'treflijk' l'mberto, verhevene roem van Itaalje, ! Stuur toch u w schip naar het hui d, om onze stem men te hooren! i Niemand voer hier nog ooit voorbij iu het donkere vaartuig, [ Eer bij nit «n/en mond had vernomen de liellijke tonen l" Alzoo lokte hem 't vleiend sireaenge/.aiiir; maar de vrienden, Die bij hi Gordden \Yierpcn ;iin turfden in 't s> de banden hem zieli toen op de i* hip zij k w e vaster, ze sin riemen en t n nnien uit Oostenrijk n Dui'Sehland Derend met dubbele knoopen. .ikken hem snel van liet eiland. CHAMBKKLAIN (tot KRÜOETÏ) : »Poele, Poele. Kom hier, laat ik je den nek omdraaien !" Ernest Dnez f. >:\Vat zijn dat voor menschen V" ^Socialisten, Sire !'' »Groet ze voor mij en zeg hun, dat er niets van komt, niets !" banieren hangen tusschen de bladerlooze boomtakken ; /ij werden in liet bout gejaagd door den wind en de takken houden hen gevangen; maar /ij hangen zoo gracieus in hun onmacht; het, lijkt, als waren zij expresselijk tot versiering juist op die plek aange bracht. De beroemde Bloemendaalscbe Kruidnooten, ;-eél van smaak'', hangen in feestzakjes te bengelen aan den gevel der bakkerij tus schen blocmslingers en vlagtropeeën. De uit hangborden der winkelneringen, anders opval lend door eigenaardige teekening en kleurenmerigeling, worden nu geiieel geécllpseerd door de f'eesttooi. Alleen de groote koeienkop bij den slachter aan den voorgevel kijkt met verbuiten vaart, wordt opgetuigd tot de vlaggenparade volkomen is; zij zien, welk een on rust, en hoofdbreken de groote eereboog ver oorzaakt, want, kijk, hij is wel hoog, maar de zegenwagens zijn nog hooger, dat loopt niet af zonder ongelukken, er moet een >;helesepee" bij zijn zoo hoog als een toren," de verbaasde buitenman-toehoorder luistert naar zijn zegsman-buitenman ; zij spreken niet alleen met den mond, heel hun gezicht, heel hun lichaam spreekt nu c; al op een afstand zijn bun aandoeningen te begrijpen uit het breed zwaaien van de armen, het versteld opheffen van de handen, het ener giek grijpen naar het achterhoofd. Telkens passeeren wielrijdenden elkander en de rijwielsignalen klinken als loktonen tusschen liet hout van de wandelwegen; som tijds ontaarden zij in gillende waarschuwingen: of in een luid voortdurend getoeter als van een jong trompetter, die zijn eerste muziekonderricht ontvangt. In de kom der Bloernendaalsche gemeente, op het breede grasterrein der bleekerij, staan in gracieuze groepen de versierde rijwielen te wachten tot hun berijders hen zullen voeren in den stoet. Een bedwelmende geur van veel hyacinthen vervult de lucht op die plek. Sommige rijwielen staan in vollen dos tegen een boomstam geleund als een elegante bloemkorf. Anderen liggen ter aarde eu worden nog getooid; een groote bloemenschat ligt op den grond ; tulpen, ranonkels, hyacinthen gaan vlug van band tot hand, worden gebonden tot reuzenbouqetten, tros sen en slingers. En al die tooi en die kleu renpracht wekt den lust tot versiering op bij het publiek, de tallooze vensters langs den weg, die daar staan met hun bloemruikers en wagentjes met ververschingen maken goede zakeu en voornamelijk met hun bloemen. Wagens, hoog en volgeladen als de Londensche citv-omnibussen, voeren de stadslieden in grooten getale naar het Hotel Kennemer land ; maar in de verandah is geen zii plaatsje meer te veroveren tusschen de volle rijen van dicht aaneen geplaatste stoelen. Hoe later het wordt in den morgen, hoe voller het is op den weg; en den geboren Amster dammer kan men met luide stem hoorcn verklaren, dat het nog drukker is. dan in de Kalverstraat op een Zaterdagavond. Het wordt nu een vroolijk paradeeren op den weg, lichte zomer-toiletjes, hoeden, waarboven de kunstbloemen wiegelen in groote bouquetten op elastieken stengels, komen aardig uit tusschen de zwarte jassen en de «kachelpijpen", »kaasbolletjes'', en sportnmtsen. Kt is een voortuurende beweging in den menschenstroom, toch komt, er langzamerhand neiging tot stilstand. Men verdeelt zich in groepjes Kikeriki ! De haan die kraait en de geest die niet weg wil. De expeditie naar Donpla, f'1'intr/t.) lic ;<i<!l«>i. »,\iet 200 wauw! Ik wil ook noir mee'.'

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl