Historisch Archief 1877-1940
No. 982
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
zuinigingen niets wilde weten. In het laatst
van 1890 kwam Delyannis weder aan het
roer, maar daar ook deze de financiëele
moeilijkheden niet uit den weg kon ruimen,
ging de koning in het volgende jaar
totKaI ? l ' -T l
merontbinding over. Het resultaat was eene
verrassende meerderheid voor Trikoepis. Maar
die meerderheid toonde zich al zeer spoedig
ontrouw. Bij de verkiezingen van April 1895
werden in eene Kamer van 207 leden slechts
een twaalftal aanhangers van Trikoepis ge
kozen; wat meer zegt, de premier verloor
eelf zijn zetel te Missolonghi, dat hem gedu
rende eene reeks vanjaren had afgevaardigd,
en dat ontzaglijk veel aan hem te danken had.
Dien slag is Trikoepis niet meer te boven
gekomen. Het was hem echter in zijn laatste
levensdagen een troost, dat de openbare mee
ning langzamerhand weer gunstiger voor hem
werd. Zelfs werd hij weer in de Kamer ge
kozen; wel is waar geschiedde dit in een
district, waar hij niet gedomicilieerd en dus
volgens de Grieksche grondwet niet verkies
baar was, maar de Kamer zou waarschijnlijk
ter wille van den ouden staatsman, over
dit bezwaar zijn heengestapt.
Trikoepis heeft zich in menig opzicht ten
opzichte van zijn vaderland zeer verdienstelijk
gemaakt. In zijn droomen van een grooter
en machtiger Griekenland was hij even opti
mistisch als al zijn landgenooten, maar hij
greep althans niet zooals Delyannis ?
naar roekelooze middelen om die droornen
te verwezenlijken. Daardoor, maar ook daar
door alleen, stond hij bij Griekenland's
schuldeischers misschien iets beter aangeschreven
dan zijn mededinger. Dat de oude Delyannis
thans geen mededinger meer heeft, wiens
prestige met dat van Trikoepis is te verge
lijken, is voor Griekenland ontegenzeggelijk
een gevaar.
Illlll lUIIIIIIUIIIIll II Illllllllll min IIIIIIUI
Sociale,
(Mifflisfleeraars en maatscnaplüfce
hervorming.
Nu in de vergadering van moderne theo
logen nog eens, zij het ook kort, de verhouding
van den predikant tot het maatschappelijk
hervormingswerk is ter sprake gekomen, kan
het zijn nut hebben, deze kwestie van een on
zijdige plaats uit te bezien.
Er leeft onder een deel van het volk een
verwondering, van wrok niet vrij, dat niet de
predikanten, en de geestelijkheid in het alge
meen, geroerd door de ellende der maatschap
pelijk onterfden, en bloc vooraan staat in het
hervormingsleger. Haar onverpoosd prediken
van de broederschap aller menschen, en de
overlevering dat de eerste Christenen alle goe
deren gemeen hadden, rechtvaardigen schijn
baar dat gevoelen, maar ook alleen in schijn,
want tusschen de prediking van religie en
de prediking eener betere inrichting der maat
schappij bestaat een verschil van zoo
prir,«ipieelen aard, dat men er zich over zou
moeten verbazen, indien meer dan enkelen
van het groote aantal der
godsdienstleeraren zich geroepen gevoelden, naast hun
IlilllllllHIIIMMIIHIllllHII
IIHIIIIII nu iiimiiiiiiiiiiiiiiiiimiimmiiiiiiiiiin
De Gouvernante.
(Naar het Fransch.)
Robert begon een groote jongen te worden.
Hij ging in zijn zevende jaar en de
kommandant d'Esperval sedert twee jaren weduw
naar en steeds zeer in beslag genomen door
den dienst begon langzamerhand in te
zien, dat het enkele uur hetwelk hij dagelijks
kon wijden aan de opvoeding van zijn kind,
daarvoor niet meer voldoende was. Hierin
moest voorzien worden, Robert moest een
gouvernante hebben, die zijn opvoeding aan
vullen en de ontwikkeling van den jeug
digen geest leiden kon, tot Robert sterk ge
noeg werd om de school te bezoeken.
D'Esperval wendde zich tot zijn oude
tante om raad. De markiezin Champerel
antwoordde:
Waarde Neef!
Het is altijd gewaagd zulk een onderwij
zeres in huis te nemen, vooral voor iemand,
die, als 't ware, jonggezel is zooals gij. Ik
zend u de adressen van twee dames, die mij
zeer zijn aanbevolen : Mejuffrouw Jeanne Ozy
en mejuffrouw Virginie Brachard. De eeue
schijnt reeds tamelijk bejaard te zijn ; welke
van de twee weet ik niet meer. Ik heb de
twee aanbeveligsbrieven in mijn herinnering
«en beetje verward. Nu, gij zult zien en kiezen
koninkrijk der hemelen, ook nog het ko
ninkrijk dezer aarde te verkondigen. Immers,
hoewel het een het ander niet uitsluit,
zóó veeleischend is doorgaans de mensch
niet, dan dat hij met n hemel zich niet
tevreden zou stellen, en het wederkeerig
verwijt, dat dan ook inderdaad de profeten
eener nieuwe maatschappij en zij die werken
om de spijze des eeuwigen levens, elkander
naar het hoofd werpen is; dat men, door de
lieden te wijzen op het eene geluk, hen voor
het andere onverschillig maakt, De felle
bestrijding, die het socialisme en de godsdienst
elkander plegen aan te doen, komt voort uit
de onverzoenbare tegenstelling van materi
alisme en idealisme.
Men is religieus, en derft zelf, ter wille zijner
religie, met blijdschap vele vreugden, die de
aarde aan de zinnen te genieten biedt. Men
is gevoelig, en heeft medelijden. Men denkt
na, en bevindt dat de ellende, door zijn
medemenschen geleden, hen voor godsdienstige
aandoeningen minder vatbaar maakt. Men
komt dus tot de meening, dat er, ook bij dit
stoffelijk leed, verzachting moet worden aan
gebracht. Maar tegelijkertijd, overtuigd als
men is van de blijvende onvolmaaktheden
van den individu, en dus van de gemeen
schap ook, en overtuigd dat het hoogst geluk
niet in de spijze ligt die vergaat, dat zelfs
veel ongeluk, zoo men het oog slechts op een
betere geestelijke toekomst gericht houdt, licht
valt te dragen, ja, als zijnde van stoffelijken
aard, voor de benaming ongeluk bijna niet mag
in aanmerking komen, zal men zich niet
geneigd gevoelen, zóó diep in het onderwerp
der maatschappelijke wanverhoudingen door
te dringen, als hij voor wien deze tastbare
omgeving het heelal is, en geen overzijde
denkbaar. Want voor dezen is de sociale
kwestie, de broodkwestie, de vraag voor het
geheele leven, voor al wat in den mensch edel
en mooi is. Voor hem dus beduidt het zoeken
naar verbetering niet het tevreden zijn met
het eerste het beste middel dat een oogenblik
heul geeft; hij heeft behoefte aan een radicaal,
een afdoend plan, waarnaar hervormd, de
maatschappij van deze treurige eigenschap
zal zijn bevrijd, dat honger en overdaad
onaandoenlijk naast elkander wonen. Terwijl
voor den godsdienstprediker het geluk is be
reikt, desnoods bij onvoldoend voedsel en
kleeding, indien slechts de vrede des gemoeds
aanwezig is, heeft de sociale hervormer geen
vrede, vóór hij de nieuwe grondslagen van
samenleven heeft gevonden, waarop een maat
schappij kan worden opgetrokken van mate
rieel in niets ontberenden.
«Het materialisme in het volk en in de
bourgeoisie" zoo is gezegd op de
theologenvergadering »is onze hoofdvijand". En:
wij moeten zielen trachten te behouden";
«brood aan allen", is de tegenroep.
Moeten wij nu, zoo is op de
theologenvergadering gevraagd, ons voordilettanten houden
op het gebied van verlichting van maat
schappelijke nooden ? En het antwoord, aan
de vraag vastgeknoopt, luidde: Onze arbeid
en onze studie hebben ons tot dit werk voor
bereid. Met wat inspanning is de kennis, er
toe noodig, wel te verwerven. De zooge
naamde deskundigen zijn het zelden met
elkaar eens. Bovendien, beter dan economen
llllimiitHiMUilllliilmiiiiiiiiiiilliiiiMiiiiiiiiiiiiiiMimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiïi
en een goede voorzienigheid moge u leiden.
Dat hoop en wcnsch ik.
Met hartelijken groet,
Uwe liffl/clibcitde tante.
Nauwelijks van de manoeuvres terugge
keerd, haastte de kommandant zich, op goed
geluk af, aan eene der beide dames te schrij
ven. Kort daarop, d'Esperv.al keerde juist
terug van het rapport en wilde zijn uniform
uittrekken, kwam, met een geheimzinnig
lachje, zijn oppasser de kamer binnen en
berichtte, dat een zekere juffrouw Jeanne Ozy
hem wenschte te spreken.
»Daar hebben wij de gouvernante!'' zei de
kommandant tot zich zelf. »Is het nu tle
oude of de jonge? Ik weet het niet, maar
zeker zal zij leelijk zijn, een verkleurde
japon dragen, afgedragen zwarte handschoenen
en een bril op den neus. Ik zie haar al
voor mij!" Haastig trok hij zijn jas aan en
begaf zich naar het salon.
Een jong meisje van ongeveer vier en
twintig jaar stond op, toen hij binnentrad.
Zij was zeer eenvoudig maar onberispelijk
gekleed. Een kleed van donkerblauw laken
omsloot de slanke gestalte. Het kleine met
pluche omzette capothoedjc, rustte bevallig
op het goudblonde haar, dat als een aure
ool het fijne kopje omlijstte. Jeanne Ozy
was bleek. Zij zag er zeer zacht uit. Een
paar groote, ondoorgrondelijke oogen ver
levendigden de bleeke trekken, en de lange
zijdeachtige wimpers daalden neer als een
geheimzinnige sluier, als Jeanne zoo als
op dit oogenblik voor d'Esperval's verbaasden
blik de oogen neersloeg.
«Drommels, <Jie is mooi!' dacht de komman
dant, terwijl het jonge meisje blozend opstond,
en geleerden weten wij wat het werkelijke le
ven der misdeelden is. De predikant en de
geneesheer en een enkele barmhartige weet
het. Ziedaar, als gevolg van het aange
wezen onderscheid, een gevaar. Dit nl., dat
de predikant, inderdaad niet den tijd heb
bend, zich van de beteekenis der maatschap
pelijke verschijnselen te onderrichten, noch
de middelen kunnende beoordeelen die ter
verhelping van het kwaad worden aange
prezen, van de wetenschappelijke zijde van
het vraagstuk zich gaat afmaken met een
frase. Men heeft ongetwijfeld zich als di
lettant te beschouwen, en zich te schikken
naar lieden, die niet maar »wat inspanning",
doch geheel hun arbeidskracht gericht hebben
op het vinden der economische waarheden.
Ook godgeleerde deskundigen zijn het met
elkander oneens; toch zal de leek zich het
recht tot oordeelen niet aanmatigen. Er is een
gevaar gelegen in een zeker soort enthousiasme
met allerlei ideeën, onder wat vorm en vanwaar
zij ook komen, indien zij maar weer een steenlje
heeten bij te dragen tot het groote werk der
maatschappelijke verlossing. Hiertoe komt
men licht, door te meenen dat men met wat
inspanning weldra op de hoogte is. Er is
geen geestdrift, die sneller zal zijn uitgebrand,
noch een killere reactie van beuheid en
menschenhaat achterlaat, dan de onbesuisde
hervormingszin, op het onwillig maatschap
pelijk lichaam toegepast; en de schade zal
aan beide zijden zijn.
Respectabeler van oorsprong ongetwijfeld,
maar niet minder onmachtig in haar werking,
is de neiging van hen, die, ziende wat anderen
ontberen, ook zichzelf het genot willen ont
houden dat den ellendigen ontbreekt. Want
hierdoor althans bezorgt men aan anderen
dat genot niet. En het is de vraag, of lieden,
zichzelf tot derving van dat genot
veroordeelend, de aangewezenen zijn om met al hun
kracht ernaar te streven, aan anderen dit te
verschaffen. Deze ascese is een uiting van
het schoone gevoel van aansprakelijkheid, dat
den gemeenschapsmensch maakt. Maar het
is een averechtsche uiting ervan. Het loopt
uit, in plaats van op vermeerdering der ge
nietingen, op vermindering daarvan, niet op
vermeerdering van geluk, maar op vermin
dering.
Men zal mij tegemoetvoeren, dat het er maar
op aankomt, wat geluk is. Maar hier zijn
wij weder terug bij ons uitgangspunt, en ik
meen, nogmaals dit te mogen stellen als een
zaak waarover men het eens kan zijn: de
godsdienstprediker in het algemeen, geroepen
om het ideaal geluk der menschheid te bevor
deren, is voor maatschappelijk hervormer in
den tegenwoordig meest gebruikten zin, aller
minst de aangewezen persoon. Hij kan het
zijn, maar dat hij het moet zijn, vloeit uit zijn
ambt volstrekt niet voort.
P. M. C.
MHIMMIIIIIItlllllllllllllllllllllltlllllltlllllllllllllllllMIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Inhoud van verschillende bladen.
Het Handelsblad. 11 April. Hooger on
derwijs in de geneeskunde." Onze aanrakingen met
Loewoe."
ia April. Atjeh."
14 Apiil. Tanette."
15 April, In den doofpot1' (het koloniaal verslag
van de ..particuliere landerijen in West Java".)
IIIIIIIIMIIIIItllllllllllllllllllllllllllllllllllltlllllllMlimillllllllllllllllMIIIHIIIIII
blijkbaar verrast door het plotseling verschij
nen van den gelaarsden en gespoorden dra
gonderofficier.
«Mejuffrouw Ozy nietwaar, door Mevrouw
de Champerel aanbevolen?''
»Ja, mijnheer" «Nu, neem dan plaats
en laat ons eens samen praten! Mijn
tante heeft mij veel goeds van u verteld.
Gij hebt reeds uw vak van opvoeden gemaakt?"
»Jk kan al mijn getuigschriften en diplo
ma's toonen."
»Dat is meer dan noodig is, voor zoo'n
klein ventje als mijn Robert. Hij kan al
een beetje lezen, schrijven en rekenen. Dat
is alles wat ik hem zelf leeren kon. De
dienst neemt mij zeer in beslag. Maar de
jongen is braaf en gehoorzaam, dat zal u
het begin gemakkelijk maken. Welke uren
zoudt gij hem kunnen geven?"
»O, welke u maar wilt. Kiest u zelf maar
de uren, die u het best schikken."
«Hoe, geeft gij dan verder geen onderwijs X"
»Ja, zeker of'eigenlijk niet," antwoordde
het jonge meisje eenigszins verlegen. »Ik
had drie leerlingen, die nu naar school gaan.
Dientengevolge ben ik op 't oogenblik in
eenigszins moeilijke imstandigheden. Mijne
moeder is oud en gewend aan zekere
gemnkken, die ik haar niet gaarne zou zien ont
beren. Zij heeft niemand dan mij. In n
woord, ik zal geene hooge eii-chen stellen."
«Mijne waarde jonge dame," viel d'Ksperval
haar levendig in de rede, »over de geldelijke
questie zullen tusschen ons zeker geen moei
lijkheden komen."
Deze woorden op den hartelijken toon van
innige overtuiging uitgesproken, verwonderden
hem zelf, toen hij ze geuit had. Dat klonk
i.ls een onbewuste hulde, die hij haar bracht.
Oui de bekoring, waardoor hij zich ieder
De Standaard. 13 April. Het personeel
rijksbelasting."
16 April. Afwenteling op den kooper"
Het Centrum. 11 April. Er ia geloopen
met den ronegaat." (Bolland).
14 April. De Aalmoezeniers van den arbeid" (te
Serain*) (door P. J. M, Aalberse.)
Het Volksdagblad, II April. De opleiding
onzer rechterlijke ambtenaren.''
15, 16 en 17 April. Volkshuisvesting." (Nutsrapport).
A m s t. C t. 10 April. De derde Expeditie tegen
Atjeh".
11 April. De gemeentelijke telefoon." Ingezonden.
13 April. Atjeh". "Generaal v. d. Heijden over
Atjeh."
De Telegraaf. 8 April. Een bedenkelijke
misgreep ', II, duor J. P. A. N. Caroli.
lüApril. De riiksschatiers voor de Pereoneele
belasting." Ingezonden.
Het N i e u w s v. d. D a g. 10 April. Do
bedrijfswet/^ door H. L. A.
11 Aprii. Een hulde aan Vondel."
13 April. Levensbehagen,' door C. B.
De Tijd. 8 April. De achtureudag en de huis
vrouw."
9 April. Troost en Opwekking" I. 10 April II
fslot).
11 April. Boerenstand en Boerenbond"!. ISApiil.
II islol).
De Maasbode. 8 April. De Vrijmetselarij of
de H. Katholieke Kerk?" I. O April. II (slot), door
A. V.
9 April. De onlusten op Atjeh."
10 April. Protectie1' II. 11 April III (slot).
12 April. Een pauselijk stuk en zijn strikt gezag,"
door P. M. Bots, pr.
N. H o 11 e r d. C r t. 4 April. De
irrigatiewerken op Javn" II (slol).
8 April. Wetenschappelijke berichten."
10 April. Laad- en losdagen voor binnenschepen"
I. De Kotterdamsche buurtvereeniging" door * * *.
De (A n t i r.) Nederlander. 13 April. Wat zijn
wij?" II (recht of belang).
15 April. Verkeerde afbrekingsijver." (Pe Standaard
over Kamera van Arbeid).
1G Apni. Een weinig te kras." (Aan de Standaard).
17 April. Wat zijn wij III". (Zelfstandigheid van
Kroon en van Staten-Generaal).
H a a g s c h e Dagblad. 9 April. Atjeh". Inge
zonden door M.
11 April. Meer schijn dan werkelijkheid."
12/13 April. Nogmaals 't incident-Bolland."
II et V a d e r l a n d. 12/13 April. Ook een sociale
quaeatie". I.
De A v o n d p o s t. 12/13 April. Het vraagstuk
der volkshuisvesting".
U t roe h r, se h u a g bl. 8 Api il. Toekoe Oemar".
Ingezonden door dr. Luohtmau.
10 April. Atjeh". 11 April. Idem. 12 April. De
telephoun."
N. A r n h. C r t. 11 April. Yrnland", door Frank
A. M. Freeman.
N. Leeuw. Gr t. 11 April. Bouwterreinen langs
het nieuwe kanaal", door Nemo.
L i m b. Koerier. 10 April. Een afdoend ant
woord van den Heer Adolf Mayer over beschermende
rechtens", door M. de Kas.
11 April. Een sarrende benoeming". (Bolland).
M i d d e l b. C t. 11 April. Philippine's verleden,
heden en toekomst."
14 April. Pachters en landheeren." ('Ericua in't
N. v. d. Dag).
P r o v. G r o n. C t. 13 April. Onze
candidaatnotarissen."
Nieuwe W i n s c h. C t. 12 April. Schoolzaken."
Zaanl. C t. 15 April. Haagsche Br.' (Atjeh).
N c or d Ho l J. Weekblad. 11 April. Totkoe
Oemar."
I n s u l i n d e. 14 April. Het on'slag van gene
raal DeykerhotV."
De Volk ss tem. 11 April. Werklieden
Vereenigingen." Nog meer verdeeldheid1.'1' -
lloosjesstaking." De gemeente concessionaris."
Sociaal Weekblad. 11 April. Benige op
merkingen naar aanleiding van de voorgestelde wij
ziging onzer successieLelasting'' II. Over de waarde"
II, door E. v. d. Goes.
De Nederlander (Weekblad). 11 April. De
suiker-ii.dustrie" 111.
Patrimonium. 11 April. Welken weg wijst
ons de histerie der werkliedenbewegiag m Nederland
ala den juisten aan " (samenwerking, hoe mogelijk).
De S o c i a a l - d e m o c r a a t. 11 Apni. Verslag
van het congres.'1
De V o l k s b a n i e r (B. K. Volksbond), löApril.
In het volle licht". (N. Malth. bond).
E r i e e c h V o l k s b l a d. 12 April. Nogmaals: De
bouwterreinen aan het nieuwe kanaal." Open brief
?iimtmiiiiiiiiiiiiiiiMiiiuimiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiiiniiiiiiiiiiiiim
oogenblik sterker geboeid voelde, te verbre
ken, voegde hij er kortaf bij: »Nu moet gij
Robert zien en kennis met hem maken.''
Hij schelde en het dienstmeisje bracht den
jongen binnen; hij scheen als uit de lijst van
een portret van Velasquez getreden. Lange
blonde krullen vielen op een zwart fluweelen
buisje, met een kostbaren kanten kraag ver
sierd. De kleine bleef lachend en eenigszins
verbluft, aan de deur staan. Maar slechts
n oogenblik. Toen klapte hij in de handjes
en riep juichend: >-Papa, papa, wat heeft de
nieuwe jull'rouw lieve, mooie oogen! Zie je
wel?" En naar Jeanne toesneilend, bood
hij haar de frissche lippen om te kussen,
terwijl zij verlegen de gloeiende wangen in
zijn weelderige lokken verborg. Er onstond
een pauze, waarin men niets hoorde dan
het omkeeren van bladen. Jeanne zag Robert's
schrijfboeken door, om zich eenig denkbeeld
te maken hoe ver <le kleine al gevorderd
was, maar nog meer om zich een houding
te geven. Vreemd, die twee menschen
waren eensklaps verlegen geworden. Terwijl
Jeanne de op- en neerhalen in de vóór haar
liggende schrijfboeken scheen na te kijken,
was het d'Esperval plotseling tot zijn ont
zetting duidelijk geworden, dat het jonge
meisje hem uitnemend, veel te goed beviel.
Hoewel hij eerst ruim dertig jaren telde,
was reeds sedert vier jaren zijn huis om
zoo te zeggen in een klooster veranderd.
Geen vrouw uitgezonderd zijn bloed
verwanten had in dien tijd zijn drempel
overschreden. Alleen zijn kameraden had
hij bij zich ontvangen. Robert moest in een
door en door reine, zuivere atmosfeer
opgroeien. En nu zou het toeval hem dwingen
een jong wezen van buitengewone bekoor
lijkheid in zijn gezin op te nemen. Zij zou