Historisch Archief 1877-1940
No. 983
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
14 April. De reorganisatie der politie".
Het Volksdagblad. 18 en 22 April. Bij de edel
achtbaren" (de wethouders en de telephoon questie).
23 Apiil, Volkshuisvesting".
De (Hntirev.) Nederlander 20 en 23 April.
Wat zijn wi) ?" (christelijk-historiech).
N. K otter d. C r t., 15 Apiil. Het vraagstuk der
Tolkshuisvesting" I. 19 April U. (Slot).
Do Maasbode. 15 April. Burger Domela
Nieuwenhuis," door A. V.
16 April. De kleur van ons mini-terie," door
dr. v. L. B^lland de Jesuit en Holland de
Apostaat" I, 17 April II, 18 April 111.
19 April. Waartoe de menschelijke rede, alleen op
zichzelf steunend, komeij kan," I. Het huwelijk
als drievoudig contract."
DeAvonddost. 15 April. Valsche geestdiift."
16 April. Djohan de verrader" (Ingezonden) dqor
Ii dus.
17 April. Beddingswerk" (Landkolonie L. d. H.).
39 en 20 April. Het vraagstuk de>- volkshuisvesting.-"
2üApril. Hoor en Wederhoor," door Pietro.
.Het Vaderland. 19 en 20 April. De telefoon
kwestie in de hoofdstad.
Haagsch Dagblad, 14 April. De maatschappij
van weldadigheid", door J. K. W. Quarles van Uft'urd.
16 April. »Het wetsontwerp op den suikeraccijiis".
Ingezonden door X.
17 April. Atjeh", door Umbgrove.
19 en 20 April. De klornpenmanifestatifc".
Ut r. Dagblad, 14 April. Atjeh".
15 April. De Vreelurg-qua^stie'.
19 April. Een Boerenbond '. I.
Middelb. C t. 20 April. Brieven uit Holland"
(Bootwerkers).
21 April. De anti-clericale Bond" van het Centrum.
23 April. De kieswet."
Pro v. Gr on. C t. 20 April. Van over zee."
(Atjeh.)
Nieuwe Winsch. C t. 19 April. Statistiek"
(ten behoeve der soc. toestanden).
Zaanl. C t. 18 April. Een blijvend gebrek" (ver
band van belasting- en kieswet).
N. Leeuw. C t. 18 April. Atjeh."
22 April. Een predikant over de maatschappelijke
kwestie."
N oord-Ho 11. Week b 1. 18 April. Eene alge
meen heerschende ziekte"
De Nederlander (weekblad). 18 April. Hecht
of billijkheid?" (ambtenaren en werklieden vau de
Bgnspoor).
Sociaal Weekblad. 18 April. Eenige op
merkingen naar aanleiding van de voorgestelde
wij-aging onzer successie-belasting" (slot).
Volksstem. 18 April. Het Centium en de
Encycliek.1' Het doel eener /edeknndige
vereeniging." ? Hoofden van scholen" (slot) door G.
Seveiijn.
Patrimonium. 18 April. Welken weg wijst
ons de historie der werkliedenbewegiug in Nederland
als den juisten aan?" (Samenwerking ; hoe mogelijk).
Recht voor Alle n. 18 en 19 April. Offic'ëele
moord en doodslag." (militairen in ludië).
De Volksbanier. IK. K. Volksbond). 23 Apiil.
De spiegel der Geschiedenis" (de Fr. revolutie).
Frinsch Volksblad. 19 April. Invordering
Tan belastingen door middel van inlegeriug."
Neerland's Volksblad. 18 April. Emanci
patie" (slot).
Het Schoolblad. 21 April. Statistiek omtrent
het onderwijs in de hoofdstad.
D e N ij v e r h e i d. 22 April. De invloed van het
conflict in de Transvaal op den invoer."
W b l d. v. d. Burg. A d m i n. 23 April. Artt.
271 en 272 Gemeentewet'', II.
De Vrijdenker. 18 April. Prof. Bulland/'door
J. Kragt Azn.
llllimilIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIMIIIlUII
Brieyen nit Utrecnt
door
GlESE VAN BEN OM.
Er is hier een type aan het uitsterven lang
zaam maar zeker!
Wreedaardige natuurgenooten hebben deze spe
cies net zoo lang gejaagd en vervolgd, dat het
einde er van met gewisheid is te voorspellen!
Tegen zoo'n algemeene klopjacht zijn zelfs de
olifanten in Afrika niet bestand hoeveel minder
dus de stads-groefbidders in Utrecht! Er zijn
nog maar enkelen van in leven en van het oude
deftige geslacht eigenlijk geen een meer. Zij zijn
iiiiiiiiiiiiiiiiiiimmittiiiiiiiimiiiiiiimmmiiiiimimmmi
«Minimi ....... iiuuii
iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii
CHIFFON's HUWELIJK.
Naar 't Fransch, van GYP.
I.
Officiers vrouw! ... dat 's me ook een
baantje !... 'k was net zoo lief kweekeling
op een kostschool.
Markiezin de Bray trok de schouders op.
Als je eerst maar weet, van welken.
officier....
Al was 't meneer de Trène, dien ieder
een zoo chic vindt, dan wou ik 'm nog niet
hebben dus...
Wou je hem nog niet hebben ? . .. Och
kom ? . .. jij hebt anders geen recht zoo ver
bazend kieschkeurig te wezen, want . ..
Want je vader heeft niets dan schul
den nagelaten en je bezit geen cent. ..
O! dat liedje kan ik... dat hebt u me
al zoo dikwijls voorgepreekt dat ik 't niet
licht zal vergeten!...
Nu dan?...
Nu, al bezit ik geen cent. . . daarom
hoef' ik toch niet tegen mijn zin te trou
wen ...
Te minder zei aarzelend mijnheer
de Bray, omdat je, zonder nu juist rijk
te zijn, toch een bruidschat hebt...
Een bruidschat? vroeg het meisje
verwonderd krijg ik die clan van u ? . . .
Haar zachte, lichtgrijze oogen, die lachend
van onder verwonderlijk lange, bruine
?wenkbrauwen uitkeken, richtten zich vol
liefde op haar stiefvader.
vernietigd geworden door het machtwoord onzer
daeen: vereeniging! Maar wat een verschil in
btteekenis van dat woord vóór een kwart eeuw
en thans, en wat waren het gansch andere personen
die zich toen ten algemeenen nutte" vereenigden
als tegenwoordig.
Ik herinner mij nog, als ware het gisteren gebeurd,
hoe een welgezeten dikke timmerman, die gewoon
was 40, 50 of 60 gulden voor een lijkkist, te reke
nen naar gelang het //er aan zat," mij zijn nood
klaagde, dat het toch schande was dat //die groote
heeren" een fatsoenlijk burgerman de gelegenheid
kwamen benemen om nog eens een eerlijk" stukje
brood te verdienen.
Eenige invloedrijke mannen hadden toen, door
medelijden metde nagelaten betrekkingen gedreven ,
en vermoedelijk ook door de zucht om een goede
geldbelegging te vinden, een besrmfenisvereeniging
gesticht, die de overledenen a prix. fix.e naar het
groote doodenmagazijn bracht.. Dat was de dood
steek voor de steken en lamfers en korte broeken
der bidders! De vereeniging was en is //neutraal"
als ons openbaar onderwijs, zij heeft hare stallen
in de nabijheid van de loge" en begraaft hare
stadgenooten zonder te letten op hunne godsdien
stige gezindheid. Als ze het nog niet gedaan heeft,
moet zij, dunkt, mij, weldra haar 25-jarig jubilee
vieren een feest waar men dan zeker niets dan
marches funèbres te hooren en doodendausen te
zien krijgt.
Later heeft men hier nog een Roomsch Katho
lieke begrafenis-vereeniging gekregen, maar op
ehristelijk-historisclien grondslag kan men of
schoon men op deze wijze ook krankzinnig kan
worden nog niet begraven worden. Eu in de
laatste maanden is de invloed des tijds merkbaar
geworden en heeft zich tegenover of naast deze
beide machtige vereeuigingen eeue combinatie ge
vormd van de mindere goden (busboden en derge
lijke), die er ook al niet naar vragen hoe de aau
hunne zorgen toevertrouwde overledene gedoopt
is, maar ieder, die het verlangt, tegen civielen prijs
ter aarde bestellen.
Zoo zijn de nagels aan de doodkist" der
stadsgroefbidders steeds vaster ingeslagen en ofschoon
zij jaren lang het ho >fd fier omhoog hebben ge
dragen en allen spot en den scheldnaam kraai moe
dig trotseerden, zij zijn in den strijd bezweken.
Men ziet hen niet, meer langs de straten stappen,
die deftige figuren met den aan den steek ver
bonden langen lamfer in do rechterhand, vroolijk
wapperende in de wind, terwijl zij niet bemerkten
dat een straatbengel soms een papieren poppetje
aan de punt van gezegden lamfer had gespeld. Dan,
zoo huis aau huis aanschellen den stilstaande, klonk
op onverstoorbaar plechtigeu toon de weet" uit
linnen mond: de kinderen en bchuwdkindereu
laten bekend maken het overlijden, enz." (lii den
Bosch heb ik, toen de stad onder water stond en
de dienstmeisjes in tobben en kuipen gezeten hare
boodschappen roeiende verrichtten, zoo'n bidder eens
op stelten de weet" zien doen).
En wat waren zij gaarne bereid, die goeie,
ouderwetsche bidders, om aan de opendoende" meiden
of juffrouwen op meewarigen toon alle
bizonderheden, liefst ijzingwekkende, omtrent de laatste
oogenblikkeu van den of de overledene mede te
deelen. De verschijning van zoo'n bidder was dan
ook gewoonlijk een gebeurtenis in de buurt eu
zelfs aan de huizen waar hij niet aanschelde, kwam
een nieuwsgierig vrouwenhoofd aan de deur, om
al was het dan niet de geheele ceel, dan toch
enkel maar den naam van den overledene te vragen,
dien de bidder dan ook met welwillendheid, maar
met ijskoude onverschilligheid, want het behoorde
niet tot zijn beroepsplicht, in 't voorbijgaan naar
de deur lanceerde.
Hij heeft nog een tijdlang den strijd trachten
vol te houden door met zijn tijd mede te gaan,
maar het mocht niet baten. Van stadsgroef bidder,
vervormde hij zich in lijkbezorger eu later nog
weer in. //ondernemer van begrafenissen" maar 't
was alles te vergeefs. Hij was ten doode
opseschrcven! De oorzaak daarva-n zat dan ook
eeuigszins dieper daüin de concurrentie.
minimum ui minimi
Geprikkeld hernam mevrouw de Bray
droogjes:
't Dient nergens toe, haar dingen te
vertellen, waar ze niets mee noodig heeft . .
en haar nog lastiger te maken.
Wat, lastig? ... riep Coryse ver
ontwaardigd, lastig in welk opzicht?...
ik ben voor drie maanden zestien jaar ge
worden ... en niemand heeft me nog ten
huwelijk gevraagd, zoover ik weet?...
Jawel! ... en je weigert vóór je zelfs
weet wie ...
Omdat ik geen officier wil trouwen,
in der eeuwigheid niet!... 'k zie ze genoeg
hier, officiersvrouwen!... er zijn er maar
zat in de vier regimenten . .. Nu, voor geen
geld van de wereld zou ik in haar plaats
willen wezen! .,. daar heb ik geen aard
voor... ik ben te ongelikt... ik voel,
dat als mijn kolonel een vrouw had, zooals
mevrouw de Bassigny bijvoorbeeld . . . niets
me zou kunnen bewegen, haar een visite te
maken, niets ! . . .
En zich naar het achtereind van het salon
omwendend, als om een bondgenoot te zoe
ken, vroeg zij :
Heb ik geen gelijk, oom Mare?...
Zonder oom Mare den tijd !<- gunnen te
antwoorden, viel mevrouw de Bray in:
Je oom heeft hier niets mee te maken. . .
wil je nu even naar me luisteren, ja of
neen?... en daarna op plechtigen loon:
Die je de eer bewijst, je ten huwelijk
te vragen, is de hertog van Aubiures. . . i
Verwachtend dat haar dochter van dat
nieuws zou ophooren, hield zij op. Inderdaad
leekende Coryse's beweeglijk gezichtje onuit
sprekelijke verba/ing. Mevrouw de Bray hield
die verbazing voor vroolijk e verrassing en
vroeg triomfantelijk:
Welnu, wat zegje daar wel van?...
Och, antwoordde het meisje, en
In 1866 reeds, in het beruchte cholerajaar, was
de biddersstaud in minachting gekomen! Toen
had Graus, die steeds, door zijne alles overtreffende
deftigheid en waggelende beeuen, waarmede hij
voor de lijkstatie uitliep, de aandacht, getrokken
had, zijne vrouw vermoord op zoo'n. listige manier,
dat de misdaad eerst na de begrafenis aan het
licht, kwam. Maar op die begrafenis zelve had de
man zoo diep bedroefd eu zoo hartstochtelijk snik
kend achter het stoffelijk overschot, van zijn vrouw
geloopen, dat toen eenmaal bleek dat hij haar van
kant gemaakt had, een storm van verontwaardiging
losbar-tte over de hoofden van alle bidders. Waren
dat, zulke komediauten, was het alles maar huiche
larij als zij met een uitgestreken gezicht de familie
condoleerden en geen woorden genoeg schenen te
kunnen vinden om den overledene te prijzen!...
O foei! . .. De nooit, geheel gesloten geweest zijnde
oogen gingen wagenwijd open en het, was uit, met
de achting waarin liet gild zich tot, dusver ver
heugd had. Nu kwam er nog bij dat, de zooge
naamde vriendenbegrafenissen aanstoot begonnen
te geven, doordien zij nog wel eens ontaardden in
een soort van verjaarpartijtjes, wraar men, aau het
sterfhuis teruggekeerd, wel vroolijk zong: lang zal
hij leven zoodat men begrijpen zal dat een ver
eeniging, die opeens ingrijpende verbeteringen in
voerde, die deze eu dergelijke onhebbelijkheden
zooals het betalen der huurdragers op het kerkhof
of aau de deur van het sterfhuis onmogelijk
maakte, in een lang gevoelde behoefte voorzag eu
dan ook dadelijk een drukke nering had.
(Laat ik hier even inlas^chen dat de laatste per
soon, die ik in '66, bezweken aan de cholera, door
Graus heb zien begraven, was een bekende figuur
uit die dagen: Mie Probs. Deze dame, die een
veel bewogen jeugd had gehad eu in het, laatst van
haar leven met, blauwstcen ventte, stamde of vau
een familie Provius, uit de dagen toen Van Straten
zich Stratenus eu Voet zich Voeiius liet noemen.
Toen zij haar heil onder den preekstoel had gezocht,
en misschien vroeger ook, in zwakke oogeublikken,
vertelde zij dan ook met zekeren trots dat, zij
eigeulrk Maria Provius heette eu dat Mie Probs
maar een bijnaam, zooveel als een nom de plume
was, dien gemeene meiden haar gegeven hadden.
Dien echten familienaam gaf zij ook op aau den
president, vau de rechtbank, voor welke zij eens,
nog iu de kracht baars levens, terecht stond, omdat,
zij in een gevecht, met drie laneiers de/.cn onge
nadig had toegetakeld. De gebruikelijke vragen,
die de president, aan deze waardige nakomeling
van T rij n van den Leemput, stelde, omtrent, haar
leeftijd, geboorteplaats, enz. beantwoordde zij zou
der schroom, doch toen hij zich naar haar beroep
informeerde, scheen zij een weinig verlegen te
worden en met een lief glimlachje en eeu
kuipoo»je tegen den ouden heer zei ze: ./Kom, nu
vraagt u naar den bekenden weg!")
Om na deze uitwijding weer op de groef bidders
terug te komen!.., Hoe overbodig het, ook, juist
in dat vak, mag geacht worden om nog een bewijs
te leveren vau de vergankelijkheid van al liet,
aardsche, de groef bidders mogen toch stellig wel
als zoodanig aangemerkt worden.
Zooals zij nu verdrongen worden door instellin
gen vau den nicuweren tijd, zoo hebben zij zelven
in vroegere jaren ook aan de eens zoo nuttige
cellebroeders liet laatste stukje brood uit den mond
gestooten. ^'rau die kloosterlingen leeft de herin
nering alleen voort in den uaam eener straat, waar
het in latere jaren alles behalve godsdienstig toe
gaat en de middernachtzendelingen eiken nacht de
handen vol hebben. Die cellebroeders, die daar
voorheen, eerst in eeu klooster, later in vrije
woivugen huisden, begroeven de menschcii, vooral de
aan pest of cholera overledenen eu deden dit ter
wijl zij gebeden prevelden of zongen, zoodat, zij
Lollaerts en hunne straat ook Lollestraat genoemd
werden. Doch er zijn er ook die beweren dat hun
hoofdman, omdat, hij nogal eeu praatjesmaker was,
een zekere Matthijs, van de Utredit^c'ie geeste
lijkheid dier dagen den bijnaam Lollaert ontving,
die van hem op zijn volgelingen eu de straat werd
Hlimiimiiiiiimiuiiiiiiiiiii
iiiiiiiitnitiniitiiuiiiitiiiiiii
begon te lachen ik zeg dat 'k er van
versteld sta!.. .
En zonder zich om haar moeders dreigende
blikken in het minst te bekreunen, vervolgde
zij rustig:
Ja... hij is minstens veertig jaar,
mijnheer d'Aubières, want hij is kolonel . . .
hij is eer leelijk dan mooi... en ik hoor elk
oogenblik vertellen, dat hij alles behalve
rijk is.. .
De markiezin mat haar dochter van het
hoofd tot de voeten, terwijl ze op minach
tenden toon zei:
Ah! nu wordt 't goed!. .. Ze wil geld
ook nog. ..
Coryse schudde haar lichtblond hoofd.
O, neen! volstrekt niet,!... Geld kan
mij niet schelen!... Op conditie dat ik geen
hertog ben. . . hertogin, wil ik zeggen. . . 't
Is belachelijk een groote titel met een arm
zalig fortuintje. . . Ik zeg niet. als ik er mee
was geboren, dat ik hem in een kelder zou
wegstoppen, onder 't voorwendsel, dat ik <jeen
geld heb om hem op te houden. . . neen. . .
k zou het land aan mijn titel hebben, maar
ik zou hem daarom toch dragen. . . omdat ik
er geen part of deel aan had... Bovendien,
't is niet, alleen om zijn titel, dat ik neen
zeg. . .
Om zijn beroep dan !J . . .
't Meest om hem zelf. . .
Maar je hebt wel honderd maal ge
roepen, dat mijnheer d'Aubières zoon char
mant inensch was. .. en dat je veel van
hem hield. . .
Zeker, dat doe ik ook!... maar niet
genoeg om hem te trouwen! . . . eerstens
vind ik hem oud... en dan, als ik al mijn
tijd in zijn gezelschap moest, zoek brengen. . .
'k heb geen idee dat dat zoo erg grappig
zou zijn.
De markiezin wierp haar echtgenoot een i
overgebracht. Doch hoe dit zij, nadat de
groefbidders, de cellebroeders langzamerhand uit, alle
fatsoenlijke begrafenissen gedrongen hadden, zoodat
er voor deze menschen niets meer te begraven
overbleef dan dreLkelingen, zelfmoordenaars,
geschavotteerden of pestlijders, (die in dien tijd op het
tegenwoordige stationsplein van den staatsspoorweg
een laatste onderkomen vonden), ontzagen zij zich
niet om in deze verlichte negentiende eeuw ook de
lijkbezorging van aau cholera overledenen op zich
te nemen en zoo de laatste reden van bestaan voor
de cellebroeders weg te nemen.
En uu is het, hunne beurt! 't Spijt mij wel,
want het. zijn hede jppasseude, brave uienseheu!...
tllllllllmillllllllimillllMIIIIIMUIIIIlmMlimlIMIIMIHIIIIIUIIIIM
ziek
in de Hoofdstad,
De wijze van geloofsuiting van een volk weer
spiegelt zich ook in zijne kerkelijke muziek.
Wanneer men zich bepaalt tot het bezoeken
van de kerken in verschillende landen, zal men
dat verschil niet zoo spoedig opmerken, doch
wel wanneer men eenigen tijd in een land woont
en uit de gesprekken en opvattingen het karakter
van die uitingen leert kennen.
Bijna nergens vindt men wellicht sterker uiterlijke
devotie dan in de kerken in Rusland, en wellicht
is nergens meer de uiterlijkheid ceiiii/c hoofd
zaak dan juist daar. Zoo zal de geloovige Ned.
Katholiek die de opvattingen van zijne Fransche
geloofsgenooten aldaar gadeslaat dikwijls veront
waardigd zijn.
De Fransche geloovige neemt zijne plichten
getrouw waar, doch kan zekere gemoedelijkheid
in de wijze van er over te spreken openbaren en
epn bon-mot over heilige onderwerpen ver (ragen,
wat hij iets anders vindt dan spot. De Franschman
blijft kinderlijk in zijne religieuse opvattingen en
behandelt ze ook zonder verzuim van affaire.
Is het daarom te verwonderen dat de kerke
lijke muziek aldaar den ernst mist die men in
andere landen aantreft en dat het publiek zich
daar niet ergert voortdurend operamuziek in de
kerk te hooren. Gounod, Massenet e. a. hebben
dit zoo opgevat, al ging de eerste ook voor het
altaar comp(-neeren om in de stemming te komen
en al behandelde de tweede ook met voorliefde
bijbelsch mystieke onderwerpen met soms zeer
zinnelijke muziek. Maakt het voor ons geen
vreemden indruk wanneer aan het slot van J-'re
mystère, van Massenet (welk werk ik onlangs op
zeer lofwaardige wijze te Nijmegen
doordezangvereeniging: J'.rnlo hoorde uitvoeren), na de
beschrijving van den zondenval, Adam en Eva
bij wijze van apotheose te hooren zingen:
Indien we vervloekt zijn, wij en onze kinderen,
omdat wij naar de stem der verleiding hebben
geluisterd, het zij zoo. Frappe nous, mais du
moins laisse nous uotre ivresse, ne nous separe pas.
Dat ademt geheel het primitieve realisme van
de middeneeuwsche Fransche mysteres.
Het was dus niet te verwonderen dat toen
men een componist als Cósar Franck door de
grondige studie van de Duitsche meesters zich
langzamerhand zag ontworstelen aan die opera
achtige kerkmuziek men daar eerst weinig mede
op had.
Toen de leermeester van Franck, Benoit
zijn ontslag nam als leeraar in het orgelspel aan
het conservatoire te Parijs, volgde Franck hem
op en werd later organist van St. Clotilde, eene
kerk die door een gedistingueerd publiek be
zocht wordt. Zijne schoone improvisaties en
zijn stijl, zoo afwijkend van die van andere
organisten, trokken zeer de aandacht en dade
lijk werd hij onder de groote organisten gerang
mmimumiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiimiiiiiiiiiiii
haatdragender! blik toe en antwoordde:
Men trouwt niet voor de grappigheid !...
Dat kan wel. .. maar... ik zal nu
eens niet trouwen, of 't zal er wél voor
zijn! Ziedaar! ...
Dat kind is mal!... Och!... Ik zal
maar liever heengaan!...
En opstaande, met een gebaar, dat zij
voor bijzonder voornaam hield, maar dat in
waarheid erg bespottelijk was, schreed de
markiezin met groote stappen het salon uit.
Zoodra de deur met een harden slag was
toegevallen, begon de heer de Bray zachtjes :
Je hebt ongelijk, Corysetje, om. . .
Coryse, die, dicht ineengekropen, tegen
het fluweel van den ouden leunstoel, waarin
zij bijna geheel wegschool, bij haar moeders
luidruchtiger! aftocht volmaakt kalm was ge
bleven, kwam driftig overeind.
Waarom noemt u rne Coryse ? . . .
waarom zegt u geen Chiü'on ? . .. bent u dan
ook al boos op me ? ..
Ik ben volstrekt niet boos, maar ....
Jawel, u is boos!... 'k zie liet heel
goed, hoor ! .. . vertel eens, wat wou u zeg
gen, toen ik u in de rede viel 'r1 ...
Niets ... 'k weet niet meer .. .
Ik dan wel !... u zei: »je hebt onge
lijk, om ..." ... ik heb ongelijk om wat ? ...
Om zoo tegen te spreken, als je tegen
je moeder doet . . .
Wat ?.. . moet ik me dan maar tegen
wil en dank laten trouwen ... zouder tegen
te stribbelen.
Z.oo meen ik 't niet! . ..
Hoe meent u 't dan?...
-?Ik meen dat... dat zonder . .. zonder . ..
/iet u wel!... u brabbelt!...
Maar...
U brabbelt, dat is buiten kijf!... en
ik zet het u, om uw verklaring er goed at'
te brengen... Eén van tweeën: of ik laat