De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 3 mei pagina 5

3 mei 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 984 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een slachtoffer. 't Was op een kouden, mistigen achtermiddag. De kortste dag van 't jaar was weer eenige weken achter den rug en als het helder vriezend weer was geweest, dan hadden we nog niet van de schemering kunnen spreken. Doch nu die droeve, dichte nevel over alles hing, haastte ik me, om thuis te komen voordat het donker was, en vlug spoedde ik my voort, met een huivering denkende aan de arme, die ik zoo even verlaten had en die met haar zwakke borst en benauwde longen zoo slecht bestand was tegen den fijnen, nattig en on zichtbaar, maar toch voelbaar binnendringenden nevel, die my', gezonde, nu en dan het ademhalen bemoeilijkte. ?Juffrouw! juffrouw !" Er waren meer menschen dan ik op den weg en ik keek dus niet direct om, te meer niet, wyl een eigenaardig klompgeklots me denken deed aan bedelarij en de stem blykbaar uit een kindermond kwam. Maar 't geroep achter me hield aan en nu klonk het vlak naast me: »0ch juffrouw, toe, hoor eens even!" Ik bleef staan en keek met belangstelling naar den jongen, die met z'n groote, schuchter vragenvolle oogen my' zoo hulpeloos aankeek, dat ik er een beetje van ontroerde, ik wist zelf niet waarom. En nu herkende ik hem ook. Weinige dagen te voren had ik hem gezien, hem, den de'rtien-jarigen knaap, den oudste van een achttal, met z'n jongste zusje in den arm, dat hy als een zorgzaam moedertje kuste en op en neer wiegde, terwyl de zes anderen om hem heen lagen en zaten, en bij hem bescher ming schenen te zoeken voor een naderend ge vaar, 't Was op een zolderkamer, als tenminste een afgeschoten deel van een zolder met een onbeschoten dak, juist op de plaats, waar het zolderraam 't lieve daglicht door laat, den weidschen naam van kamer dragen mag ! Geheel de omgeving, waarin die kinderen daar zaten, was in de hoogste mate weerzinwekkend; niet alleen armoedig, maar ook wanhopig vuil, en vervuild en vunzig. »Moeder" was er op uit, om wat eten te halen, vertelde de jongen toen. En vader V ... ja, die was ook de straat op, om... werk te zoeken, had hij gezegd. En hy', de oudste, moest zoolang op de jongere kinderen passen, en vooral op het kleintje dat, teer en hulpeloos, nog ziek was bovendien en 't kleine gezichtje soms akelig vertrok, eer het weer schreide en zich wrong in zooveel bochten als 't stijve pak waarin moeder het gespeld had, toeliet. 'k Had toen weinig met den knaap gesproken. 't Aanhoudend geschrei vaa het kleine zusje, geaccompagneerd met een zacht geschrei van een driejarig broertje, dat »bang" scheen te zijn, had een rustig gesprek verhinderd, hoewel 't me toen reeds gesehenen had, dat de jongen me iets zeggen wou. En nu begreep ik, dat hy' z'n kans waarnam en ik vroeg: »wel Jacob, wat heb je?" «Juffrouw !" klonk het zacht, »kunt u me niet helpen, ik wou zoo graag dienen." »Als wat, m'n jongen ?" «Als .... als winkelknecht, juffrouw.... of wat anders," voegde b.y' er aarzelend by. Dus »winkelknecht" was 't ideaal ! Ik nam het ventje nog eens goed op en zou in gewone om standigheden eens hartelijk gelachen hebben, maar voor nog zooveel had ik den knaap niet willen kwetsen en dus vroeg ik : »zou je niet eerst nog wat op school moeten gaan, vent?" Geen antwoord, maar de blik dwaalde van me af naar den grond. «Kun je lezen en schry'ven." »Neen", klonk het dof. »Kun je rekenen?'' Hy' schudde het hoofd en veegde met z'n hand over z'n wang. »Nu," zei ik, »schrei maar niet, je bent al zoo groot! Maar kijk eens, zooals je nu bent, wil geen winkelier je in dienst hebben." »Jawel! er was laatst een die zei dat ik wel een flinke jongen was, als ik maar goeie kleeren kreeg. Maar als ik thuis blijf, kry'gik die nooit\" Weer richten die vragende kijkers zich op my', en ik vroeg: »dus wou je werkelijk dat ik je kleeren bezorgde ?" »Ja.... en dan ook, dat vader en moeder geen baas meer over me zijn, maar de juffrouw." »Maar Jacob, jongen, dat gaat niet! Je ouders hebben het meeste recht op je." »0ok als u voor me zorgt, en me kleeren en eten geeft, en aan een winkel helpt, en alles voor me doet?" »Ja, ook dan, Jacob! ... maar waarom vraag je dat, m'n jongen ?" Ik zag hoe de jongen rilde en schuw om zich heen blikte. ?Omdat het anders allemaal niks helpt," klonk het als een snik en in eens liep de knaap weg en liet me beteuterd staan. «Drommelsch, wat hadt je daar deftig gezel schap by je !" Met die woorden trad een goede kennis op me toe en liep nu een eindje met me mee. «Ja", zei ik, »die jongen leeft altijd door in veel dichter nevel dan wij vandaag inademen. Geen zonnestraal verheldert zy'n pad. En hy' is nog maar dertien jaar.'1 »Wat ziet dat ventje er liederlyk uit!" zei hij koel en toen begon hy over wat anders te praten, en omdat ik wist, dat hy niet warm was te maken voor kinderleed, deed ik er het zwijgen toe, maar de groote, vragende oogen en die snik bleven mij vervolgen en nog hoor en zie ik den armen in lompen gekleeden knaap, die mijn jongen wenschte te zijn, om.... iets te worden in de maatschappij. Dat arme slachtoffer ! Want lezers, de weinige woorden van den armen knaap had ik zoo goed verstaan en begrepen ook, bekend met de omstandigheden dier familie op dat zolderverblijf als ik was. De vader een goed man, een werkzaam man, een nette man, als hy.... geen jenever krygen kan. De menschen zeggen alty'd: als hy' een kwartje verdient, heeft hy voor een schelling dorst! De moeder.... geen haar beter! Zelfs de voor de "kinderen gekregen kleederen verpandt en ver koopt zij voor lekkernijen en.... drank. Soms heeft ze geen voedsel voor haar uitgehongerd kroost, doch zichzelve gaat ze niet licht voorby' en met een »slok" vult ze hetgeen haar zelve ontbreekt, zoo mogely'k aan. «Dat houdt lichaam en ziel bij mekaar!" zegt ze lachend, en die kinders behoeven niet te zorgen voor broodwinning, die komen dus eerst laatst aan de beurt... als er nog wat is." Heb ik geen recht Jacob een slachtoffer te noemen en zou 't niet goed zy'n, als de maatschappy zoo'n jongen en ook het zevental dat na hem kwam konde onteigenen, om er nuttige leden van te maken, burgers en bur geressen van den staat, die klonken als een klok en op wier bestaan we allemaal met elkaar trotsch konden zy'n ! Nu staan we voor een wanhopig geval. De ouderliefde van Jacob's vader en moeder is verdronken en verdreven, en, oppervlakkig de zaak beschouwend, zou men zoo zeggen : »'t is gemakkely'k, zulke wezens hun kroost te ont nemen." Doch geloof me ! 't zou ons niet meevallen als we er de proef mee willen nemen ! Dan zoudt ge eens zien, hoe die vrouw moederliefde hnichelen sou en zidi beroemen zouop de Nederlandse/ie met! «Sla of kny'p ik die arme bloeien dan ?" vroeg ze op hoogen toon, toen ik haar eens vol veront waardiging toevoegde, dat zij geen moederliefde kende. En ik moest bekennen : neen, dat deed zy' niet ! Maar zy verwaarloost de haren, lichamelijk en geestelyk, en, straks als zij ouder zijn, dan zal zy' ze c.qiloiteeren tot eigen 'profijt. En ze is helaas! de eenige niet! En de Nederlandsche wet laat haar met rust, laat ook dien vader met vree, omdat.... zij hun kinderen niet slaan en knijpen, dus: niet mis handelen. Alsof vertcaarloozin-g en benadeelin/j en e:r/i/oiteering geen mishandeling is! Leeuwarden, 7 April 189G. (i. C. S'J'liLl.lM,\VERJ JKNTINK. ililimiiiiiiiimiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiin Ken huwelijk. (ionje. Daicenstudenten te Berlijn. Wielrijdsters. . ? FJen lilauwe troussean. ? Het huwelijk tusschen den kommandant de Mac-Mahon, hertog van Magenta, en prinses Marguerite van Orléans is te Chantilly, op het kasteel van den hertog van Aumale, kerkelijk ingezegend. Om kwart over tienen kwam de trein met invites uit Parijs aan ; om elf uur precies betrad de stoet de kapel van het kasteel ; de jonge vrouw aan den arm van haar vader, den hertog van Chartres, terwijl de hertog van Magenta den arm gaf aan zijn moeder de Maréchale. Voor de jonggehuwden waren twee bidstoelen bij het altaar, met bleu-de-France fluweel en gouden franje. Getuigen waren Generaal de Broye en markies d'Harcourt, de hertog van Aumale en de prins de Joinville. Op de eerste rij fauteuils zaten de Maréchale in het zwart, hoed met viooltjes en git; de hertogin van Saksen Coburg, met wit kanten muts ; prinses Waldemar van Denemarken, blauw met blauwen hoed ; de hertogin van Chartres, geel satyn met blauw ; de prinses de Joinville, en de hertog van Char tres. Voorts waren er van «la Maison de France" nog de hertogen d'Alen<;on, de Penthièvre, de prin sen Henri d'Orléans en Jean d'Orléans, de graaf en gravin d'Eu. De plechtigheidwerd by'gewoond door de gezanten van Denemarken en Portugal (waar Orléans op den troon zitten of familie zijn), en door den geheelen Orleanistischen Franschen adel, hertogen de Broglie, de Doudeauville, d'Audiffret- Pasquier, Decazes, d'Uzès, de Luynes, de Noailles, de Rohan, de Maillé, markiezen d'Harcourt, de Dreux-Brézé, de Beauvoir, de Bonneval, graven d'Haussonville, de Ségur, de Piennes, enz. Na de inzegening werd staande geluncht, om half een ; daarna doorliepen de invites het kasteel, dat een museum is ; om half drie kwamen de vy'ftig rijtuigen voor om hen naar het station te brengen, en om kwart over drieën vertrok het jonge paar naar Algerië. De nieuwste verovering der mode is een stof, »gonje" genaamd, en die gemeenlijk gebruikt wordt om aardappelzakken van te maken. Het is de uitvinding van een Parijsch huis om deze tot grondstof der nieuwste modetoiletten te be stemmen. Ook het behangersgaas waarover de behangsels geplakt worden, en het zakkengoed voor koffie- en suikerbalen worden op dezelfde wijze geutiliseerd. Men moet niet meenen dat dit uit een beginsel van zuinigheid of van demo cratische gelykheid in kleeding geschiedt, of een mystieke aanvechting a la Tolstoïbeduidt. De hennepen ondergrond wordt gevoerd met de rijkste, kleurigste zy'de- of saty'nsoorten, en dan bedekt met schitterende patronen van borduursel in kralen, pailletten en zy'de, chenille en munten. Kanten entredeux loopen er in lange kronkellynen door, en worden weer a jour met lint onderlegd. Zoo maakt men corsages en boleros, die niets armoedigs hebben; de corsages van andere kleur dan rok en mouwen zy'n nog steeds mode, al had men ze al lang verdreven geacht. Een voordeel is ervan, dat wie wat smaak of artistiek gevoel heeft, allerlei restjes kant kan opgebruiken om een elegant corsage te maken; heeft men vier mooie knoopen over, dan zet men er vier op, heeft men er maar twee, welnu, twee is voldoende. En zoo met stukjes guipure, lapjes mooi gebrocheerd, motiefjes passement en doosjes pailletten ; alles komt te pas voor wie wat ver nuftig is. Omtrent het toelaten van dames aan de Berlijn sche universiteit zijn nu de volgende bepalin gen gemaakt: Vrouwen, die de colleges als toehoorderessen wenschen bij te wonen, moeten eerst daartoe ver lof vragen aan den Minister van Onderwijs. Bij hare aanvrage moeten zy de vakken vermelden waarin zy colleges willen bijwonen; ook moet daarin omtrent hare opleiding en hare persoon lijke omstandigheden het een en ander worden medegedeeld. Het verlof van den minister benevens per soonlijke papieren en getuigschriften omtrent de opleiding moeten, na voorafgaande persoonlijke aanmelding aan het secretariaat der universi teit, aan den rector der universiteit worden overhandigd. Na onderzoek van deze papieren en afgifte van een toegangsbewijs door den rector moet de dame verlof verkrijgen van de professoren en docenten, wier college zij wenscht bij te wonen. Het overhandigen van het verlof geschiedt door den quaestor der Universiteit bij het begin der colleges. Behalve het gewone honorarium voor privaatcolleges moet ieder semester nog .'! mark voor dit verlof en 5 mark voor auditoriumgeld worden betaald. Aanineldingsboeken worden alleen aan die vrouwen verstrekt, die zich voor een examen voorbereiden en daarbij een verslag over de gehoorde colleges moeten uitbrengen. Het verlof bij den rector moet met elk semester opnieuw aangevraagd worden. Zonder dit is aan niemand toegang tot de universiteitsvoorle zingen, ook niet tot de openbare vergund. Daar van tijd tot tijd eene controle omtrent het recht der aanwezigen om toehoorder te zy'n zal gehou den worden, wordt aan de dames aanbevolen, het verlof van den rector altoos op de colleges bij zich te hebben. Het iieriincr Tai/chlall heeft eene enquête geopend omtrent het wielrijden der dames en eene menigte antwoorden gekregen. Anna Schramm, een actrice van leeftijd, twijfelt of het snel inademen van zooveel frissche lucht wel goed is voor de stem, en kan niet nalaten te lachen om het denkbeeld, dat zij zelve, wielrijdend, aan den hoek van een trottoir, naast haar wiel zou liggen. Max Grube schrijft: Das Had ist das Zeichen der sausenden Zeit, Wir werden's nicht hindern zu rollen ! Drum scheint mir die Frage ein müssiger Streit, Denn wenn die Damen es wollen Und wenn sie es kunnen, und wenn's ihnen steht, So werden die radelnden Feen Anmuthig auch auf dem Velociped Die Kopie der Münner verdrehen. De beeldhouwer Walter Schott vindt dat in een niet te overdreven costuum (niet te groote mouwen, voetvrije rok, niet te breed ceintuur) de dame er niet te onaesthetisch uitziet; uit gezondheidsoogpunt raadt hij het aan. Dr. Jacquet, een oude dokter, is er uit gezondheidsoogpunt slechts zelden voor en uit aesthetisch oogpunt altoos tegen. l'Arronge heeft een aardig versje : Ein junges, hübsches Miidchen Auf einem flinken Radenen, Das braucht sich nicht zu schiimen ; Die aber schon veraltet Und nicht so wohlgestaltet, Soll sich 'ne Droschke nehmen. De innemende actrice Agnes Sorma wil zich geen partij stellen, omdat zij zelf een harts tochtelijke wielrydster is. >-Als ik na al den inspannenden arbeid van mijn vak moede en afge mat ben, ga ik op mijn wiel zitten, rijd naar bui ten en kom frisch, vroolijk en goed gehumeurd weer thuis." Iiilli Lehmann heeft bezwaar tegen de vermoeienissen voor het benedenlichaam en tegen het inademen van stof, maar is vóór het eenvoudige wielrijdsterscostuum, dat zij als gewoon straatcostuum zou wenschen. Maria Janitscheick zegt ondeugend : Een wielrijdende dame boven de twintig en niet slank heeft voor my iets heel bewonderenswaardigs: zy toont dat zy' niet de geringste ijdelheid bezit." Ook Fulda heeft een [gedichtje : Kliirung, die künftige Scheint unausbleiblich: Alles Vernünftige Find' ich auch weiblich. Mannern, den tadelnden, Künd' ich den Krieg; Frauen, den radelnden, Winket der Sieg. Jules Claretie vergelijkt in een aardig artikel in de Temps eene kaart van den restaurateur Véry uit 1810, die hy bij toeval gekocht heeft, met de spijskaart van tegenwoordig en vindt ge legenheid tot allerlei curieuse opmerkingen. Vooreerst was het een groote monumentale kaart, niet het gehectografeerde blaadje, dat nu in het houten ly'stje gestoken wordt. De kaart geeft, in overeenstemming met haar datum, 9 Juli 1810, historische aanduidingen. Bij de likeuren van dien tijd, Huile de rose, Huile de Vénus, Cédras, Crème des Barbades, Mirobolanty, vindt men als nieuwigheid ook Ciiirasseau de Hollande ; het is op dien zelfden dag dat het koningryk Holland geannexeerd werd. Claretie merkt naast al deze zoete likeurtjes ook reeds de absinth op, a 10 stuivers het glas. De soepen zijn nog geen bisque of londonderry of tnrtle soup, maar eenvoudig julienne, rystsoep, puree, erwtensoep, vermicelli; deze kosten alle 10 sous per portie ; alleen consomméen rist a la lurqnc kosten 15 sous. Ook de hors d'oeuvre zijn gewoon: olijven, ansjovis, boter en augurkjes, en de stevige schotels zijn meest zonder bijnamen, rundvleesch, schapenborst met kropsla, varkensborst, karbonade met doperwtjes of met zuring, kalfsvleesch met blanke saus of met groente. Het gevogelte is blijkbaar voor kieschkeuriger lieden bestemd, filet de poularde aux comcombres, caille a la financière, cuisse de poulet en papillote, salade de volaille aux anchois maken meer pretentie. Eene herinnering aan de verre veldtochten vindt men in een paar schotels die wat duurder zijn, poulet ;i la Marengo, die 5 livres (of francs) kost, en Kariz of Pilav a l'Egyptienne, die men voor drie livres krijgen kan. Een ver dwenen schotel is gefarceerd en gebakken kalfsoor. De visschen zijn, in dien tijd, toen het ver voer zoo snel niet ging, alleen die uit de buurt: karper, paling, vorens, baars; van zeevisch, rog en zoutevisch, van schaaldieren de kleine kreeften uit de Maas. In de entremets, de «toetjes", de dessertschotels vindt men enkel eenige onsterfe lijke, als ommelette aux contitures, beignets, ker sentaartjes, compote van abrikozen, bitterkoekjes en roomkaasjes; eigenlijk moet er al heel weinig onderscheid geweest zijn tusschen de kaart van dit restaurant i la mode en een gewonen burgerpot. Opmerkelijk is het dat in dien tijd de snoeperijen en extra's duurder zijn dan nu; bij Véry j kostte een kop koffie nog 18 sous, een portie ijs een livre (franc), een perzik op brandewijn 18 sous. Claretie vergelijkt de prijzen ook met hetgeen j men onder Louis Philippe en later onder Napo| leon III in een eersten restaurant betaalde. Daar S is het verschil heel groot, maar men kan tegen woordig zeer goed dineeren zonder de prijzen te betalen der luxe-tijdvakken van 1840 en het Tweede Keizerrijk, de tijdvakken van Lola Montes en Cora Pearl. Het caféAnglais rekende in 18(J(! voor een bord schildpadsoep 10 francs. Onder Louis Philippe ziet de kaart er al heel anders uit dan in 1810. Men ziet de caviar verschynen, de canapés fi l'anglaise, de bisque de poularde, de mayonnaise, de coquilles van oesters, kreeft, tarbot of zalm. Het rundvleesch is nu reeds róti, sauté, piqué, a la chasseur, a la Soubis, a la napolitaine, il la bordelaise, a la bearnaise; het kost dan ook, tegen 12 sous by Véry, onder Louis Philippe twee francs en onder Napoleon drie francs; onder den naam filet Chateaubriand klimt het tot zeven en acht francs. De kip, bij Véry vijf livres, kost als poulet R gence onder het keizerrijk dertig francs. Oesters staan op Véry's kaart niet vermeld (het was in een maand zonder r) maar in 1836 kostten ze te St. Malo tien sous het honderd ; in dien tijd trouwens zullen ze te Parijs al wel wat duurder geweest zijn. Miss Maple, een rijke erfgename en mooi meisje, wier trousseau deze week te Londen was uitge stald, heeft alles met het oog op haar blonde haren gekozen. Bijna alle costumen waren hemels blauw, turkoois, safiier, groenblauw, marine of indigo, de overige wit en zwart. Maar er is voor afwisseling gezorgd. Een bleekblauw satijnen avondtoilet is met zilver en witte paarlen, de mouwen van tulle en fluweel. Miss Maple gaat met een diplomaat, baronVon Eckardstein,trouwen; haar staatsiejapon voor gevallen van hofrouw is van zwarte Brusselsche kant met git en geoxydeerd j goud, zwart fluweel lint en gardenias; zij heeft er een gedecolleteerd corsage bij en een ander met nauwsluitende mouwen van gebouillonneerd mousseline chiü'on. In de beschrijving komen dozynen costumes voor, het een al fraaier dan het andere. Een der fraaiste is een balcostuum van zilver brokaat, het corsage van parelsnoeren a jour op wit gaze lisse; hierby als kleurvariatie althans een touffe van La France rozen. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl