De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 10 mei pagina 4

10 mei 1896 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMEK, WEEKBLAD VOOE NEDERLAND. No. 985 inkomen te maken, genoodzaakt zijn heden hier, morgen daar mede te werken, waardoor zij die «enheid missen die beter voorkomen b\j een orkest waarvan de leden zich verbonden hebben uitsluitend in hunne vereeniging mede te werken, ?waar ieder zy'n buurman kent en precies weet ?op welke wvjze een onberispelijk geheel kan ver kregen worden. Colonne vond het Berlünsche orkest een be wonderenswaardig instrument, dat hij bespelen kon zooals hij wilde. Ieder lid was een kunstenaar. Doch wat hem het meeste verrast heeft was de ?waarneming, dat allen zoo te huis waren in de Fransche muziek, zoodat het hem zeer weinig repetities kostte een en ander in te studeeren. Ook het publiek was er zeer mede vertrouwd «n toonde, wanneer h\j eens afweek van sommige in Duitschland gebruikelijke tradities, die ver anderingen op te merken en ook te waardeeren. In het najaar zal Colonne weer te Berlijn komen en dan met zyn eigen orkest. De Figaro heeft een lang waardeerend artikel aan het Berlynsche orkest gewyd waarin hu met vreugde constateert dat de kunst langer leeft dan de wrok. IIIIIIHHIIIIIIII Het congres ter gods diensten. Er zal in 1900 een congres der godsdien sten zijn. Of misschien zal het niet zijn ; maar er wordt over beraadslaagd. Wat mij aangaat, ik zal het niet bijwonen al beleef ik het en al werden de vergaderingen naast mijn deur gehouden. » Wat wil dit congres V Wat kan het be reiken ? Wat het wil, blijkt eenigszins uit onder staand program, door het Handelsblad van 17 April medegedeeld. Art. 1. Het congres der godsdiensten, te houden te Parijs in 1900, omvat de vertegen woordigers der vast omschreven kerkgenoot. schappen (cultes posilifs), die een sociale beteekenis hebben. Art. 2. Deze vertegenwoordigers zullen het recht hebhen, hun raeeningen vrij te uiten. Art. 3. Elke critiek van den eenen gods dienst op den anderen is verboden. Art. 4. Elke godsdienst zal de weldaden doen gelden, die hij in het verleden aan de menschheid heeft bewezen of die hg nog denkt te zullen bewijzen. Alleen deze sociale wel daden zullen maatstaf van beoordeeling mogen zijn. Art. 5. De vrijdenkers zullen worden toegelaten indien zij zish onthouden negatieve critiek. van Ik wensch alles te vermijden wat vitterij zou kunnen schijnen en laat daarom de ver taling van cultes door kerkgenootschappen onaangeroerd, ofschoon sommigen beweren, dat van kerkgenootschappen enkel op christelijken bodem spraak mag zijn en de Isra lieten, evenals de overige niet-christenen, geen kerk of kerkgenootschap vormen. In allen gevalle is voor de vertaling noch de opsteller van het program, de heer Sabatier, noch de heer Charbonnel aansprakelijk. Maar ik heb een ander bezwaar. Blijkens IIMIIIIIIIIIIIIII11HIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIMIIIIIII jes, die haar als hun eigen kind waren gaan beschouwen, 't Was een verschrikkelijk ver lies voor hen, hartverscheurend, ook voor het meisje, dat met angst de toekomst te gemoet zag. Beknord en door elkaar geschud door haar moeder, zoover haar herinnering zich uit strekte; verzorgd en vertroeteld door haar ouden oom en tante van het oogenblik af, dat zij hen had gekend; daarna geschokt en geslingerd tusschen liefkoozingen en beleedigingen gedurende mevrouw d'Avesnes' bezoeken te Pont-sur-Sarthe, leefde Coryse, buitengewoon vroolijk van aard, maar treurig door nadenken, in eeuwigdurende onrust. Want, in haar kinder-leuningstoeltje ge zeten, onder de starende blikken der familie portretten der Avesnes in wapenrustingen en corsetten, tusschen de twee ouden, die haar krulkopje geen seconde uit het oog verloren, dacht het kind, zoo klein als ze was, reeds na. Zij dacht hoe prettig het leven was en hoe heerlijk het was om te lachen, om te rollen over het tapijt in de groote zaal of in het grasperk van den triestigen tuin, die haar altijd zonnig en vroolijk toescheen. Zij dacht hoe aardig het was, om met honden, paarden, vogels, speelgoed en bloemen te babbelen. Maar die heerlijkheden mochten f een van allen blijven. Den een of anderen ag, morgen al misschien, zou men tegen den avond de zware staldeuren hooren open draaien; een groot rijtuig, waarvan zij maar al te goed het geratel kende, zou de plaats oprijden en oom Albert zou zijn lang lichaam J i i ? i & naar haar overtuigen om haar een zoen te geven en min of meer beklemd te zeggen: Chiffon daar is je moetje, kindlief ... ga gauw met Claudine naar haar toe. Nooit werd haar meer vooruit gezegd, wanneer mevrouw d'Avesnes zou terugkomen, het program en blijkens de toelichting door laatstgenoemde wordt bedoeld, vooral den invloed der godsdiensten op sociaal gebied in het licht te stellen. Daarentegen sluit het congres de dogmatiek uit. Wie over het dogma spreken willen, zullen hiertoe, evenals te Chicago, na afloop der algemeene verga deringen »in bijzalen" gelegenheid vinden. Doch wanneer men aan de godsdiensten of aan een godsdienst invloed op maatschap pelijk gebied toekent, dan ligt de vraag voor de hand, of deze invloed met het dogma in verband staat, dan wel ondanks het dogma in werking trad. Die vraag is, gelijk van zelf spreekt, onmogelijk te beantwoorden zonder de dogmatiek in de gedachtenwisseling te betrekken. Verbiedt men dit, dan zal men hoogstens het volgende bewijzen : belijders van dien en dien godsdienst hebben zich verdienstelijk gemaakt op sociaal gebied. Nooit of nimmer echter zal men in het onderstelde geval kunnen aantoonen, dat hunne verdiensten op rekening van hunnen godsdienst moeten gebracht worden. Tot dien godsdienst behoort misschien een dogmatiek, welke in veler oog de werkzaamheid op sociaal terrein verzwakte of bij herhaling van de goede richting deed afwijken. En juist daarover moet men het stilzwijgen bewaren in de algemeene vergaderingen, terwijl alleen in de onder-onsjes der bijzalen »het dogma vrij zich zal kunnen uiten", voor de bestrijders van gezegd dogma een schrale troost. Of ik dan de verschillende dogmatici in de algemeene vergaderingen tegen elkander zou willen loslaten? Och neen; en evenmin hang ik den ^vrijdenker" uit, wiens «negatieve critiek" in art. 5 bij voorbaat gewraakt wordt. Ik wil eenvoudig te kennen geven, dat men met onderling goedvinden over de dogmatiek kan zwijgen, maar dat men zoodoende over denkbeeldige en niet over de werkelijke godsdiensten handelt. Hun dogmatiek buiten het gedrang brengend stelt men het vraagstuk onzuiver, want die dogmatiek blijft voor en na wat zij was. De dogmatiek van een godsdienst is bij slot van rekening zijn leer, in de eerste plaats zijn leer aangaande God; reden waarom een godsdienst zonder dogma mij even raadselachtig is als een vierkante cirkel. Wat zal het congres, indien het tot stand komt, nu verrichten ? Het zal de weldaden doen gelden, door belijders van allerlei gods diensten aan het menschdom bewezen of nog te bewijzen; het zal voorts de belijders ver warren met de godsdiensten; en het zal ein delijk den lof dier godsdiensten uitbazuinen, met inbegrip der verzwegen dogmatiek natuurlijk. Probeert een ongelukkige »vrijdenker" te betoogen, dat hetgeen hij hoorde prijzen geen godsdienst, maar het dienen der menschheid is en dat de dogmatiek veel kwaad heeft gebrouwen, dan ontneemt de voorzitter hem plichtmatig het woord. Dogmatiek komt immers alleen in de »bijzalen" te pas en «negatieve critiek" komt heelemaal niet te pas. Een weinigje dogmatiek schijnt nochtans, naar ik uit andere toelichtingen afleid, ook in de algemeene vergaderingen binnengelaten iiiimiiiliiiiiiiumiiifiiiiiiiilinitiiiHiiïtiiiiiiimiiiiiiiiimiiiiiiiiiiii sinds oom en tante hadden gemerkt dat zij, zoodra 't haar was verteld, niet meer sliep of at. Ook barstte zij voortdurend in tranen uit, maar op het laatste oogenblik hield zij zich goed en schikte zich als't absoluut »moest." En, dan dacht ze er over hoe ze straks, om oom niet ongehoorzaam te wezen, een slip van Claudine's boezelaar in haar handje zou klemmen en vastberaden naar beneden zou gaan, met droge oogen en ternauwer nood een »lipje" trekkend, terwijl de mede lijdende meid met haar grove stem aanmoe digend zou zeggen : Kom, arme Chiffon!... hou je goed,... je moet 't je niet zoo aantrekken, kind! En met een angstig stemmetje, dat zij als 't ware reeds in haar ooren hoorde klinken, zou zij antwoorden: Ja, en pas jij maar op, dac je niet jij en jouwt!. .. en noem me toch Freule . . . je weet, dat ze 't hebben wil... O, in vredes naam, let er op, zeg ! . .. Zeker, de terechtwijzigingen en standjes, die op Coryse neerregenden, verbitterden haar, maar toch oneindig minder dan de standjes en aanmerkingen, die voor anderen waren bestemd. Het gezicht van tante Mathihie, die zachtjes in haar kamer zat te schreien, of van een weggezonden dienstbode, die met bleek ge laat zijn koffer de trap afsjouwde, deed haar zoo geweldig aan, dat zij er een geheelen nacht, met trillend kinnetje en wijdstarende oogen, wakker van in haar bedje kou liggen. En van dat alles was het groote rijtuig de voorbode; het groote rijtuig waarvan /ij altijd de wielen meende te hooren knerpen, zelfs onder haar spel; waarvan /.ij altijd den bovenop sehoni meienden berg van bagage meende te onderscheiden, zelfs als zij aan dachtig en stil was, verdiept in de aanschou wing van waar zij het liefste naar keek: het te zullen worden, namelijk de leer van een «persoonlijken" God. De opmerking is aller minst nieuw, dat wij hier met «persoonlijk" en zulke termen bij voortduring op den ver keerden weg zijn. Wat beteekent persoonlijkheid, behalve hetgeen wij van dien aard bij or.szelven vinden? Schrijft men dit nu ook aan God toe, waarom dan niet van zijn stem, zijn handen, zijn vinger of zijn voeten gesproken? Lagere ontwikkelingsvormen van den gods dienst deden dit trouwens zonder aarzelen ; ?en hoogere doen het ook nog wel eens iii oneigenlijken zin. Met de persoonlijkheid en wat dies meer zij gaat het eveneens. Aan vankelijk bezigen wij al deze uitdrukkingen volkomen te goeder trouw in den eigenlijken zin; later worden zij uit een oud zwak ge handhaafd, doch in oncigenlijken zin bedoeld; ten slotte verdampt de oneigenlijke zin tot eigenlijk geen zin en sollen de theologen er naar hartelust mede. Ziedaar hetgeen de geschiedenis ons leert en wij dagelijks in onze naaste omgeving zien gebeuren. Vroeg of Iaat moet, dunkt mij, iedereen beseften, dat ons verstand tot God niet reikt, zooals reeds eeuwen geleden door enkelen werd bevroed, maar tegenwoordig allengs velen duidelijk wordt. Het verstandigste is dus, over God te zwijgen, het verstandigste en tevens het eerbied igste. Iets beters dan ons verstand of onze rede ontvingen wij niet; en dit verstand toe te passen is daarom het hoogste, wat wij vermogen. Ook onafhan kelijk echter van deze beschouwing verdient, zwijgen de voorkeur boven het uiten van allerlei zeer betwistbare stellingen, die of verdeeldheid en twist veroorzaken, of op wellicht nog droeviger wijs aanvaard worden. Ik hoop, behoef ik het nog te zeggen ? dat het congres achterwege blijve. Het zal anders op een soort van concilie der moderne theologie uitloopen en dus niets dan misver stand baren, tot groot nadeel van den logischen gang van zaken, dien het noodzakelijk moet stremmen. Ouderwetsche geloovigen toonden tot mijne blijdschap reeds, er niet van gediend te zijn. Hoe scherper de grens afgebakend wordt, des te beter. In de gods diensten valt hoofdzakelijk tweeërlei te onder scheiden : de dogmatiek of het metafysisch stelsel; en allerlei idealen, b.v. het recht, waarvan Hugo De Groot schreef, dat het be staan zou, al bestond er wat zulk een denker natuurlijk niet dacht geen God. Schrap de dogmatiek; en wat gij overhoudt kunt gij niet langer voor godsdienst uitgeven, hoewel bedoelde idealen standhouden. Van de dogmatiek heeft menig modern theoloog, IUCMS a non lucendo, sinds jaren afscheid ge nomen, maar het woord godsdienst bleef hem dierbaar; en nu is het niet volstrekt noodig, dat hij oneerlijk zij, doch kan hij volstaan met gebrek aan doordenken, om elk idealisme, den strijd voor waarheid of voor «sociale rechtvaardigheid" en meer zulke schoone doeleinden, godsdienst te heeten .... in oneigenlijken zin. Ik achtte het wenschelijk, dat ook een ^vrijdenker", om dien zotten naam gemaks halve over te nemen, het plan eens op zijn water, het vuur en de bloemen. Zoo had Chiffon, jaren lang, altijd geleefd, dartel en toch niet onbezorgd; niet bij machte in den loop van acht of tien prettige, rustige maanden de enkele kwade dagen te vergeten die achter den rug waren en weer zouden komen ; bij voorbaat haar sterk, buigzaam ruggeije krommend, in afwachting van een of anderen verschrikkelijke:! schok dien zij voelde aankomen. ?De aankondiging van haar moeders huwe lijk, dat haar op zich zelf tamelijk onver schillig liet, vervulde haar met angst, toen zij begreep dat zij het oude kasteel verlaten moest, waar zij was groot gebracht, en de goede oudjes, die h,aar hadden opgevoed; zij kende den markies de Bray, dien zij dik wijls met zijn broeder Mare zag paardrijden, van aanzien en vond hem tot dusver heel aardig en heel »chic". Maar toen zij vernam dat hij haar moetier ten huwelijk had ge vraagd, maakte zij de gevolgtrekking, dat hij op haar moest gelijken en geloofde dat haar laatste dag gekomen was. Met bewonderenswaardig zelfbedwang, dat zij, wanneer /e vond dat t m >est, in groote male wist te ontwikkelen, verborg zij haar vreezen en vergenoegde zich met een zwijgend protest. Toen mevrouw d'Avesnes haar in hoogdravende frazen bekend maakte, dat zij filleeu uit moederlijke liefde en in 't, belang van haar toekomst, zich ten tweeden male in 't huwelijk begaf', zeide zij geen woord. Kn toen men haar riep, om haar aan den heer De Bray voor te stellen,die de de Launay's een visite was komen maken, verstopte zij zich heel achter in den tuin in een perk liortensias en was nergens te vinden. Bleek, met saarngeklemde lippen en stroeve blikken, woonde zij in de sombere kathedraal haar moeders tweede huwelijk bij, vaag be seffend, dat daarmee de laatste herinnering standpunt beoordeelde. Heb ik mij nu slechts geen vrijheden met de logica veroorloofd, noch van lastige feiten mij bevrijd, dan ware mijn denken wel niet geheel en al vrij geweest, maar vrij van hetgeen er schade aan doet en derhalve juist zooals het behoort te zijn. Dr. H. J. BETZ. nillllimillllHIIIIIIIIIIIIIHIIlllll MUI IIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIM 40 cents per tegel. niiMniiititiniiimiMiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiinnumiiiiiniiinimimitiiiii TRA D B MARK ARTELL'S COGNAC Dit beroemde merk is verkrijg baar bij alle soliede Wijnhandelaars en bij de representanten KOOPMANS & BRUINIER, te Amsterdam. Prijzen w af ? 2.50 per Fles* Magazijn KEIZERSHOF", Nieuweiidijk 196. Z ij d en s t O f f en. Grootste sorteeriiig zwarte en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde Zijde, Satijn en Surah. De nieuwate des sins en kleuren steeds voorhanden. SCHADE & OLDENKOTT. HTfiAIHIR^elJtrecht. Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Huurpiano's. HdtllllfliniirillllIlflIffHIIIIflIMHHIIUIIIIHIflf fiifffiiifiifiiiiiiiumHnat verdween aan den armen papa, dien zij nooit had gekend en die haar misschien zou hebben liefgehad. 't Was dus met een hart vol droefheid en wrok, dat het kind haar intrede deed in haar nieuwe tehuis. Van stonde afaan kreeg de heer De Bray Chiffon lief, maar, radend wat er in haar omging, zocht hij het oogenblik, dat hen tot elkander moest brengen, niet te ver haasten. Het onhandelbare karakter zijner vrouw bracht die toenadering te weeg. Schuw vaii het lawaai, de tranen, de uit barstingen en hevige gebaren der markiezin, zochten die twee vroolijke en goedhartige naturen instinctmatig bij elkander steun. Zonder er zich rekenschap van te geven grepen zij elke gelegenheid aan om bijeen te zijn en Chiffon was eindelijk niet eer eenigszins gerust en opgeruimd, dan wanneer haar stiefvader bij haar was. Het kind had altijd haar best gedaan, om de vrees, die /ij voor haar moeder koesterde te verbergen. Fier richtte zij zich op, als zij haar hoorde razen, een tergende kalmte voorwendend en haar neusje brutaal in de lucht stekend, ' niettegenstaande zij haar tandjes hoorde i klapperen en haar beentjes voelde beven. j Op zekeren avond echter schoot haar /.elfbeheerscln'ng te kort. In een gang achterna gezeten door mevrouw de Bray, die haar uitschold, ging zij eensklaps schrijlings op de trapleuning zitten, gleed naar beneden en i stoof de studeerkamer in. Daar zich alleen wanend, ging zij hijgend, angstig niet, haar rug tegen de deur staan, luisterend of haar moeder haar achtervolgde. (Wordt rci-voljd)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl