De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 19 april pagina 5

19 april 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 982 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. VOO El DAMEjg. Vrouwenarbeid en Wives rant of their «Woman Eights" in public. Husbands eat bad dinners and tend crying babies at home." F e r n Leaves. Deze woorden van Fanny Fern kwamen mij in de gedachte, toen ik onlangs het volgende las: De noodzakelijkheid die eenmaal den staat (het mannelijk geslacht) zal dwingen, de vrouw als gelijkgerechtigde te erkennen, ligt in haar eigen toekomstige kraMsuitingen en in de waarde harer praeslaties ten bate van het algemeen. Die dwang zal worden vertegenwoordigd, door haar eindelijke menschwording en inzonderheid daarin, dat alle moeders in staat zijn, of voor de helft, of zoo noodig geheel als de materiee.e ver zorgster harer kinderen op te treden." Dus de vrouw moet door productieven arbeid zich economisch onafhankelijk maken van haar man, wil zij beschouwd worden als memel." De vele bezwaren, die het in praktijk brengen van de bovengenoemde theorieën zouden hebben, wenschte ik gaarne nader aan te toonen, door het volgende mede te deelen. «De herinnering aan een gelukkige jeugd gaat nooit verloren!" Die woorden bevatten ontegenzeggelijk een on weerlegbare uitspraak. »Waar is Ma?" was onze eerste vraag, als wij van de school thuis kwamen; en als we het ant woord op die vraag hadden gekregen, dan stormden we naar de kamer, waar we zeker waren onze moeder te vinden, bezig met naaien of met het mazen van kousen. Gebrek aan discours was er nooit als wij den geheelen dag op school hadden doorgebracht; en met belangstelling werd steeds geluisterd naar onze vrij onbelangrijke verhalen. Als wij 's avonds onze lessen hadden geleerd, dan werd het boek waarin onze moeder las, ge willig ter zijde gelegd, en met onuitputtelijk geduld werden de fouten, gemaakt bij het opzeggen van het geleerde, verbeterd. Als ik terug denk aan die gezellige avonden in de huiskamer; o, hoe dankbaar ben ik dan, dat onze moeder een van degenen was, die de opvoeding van hare kinderen van meer belang achtte, dan het schitteren in de gezelschapszaal, of het verblijf op de studeerkamer. Maar de kinderen blijven toch niet altijd klein; en dan is er nog tijd genoeg over voor produc tieven arbeid." Maar is dan het besturen van de huishouding, het regelen der werkzaamheden, en vooral het nagaan der dienstboden geen productieve arbeid? Kan men de bovengenoemde belangen naar eisch behartigen, en kunnen die samengaan met werk buitenshuis of op de studeerkamer? Nu het aanbod op allerlei gebied de vraag over treft, is het zeer moeielijk ie's voort te brengen dat werkelijk waarde heeft. Wil men iets van beteekenis tot stand brengen dan heeft men voor de vervaardiging daarvan veel, zeer veel tijd en oefening noodig. In een verloren uurtje, zoo tusschen twee en vier, kan men waarschijnlijk wel iets maken, dat door de kennissen heel aardig" wordt gevonden; maar werkelijke waarde heeft zoo iets niet. Waar toe is het echter ook noodig, dat de gehuwde vrouw en moeder blijk geeft van krachtsuitingen en praetaties ten bate van het algemeen ?... Kant zeide: Ik zal nooit vergeten dat het mijne moeder was, die de eerste zaden van kennis en godsvrucht in mijn gemoed heeft gezaaid en aangekweekt!" Mij dunkt dat de voldoening die de vrouw smaakt, als de kinderen door haar opgevoed, tot bekwame en vooral tot goede menschen zijn ge maakt, een niet geringe is. Degenen die vóór alles de economische onafhan kelijkheid fat gehuwde vrouw willen, achten blijkbaar de taak van moeder, waarvan de opvoedende kracht moet uitgaan, een sinecure. Zij meenen zeker, dat men aan de dienstboden die opvoeding gerust kan toevertrouwen, daarbij geheel over het hoofd ziende, dat deze meisjes, al mochten zij ook de beste voornemens hebben, waarschijnlijk niet de minste voorbereiding hebben gehad voor haar moeielijke taak. Ik heb eens een moeder die verscheidene kin deren had grootgebracht, hooren zeggen: Het is wonderlijk, maar al mijn kinderen hadden een an deren aard! Het is iets zeer eigenaardigs, die karakterstudie! Het heeft me veel moeite gekost eer ik ze doorgrondde; maar de zorg die ik er aan heb besteed, wordt me nu ruimschoots vergoed!" Zou die moeder ook zoo hebben kunnen spreken, als zij haar tijd op de studeer- in plaats van in de huiskamer had doorgebracht ?... De taak der opvoeding is een heel moeilijke. Het zou daarom dwaas wezen, als de vrouwen dachten dat zij die konden volvoeren, zonder een studie te maken van de wijze waarop die taak met succes kan worden ten uitvoer gebracht. Daarom ware het te wenschen, dat allen wat meer van haar vrijen tijd besteedden om werken over de opvoeding te lezen, als: de Emile van Rousseau, de werken van Pestalozzi, Fröbel en anderen. Van die groote paedagogen zullen zij leeren, dat de opvoeding van den kleinen mensch reeds met den dag van zijn geboorte begint. Amely Bölte zegt in haar Vrouwenbrevier": Opvoeding is niets dan gewennen!" Eeeds in het eerste jaar moet de kleine mensch gewend zijn, zich naar den wil van zijn moeder te schikken; uit haren blik te leeren of iets goed of niet goed is. Als het kind dit niet geleerd heeft in bei eerste jaar, dan zal het dat nooit meer leeren. Heeft het kind zijnen wil kunnen doorzetten, alvorens de taal hem nog ten dienste stond, dan zal de moeder er nooit een gehoorzaam kind van maken. De deugd der gehoorzaamheid is de stam waaruit alle takken, bladeren, bloesems en vruchten voort komen, zoowel voor het ouderlijke huis als voor de maatschappij. Het lot vraagt den volwassen mensch immers ook niet: Wilt gij ?... Maar: Gij moet l". .. Als men de kinderen aan de dienstboden over laat, dan kan men niet verlangen dat deze de kleinen tot gehoorzaamheid zullen dwingen. Uit gemakzucht wordt hun gewoonlijk meestal niet veel geweigerd. Het is dan ook vrij wat aangenamer, vriendelijk lachende kindergezichtjes om zich heen te zien, dan uitingen van drift bij te wonen. George Sand schreef eens over de opvoeding van haar zoontje: C'est a la mère de former Ie petit citoyen!" En met deze woorden betreden wij een uitge breider terrein, dat der kinderkamer. Met het opgroeien van de kinderen, wordt de verantwoordelijkhei-1 der opvoedster hoe langer hoe grooter. Vooral in dezen tijd, nu de voor uitgang der beschaving en de groote uitbreiding der ontwikkeling, van de vrouw een andere en veel hoogere opvatting van het leven eisehen dan vroeger! Welk een verschil met den tijd, nog niet lang geleden, toen de meisjes, na het lager onderwijs genoten te hebben, voldoende voorbereid geacht werden voor 's levens strijd ! Toen zij, na het verlaten der school in de huis. houding dienst deden, en er verder aan haar menschwording" zooals de antifeministen zich uitdrukken bitter weinig werd gearbeid ! Toen de woorden van Schiller : »Und drinnen waltet, Die züchtige Hausfrau Die Mutter der Kinder!" alleen wezen op de bevrediging der materieele behoefte van het gezin; en zij niet als deelgenoot van den man naast dezen leefde, maar als ht'issloofje de handen roerde en //nimmer rustte !" Hoeveel meer wordt 'er nu van haar geeisclit; maar ook hoeveel dankbaarder is haar taak, als zij de moeite wil nemen den gedachtengang te volgen van het jongere geslacht. Als zij de uren, voorheen doorgebracht met het maken van visites, het winkelen of het lezen van wufte romans, besteedt met het bestudeeren van meer wetenschappelijke werken, belangstelt in de vragen van den dag, geen vreemdelinge meer is waar het geldt zaken de politiek of staathuishoud kunde betreffende ! O, hoeveel meer invloed zou er kunnen worden uitgeoefend en hoe veredelend zou die invloed kunnen zijn, als de vrouw wat meer doordrongen was, van de groote verantwoordelijkheid op haar schouders gelegd ! En wanneer anderen de leer verkondigen, dat de vrijmaking" der getrouwde vrouw eerst dan zal tot stand komen, als zij zich economisch on afhankelijk heeft gemaakt van haar echtgenoot, dan moge de overtuiging dat in de eerste plaats de geestelijke zoowel als de materieele behoeften van haar gezin moeten worden behartigd, haar doen berusten, in den voor het oog der wereld be scheiden werkkring. De vrijmaking der vrouw, zoowel die der on getrouwde als der getrouwde, moet en zal komen! De mannen zullen moeten leeren erkennen, dat de vrouw evengoed aanspraak kan maken op rechten als de man dit sinds eeuwen doet. nEs schattt mij' Eueh Ihr Fratien, Ho ff end das Waterland!" zou ik met Kinkel willen uitroepen, waar mijn oog zooveel maatschappelijke ellende ziet, zooveel moreel diep verval, dat door haar invloed zal kunnen worden verbeterd. Wanneer alle beschaafde vrouwen er eenmaal van doordrongen zullen zijn, dat een eerste voor waarde tot geluk is: Goed doen en flink zijn !" Dan zal zeker de dag komen, waarop de woorden: De vrouw zal door haar inferioriteit steeds de slavin blijven van den man," schitterend zullen worden gelogenstraft! VERA. De Voorpst". Eenige weken geleden werd in de rubriek van dit blad, «Sociale aangelegenheden" reeds gewezen op de onlangs hier ter stede opgerichte Naaml. Vennootschap »de Voorpost", Maatschappij voor kleermakers en naaisters. De eigenaardige ven nootschapsvorm, die hier in navolging van Van Marken's drukkerij te Delft gekozen is, werd toen besproken, terwijl tevens op de afwijkingen van dit voorbeeld gewezen werd. Hier wenschen wij het doel, dat deze onder neming beoogt en de practische zijde van haar optreden in het licht te stellen. Het is genoeg zaam bekend voor welke bedroevende loonen kleermakers en naaisters, met name de confectiewerkers, veelal hun arbeid moeten leveren. Hoe groot de ellende onder dezulken in het Oosteinde van Londen is, wist reeds menig romantisch verhaal ons met schrille, helaas juiste, kleuren, te verhalen. Toen kwam ten onzent de enquête en voor haar spraken geloofwaardige personen van loonen als 154 cent voor een kinderjurkje, 6 ets. voor een vrouwenhemd, door naaisters en 8?20 ets. en ? 1,40 voor een jas, door kleer makers vervaardigd. De oprichters van »de Voorpost" meenden, dat hier meer dan in eenig ander vak behoefte was aan een organisatie, die, naar te Delft gebleken was, op arbeiders en arbeid beide een verheftenden invloed uitoefent. Zij wenscht nl.: 1. Aan den arbeider een zoo billy'k mogelijk loon te geven. 2. Aan het kapitaal der onderneming een matige rente te verzekeren en tevens een billijke vergoeding voor het risico waaraan het is bloot gesteld. 3. Aan de arbeiders in de onderneming de winsten toe te kennen, die overblijven nadat de kapitaaldienst is beloond. 4. De aandeelen der vennootschap door middel van besparing van aan de arbeiders toegewezen winsten geleidelijk te doen overgaan in den eigendom van hen, die aan den arbeid geregeld deelnemen. Met gerustheid kan verzekerd worden, dat ook de koopers in een dergelijke onderneming wanneer ze bovendien onder deskundige leiding staat door een dergelijke betere conditie van den arbeider gebaat worden. Immers de betere loonen worden niet door hoogere verkoopprijzen, maar door lagere dividenden verkregen : er wordt tegen geheel concurreerende prijzen verkocht, maar de soliditeit van bewerking wint. De arbei der, die de bedoeling der onderneming goed begrijpt, ziet in en achter den dikwijls zoo machi naal volbrachten handenarbeid een toekomst, die hem prikkelen kan tot aanwending van zijn volle vakkennis, welke reeds daardoor van zelf toeneemt. In den eenvoudigen, maar netjes ingerichten winkel, (Leliegracht 24) vindt men twee af'deelingen: die der heerenkleeding (gemaakte costuums, demi-saisons, enz. en kleeding op maat volgens verschillende coupes in alle soorten van stoften) en die der witte goederen, omvattende alle soorten ondergoederen van de eenvoudige bonte boezelaars tot de fijn gegarneerde dames artikelen, hetzij gemaakt voorhanden, hetzij op maat te leveren, alle soorten huishoudgoederen, katoen per el en per stukje, alles in n woord, wat tot het witvak behoort. De ervaring, sedert de opening op 1. Febr. 1.1. opgedaan, doet goede verwachtingen omtrent het debiet koesteren; de belangstelling ook van elders ondervonden, de aanvragen om depots te willen oprichten spreken van vertrouwen in de zaak. Maar het is alles slechts een begin: alleen door een steeds toenemenden omzet zal het doel be reikt kunnen worden. Met vertrouwen wekken wij tot een bezoek op. Ten slotte zy nog ver meld, dat de Raad van beheer gevormd wordt door mej. M. A. Hugenholtz, den heer B. Stoelinga en mej. A. Stoelinga-de Moor, van wie de eerste zich met de administratie bezig houdt, terwijl de twee anderen met de technische leiding der beide afdeelingen belast zijn. Commissaris is de heer dr. C. \V. Janssen. X. ?II" IIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Itl IIHItlllllllllllllU ('r('i>e de chine. Vrouwen-studenten. Kaas. Muiaria. Recept. Voor de zeer gekleede wedrentoiletten van dit voorjaar, is ondanks het wisselende weer, het crêpe de Chine nog aangewezen geweest. Het huis Paquin had dezer dagen tentoonstelling van costuums die op aflevering wachtten. Gereed waren: voor de mooie mad. Sorel (de koningin van Napels in mad. Runs-Gene) een costuum van zilvergrijs crêpe de chine, de rok gefronceerd, het corsage met point de Venise en ketting van oude gouden versierselen; halsstuk van wit en zwart pékin. Mad. Ricotti: prune cröpe de chine, gefronceerde rok, corsage met entredeux van Valenciennes; hemelsblauw halsstuk en plastron niet knoopen van turkooizen. Mlle Suzanne Orlandi: grys cröpe de chine met spencer van geel taf en vieil-argent; ceintuur van oranje lint, om den hals een voorraad geplooide luchtige kant. Mlle Duparc: rood cröpe de chine, met cerise sneeuwballen geborduurd, corsage en tablier met zware cru Venetiaansche kant, ceintuur van violette zijde. * * * Uit Berlyn wordt als iets bijzonders gemeld? dat de eerste ploeg jonge meisjes, zes in getal, er haar eindexamen van het gymnasium gedaan heeft. Dit gaat voor eene staatscommissie, en de uitslag was meer dan voldoende. Reeds kwam in andere steden van Duitschland, te Sigmaringen, te Dusseldorf, een enkel geval voor; maar deze geregelde aanval te Berlijn wordt als eene inbezitneming beschouwd, en men meent dat de minister van onderwijs en eeredienst haar den toegang tot de colleges van de universiteit niet langer zal kunnen ontzeggen. Een van de meisjes wil in de medicijnen, de vijf anderen in de natuurkundige wetenschappen studeeren. De meisjes komen alle zes van dezelfde school, maar niet van een gymnasium. Eenige jaren geleden heeft zich onder prins Heinrich zu Schönaioh Carolath een comitégevormd, met het doel, het oprichten van meisjesgymnasia te be vorderen, en dit comitéheeft voorloopig door eene uitstekende onderwijzeres, frilul. Helene Lange, een cursus van vier jaren doen inrichten, waarvan dit zestal het eerste resultaat is. De eisch van toelating op dien cursus was eind examen van eene hoogere burgerschool voor meisjes. Het nu afgenomen examen voor de universiteit (Maturitiits-Examen) bestond uit vy'f dagen schriftelijk: Duitsch opstel, wiskunde, Latijn, Grieksch en Fransch, en anderhalyen dag mondeling : dezelfde vakken benevens geschiedenis en aardrijkskunde. Het is voor de meisjes niet moeiely'ker, maar ook geen zweempje gemakke lijker gemaakt dan voor de heeren. Twee van de meisjes zijn dochters van kooplieden, twee vin een Geheim-Ober-Regierungsrath, de overige hebben een redacteur en een predikant tot vader. * * * Zooals bij sommige volken brood en zout symbolieke spijzen zyn, is dat bij de bergbewoners van den Zermatt de kaas, een kaas, zoo hard, dat men hem met de bijl moet stukslaan en alleen met het allerhardste mes kan snijden. De deftigheid van een gezin wordt gerekend naar den ouderdom der kazen, die de patriarch in voorraad heeft, en de eerbied dien men voor een gast heeft, naar den ouderdom van de kaas die men hem voorzet. Er zijn families die nog kazen van vóór de revolutie bezitten, maar alleen bij trouwen, doopen en begraven komen zij voor den dag. Zooveel jongens en meisjes er in huis zijn, minstens zooveel kazen staan er op zolder, want bij iedere geboorte wordt een kaas gemaakt, die den naam van de jonggeborene draagt. Hij wordt voor 't eerst aangesneden als de knaap of het meisje bruiloft viert; alle gasten eten ervan, opdat de echt met welvaart en vrucht baarheid gezegend worde. Als de man of vrouw sterft, eet men het restje van zijn kaas op; weg met hem. De bloemspraak in Zermatt is de kaastaal. Zelfs het jawoord van het meisje wordt door een stuk van dat symbool gegeven. De knaap vraagt of hij Zondags mag komen eten; een weigering zou een doodelijke beleediging zijn. Maar eten is nog geen trouwen. Het geheele maal gaat in twijfel voorbij. Zal de vader kaas opdisschen, ja of neen? De Zermatters praten niet veel, en wanneer de patriarch praat, doet hy het allicht om het gesprek af te leiden en dejongelui in spanning te brengen. Het maal wordt gerekt zoolang de gewoonte het maar meebrengt. Waarom staat hij niet op ? Moet het diner zonder kaas beteekenen: wij willen u niet als schoon zoon? Maar eindelijk haalt de vader de oudste kaas van de plank, hakt erin, reikt knaap en meisje ieder een stuk, en wanneer zij ervan ge geten hebben, zy'n zij voor het oog des hemels verloofden. Na hen eten allen van de heilige kaas, en drinken ouden Walliser wijn, opdat vriendschap tusschen de families gekweekt worde. Wonderlijk is het, dat men in Zermatt niet enkel ouden kaas en wijn, maar ook oud brood en oud gerookt vleesch prefereert. * * # Tegen malaria, de ziekte der polders en der tropen, zijn op den duur soms de meest afdoende geneesmiddelen, chinine, arsenicum en staal, krachteloos. Alleen verandering van klimaat kan dan helpen, maar dit staat voor velen gelyk met afbreken der carrière. Dr. Naaméte Jerusalem heeft een nieuwe behandeling bedacht en daarvan tot dusverre zeer gunstige resultaten ondervonden, inspuitingen met een tienpercentige oplossing van citroenzuur ijzer. Veertien inspuitingen waren voldoende voor volkomen genezing, zelfs in ge vallen, waarin reeds groote bloedarmoede, zwelling van lever en milt, zwelling van het gezicht en de voeten zich hadden voorgedaan. Het bleek echter noodig, gedurende deze behandeling ook met chinine en arsenicum voort te gaan, omdat de eigenlijke koortsaanvallen door het y'zer zeer begunstigd werden. * * l'iidding A la crime. Een gemakkelijke pudding, mits men den vorigen dag weet dat men hem zal noodig hebben. In een porceleinen of anderen vorm legt men eene laag biscuits of colombijnen; vervolgens wat confituren, frambozengelei, bessenvla, aardbeien of wat men heeft. Dan een tweede rij biscuits, kruiselings erover heen, die men met wat rhum bevochtigt; en zoo verder tot de vorm vol is. Op de bovenste biscuits legt men een blad papier en een schoteltje, plaatst er een zwaar gewicht op en zet den vorm op een koele plaats. Den volgenden dag laat men den pudding uit den vorm glyden, en omgeeft hem, even vóór het opdoen, met eene saus van drie eieren, een halven liter melk en suiker naar den smaak. E?e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl