De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 17 mei pagina 5

17 mei 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 986 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAME£. Verwaarloosde Meren. Een erge soort van kinderverwaarloozing werd dezer dagen ontdekt in de kleine, nette, filan tropische stad Middelburg. Verwaarloozing, niet ontstaan door dronkenschap der ouders of geld gebrek, noch door ruwheid of zedeloosheid; geen verwaarloozing waardoor de kinderen als vage bonden door de straten zwerven. In het »openluchtsbestaan" van zulke kleine zwervers is misschien nog wat aantrekkelijks, een weinig vrool\jkheid. Maar vreeselijk somber is het leven van kinderen, die door een toestand van apathie van de moeder, door hare luiheid en onwetendheid, vervuild en verdierlykt zyn. Er bestaan geen woorden om den toestand van het gezin te beschrjjven, zooals het door de vroedvrouw gevon den werd in den nacht toen het 8ste kind er werd geboren. Na gewonnen inlichtingen bleek, dat eenigen van de kinderen jaren geleden wel eens op een particuliere school waren geweest, doch de meester had ze niet kunnen houden wegens de onreinheid en het ongedierte. De kinderen, die haast geen kleeren hadden, kwamen de deur van het ouderlyk »hok" niet meer uit; met eenige lompen om het naakte lijfje hurkten zij des daags rond een stuk kachel en sliepen des nachts op en door elkander in een leege kast. Van beddegoed geen spoor; het meest gewone huisraad ontbrak in dit gezin, waarvan de vader, een metselaar, toch een vry goed weekloon heeft. De ongelukkige kin deren wisten niets, werkten niet, speelden niet; maar vegeteerden daar voort in het vuil met hun ongelukkige, domme moeder, die geen naald weet te gebruiken, die niet eens tellen kan. Honger leden zy nooit, want in tijden van werkeloosheid werd dit gezin ruim bedeeld door zijn kerkge nootschap. Maar door het ongedierte werden huisbezoekers afgeschrikt en zoo kon het ge beuren, dat deze arme kinderen jaren lang geleefd hebben, te midden van de beschaafde wereld, als uitgestootenen van het leven, gevangenen in het hoi hunner ouders. Energieke vrouwen hebben getracht deze armen te redden; persoonlijk hebben zij de kinderen gereinigd, gekleed en op scholen gebracht, waar onderwijzeres en onderwijzers nu die kwijnende plantjes met veel toewijding koesteren en wenschen op te kweeken. Maar hoeveel krachten zullen er voortdurend ingespannen moeten blijven om de kinderen op school te houden! Telkens weer moeten de kleertjes vernieuwd worden, daar de moeder (die wel moeilijk toerekenbaar geacht kan worden) ze laat vergaan aan het lichaam, zonder ooit iets te verstellen of te wasschen. Bovendien is het haast niet te vergen van de onderwijzers der volksschool, om kinderen van 11 en 13 jaar te onderwijzen, die nog minder weten dan de allerkleinsten ! Zou het toch geen tijd worden dat de absolute macht der ouders over hunne kinderen door de wet werd aan banden gelegd? Zonderlinge toe standen zien wij om ons: Als een ongehuwde moeder, een arme bedrogen vrouw, in haar angst, in haar smart een wanhopende daad verricht, dan is de politie wel gauw in ijver om »de verdachte op te sporen" (wat meestal weinig moeite kost). De vrouw wordt van het kraambed naar de cel gebracht, om haar straf te ondergaan en de misdadige vader, hij, de meest schuldige, gaat vrij uit, gerust in het bewustzijn van de teedere bescherming der Nederlandsche wet, die het onderzoek naar het vaderschap verbiedt. En evenzoo koestert onze wet een aller zon derlingste genegenheid voor ontaarde ouders. Zelfs gevoelt ze geen vrijheid om met den zachten dwang van leerplicht de ouders te noodzaken hunne kinderen naar eene school te zenden. Be scherming van de kleinen tegen verwaarloozing, die kan z^j nooit geven, zoolang ze niet breekt met het beginsel van het absolute ouderlijke (iczag. Intusschen groeit de ellende steeds aan van kinderen, die groot worden zonder opvoeding; intusschen wast die treurige bevolking, als eene bende paria's te midden van een beschaafd land, die in de gevangenissen boeten moet voor de schuld van niets te weten, niets te kunnen; voor de schuld van een maatschappij, die de kleine kinderen niet weet te beschermen, die niets doet om hunne verwaarloozing te straffen of te stuiten. Middelburg, M. WIBAUT?B. v. BEKLEKOM. 4 Mei 1896. fat verdient tij de keuze onzer Meeding onze Izondere aandacht. De geschiktheid van ons lichaam om de tempe ratuur van de lucht aan te nemen en tevens zijn eigen warmte te behouden, wat noodig is voor de gezondheid, wijzigt zich naar het klimaat waarin wij leven. Om te zorgen, dat het lichaam geen te groote afwisseling van temperatuur ondergaat of te veel verliest, dient men een doelmatige klee ding te kiezen. De kleeding moet dus dienst doen om de warmte, die liet lichaam uitstraalt, slechts zeer langzaam aan de lucht af te geven; eveneens moet de koude lucht van buiten slechts langzaam tot de huid doordringen. Ons lichaam blijft lang of korter warm, naarmate de buitenlucht langer of korter tijd noodig heeft om het te bereiken. Het hangt dus van de stof af, waaruit oiize kleeding bestaat, of de huid de noodige uitstraling kan hebben, en of een toetreding van versche lucht mogelijk is; stoffen, die voor de lucht ondoor dringbaar zijn, zijn zonder twijfel zeer nadeelig voor de gezondheid. Verrassend zijn de uitkomsten, die men verkre gen heeft na proeven met verschillende stoffen voor de kleeding; men kwam tot de slotsom, dat juist stoffen, die het gemakkelijkst lucht doorla ten, het langst de warmte behouden. Zoo laten bijv. dunne wollen stoffen, flanel, mousseline, tricot eens zooveel lucht door als linnen van dezelfde kwaliteit, en toch verwarmt wol veel meer; dit is ook het geval met katoen. De stoffen, die voor een doelmatige kleeding noodig zijn, moeten slechte warmtegeleiders zijn; ze moeten lucht doorlaten, want dit is juist de reden waarom ze verwarmen. Dit hangt af van de eigenschappen, niet van de dikte der stoffen. De bekleeding der dieren geeft ons hiervooi de beste handleiding. In de koude luchtstreek wordt het viervoetige dier even vol doende verwarmd door zijn natuurlijken pels als de vogel door zijn veeren. Beide bekleedingen laten lucht door en als het zeer koud is, schudt de vogel ziju veeren om nog meer te doen toe treden. Dragen we kleederen, die te dicht zijn, dan kan de lucht niet langzaam tot de huid doordringen en de dampen verdunnen, die zich bij het transpireeren vormen; we worden dan als 't ware om ringd door een vochtige luchtlaag, die de uitstra ling belemmert, en ons bij een snelle afkoeling van de temperatuur een gevoel van rilling geeft. In nauwsluitende glacé-handschoenen krijgt men koude handen, terwijl wol of andere stof, die lucht doorlaat, ecu aangename warmte verschaft. Verlakte of gummi-laarzen maken den voet koud en vochtig, terwijl geitenleer, kalfsleer of stof de warmte be houden. Dun gewatteerde mantels zijn warmer dan zwaar gevoerde of dicht geweven stof. Professor Jiiger heeft door zijn onderzoekingen de belangstelling opgewekt voor de warmtegeleiding der kleeding, die een gewichtig deel moet uitma ken van de zorg voor onze gezondheid. Tegenover zijn wol-methode heeft dr. Lahmen de voortreffe lijkheid van katoen gesteld ; reeds vroeger had cru arts te Berlijn, dr. Al bu, de opmerkzaamheid ge vestigd op liet nauwe verband tusschen liet ont staan van ziekten en een kleeding, die een gere gelde luehttoetreding en uitstraling mogelijk maakt. Even verkeerd als een te dichte stof, is echter stof die al te snel lucht doorlaat; 't gevolg daar van zou een te snelle afkoeling van de Luid zijn. Een tweede kleedingstuk over het eerste, dat dun en licht moet zijn, voldoet dus 't, meest aan beide cischen. De kleeding moet de uitstraling van de huid niet belemmeren ; daarom zijn de onderkleeren van groote beteekenis; zij dienen om de afscheidingen van de huid op te nemen en langzaam door te laten. Wol of katoen is te verkiezen, omdat zij snel vocht j opnemen en langzaam doorlaten, terwijl linnen langer vochtig blijft en moeilijk de afscheiding van de huid opneemt. Dragen we linnen hemden, dan zullen we, wanneer we bezweet zijn, veel eer der kou vatten of rillingen hebben, dan in een katoenen of wollen hemd. De volken in een warm klimaat kleeden zich bij instinkt in dun wollen of katoenen hemden. Zeer schadelijk is het voor de gezondheid, natte kleederen langen tijd aan te houden ; vooral waclite men zich voor natte kousen of schoenen, omdat het verlies van warmte en de belemmerde vochtuitstraling ons een te snelle afkoeling bezorgt. Professor Pettenkofer wijst na veelvuldige proeven met de eigenschappen van kleedingstotlen in verband met de gezondheid, eenige stoffen aan, die naar hun volgorde toenemen in het vermogen om warmte te geleiden : In. Wol, als stof die het gcschikste is om liet lichaam te besehutten tegen afwisselingen in de temperatuur. In konde lucht laat zij de warmte van de huid niet verloren gaan, en belet dat de temperatuur van liet lichaam te veel stijgt door hitte van buiten; verder geleidt zij vocht even slecht als warmte, en is daardoor ecu behoedu ddel tegen verkoudheden. 2". /ijde, die nog boven dien 't voordeel van lichtheid heeft. 3''. Katoen. 4". Linnen. G''. Leer. Van genoemde goederen zijn niet de beste, die het dichtste geweven zijn, maar die uit fijne draden bestaan, los zijn, en weinig gewicht hebben. Ten slotte hebben wol en zij nog de voorkeur als onderkleeren, omdat hun weefsel door wrijving van de huid, electriciteit ontwikkelt, die bevorder- j lijk is aan den bloedsomloop en de werking der huid. S. iiiiiiiiiimiiiiiniiiiii Mode. De rronwen "fin den Nlt/t/i. l'sycholoyie 'fan den iiuin ah leen:ul;. Eene hof'kctikcn. Het gekleurde zijden- of' linnen ondergoed, schijnt, behalve voor zijden bovenrokken, zijn tyd gehad te hebben. Alleen voor chemises, cache-corsets, etc. geldt nog witte zijde, die als linnen gewasschen kan worden, voor modern en gedistingeerd. De corsets worden in twee zeer verschillende hoofdvormen geleverd, voor de korte Empire- en Directoire-tailles en voor de Longe spitse lijven il la Louis XV en XVI. De pogingen om ze te versieren zijn eigenlijk over tollig ; al die kant, die rosetten, die entredeux met lintjes er door, moeten toch zoo slap gemaakt worden, dat ze onder het costuum geheel on schadelijk worden. Een wezenlijke verbetering zijn de nieuwste vindingen, tulle- en batistencorsetten, zoo luchtig mogelijk, en toch op stevig samenstel gehouwd, dat ze aan alle eischen voldoen. In plaats van het flanel voor winterondergoed wordt mousseline de laine ingevoerd; het is fijner, dunner en lichter dan Hanel, en oefent dezelfde lichte prikkeling op de huid uit. De kousenband maakt steeds meer plaats voor den kousen-ophouder van cautchouc of zijden lint, met knoopen aan het corset bevestigd ; de fantasie waarmede deze accessoires versierd worden, kent geen grenzen; rosetten van ruban comète, kant, bonte steenen, valenciennes, zilveren gespen, fluweel, alles wordt er aan te pas gebracht. De zijden bovenrok onder de japon blijft nog mode ; met kanten, volants, rosetten en strikken versierd, wordt hij ook onder soiree japonnen gedragen; en men blijft gaarne japonnen met zijde voeren, al was het alleen om het aangenaam gehoor en de onmiskenbare gevuldheid derplooien; bij de zijden rokken is de wildste kleurenfantasie niet uitgesloten, violet met mandarijngele volants, rose met lichtgroen of lichtblauw en zwart, groote bloernpatronen met rose volants of gedrapeerde kant, mauve met oranje, mauve met violine, al deze heftige combinatiön worden gaarne gekozen ; men draagt ze schijnbaar verborgen, en wat er even van te zien komt, lijkt een bekoorlijke discretie. li jn * De vrouwen van den Shah waren er, volgens dr. Albu, vroeger directeur en professor aan de medische hoogeschool in l'er/ii1, ondanks zijn Westersche denkbeelden niet beter aan toe dan de vrouwen van andere Oostersche potentaten. Niemand dan de seraiiwachters kwam met haar in aanraking. Zij leefden te Enderoem, heel eentonig, in volkomen afzondering, .een vijf tigtal, en kwamen nooit buiten haar paleis. Toch bad de Shali na zijue eers'e Kuropeesche reis, andere plannen inet haar. Hij liet ze verscheidene malen in groote koetsen (oude staatsiekoetsen, in Europa opgekocht) uitrijden. Over de banken werden dan matrassen gelegd, zoodat ze er met gekruiste beenen op konden Inrken; wel twintig tkaloskis" vol vrouwen reden dan van het paleis naar een villa, die de Shah buiten de stad had, en hij kwoin haar in den loop van den dag een bezoek brengon. In de stad liepen dan naasten voor de rijtuigen bedienden (Faradsche) met lange versche wilgcnroeden, schreeuwend «Ro o!" (ga weg!) en oj) ieder losranseieiul die zich niet uit de voeU-n maakte of ;:ich althans omkeerde. Vroeger was dat veel erger; als een chanoem uitreed, wsrd ieder die zich op den weg bevond nageloopen en soms ten doode toe geslagen. Voor Europeanen was men altoos minder streng, en de -hakim n'lpmand" (Duitscbe dokter) die een aantal dor dames tot patiënten gehad had, kreeg zelfs nu en dan een vriendelijk knikje. Later werden echter deze rijjas geheel weer afgeschaft. Eenniïini 's j'iars, op den geboortedag van Fat.me, de dochter van den Profeet, werd het geheek: paleis te Enderoem, alle zalen, binnen plaatsen en tuinen, aan de dames overgelaten; daarbij werden alle te Teheran wonende getrouwde prinsessen, de vrouwen der rijksgrooten en der vreemde gezanten genoodigd. De Shah was dan de eenige heer, hij wandelde rond, maakte grapjes met al zijn vrouwen en ook met de Europeeache dames, die zich allen voor hem ontsluieren moesten, en gaf allen als souvenir een stuk van twee tomans (twintig francs) waarop zijn portret stond. Dit te weigeren zou als een groote beleediging beschouwd zijn. * Een medewerkster van Windsor 'Maytt.-ine wijst op een betreurenswaardige leemte in het onder wijs voor meisjes. Men leert zo talen, wiskunde, algebra . . ., men onthoudt ze de eenige kundig heid waariiij ze inderdaad belang hebben, de kennis van, de« man, toch in de toekomst haar vriend, baar vijand, haar slaaf, haar meester, haar prooi, baar verdrukker, al naar dat ze het aanleggen. Mrs. O'Gonnor Ecclcs zou op de inrichtingen voor hooger onderwijs de «psychologie van den man" als geregeld leervak op hot programma wenschen te zien, on wel in twee cursussen ge splitst. De eene zou gegeven worden door een respeetable matrone, die in haar jeugd mooi geweest was en zoetjes, zonder al te veel teleur stellingen, de graden van echtgcnoote, moeder en grootmoeder doorloopen bad. De andere cursus moest aan een oude vrijster worden toe vertrouwd, leelijk en slecht gehumeurd; zij zou de jonge leerlingen moeten waarschuwen tegen de overdreven iliusiën van de jeugd. Als privaat docenten konden jonge weduwen verslag geven omtrent haar bijzonderen bevoorrechten staat in de maatschappij. De schrijfster is \ ol bezorgdheid. --Wat een teleurstellingen", zegt zij, -wachten het .jonge vrouwtje, dat onvoorbereid den kamp des huwe lijks aanvaardt. Wat een tranen zal zij moeten storten, voordat zij do grondwaarheid heeft er kend, dat mannen niet zoo standvastig zijn als vrouwen! Hoe menigeen loont met een gebroken hart, omdat zij veel verwachtte van een oogenblik, van een kleinigheid, die achteraf bleek niet den minsten indruk te maken1'. Als grondslag van haar geheele systeem wil Mrs. O'Connor Eccles de jonge meisjes deze waarheid inprenten. »Er bestaan geen twee vrouwen die op elkaa gelijken, terwijl daarentegen alle mannen naa n model gevormd zijn.'; Man van de wereld geleerde, paardenfokker, politicus, allen zijn ze tegenover de vrouw op dezelfde wijze zwak, en door haar op dezelfde wijze te vangen." De oorzaak van die gelijkheid ligt vooral in de verwaandheid van de mannen, en het eerste mid del ook om hen in te pakken, is hen over hen zelve te spreken, naar henzelf nieuwsgierig te zijn. »Ik heb nog nooit een man ontmoet", zegt de schrijfster, »die dat niet aangenaam vond. Soms gebeurt hot wel eens dat de man al dadelyk over iets anders begint en zelf gaat vragen, maar dan moet men niet antwoorden. In het begin moet ge nooit over u zelf spreken. Pas dus op, dat ge niet de minste aanduiding geeft omtrent uw smaak of karakter. Kijk hem met belangstelling aan en wachtaf; alshij begonnen is en zich wat heeft uitgelaten, kutit ge daarop doorgaan en hem aan moedigen. Dan toont hij al gauw, wat voor soort van vrouw zijn verbeelding treft en ge kunt zorgen die vrouw te zijn. Ge moet hem overtuigen, dat ge zijn smaak deelt; dat is de eerste stap". Men ziet dat het niet juist oprechtheid en eerlijkheid zijn, die deze waardige psychologe aan haar jonge toehoorderessen wil leeren. «Verder: amuseer hem! De man is vervelend en verveelt zich, houd hem bezig! Maar amuseer u zelf nooit zoo, dat ge er de controle over uw persoon en gebaren door vergeet. Stel bv., ge ziet een aandoenlijk drama; hij zal het aange naam vinden, als hij er u op getracteerd heeft, dat ge aangedaan zijt. Maar wanneer ge dat werkelijk wordt en echte tranen stort, dan wordt het puntje van uwen neus rood; ge moet dus aandoening veinzen, maar er niet de dupe van zijn. Vooral: kleed u uitmuntend, en blijf on zichtbaar, zoo ge niet goed gekleed zijt, i'riscb, pikant, met iets persoonlijks in uw toilet en verschijning. Geloof me, de mannen zijn zoo oppervlakkig, dat ze een meisje nog meer om haar japon, dan om haar schoonheid liefhebben." En wat deugden betreft... »de mannen beweren te houden van eenvoud, zuinigheid, huiselijkheid, geloof er geen woord van! Was Cieopatra zoo zuinig, Maria Stuart een model van eenvoud 'l Maakte Ilelena zich zoo druk in haar huis houden ? Naaide Ninon de Lenclos haar eigea japonnen ? In den loop der eeuwen zijn de mannen niet veranderd. Ze prijzen de huiselijke deug ien, en hebben al hun liefde over voor de vrouwen die onbuiselijk ?ijn.'' Eindelijk komt een zeer menschkundige op merking. »Als ge dan met aandacht geluisterd hebt naar al de wijsheid die hij omtrent zich zelf en de wereld vertelt, exploiteer dan een van de zonderlingste en onverklaarbaarste manieën, die de mannen aankleven. Een politieagent is altoos gevleid, wanneer een vrouw zijn hulp vraagt om de straat over te steken. Nu, ieder man is in ziju hart een diender! Hij wil altoos beschermen, denk daaraan l" En een laatste aanbeveling. »(!eef hem al spoeI dig te verstaan, dat ge gaarne een vriendin, een zuster voor hem wilt zijn, niets meer; de man is zoo dom, dat hij pas goed gaat begeeren, wanneer hij zeker is het niet te kunnen ver krijgen." De regeling der kosten van de voeding van het j Berlijnsche hot is al heel curieus. De beide koks, een Duitscher en een Fransehman, hebbon geza menlijk, onder toezicht van den hofmaarschalk, niet alleen de geheele administratie, maar ook de geheele beslissing over de uitgaven; de keizer en het geheele hofgezin zijn bij hen in den kost, tegen zooveel daags. Gewoonlijk eet de familie voor 7K mark per couvert (-! M), als er gasten zijn wordt bet duurder, en bij galadiners betaalt de keizer wel L'O, '21, ISO mark of meer per hoofd. De keizerin krijgt 's morgens het menu te zien, brengt er veranderingen in en bespreekt dan ook gewoonlijk bet menu voor den volgenden dag. Voor de groote hoffeesten worden verschillende menu's opgesteld, waaruit de keizer kiest. De keizer eet driemaal daags, on meestal zeer copieus, hij ontbijt met koffie, thee, eieren, biefstuk, coteletten; om twee uur is er soep, een paar gerechten, een «toetje" en dessert. Hierbij zijn altoos gasten ; het is zonder veel etiquette, men vraagt er schilders, beeldhouwers, geleerden, hooge beambten, vreemdelingen, en deze vinden er den keizer en de keizerin in hun beste humeur. De »Kö;iigliche Mittagstafel", 's avonds om zes of zeven uur, is deftiger; het menu mag er geen Fransche woorden bevatten ; er wordt gouden en zilveren servies gebruikt, de zes ge rechten moeten binnen het uur gediend zijn, en alles gaat er met militaire stiptheid. Er nemen wol zesiig a. tachtig personen deel aan, die niet voor hun pleizier uit zijn ; voor elke tweo per sonen is er een bediende; er wordt aan deze tafel meer geluisterd dan gesproken, 's Avonds neemt de Keizer nog vóór bet naar bed gaan, wat lirood en koud vleesch. Als wijn drinkt de keizer, die heel matig is, een glas gewone Bordeaux of Moezelwijn. dan soms een glas iijne v,ijn, en wat champagne. In plaats van Madera wordt gewoonlijk Tokayer gepresenteerd, die uitmuntend is, evenals allo wijnon uit do keizerlijke kelders. Gewoonlijk zijn daar r>000 vaten en lf>0 ii i'OOOOO tlesschen wijn in voorraad; de Kellermeisteroi heeft rnaciitipring om goede sommen er voor te besteden, onlang-- kocht zij te Trier '.HM) li!evs Griinhiuiser voor 11 500 marie. Er zijn Spaanscho, Italiaansche. Oostenrijksche en Ilongaarscho wijnen; de beste cn'is van Bourgogne en Bordeaux, en een unieke collectie oude Rijnwijnen, waaronder een wijn van llii!,'! de berojmdste is. Van den ouden Sternberger Cabinet, dien de keizer onlangs aan Bismarck zond, zijn nog maar een paar ilesschen over.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl