De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 10 mei pagina 8

10 mei 1896 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 985 Aan alle gepensioneerden in Nederland en Indië. De heer A. C. Schepper, gepensioneerd assistentresident, laatstelijk secretaris van Bagelen, thans ?wonende te Lepok (Batavia), richt een oproeping tot alle gepensioneerden in Nederland en Indie, om een bond te vormen, die zich zou ten doel stellen: I. de inzameling van gelden voor ver schillende doeleinden (Roode Kruis, vrijwilligers korps, expeditie enz) ; II. de oprichting van een trjjwilligerscorps, dat met beleid aangevoerd, uit muntende diensten zou kunnen bewijzen zoowel op het oorlogsterrein als daar buiten ; III. het verzamelen van gegevens in en omtrent de binnen landen van Atjeh. Allen die met dit denkbeeld instemmen, ver zoekt de heer Schepper, hem hun naam op te geven. Zyn gemachtigde in Nederland is de notaris J. A. von Stein Callenfels, Prinsengracht b/d Vyzelgracht 674, Amsterdam. Victor Tilper, t Oostenryksch beeldhouwer. Voor tien jaar heeft Tilgner, Weenen's meest populaire beeldhouwer, een autobiografie ge schreven, waarin hy o. a. verhaalt, dat hij aan de akademie ongeveer alle pryzen won die hij kon behalen. Hij was daar nog leerling, toen hij reeds opdracht kreeg voor werk aan de opera, n.l. de buste van Rossini. Zyn leeraren, onder wie prof. Bauer, erkenden zyn talent, maar von den hem te veel schilder van opvatting, en dit vermeend gebrek kon hij maar niet te boven komen, zoodat hij op zes-en-twintig jarigen leefjd, na reeds groot succes te hebben gehad, ge woon soldaat zou zijn geworden, als hij er maar kans toe had gezien. In Delboye vond hy. eerst weder steun, en onder veel afkeuring van zijn oude vrienden zocht hy nu opnieuw zyn weg. Het helle gips ging hem tegenstaan en hij maakte de kleuren oud ; maar dit zou hem tot een ergenis worden daar iederen het nabootste. Onder deze bedrijven liep b.jj naar de dertig, zonder een groot werk te hebben gemaakt. Om te leven ging hij por tretten maken, tot baron Leitenberger, wien hij als een waren Maecenas prijst, hem een studie reis naar Italiëliet maken. Hij ging met Makart, kwam met Makart terug, werkte in diens atelier, en had het geluk, dat zyn eerste werk van deze periode door den keizer werd opgemerkt en ge kocht. Het werd in brons uitgevoerd voor het Volkspark. Toen begon de tijd van de groote bouwwerken, musea, het Hofburgtheater, waaraan hjj \jverig medewerkte, zoodat hij eerst laat aan de groote plastiek begon, en toen onder algemeene tegenwerking. Meer autodidakt dan iemand anders, en zichzelf allerminst als realist be schouwend, heeft hij toch al den smaad van het realisme gedragen. Intusschen is de buste Tilgner's fort gebleven; hij heeft een groot aantal ervan geleverd voor de musea voor kunstgeschiedenis en natuurlijke his torie en talrijke busten van dichters voor het Hofburgtheater. Verder zijn van zijn hand ver schillende standbeelden van het Rijksdaggebouw, Het liuis in ranfl!! (Bonn in La ftillioitette.) Ah ! disait Félix, vrai, j'en sue ! La France m'enjoint: »Sauve-LA :" Et je ne vois plus d'autre issue . . . Faudra-t-il donc passer par la V de Rübens die voor het Künstlerhaus staat, en de fontein in de keizerlijke villa te Ischl. Zijn laatste arbeid was het veelbesproken Mozartmonument, dat den 21 April werd onthuld. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiimitniiimiii Uit ie Mepte door CLAUDIUS. Züspelen dicht aan het kristalhelder water, dat echter hoe meer het zich van den oever ver wijdert al dieper en dieper wordt, al is het hier aan den kant ook zoo verraderlijk laag, dat men de kiezelsteentjes op zijn bodem kan tellen. De kinderen hebben dolle pret; zij houden netjes in de handen, waarmede zij speldenvischjes zoeken te vangen. Reeds is de breede inmaakflesch, die zij vooraf met water vulden, er een tiental rijk, en de diertjes schijnen niet al te ongelukkig in hunne gevangenis. Zij kunnen ook niet vermoeden dat het spelletje op wreede wijze zal eirdigen, dat de kleine bende, die daar zoo lachend rondloopt, met de vriendelijke, engel achtige gezichtjes, zoodra zij dit vermaak moede zjjn geworden, de flesch uit zullen gooien op het zand, waar de vischjes een langzamen marteldood moeten sterven. Wie leert de kinderen ooit het onbarmhartige van dergelijke zaken ? Om het kleine bekommert niemand zich. »Waarom speelt Nonnie niet mee ?" vraagt eene zachte, lustelooze stem, die der moeder van de blonde kinderen. »0ch ! waarom," antwoordt de dienstbode, die het troepje bewaken moet: Dat weet ik niet; het is een druiloor, dat meisje. Zij doet nooit met de anderen mee en staat daar maar met donkere blikken toe te kijken, alsof men haar heel wat had misdaan. Ik heb soms lust haar dooreen te schudden". »Dat mag toch niet gebeuren. Laat haar maar over aan haar lot, Dientje ; als zij geen plezier hare kinderen te voorzien; maar hen smeekte zich Nonnie's lot aan te trekken. Het kind bezat een ontembaren aard, en was zoo ondankbaar en slecht, dat men waarlijk niet van haar kon vergen dat zij zich nog met dat voordochtertje zou be lasten. Eene rijke schoonznster had zuchtend toege stemd haar tot zich te nemen ; maar reeds be zwaarde dat besluit haar diep. Welk een verschil met haar eigen kinderen ! Zoodra mogelijk zou zij haar op kostschool doen. Hoe jammer ook dat de groote vacantie juist begonnen was. Wat de lieve blonde kleinen aangaat, zij stelden er eer in Nonnie om het zeerst te plagen. Dien morgen nog had Marietje haar een aap genoemd, en haar als zoodanig kunstjes willen laten ver richten. Somber staarde zij thans hare jonge kwelgeestjes aan. Niet een hunner, die haar hart niet tot bloe dens toe verwond had, en zij zou met hen spelen nadat zij het haar verboden hadden; zij zou dank baar moeten zijn! Nog stond zij daar, toen haar tante zich weder verwijderde. De kinderen maakten van die meer dere vrijheid gebruik om hunne kousen en schoe nen uit te trekken. Dientje om een boek uit haar zak te voorschijn te halen en haar breiwerk te laten rusten. »Jack Sheppard" deed haar het jonge volkje geheel vergeten. Opeens weerklonk er een ijzingwekkende kreet. Marietje had zich te ver gewaagd; de bodem was op die plek in steile helling naar omlaag gegaan, en voordat de andere kinderen haar nog te hulp konden snellen was zij voor hunne oogen ver dwenen. Dientje had haar boek weggeworpen en liep handenwringend langs den kant op en neer, de broertjes en zusjes der onvoorzichtige gilden luid keels om hulp ; maar het landhuis lag ver van daar, er was niemand in de nabijheid om het kind te redden, en hoe gaarne de dienstbode ook tut haar liehoud had meegewerkt, er zelf voor te verdrinken was toch wat al te erg; zij dacht er De oufle straatroover weer aan liet werk, maken wil, moet zij in vredesnaam maar blijven mokken; Nonnie behoorde te begrijpen dat zij lief moest zijn, al was het dan ook maar alleen om ons voor onze vriendelijkheid te beloonen, maar van een slecht, ondankbaar karakter valt niets te vorderen." Het kleine bruine meisje heeft die woorden gehoord, zij zijn trouwens voor hare ooren be stemd geweest, en haar gezicht, dat aan een negerinnetje doet denken, wordt smartelijk verrwrongen; de neusvleugels trillen, de donkere oogen flikkeren als een bliksem'raal ; maar zij perst de lippen op elkaar en zegt niets, gelijk zij ook in Indiëgewoon was te zwijgen, als men haar van alles beschuldigde, wat in huis misdaan werd. Niets was gebroken, niets weggekaapt of bedorven, of Nonnie had het gedaan ; hare moeder, eene negerin, had zij nooit gekend ; haar vader had haar tot zich genomen, en was eenige jaren na hare geboorte met eene Kuropeesche vrouw getrouwd, die het kind weldra als een lastpost begon te beschouwen, en hare alle denkbare on deugden toescheeef. De inlandsche bedienden hadden zich daarvan spoedig rekenschap gegeven en het zeer gemakkelijk geacht, al hun eigen feilen te schuiven op de arme kleine zondenbok. In den annvang had Nonnie niet begrepen waarom een ieder zoo hard was, juist tegen haar, was zij in opstand gekomen, met heel het vuur van haar Oostersch gemoed ; doch toen zij inzag dat dit de zaken nog slechts verergerde, dat zelfs haar vader zich bij de vijandelijke partij schaarde, dat elke edele opvatting haars harten schijnheilig heid werd genoemd, begon zij somber en in zich zelf gekeerd te worden, haar leed zwijgend te dragen. Daarop was haar vader plotseling gestorven, zijne weduwe zoo goed als niets achterlatende. Zij keerde naar Europa terug en verklaarde aan de familie van haar overleden echtgenoot, dat zij wel zou trachten in haar onderhoud en dat van dan ook niet aan. liet witte jurkje kwam weer boven, en zonk toen weer weg. Aan den kant stond Nonnie sprakeloos toe te kijken. Zij had geen kreet geslaakt, wat gebeurde was recht vaardig, zoo haar wreken op al hare huisgenooten en wel het meest op de kleine drenkeling, die haar meer nog dan een der anderen had gesard. Zij had kunnen helpen, zij alleen, want daarginds op Java had zij loeren zwemmen als een hondje; maar zij zou het niet doen; het was de straf, de juiste vergelding. Daar kwam nog eenmaal het kleine blonde hootd boven. Nonnie wist het, het was de laatste keer, en op eens brak er een snaar in haar ver bitterd gemoed, rees er iets beters, iets dat jaren lang onderdrukt was geworden, in haar op, en sprong zij in den vijver. ?;Ach ! lieve Hemel! nog een!" kermde de meid: »wil je wel eens hier komen, akelig, leelijk kind '! Lag jij maar in hare plaats, dan was er ten minste nog niets aan verbeurd !" Nonnie's oogen tlikkerden nog even boosaardig op : daarna kwam er iets heel zachts, iets ongek ml schoons over hare trekken, en zwom zij h-astig naar de plek waar Marietje voor het laatst was verdwenen, '/.ij dook, gelijk zij vroeger gedaan had om van de steentjes te ontkomen, die haar broertjes haar nawierpen, en een oogenblik later keerde zij niet het bewustelooze meisje naar de oppervlakte van het water terug. Nu eerst durfden de anderen begrijpen ; maar niemand die haar danken kon; zij was reeds zooals altijd alleen baar weg gegaan, zoodra zij haar nichtje op het gras had uitgestrekt. Pas een uur later keerde zij naar huis terug; zij had zich zoo goed en zoo kwaad mogelijk in de zon gedroogd, en wilde naar boven sluipen, naar haar kamertje, om zich te verkleeden. Maar op de eerste treden der trap werd zij teruggehouden door twee zachte armen, die zich om haar heenstrengelde. »U vergist u, tante," zeide zij verbaasd omkykende : »Ik ben de aap." »Je bent mijn kind, zoo goed als de anderen," fluisterde de jonge vrouw, met tranen in de oogen. »Ja, ik zal je zelfs nog liever hebben, geloof ik,. want ik heb zooveel te herstellen aan je." De zachte uitdrukking keerde op de donkere gelaatstrekken terug, en voor het eerst in haar leven sloeg Nonnie uit eigen beweging de armpjes om iemands hals en snikte zij. »Laat mij voortaan maar een beetje van u mogen houden, tante, en ik zal al zoo blij zijn." Zij is thans de lieveling en het zonnetje des huizes. Uit de diepte des doods werd niet alleen een kinderleven gered, maar werd eene schoone. edele ziel behouden, die bij gebrek aan wat warmte tot al wat slecht was verloren zou zijn Issr-efl-Din. f Shah van Perzië. niIllllllIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIHIIIUIIHIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIllllllUllllllllllll Varia. In de vereeniging Tuur <le h'mixl te Utrecht is alweer een tentoonstelling afgeloopen nu van oud Duitsche kunst voornamelijk gravceren etskunst; en een andere van Oostersche tapijten is reeds weer geopend. Wij kunnen niet anders dan het streven van die nog zoo jonge vereeniging toe juichen, die blijkbaar zich ten doel stelt door zooveel mogelijk en zoo verschil lend als 't kan ten toon te stellen, de liefde tot het goede, en voornamelijk in dingen uit onze dagelijksche omgeving, weer op te wekken. En zeker moet dit als een van de middelen om tot dat doel te geraken beschouwd worden. Maar ri'li'ii zullen dan moeten zien, wat wel een beetje onmogelijk wordt bij zulke conditie van entree (50 cents) als voor zoo'n tentoonstelling gesteld wordt. De expositie vulde de drie aardige lokaaltjes wat grootte en ligging aangaat, ir. bijzonder gunstige omstandigheden. Er waren aan den wand veel mooie Brauns naar Dürer en Ilolbein, en op de tafel veel reproducties naar houtsneden en gravures. Men kon hier bijzonder genieten van die uiterst fraaie uitgave van nog zeer jongen datum, dooi de firma Ilanfstaengl te Mi'nchen bezorgd, 51 lichtdrukken naar de origineele teekcningen van Ilolbein in het Windsor Castle. Tir.. M. Inhoud van Tijdschriften. Inhoud J^njcii Il'iftnl, No. IS, ?> Mei : Uit Licht in Duisternis. do.)r II. van Lingen. I. Maatschappij »de Veluwe", door J. G. ten liokkel (met afbeeldingen). De Amstelveensche weg (met afbeeldingen naar photografieën van den heer G. O. 't Hooft). Atjeh, Neerland's I'atient. door G. B. Hooyor. Overgave, door Meerulaer. (Slotl. De steen aan de Vuursch ?, door T.. l'luim (met afbeelding!. Elchanon Yerveer (met portret). Feuilleton. Advertentiün. No. lü, i' Mei. Uit Licht in Duisternis, door 11. van Lingen. II. Dr. F. J. van Leent -|-, inet portret, door Dr. van Riemsdijk. liet kasteel llaarzuylen, door J. Lefop, met afbeel dingen. Atjeh's kwaal, door (i. li. Hooijer. niet afbeeldingen van den Kraton en portret var. Toeankoe Iloessin. Kijkjes in het Museum van Nedorlandsche diersoorten, coor Dr. J. K. l!ombouts, met afbeelding. Schriftlezing. Feuilleton. Advertentiën. Inhoud van Xnuril en '/.tiiil. H)e jaarg. No. 3 C. J. Vierhout, Stylistische overwegingen. -V. d. Mate, Woon, woonst, woonstede, womipl.iats. K. l'oll, Nalezingen op Ou semaus' Woorden boek. Dr. F. A. St ,ett, liet hazenpad kiezen, li'tiiand vierkant de deur uitgooien. A. de Cock, Krokodillentranen. C .1. Vierliout, Ik heb een appeltje nietje te schillen. .1. Geluk, Is de zin: Niet ik heb gelogen, bevestigend ol ontkennend '! l'. Visser, Vondei's Lucifer. II. Gaarenstroom, Klemtoon (vervolg). De Lyriek in de middeneeuwen. J. C. Groothuis. l'otgieter's lief en leed in het Gooi. Tijd schriften. Boekbeoordeeling. Boekenlijst.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl