Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 985
Aan alle gepensioneerden in Nederland
en Indië.
De heer A. C. Schepper, gepensioneerd
assistentresident, laatstelijk secretaris van Bagelen, thans
?wonende te Lepok (Batavia), richt een oproeping
tot alle gepensioneerden in Nederland en Indie,
om een bond te vormen, die zich zou ten doel
stellen: I. de inzameling van gelden voor ver
schillende doeleinden (Roode Kruis, vrijwilligers
korps, expeditie enz) ; II. de oprichting van een
trjjwilligerscorps, dat met beleid aangevoerd, uit
muntende diensten zou kunnen bewijzen zoowel
op het oorlogsterrein als daar buiten ; III. het
verzamelen van gegevens in en omtrent de binnen
landen van Atjeh.
Allen die met dit denkbeeld instemmen, ver
zoekt de heer Schepper, hem hun naam op te
geven. Zyn gemachtigde in Nederland is de notaris
J. A. von Stein Callenfels, Prinsengracht b/d
Vyzelgracht 674, Amsterdam.
Victor Tilper, t
Oostenryksch beeldhouwer.
Voor tien jaar heeft Tilgner, Weenen's meest
populaire beeldhouwer, een autobiografie ge
schreven, waarin hy o. a. verhaalt, dat hij aan
de akademie ongeveer alle pryzen won die hij
kon behalen. Hij was daar nog leerling, toen hij
reeds opdracht kreeg voor werk aan de opera,
n.l. de buste van Rossini. Zyn leeraren, onder
wie prof. Bauer, erkenden zyn talent, maar von
den hem te veel schilder van opvatting, en dit
vermeend gebrek kon hij maar niet te boven
komen, zoodat hij op zes-en-twintig jarigen
leefjd, na reeds groot succes te hebben gehad, ge
woon soldaat zou zijn geworden, als hij er maar
kans toe had gezien.
In Delboye vond hy. eerst weder steun, en
onder veel afkeuring van zijn oude vrienden
zocht hy nu opnieuw zyn weg. Het helle gips
ging hem tegenstaan en hij maakte de kleuren
oud ; maar dit zou hem tot een ergenis worden
daar iederen het nabootste. Onder deze bedrijven
liep b.jj naar de dertig, zonder een groot werk
te hebben gemaakt. Om te leven ging hij por
tretten maken, tot baron Leitenberger, wien hij
als een waren Maecenas prijst, hem een studie
reis naar Italiëliet maken. Hij ging met Makart,
kwam met Makart terug, werkte in diens atelier,
en had het geluk, dat zyn eerste werk van deze
periode door den keizer werd opgemerkt en ge
kocht. Het werd in brons uitgevoerd voor het
Volkspark. Toen begon de tijd van de groote
bouwwerken, musea, het Hofburgtheater, waaraan
hjj \jverig medewerkte, zoodat hij eerst laat aan
de groote plastiek begon, en toen onder
algemeene tegenwerking. Meer autodidakt dan iemand
anders, en zichzelf allerminst als realist be
schouwend, heeft hij toch al den smaad van het
realisme gedragen.
Intusschen is de buste Tilgner's fort gebleven;
hij heeft een groot aantal ervan geleverd voor de
musea voor kunstgeschiedenis en natuurlijke his
torie en talrijke busten van dichters voor het
Hofburgtheater. Verder zijn van zijn hand ver
schillende standbeelden van het Rijksdaggebouw,
Het liuis in ranfl!!
(Bonn in La ftillioitette.)
Ah ! disait Félix, vrai, j'en sue !
La France m'enjoint: »Sauve-LA :"
Et je ne vois plus d'autre issue . . .
Faudra-t-il donc passer par la V
de Rübens die voor het Künstlerhaus staat, en
de fontein in de keizerlijke villa te Ischl. Zijn
laatste arbeid was het veelbesproken
Mozartmonument, dat den 21 April werd onthuld.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiimitniiimiii
Uit ie Mepte
door CLAUDIUS.
Züspelen dicht aan het kristalhelder water,
dat echter hoe meer het zich van den oever ver
wijdert al dieper en dieper wordt, al is het hier
aan den kant ook zoo verraderlijk laag, dat men
de kiezelsteentjes op zijn bodem kan tellen.
De kinderen hebben dolle pret; zij houden
netjes in de handen, waarmede zij speldenvischjes
zoeken te vangen. Reeds is de breede
inmaakflesch, die zij vooraf met water vulden, er een
tiental rijk, en de diertjes schijnen niet al te
ongelukkig in hunne gevangenis. Zij kunnen ook
niet vermoeden dat het spelletje op wreede wijze
zal eirdigen, dat de kleine bende, die daar zoo
lachend rondloopt, met de vriendelijke, engel
achtige gezichtjes, zoodra zij dit vermaak moede
zjjn geworden, de flesch uit zullen gooien op het
zand, waar de vischjes een langzamen marteldood
moeten sterven. Wie leert de kinderen ooit het
onbarmhartige van dergelijke zaken ? Om het
kleine bekommert niemand zich.
»Waarom speelt Nonnie niet mee ?" vraagt eene
zachte, lustelooze stem, die der moeder van de
blonde kinderen.
»0ch ! waarom," antwoordt de dienstbode, die
het troepje bewaken moet: Dat weet ik niet;
het is een druiloor, dat meisje. Zij doet nooit
met de anderen mee en staat daar maar met
donkere blikken toe te kijken, alsof men haar
heel wat had misdaan. Ik heb soms lust haar
dooreen te schudden".
»Dat mag toch niet gebeuren. Laat haar maar
over aan haar lot, Dientje ; als zij geen plezier
hare kinderen te voorzien; maar hen smeekte
zich Nonnie's lot aan te trekken. Het kind bezat
een ontembaren aard, en was zoo ondankbaar en
slecht, dat men waarlijk niet van haar kon vergen
dat zij zich nog met dat voordochtertje zou be
lasten.
Eene rijke schoonznster had zuchtend toege
stemd haar tot zich te nemen ; maar reeds be
zwaarde dat besluit haar diep. Welk een verschil
met haar eigen kinderen ! Zoodra mogelijk zou
zij haar op kostschool doen. Hoe jammer ook
dat de groote vacantie juist begonnen was. Wat
de lieve blonde kleinen aangaat, zij stelden er
eer in Nonnie om het zeerst te plagen. Dien
morgen nog had Marietje haar een aap genoemd,
en haar als zoodanig kunstjes willen laten ver
richten.
Somber staarde zij thans hare jonge kwelgeestjes
aan. Niet een hunner, die haar hart niet tot bloe
dens toe verwond had, en zij zou met hen spelen
nadat zij het haar verboden hadden; zij zou dank
baar moeten zijn!
Nog stond zij daar, toen haar tante zich weder
verwijderde. De kinderen maakten van die meer
dere vrijheid gebruik om hunne kousen en schoe
nen uit te trekken. Dientje om een boek uit haar
zak te voorschijn te halen en haar breiwerk te
laten rusten. »Jack Sheppard" deed haar het jonge
volkje geheel vergeten.
Opeens weerklonk er een ijzingwekkende kreet.
Marietje had zich te ver gewaagd; de bodem was
op die plek in steile helling naar omlaag gegaan,
en voordat de andere kinderen haar nog te hulp
konden snellen was zij voor hunne oogen ver
dwenen.
Dientje had haar boek weggeworpen en liep
handenwringend langs den kant op en neer, de
broertjes en zusjes der onvoorzichtige gilden luid
keels om hulp ; maar het landhuis lag ver van
daar, er was niemand in de nabijheid om het
kind te redden, en hoe gaarne de dienstbode ook
tut haar liehoud had meegewerkt, er zelf voor te
verdrinken was toch wat al te erg; zij dacht er
De oufle straatroover weer aan liet werk,
maken wil, moet zij in vredesnaam maar blijven
mokken; Nonnie behoorde te begrijpen dat zij
lief moest zijn, al was het dan ook maar alleen
om ons voor onze vriendelijkheid te beloonen,
maar van een slecht, ondankbaar karakter valt
niets te vorderen."
Het kleine bruine meisje heeft die woorden
gehoord, zij zijn trouwens voor hare ooren be
stemd geweest, en haar gezicht, dat aan een
negerinnetje doet denken, wordt smartelijk
verrwrongen; de neusvleugels trillen, de donkere
oogen flikkeren als een bliksem'raal ; maar zij
perst de lippen op elkaar en zegt niets, gelijk
zij ook in Indiëgewoon was te zwijgen, als men
haar van alles beschuldigde, wat in huis misdaan
werd. Niets was gebroken, niets weggekaapt of
bedorven, of Nonnie had het gedaan ; hare moeder,
eene negerin, had zij nooit gekend ; haar vader
had haar tot zich genomen, en was eenige jaren
na hare geboorte met eene Kuropeesche vrouw
getrouwd, die het kind weldra als een lastpost
begon te beschouwen, en hare alle denkbare on
deugden toescheeef. De inlandsche bedienden
hadden zich daarvan spoedig rekenschap gegeven
en het zeer gemakkelijk geacht, al hun eigen
feilen te schuiven op de arme kleine
zondenbok. In den annvang had Nonnie niet begrepen
waarom een ieder zoo hard was, juist tegen haar,
was zij in opstand gekomen, met heel het vuur
van haar Oostersch gemoed ; doch toen zij inzag
dat dit de zaken nog slechts verergerde, dat zelfs
haar vader zich bij de vijandelijke partij schaarde,
dat elke edele opvatting haars harten schijnheilig
heid werd genoemd, begon zij somber en in zich
zelf gekeerd te worden, haar leed zwijgend te
dragen.
Daarop was haar vader plotseling gestorven,
zijne weduwe zoo goed als niets achterlatende.
Zij keerde naar Europa terug en verklaarde aan
de familie van haar overleden echtgenoot, dat zij
wel zou trachten in haar onderhoud en dat van
dan ook niet aan. liet witte jurkje kwam weer
boven, en zonk toen weer weg. Aan den kant
stond Nonnie sprakeloos toe te kijken. Zij had
geen kreet geslaakt, wat gebeurde was recht
vaardig, zoo haar wreken op al hare huisgenooten
en wel het meest op de kleine drenkeling, die
haar meer nog dan een der anderen had gesard.
Zij had kunnen helpen, zij alleen, want daarginds
op Java had zij loeren zwemmen als een hondje;
maar zij zou het niet doen; het was de straf, de
juiste vergelding.
Daar kwam nog eenmaal het kleine blonde
hootd boven. Nonnie wist het, het was de laatste
keer, en op eens brak er een snaar in haar ver
bitterd gemoed, rees er iets beters, iets dat jaren
lang onderdrukt was geworden, in haar op, en
sprong zij in den vijver.
?;Ach ! lieve Hemel! nog een!" kermde de
meid: »wil je wel eens hier komen, akelig, leelijk
kind '! Lag jij maar in hare plaats, dan was er
ten minste nog niets aan verbeurd !"
Nonnie's oogen tlikkerden nog even boosaardig
op : daarna kwam er iets heel zachts, iets
ongek ml schoons over hare trekken, en zwom zij
h-astig naar de plek waar Marietje voor het
laatst was verdwenen, '/.ij dook, gelijk zij vroeger
gedaan had om van de steentjes te ontkomen,
die haar broertjes haar nawierpen, en een
oogenblik later keerde zij niet het bewustelooze meisje
naar de oppervlakte van het water terug. Nu
eerst durfden de anderen begrijpen ; maar niemand
die haar danken kon; zij was reeds zooals altijd
alleen baar weg gegaan, zoodra zij haar nichtje
op het gras had uitgestrekt.
Pas een uur later keerde zij naar huis terug;
zij had zich zoo goed en zoo kwaad mogelijk in
de zon gedroogd, en wilde naar boven sluipen,
naar haar kamertje, om zich te verkleeden.
Maar op de eerste treden der trap werd zij
teruggehouden door twee zachte armen, die zich
om haar heenstrengelde.
»U vergist u, tante," zeide zij verbaasd
omkykende : »Ik ben de aap."
»Je bent mijn kind, zoo goed als de anderen,"
fluisterde de jonge vrouw, met tranen in de oogen.
»Ja, ik zal je zelfs nog liever hebben, geloof ik,.
want ik heb zooveel te herstellen aan je."
De zachte uitdrukking keerde op de donkere
gelaatstrekken terug, en voor het eerst in haar
leven sloeg Nonnie uit eigen beweging de armpjes
om iemands hals en snikte zij.
»Laat mij voortaan maar een beetje van u mogen
houden, tante, en ik zal al zoo blij zijn."
Zij is thans de lieveling en het zonnetje des
huizes. Uit de diepte des doods werd niet alleen
een kinderleven gered, maar werd eene schoone.
edele ziel behouden, die bij gebrek aan wat
warmte tot al wat slecht was verloren zou zijn
Issr-efl-Din. f
Shah van Perzië.
niIllllllIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIHIIIUIIHIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIllllllUllllllllllll
Varia.
In de vereeniging Tuur <le h'mixl te Utrecht
is alweer een tentoonstelling afgeloopen nu
van oud Duitsche kunst voornamelijk
gravceren etskunst; en een andere van Oostersche
tapijten is reeds weer geopend. Wij kunnen
niet anders dan het streven van die nog zoo jonge
vereeniging toe juichen, die blijkbaar zich ten
doel stelt door zooveel mogelijk en zoo verschil
lend als 't kan ten toon te stellen, de liefde tot
het goede, en voornamelijk in dingen uit onze
dagelijksche omgeving, weer op te wekken. En
zeker moet dit als een van de middelen om tot
dat doel te geraken beschouwd worden. Maar
ri'li'ii zullen dan moeten zien, wat wel een beetje
onmogelijk wordt bij zulke conditie van entree
(50 cents) als voor zoo'n tentoonstelling gesteld
wordt. De expositie vulde de drie aardige
lokaaltjes wat grootte en ligging aangaat, ir.
bijzonder gunstige omstandigheden. Er waren
aan den wand veel mooie Brauns naar Dürer en
Ilolbein, en op de tafel veel reproducties naar
houtsneden en gravures.
Men kon hier bijzonder genieten van die uiterst
fraaie uitgave van nog zeer jongen datum, dooi
de firma Ilanfstaengl te Mi'nchen bezorgd, 51
lichtdrukken naar de origineele teekcningen van
Ilolbein in het Windsor Castle. Tir.. M.
Inhoud van Tijdschriften.
Inhoud J^njcii Il'iftnl, No. IS, ?> Mei : Uit
Licht in Duisternis. do.)r II. van Lingen. I.
Maatschappij »de Veluwe", door J. G. ten liokkel
(met afbeeldingen). De Amstelveensche weg
(met afbeeldingen naar photografieën van den
heer G. O. 't Hooft). Atjeh, Neerland's I'atient.
door G. B. Hooyor. Overgave, door Meerulaer.
(Slotl. De steen aan de Vuursch ?, door T..
l'luim (met afbeelding!. Elchanon Yerveer
(met portret). Feuilleton. Advertentiün.
No. lü, i' Mei. Uit Licht in Duisternis, door
11. van Lingen. II. Dr. F. J. van Leent -|-,
inet portret, door Dr. van Riemsdijk. liet
kasteel llaarzuylen, door J. Lefop, met afbeel
dingen. Atjeh's kwaal, door (i. li. Hooijer.
niet afbeeldingen van den Kraton en portret var.
Toeankoe Iloessin. Kijkjes in het Museum van
Nedorlandsche diersoorten, coor Dr. J. K.
l!ombouts, met afbeelding. Schriftlezing.
Feuilleton. Advertentiën.
Inhoud van Xnuril en '/.tiiil. H)e jaarg. No. 3
C. J. Vierhout, Stylistische overwegingen.
-V. d. Mate, Woon, woonst, woonstede, womipl.iats.
K. l'oll, Nalezingen op Ou semaus' Woorden
boek. Dr. F. A. St ,ett, liet hazenpad kiezen,
li'tiiand vierkant de deur uitgooien. A. de
Cock, Krokodillentranen. C .1. Vierliout, Ik
heb een appeltje nietje te schillen. .1. Geluk,
Is de zin: Niet ik heb gelogen, bevestigend ol
ontkennend '! l'. Visser, Vondei's Lucifer.
II. Gaarenstroom, Klemtoon (vervolg). De
Lyriek in de middeneeuwen. J. C. Groothuis.
l'otgieter's lief en leed in het Gooi. Tijd
schriften. Boekbeoordeeling. Boekenlijst.