De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 10 mei pagina 1

10 mei 1896 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

K°. 985 DE AMSTERDAMMEK A°. 1896. WEE NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr. Dit nummer bevat een Bijvoegsel. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel b\j de Vijzelstraat, 542. Zondag 10 iYlei Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/" 1.65 Voor Indiëper jaar mail,, 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12* Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 INHOUD: VAN VEEBE EN VAN NABIJ: Be Atjeh-crisis, IV (slot), door Mr. P. Brooshooft. De Italiaansehe Groenboeken. SOCIALE AANGELEGENHEDEN; Producent en consument, door F. M. C. MUZIEK in de hoofdstad, door Van Milligen. FEUILLETON: Chiffons Huwelijk, naar het Fransch, van Gyp. III. WETENSCHAP: Het congres der godsdiensten, door Dr. H. J. Betz. RECLAMES. VOOR DAMES: Tooneelspelen als vrouwenarbeid te Weenen. Allerlei, door E-e. KUNST EN LETTEREN: Voorjaars tentoonstellingen, door Th. Molkenboer. De ont kenning der Moraal, I, door Ch. M. van Deventer. VAEIA. ALLERLEI. SCHETSJE : Uit de diepte, door Claudius. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. imiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiMtimiitiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiMHiiii De Atjeh-Crisis. IV. (Slot). Aangenomen nu dat, door de geschiedenis eindelijk geleerd, onze Regeering en Verte genwoordiging tot mannelijke volharding in staat worden, welken weg moeten zij dan in Atjeh op l Bereikt worden moet mijns inziens het vol gende : Te Kota Radja komen op een door den Gouverneur vastgestelden dag alle radja's en hoeloebalangs van geheel Atjeh, in den beschrijvingsbrief met namen en titels ge noemd, te zamen. Hun wordt aangewezen een vergaderplaats, waar zij bij meerderheid van stemmen een Sultan kiezen. Den vol genden dag komen zij, met den Sultan aan het hoofd, den eed van trouw zweren aan het Gouvernement. Van ieder vorsfje, in de eerste plaats van den Sultan, wordt inge nomen een waarborgsom, insgelijks van te voren in den beschrijvingsbrief naar ieders rijkdom en aanzien bepaald, en niet te laag, bijv. van den Sultan minstens een half millioen. Dit geld wordt door ons belegd in soliede hypotheken en aan iederen eigenaar, die geen reden geeft tot ontevredenheid, vijf percent rente per jaar uitgekeerd. Hij, op wiens gebied eenige vijandelijkheid wordt ge pleegd tegen ons of onze ambtenaren, verliest zijn waarborgsom en wordt vervallen ver klaard van het bestuur; de anderen zijn, op dezelfde straf, verplicht herüaan ons uitteleveren of, zoo hij naar 't buitenland is ge vlucht, het nieuwe door ons benoemde hoofd te erkennen en steunen ; komt de delinquent in onze handen, dan wordt hij verbannen naar Java of een der andere eilanden. Het aandeel van ons, den Sultan en ieder hoofd in dehatsil,opiumpacht, in- en uitvoerrechten of andere belastingen wordt nauwkeurig vast gesteld. Na de regeling dezer voorwaarden en verstrekking der waarborgen wordt Kota Radja aan den nieuwen Sultan overgedragen als hoofdstad zijns Rijks en blijven wij, als zijn suzerein, behalve te Poeloe Weh, slechts gevestigd te Oleh-leh. en de overige kust plaatsen waarlangs de in- en uitvoer in den vervolge moet plaats hebben. Om de hoofden, en wel alle zonder uit zondering want solidariteit van alle Atjehsche gezaghebbender tegenover ons moet voortaan strenge regel worden tot onder werping aan zulke voorwaarden te krijgen moet, men gevoelt het, een zeer krachtig dwangmiddel worden aangewend. Daartoe kan niet dienen de onderwer ping van Groot-Atjeh door wapengeweld, om redenen in dit blad van 25 April door mij uiteengezet. Daartoe kan niet dienen eene scheepvaartregeling, welke ook, aangezien bij zulk eene regeling iedere radja, die zich niet mis draagt, in uitstekende conditie blijft en dus niet het minste belang heeft om op wederspannige collega's moreelen of physieken druk uitteoefenen tot mede-opgaan naar Kota Radja. Daartoe kan evenmin dienen het blokkeeren van enkele weerspannige staatjes, met vrijen of gereglemen teerden in- en uitvoer voor de overige, want deze voorzien dan weer geheel Atjeh ; en juist ook het binnenland, speciaal Groot-Atjeh, mag vóór verwezen lijking van het einddoel niets van buiten ontvangen, geen opium, geen oorlogstuig, geen weelde- of voedingsartikelen, niets, let terlijk niets. Daartoe eindelijk kan ook niet dienen zoogenaamde bewaking van de kust met terugtrekken uit Kota Radja (advies Pruys v. d. Hoeven) ; die bewaking toch, die de heer v. der Hoeven tegen de evidentie en ondervinding in voorstelt als zoo gemakke lijk '), is geen dwangmiddel zoo zij slechts strekt tot concentratie en niet tot verbod- van handel; en Kota Radja moeten wij behouden, primo omdat de nieuwe sultan het uit onze handen moet ontvangen, secundo om, vóór het sluiten van den vrede, te Oleh-leh niet van uit ons Kota Radja te worden bestookt, tertio als zedelijke voldoening voor al de otters die het ons heeft gekost, quarto om den weerklank dien een »de Hollanders hebben Kota Radja verlaten !'' in Indiëen Europa zou vinden. Wat kan dan wel dienen l Absoluut afsluiten van de gelieelc kust, van Troemon in het Zuidwesten tot Tamiang ten Zuidoosten. Geen Atjeher moet meer opium kunnen schui ven, geen Atjeher moet meer versierselen, kost baarheden, mooie kleêren of lekkernijen kun nen koopen, behoorlijk licht branden of ander voedsel over de lippen krijgen dan zijn eigen rijst, peper, melk, vruchten, kippen-, geiten en karbouwenvleesch. De opium alleen zou reeds bijna volstaan als dwangmiddel. Maar om deze en al het andere absoluut te weren is eene hardnekkige energie noodig, die wij wellicht gedurende jaren zullen moeten ont wikkelen en zonder welke wij liever noch dit stelsel noch eenig ander meer moeten be proeven, maar met smaad en schande den Atjeh-oorlog opgeven. Onze tegenwoordige kustposten, Poeloe Raja en Telok Kroet ter westkust, Oleh-leh, Segli, elok Semawéter Noordkust en Edi ter Oostkust kunnen blijven gehandhaafd. Daar naast behooren nieuwe versterkingen te wor den opgericht: lo. Langs de grenzen van Tamiang, waar over de Aijehers gedurende de vorige blok kades veelal hun opium ontvingen; deze posten moeten op zóódanigen afstand van elkaar liggen dat zij door voortdurende patrouilles met elkaar voeling kunnen houden. Aan spionnen, in groote menigte aan te werven, hetzij te Atjeh of elders, moeten belangrijke premiën worden toegekend voor berichten omtrent in- of doorvoer, van wat ook. L'. Op de punten, die het geschiktst liggen voor smokkelarij over zee en waar dus onze vaartuigen het moeilijkst toezicht kunnen houden, zoo o. a. de uiterste Oostpunt der Atjehkust, Djamboe Ajer (Diamantpunt), van waar de smokkelaars in 24 uren kunnen overzeilen .iaar Penang, en waarheen zij, dicht onder de Atjehkust langs, komen aanvaren met kleine inlandsche vaartuigen van -l a O ton inhoud. Een post aldaar, met een snel en goed bemand vaartuig ter beschikking van den commandant, zou dus nuttig effect hebben. ?>o. Op kustplaatsen met slecht gezinde radja's of bevolking, als een dwangmiddel te ') liet lauMe aietacs uil Atjeh" blz. 13. meer, bijv. Samalangan ten Noorden, Rigas ter Westkust; 4o. Op enkele punten, vanwaar de toe gang tot Groot-Atjeh het gemakkelijkst is, als Lepong voor dien tot de XXII Moekims uit het Westen, Kroeng Raba voor dien tot de XXV Moekims, Pedir en Gighen voor dien naar den bovenloop der Atjeh-rivier in de XXII Moekims uit het Oosten. In Gighen hebben wij reeds Segli. De commandanten op al deze.posten moe ten door talrijke spionnen worden onderricht van iedere poging tot doorvoer van goederen, die aan onze blokkade-vaartuigen mochten zijn ontsnapt,en ze dan door hinderlagen of patrouilles beletten. De voornaamste afsluiting echter moet komen van de zeczijde. Daarvoor mogen geene kosten worden gespaard, en wel tot het eind doel is bereikt. De kust van Atjeh is onge veer 720 kilometers lang. Stationneert men op iedere pi.ra. 20 kilometers een schip,behalve de gewone sloepen voorzien van twee stoomsloepen of barkassen, die zoowel over dag als des nachts om de twee of drie uren (maar iederen dag op verschillende uren) de tien kilo meters aan weerszijden van het schip afstoomen, terwijl des nachts tevens gewapende sloepen van het schip vlak onder den wal gaan liggen (zoogenaamde brandwacht) dan zal niet licht zelfs een visschersprauw onge merkt door de linie sluipen. Ieder vaartuig, dat op of binnen onze bewakingslijn wordt gezien, wordt zonder vorm van prooes aan gehouden en door afzonderlijk daartoe heenen weervarende stoomers gesleept naar Olehleh of een andere geschikte haven. Met deze slepers mede zouden wij dus behoeven een veertigtal schepen, ieder met twee stoornsloepen. Deze vaartuigen moeten terston-d, voor zoover bij onze militaire en gouvernements-marine niet beschikbaar, worden ge kocht, gehuurd of aangemaakt, liefst een paar meer dan minder, want geen enkele kans mag worden gelaten dat deze laatste en beslissende maatregel weer schipbreuk zou lijden door gebrekkige uitvoering. Is dit alles gereed en de geheele marinemacht bij Oleh-leh vereenigd, wat binnen een half' jaar zeker het geval kan zijn (gedurende den aanmaak van de noodigc nieuwe stoombarkassen kan men zich behelpen met meer gebrekkige huurvaartuigen, behoorlijk bewa pend en bemand) dan richt men lot alle radja's en hoeloebalangs, met name genoemd, eene proclamatie, waarin wordt gewezen op de verzamelde blokkademacht en gezegd dat de geheele Atjehkust voor allen in- en uitvoer en de visch vangst onverbiddelijk zal zijn gesloten totdat een brief zal zijn inge komen, door of namens al de genoemde hoofden onderteekend, waarin zij verzoeken naar Kota Radja te mogen komen om zich te onderwerpen, een Sultan te kiezen en de voor ieder vooruit bepaalde waarborgsom te storten. Vooral van de solidariteit, de onderteekening door alle hoofden, moet niet worden afgeweken; is n hunner weerbarstig, dan moet hij eerst door de anderen gezamenlijk met de wapenen worden gedwongen of uit zijn bestuur ontzet; zonder dat hebben wij nooit een vasten waarborg en kan zoo'n onwillige later in het nieuwe sultansrijk altijd weer onrust stoken. Is binnen een maand, of anderen oirbaar geaehten termijn, de geza menlijke onderwcrpings brief niet ingekomen, dan vangt de blokkade aan. Zij wordt ge opend met een on verwachten tocht van goed bewapende stoombarkassen naar den mond en benedenloop van de riviertjes langs de kust, waar alle daar liggende vaartuigen worden meegenomen of, voor zoover dit niet mogelijk is, vernietigd. De taak der bewaking zal daardoor veel worden verlicht. Absolute afsluiting van geheel Atjeh van de buitenwereld is op deze wijze te ver krijgen. Zeer zeker zou in den beginne, ook in staatjes die ons thans zoogenaamd goed zijn gezind, de uiterste verbittering tegen ons ontstaan. Maar om voorgewende of echte lievigheid van enkele staatjes mag het ons thans niet meer zijn te doen; dit moet hun worden duidelijk gemaakt; aan den Atjehoorlog moet een einde komen, dit kan niet anders dan door solidaire onderwerping, en deze weer is niet te verkrijgen zonder dwangmaatregel tegen allen. Wie er bijna onder bezwijkt moet dan maar verdubbelen in ijver om al zijn ambtgenooten to" onder werping te krijgen. Ik houd mij overtuigd, dat binnen een jaar of drie, mits de afslu> ting onverbiddelijk- streng worde volgehouden, de ellende en ontmoediging zoo algemeen zouden zijn, dat solidaire onderwerping, wel licht na wapengeweld tegen enkele onverzettelijken, zou volgen. Is die onderwerping, sultanskeuze en be taling der waarborgsommen verkregen, dan wordt de blokkade voorloopig opgeheven, met aantooning evenwel dat wij ze weder kunnen hervatten. Wij blijven aan de kust gevestigd in de voor den Atjeschen handel meest geschikte havens, waarover voortaan alles moet worden in- en uitgevoerd en waar wij de rechten heffen, om die daarna volgens de gemaakte bepalingen te verdeelen over onze schatkist, den sultan en de hoofden der respektieve staatjes. Door deze bemoeiing, de waarborgsommen en de mogelijke hervatting der blokkade zou voldoende zekerheid zijn verkregen voor de duurzaamheid der onder werping. De kosten ? Deze zouden zeker belangrijk zijn, maar toch weder zeer onbeteekenend in vergelijking met de schatten die de Atjehoorlog reeds heeft gekost en bij doorgaan volgens den ouden sleur, afgewisseld door periodiek wapengeweld in Groot-Atjeh, nog kosten -.c/l. Uit de grove keel van John Buil zou zeker een dreunend protest opgaan ten behoeve zijner onderdanen in de Strailn, maar wij moeten daarop antwoorden met oen even waardig en krachtig beroep op het traktaat van 1871, dat ons in Atjeh de hand vrijliet, als onze starnverwant Kruger het dezer dagen deed tegen de inmenging van Chamberlain, door een beroep op de conventie waarbij de binnenlandsche zelfstandigheid der Transvaal werd gewaarborgd. Bij genoemd traktaat van 1871. zijn aan den Britschen handel en scheepvaart in de wateren van geheel Sumatra gelijke rechten verleend als aan de Nederland.sche. Ware dit niet zoo, dan zou ik na de pacificatie voordeelen willen verleenen (bijv. half tarief van uitvoerrechten, geheel ten voordeele van de hoofden) aan de Atjehers, die hunne peper, pinang of ander product, in plaats van naar Penang, wilden uitvoeren naar Poeloeh Weh. Dit eilandje, aan de noordpunt van Atjeh en den ingang der straat Malaka, kan eene belangrijke be stemming krijgen in ons koloniaal bezit, wijl het vlak in den weg ligt der groote scheep vaart van Europa, Afrika, Britsch Indiëen Ceylon naar China eu Australië. Vooral wanneer de doorgraving van het schiereiland Malaka te eeniger tijd doorging zou het als dok, water- on kolenstation uitnemende diensten kunnen bewijzen. Het laatste is er reeds opgericht, volgens een tienjarig con tract met de firma Lange A: Co., o. a. kolenleveranciers voor Atjeh, die er een depot moesten oprichten voor den afzet der Ombili nkolen, en tengevolge waarvan aan de Sabangbaai reeds twee kolensteigers en vier kolenloodsen zijn verrezen, juist dezer dagen door den directeur der Ombiliën-exploitatie Ijzer man geopend, terwijl de regeering er nieuwe militaire versterkingen heeft gemaakt, die ten vorigen jare werden betrokken. Kan

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl