Historisch Archief 1877-1940
No. 983
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
11
?Ik altijd ben graag wil erkennen, dat de
telefoon-concessie, een zaak die jaarlijks pi. ra.
50,000 aan de stad afwierp, alles behalve
buiten de interessen-sfeer van mijn departe
ment lag. Goed, dat was nu eenmaal zoo,
maar daarop, mijnheer Brommeijer, heb ik
me dan ook holderdebolder op dat ding ge
gooid, 't Spreekt van zelf, dat ik bij de
forensenbelasting, de dagblad quaeslies, de Unie-poli
tiek, Sprenger van Eyk's personeel enz. die
zooveel tijd en denkkracht van me vorderden,
me niet kon vermoeien met een overweging
van de verhouding-, waarin de gemeente bij
telefoon-aanleg en exploitatie tot het Rok
zou komen te staan. Dat punt is mij altijd
eenigszins onhelder geweest. Bovendien die
verhouding tusschen Rijk en gemeente zou
later wel blijken, daarom vond ik de zaak
gezond, als wij maar vast de conce-sie hadden
ingetrokken en de telefoon aanlegden, en nu
liep alles uitstekend ikdurf zeggen wij hadden
*en buitengewoon succes, en ik had zelf aller
minst het vermoeden, dat we zulk een voordeel
zouden behalen, als het on f, dat wil zeg
gen v. Leeuwen en mij onder de leiding van den
burgemeester en den loco-burnemeesier gelukt
is te verkrijgen. De meest bevoorrechte positie
hier in Amsterdam is steeds geweest die van
?concessionaris, en terwijl wij nu pp
gemeenle?exploitatie aanstuurden maar ik al dieper
-en dieper nadenk over de positie, waarin wij
verkeeren, gaat mij een Jicht op en ik zeg
tot Meinesz en de anderen : zijn wij niet gek?
Wat doen we? We meenen, dat we al heel
?wat bereikt hebben, nu we gemeente-exploitatie
krijgen, en daar is iets nog veel mooier?, iets
dat veel meer geeft en dat wij pok best krijgen
kunnen. Waarom worden wij zelf niet con
cessionaris ? Ieder onzer vond dat toen, ik het
denkbeeld een weinig had toegelicht, het ei
van Columbus. Ik hoor Meinesz nog, zoo met
de hand voor den mond heel zacht zeggen :
«Die Treub l" en Schol vinck. niet zeer gul met
betuigingen van bewondering, een lik met
zijn vuist op de tafel geven, wat zooveel
beteekenen moest als : fameus dat is eerst een
trouvaille! Om kort te gaan mijnheer Brom
meijer, ik werk met het Dag. Bestuur want
?wij werken tegenwoordig in alles samen als
n man in die richting, ik onderhandel
met den Minister, ik weet de bezwaren op
te heffen, ik speel het klaar, wij spe
len het klaar, roepen eindelijk den Raad
geheim bijeen en daar komt Meinesz met het
blijde nieuws: mannen, zegt hij, met ietwat
andere woorden, het lot is ons gunstig ge
weest; door de zeer bijzondere geslepenheid
«n inspanning van onze Wethouders voor
Financiën en Publieke Werken zijn wij er
in geslaagd onze gemeente tot die hoogste
rij van bevoorrechte lichamen te doen op
klimmen, welke haar tot dusverre zooveel
moeite heeft veroorzaakt, zooveel geld heeft
ontstolen en welke zulk een naijver bij ons
heeft gewekt. Amsterdam tuk op
gemeente-exgloitatie heeft een nog verhevener standpunt
ereikt, bet wordt coit-ces-sionaris. Je kondt
zien dat Meinesz een van zijn aangenaamste
oogenblikken beleefde, niet waar v. Hall, ra»ar
daar kreeg je de poppen aan het dansen. We
hadden de waardigheid van Amsterdam prijs
gegeven ; wat kon het hen schelen of Amster
dam nu ook even als de A. O. M. 10 a 12 pet.
zou maken; ze bedan kten er voor dat Amsterdam
met Schadd en consorten in het boekje van
v. Nierop en Baak zou opgenomen worden ;
<lat Amsterdam in het vervolg tegen Bergsraa
collega zou moeten zeggen; de gemeente, zoo
leek het wel, was verkocht en verraden, zij
waren voor een fait accompli geplaatst....
Jawel zeg ik, ze waren venijnig dat v//'het
niet uitgevonden hadden, dat gaat altijd zoo,
leer mij niets, ik ken dat. Dat is ook een
vervloekt systeem om naast het Dag. Bestuur
nog een Raad te willen hebben !
Ja, antwoordde Treub, dat heb ik als demo
craat ook nooit, begrepen, wie heeft zoo iets
uitgevonden ? Als je eenmaal als Wethouder
of Burgemeester met het vertrouwen van de
burgerij bent bekleed, moesten ze je ook
verder je gang laten gaan ; en dan die gekke
openbare zittingen! Natuurlijk als radicaal
ben ik er voor, dat de besluiten in het publiek
zoo openbaar mogelijk, afgekondigd worden,
maar het maken van die besluiten behoorde
steeds in geheime zitting te gebeuren. Alles
wat in wording is groeit in het verborgen,
zie het maar in de natuur, die vergadert
altijd met gesloten deuren, en wat is radicaler
dan de natuur ? U zelf mijnheer Brommeijer,
wat heeft U niet al tot stand gebracht,
maar U roept er de buitenwereld niet bij
als U plannen beraamt eerst als de daad
gerijpt is luidt U de groote klok ; zoo doet
elk handelsman, elk practisch man, elk man
van zaken. Zoo was Uw weg, zoo was ook
de mijne, waar ik mij pok heen begaf. Het
fait accompli is de wijsheid van den
demo?cratischen regeerder en de gesloten deur, het
zinnebeeld van alle waar beleid ...
E'i wat zal je nu doen? vroeg ik.
Hij gaat heen riep van Hall neen
maar, hij heeft gelijk; heengaan, mijnheer
Brommeijer, is het eenig antwoord, dat, iemand
als Treub kan geven.
Ik heb reeds gezegd aan v. Hall en de
overige collega's, dat ik van plan ben af te
treden.
Maar jongens, riep ik uit, dat is toch te
kras, dat zal Sjoerd spijten.?Staat je besluit
al vast?
't Slaat vast, mijnheer Brommeijer op
?de uitvoering er van na. U kent me nog
niet, maar u moet weten, het is van me jeugd
af mijn stelregel geweest, in allerlei soort van
vergaderingen dadelijk te verklaren : rnijn
zin of' ik ga heen. Dat mist maar zelden
effect, al helpt het niet altijd. Daarom behoor
je dat met eenig overleg te doe». Je zegt
het, maar niet als een boer, die tegelijk
zijn stoel opneemt en hem tegen den wand
zet, neen je zegt het en blijft voorloopig kalm
zitten. Dat laatste vond Van Hall maar
half juist. Neen riep hij uit, zoo doe ik het
Rusland, China en Japan.
Rusland: »Ge kunt elkaar niet uitstaan,
veel van mij, niet waar ?"
niet. Voor mij is de zaak dan ook ernstiger
dan voor Treub. Als loco voorzitter heb ik
niet alleen te rekenen met mij zelf in deze
kwaliteit-, maar ik kom ook op voor Meinesz den
burgemeester en als wethouder heb ik naast mijn
aandeel in het beleid ook dat van mijn voorgan
ger van Lennep tegen blaam te verweren. Hij
was ook loco-burgemeester en heeft er
dusevenmin voor spek en boonen bijgezeten als ik.
En als men ons, en mij niet het minst, be
schuldigt van onverantwoordelijk gehandeld
te hebben, niemand zulk een aanklacht weer
spreekt en de meerderheid ons beleid zoo vin
nig afkeurt, dan acht ik mij aan de eer
van ons allen en van mijzelf verplichtte ver
klaren, dat wij heengaan ! Kom! zei Treub.
Neen, herhaalde van Hall, zoo doe ik, je zult
zien, zoo doen wij allen; wij staan met je en
wij vallen met je, want jou beleid was ons
beleid en wie zou daarop een i ge aanmerkingen
kunnen maken? Ken Dag. Bestuur als het
onze duldt geen smet. Waar ter wereld vindt
je een college, dat zooveel waarborgen geeft
voor een practische zuivere behandeling van
zaken? Zijn we dan niet vijf in getal, vijf
meesters in de rechten V lic wil aannemen,
dat n Mr. zich nog vergissen kan, ja des
noods dat (wee samen kunnen dwalen; maar
vijf! Vijf meesters in de rechten om een
wet uit te leggen, VIH' onl een contract te
maken, vijf orn voor een ander op zijn
voordeeligst een zaak te doen, nog eens. nooit
heeft hier of ergens elders een Dag. Bestuur
bestaan zóó sterk door universele deskundig
heid, en dat tengevolge van aanleg, studie en
gewoonte aan '/Ailk een omveeistaanbareu
drang gehoorzaamde om boven alles de
tnaterieele belangen van een gemeenle te behar
tigen. Daarom, ge zult het, zien, dat ik mor
gen, uit naam van de overigen sprekende, den
Raad den dienst opzeg!
Treub schudde het hoofd en ik zei op
den vertrouwelij ken toon, dien ik wee! dat hij
zoo o]) prijs stelt: Japie Japi<-! wat sla je
door. Aan de manier, waarop jij zegt: ik ga
heen, en die waarop Treub dat, dreigement
uitspreekt, zie ik duidelijk dal jij dichter bent
en je collega, diplomaat is ; maar dat zou ik
jelui beiden in bedenking willen geven, houdt
je gedekt wacht maar tot Mt-inesz terug
komt die biologeert de bemle direct en
jelui blijven zitten allebei. We praatten
nog een poosje en wij spraken af, dat Treub
naar Wiesbaden zou gaan ; ik nam op me
Altes de ooren te wasschen eii met Charles te
overleggen of collega Polak zijn broer niet de
dampen kon aandoen; maar v. Hall was niet
af te brengen van >;ijn voornemen om morgen
den Raad vast, te doen weten, dat met liet
College van B. en W. niet te spotten viel.
Ze zullen hun kritiek op ons beleid weer
inslikken, of' mijn naam is geen Jaap! Met
dat woord nam hij atVcheid en vertrok met
Treub, die waarschijnlijk evenmin als Thérèse
dien nacht al te best geslapen heeft.
Donderdag zag ik Altes niet, eerst Vrijdag
ontmoette ik hem op de Beurs. Ik had hem
al spoedig in 't oog, en hij mij ook, maar ik
bemerkte dadelijk, dat hij zijn best deed mij
te onUvijken. Zoodra ik hem naderde week
hij uit en het kostte mij wel tien minuten
vóór ik hem in mijn kluiven kon krijgen,
eindelijk had ik hem toch beet. Hij nam
toen natuurlijk heel beleefd, en met een
gezicht, alsof hij bijzonder in zijn schik was
mij te ontmoeten, zijn hoed af, vroeg aller
vriendelijkst hoe. ik voer en begon met een
soort van gemoedelijkheid over Alji-h te spre
ken. Wat, zal dat weer een bloed en een
geld kosten mijnheer Brommcijer, maar wat
zal ik u zeggen het was te voorzien.
het moest zoo komen, die Toekoe was niet
te vertrouwen de heele geschiedenis is
niets anders dan een bewijs van . . . gebrek
aan beleid. Zoo. zei ik, zou je dat denken!
Die woorden ..gebrek aan beleid" liggen
juilie tegenwoordig in den mond bestorven.
Maar wil ik je nu eens verklaren, waarom
jij als je mij ziet en n:e niet ontloopen kunt,
aanstonds over dien Toekoe begint te praten ?
Hij y.ette, een paai' «root.e oogeu op, waardoor
zijn hoofdje nog kleiner scheen te worden
dan het reeds is, en riep zóó dat verschei
denen ht-t konden hooren : Toekoe Oeinar
en ik '.' ! Ja, jij en die Atjeher, juilie zij t
van n familie, ook jij bent, een rrrnrlri'
en als ik niet, (lucht aan onze gemeenschap
pelijke h-latiü'en bij <le Rijnvaart pakte ik ja
zoo bij jo ooren en sleepte je de Beurs af.
Wat iieb jij gegeten of aedronken, dat je
tegen het wet lig gezag niet dat, troepje kwa
jongens van de oppositie in den Raad hebt
samengespannen, jij, ondankbare, die zelf'
concessionaris bent '.'
Hond u maar op, mijnheer Brommeijer,
toe houd toch op, /.lichtte Alles niet haast
smeekenden blik. Moe kon ik ook weten,
toen ik stemde, dat die voordracht verworpen
zou worden, en dat dit zooveel spectakel zou
geven. Ik heb mij vergist, ik wou dat ik het
vriendjes, maar ge houdt allebei zoo machtig
nog eens over kon doen. Ja wel, net als
Toekoe Oemar, de regeering ontrouw worden,
eerst den afvallige spelen, en als je ziet, dat
je dat te duur te staan komt, dan zoete broodjes
bakken. Zoo zijn jelui nu, en met die woorden
keerde ik hem den rug toe, want ik begreep,
dat hij ver genoeg heen was, om geheel
bij te draaien als Meinesz hen nog eens stem
men liet. En natuurlijk, dat liet hij ze doen.
Toen ik hem Zondagavond even opzocht om
naar zijn toestand te informeeren, zat hij met
zijn been in 't kussen, maar was betrekkelijk
nogal goed gemutst, het leek wel of hij 't ge
wicht, van de zaak niet begreep, want op mijn
uitval: dat is toch een lage kliek, die terwijl
jij daar ziek te Wiesbaden zit, je beste voor
dracht afstemt en je dwingt hals over kop
naar huis te komen om je heele Dag. Bestuur
te redden ... antwoordde Sjoerd: wat ik u ver
zoeken mag, vriend, spreek zoo niet over mijn
Raad, zulke minachtende termen zou ik zelfs
van u onder vier oogen niet kunnen dulden...
de Raad van Amsterdam is een hoog lichaam,
een hoog lichaam, waar ik tegen op zie ook
als hij een oogenblik... hoe zal ik het zeg
gen, het slachtoffer is van misverstand.
Dat hooge lichaam staat hoog genoeg om
zichzelf te corrigeeren en nu reeds, zooals
ik hier zit, zou ik de mannen kunnen aan
wijzen, die geboren heerschers als zij zijn, zulk
een heerschappij over zichzelf aan den dag
zullen leggen, dat zij morgen hun stem van
verleden Woensdag te niet doen, opdat de
hooge naam van onzen stedelij ken Raad in
glorierijken zwier ten toppunt siijge .. .
Ik dacht eerst dat hij mij voor't lapje hield,
maar hij bleef tot dusverre zichzelf gelijk:
ook Maandagavond, toen ik hem en passant
geluk kwam wenschen met zijn behaalde
victorie, en he,m toeriep, ik heb het dadelijk
Treub en v. Hall gezegd, jij zoudt ze wel tot
hun plicht brengen. jij zoudt die slangen
bezweren.... maande hij met zijn hand tot
kalmte en zei: neen Brommeijer, je miskent
mijn Raad, het zijn geen slangen, daar is
er niet, n onder die kruipt, kronkelt of draait,
het zijn hooge gestalten, allen te samen n
hoog lichaam, de hoogste eere waard. En
later bleek mij rog duidelijker, dat, hij dit
meende. Want toen ik van de week aan
het, Paleis kwam om mijn opwachting bij
H.H. M.M. te maken en ik even anticham
breerde, vertelde mij een der heeren uit het
gevolg, dat het Hof' niet weinig in spanning
verkeerd had, bij het, vernemen van het besluit
van den loco burgemeester en de overige Wet
houders om hun zetel prijs te geven, en men bij
zonder dankbaar was dat Meinesz dit gevaar
had afgewend. Maar toen hoorde ik tevens, dat
Sjoerd er bescheiden doch ernstig op had
aangedrongen, dat bij het diner, waartoe
de gemeenteraadsleden worden genoodlgd,
men de heeren Polak en Korthals Altes
zoo zoude plaatsen, dat het koninginnetje
die twee voorbeelden van buitengewone bur
germoed, burgertrouw' en burgerbeleid in het
gelaat zou kunnen zien. En al wil ik nu
niet zeggen, dat mij rechtstreeks gevraagd
is, op welke wijs Altes het best te beloonen
zou zijn voor zijn cordate houding zooveel
heb ik toch wel begrepen, dat, Polak ; innen
een jaar tijds bevorderd zal zijn tot
apothecarhofleverancier. Ook had iemand, Vening
moet dat niet geweest zijn, de aandacht van
de vorstinnen gevraagd willen zien voor de
twee raadsleden, die bij de stemming op
Maandag afwezig waren gebleven, ten einde
de voordracht niet andermaal te doen vallen.
Doch dit verzoek was van de hand gewezen,
met de opmerking, dat het Huis van Oranje
wel helden eert, maar nog nooit zijn ingeno
menheid betoond heeft met lui die op de vlucht
sloegen.
Ik vertelde dit aan van Hall, er bijvoe
gende, je mag wel voorzichtig zijn, als je ten
minste nog prijs stelt op een goeden naam
in de hoogste kringen. Hij had weer dat
ontspannen aangenaam gezicht, en nu in
den glans der opgeruimdheid, l) heeft gelijk
gehad, dubbel gelijk ! riep hij uit. Meinesz
heeft de zaak weer in orde gebracht.... en
ik had zoo boud niet moeten spreken; het
is goed afgeloopen, maar ik heb mijn hart
vast, gehouden. Als die lage Kuad eens zich
niet hoog had willen toonen, zouden wij allen
gedwongen zijn geweest heen te gaan. En veel
heeft het niet gescheeld. Bovendien, wat heb ik
een last van mijn kranig optreden gehad.
't Stond wel heel voornaam zoo te zeggen : wij
gaan heen, ik voelde mij waarlijk op dat
moment groot en sterk,., ik had het besef
een roeping te vervullen, maar op n zoo
'n oogenblik van weelde volgen uren. en
dagen van angst, spanningen verdriet. Daags
nadat ik zoo vol waardigheid het woord
had gevoerd, kreeg ik al briefkaarten van
personen, die mij voor het lapje wilden hou
den: mij niet alleen, maar ook Schol vinck,
werd op allerlei wijzen gevraagd: Och is
u tekort gescholen in beleid! Wie durft dat zeg
gen? en een ander schreef weer : U heeft gelijk,
mijnheer v. Hall, zij eeren tegenwoordig hun
groote mannen niet meer ! Ja, hernam ik, en
wat nu wel het, erg»t is : met kunst en vlieg
werk heeft Meinesz het schip, dat door jullie
vieren van advocaten op de klip was gestuurd,
er afgeholpen, maar dut afkeurend oordeel
over hetgeen jullie hebt uitgevoerd, terugge
nomen is het niet.
Neen, antwoordde van Hall . . dat is waar.
Maar wat ik u bidden mag, zet dat nu niet
in <le ('ii'oene.. want behalve u is er niemand
die dit heeft gemerkt.