De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 24 mei pagina 5

24 mei 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 987 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. VOOE^ DAME$. De Kooteen aan de flerhalin£scnolen te 's-Hage. Het volksonderwijs maakt een belangrijk on derdeel uit van de werkzaamheden aan de thans bestaande Hollandsche kookscholen. Elke school heeft, zoo goed als haar cursussen voor jonge dames, haar volkslessen, haar lessen om meisjes uit den werkmansstand betere begrippen aan te brengen omtrent voeding en gezondheid en omtrent de toepassing hiervan in het dagelijksch leven. Ook de huishoudscholen, vooral de Amsterdamsche en de Utrechtsche, werken in dezelfde richting met betrekking tot het huishoudonderwijs. Vrij wat meisjes worden hierdoor in staat gesteld met meer kennis en kundigheden haar werk als huis vrouwen of als dienstboden te aanvaarden dan dit vroeger het geval was. Te betreuren is het echter, dat dit onderwas altyd nog maar aan een betrekkelijk klein getal ten goede komt, dat altijd nog maar enkelen ty'd en gelegenheid hebben de lessen aan kook- of huishoudschool te volgen en ook dat deze toestand wel zal bleven voortduren, zoo lang er van een invoering van het huishoudonderricht in het onderwijs voor de meisjes geen sprake is. Alleen in den Haag heeft men met het instellen der kooklessen aan de herhalingscholen eenigszins begrepen welken weg het met dit onderwijs uit moet. Hoofdzakelijk door het streven van den heer Mouton, wethouder van onderwijs, zijn deze lessen tot stand gekomen. Overtuigd van het recht der leerlingen om op de herhalingschool datgene te leeren, wat hun in 't leven 't meest te pas zal komen, kwam de heer Mouton met het bestuur der Haagsche kookschool overeen, dat hun aldaar eenmaal per week kookles zou worden gegeven. Van. elke der vier scholen zou een groepje aan de les mogen deelnemen. Deze eerste poging mislukte in zooverre, dat de leer lingen niet altyd even trouw opkwamen, wat toegeschreven moet worden gedeeltelijk aan de ligging der school ver buiten het centrum der stad, gedeeltelijk aan 't feit, dat voor de kookles een vijfde avond in beslag genomen werd. Aan deze bezwaren werd het volgend jaar tegemoet gekomen door het besluit van den gemeenteraad in overleg met het bestuur der kookschool, dat op elke der herhalingscholen eenmaal per week op een gewonen schoolavond kookles kan worden gegeven. De school werd hiertoe in staat gesteld door de gemeentesubsidie, die deswege van /' 300 op ? 1000 gebracht werd. Het koken werd dus hierby eenvoudig ingelascht in het herhalingsonderwys voor de meisjes. De geheele leiding en regeling der lessen nam de kookschool op zich. Een eenvoudige kast werd aangeschaft met voldoende ruimte om het keukengereedschap te bergen. 'Een verplaatsbare werktafel met zink bekleed en een gascomfoor met drie pitten behooren eveneens tot den inven taris, met behulp van welken viermaal per week van October tot April een gewoon schoollokaal geschikt gemaakt wordt voor een kookles. De aanrecht wordt over de voorste banken gelegd en op de ^Idus verkregen werktafel komen het gaseomfoor, het keukengereedschap en de grond stoffen voor de klaar te maken spijzen. Een deel der meisjes helpt gedurende deze preparatievenBij deze lessen wordt geheel de Engelsche demonstration-methode toegepast: de onderwijzeres maakt de gerechten (een voedzamen werkmanspot voor weinig geld) voor de klasse gereed, waarb\j de leerlingen van hun zitplaatsen toekyken en zy om beurten mogen helpen. De recepten worden intusschen tot in alle by'zonderheden met hen besproken, waarbij zooveel mogelijk opmerkingen over voedingswaarde, ver teerbaarheid, pryzen, deugdelijkheid enz. gemaakt worden. Als de »pot" klaar is, mogen allen hem keuren, wat voor de meesten een even groote aantrek kelijkheid bezit als het daarop volgende afwasschen en opruimen, waardoor na korten tijd alle sporen der les verdwenen zy'n. Deze methode heeft zonder twijfel de schaduw zijde, dat van de meisjes op deze manier geen handige kooksters gevormd worden, daarvoor hebben zij te weinig oefening. Daar staat tegen over het andere doel, dat met de volkslessen beoogd wordt, en dat hierdoor wel kans heeft van bereikt te worden : het trachten naar ver betering der volksvoeding. En daarbij moet juist het gesproken woord datgene doen, waartoe de practijk alleen niet in staat zou zijn, het moet de leerlingen tot de overtuiging brengen van den slechten voedingstoestand van ons volk, een overtuiging, die zoo ze verder vast genoeg ge worteld is, iets voor de toekomst kan beloven. Het voordeel van deze methode is bovendien, dat een grooter aantal leerlingen van 't onderwijs kan profiteeren dan bij de gewone kooklessen, waarbij het getal 12 als maximum geldt. De ervaring van twee jaar geeft moed om ook het volgend jaar met dit werk voort te gaan. Met opgewektheid namen de leerlingen aan 't onderwijs deel en zij gaven aan 't eind der beide cursussen 't bewijs, dat er veel van 't geleerde tot hen doorgedrongen was. De hoofden der scholen toonden hun sympathie voor de lessen l door te steunen waar dit noodig was. Vreemd mag het inderdaad heeten dat nog geen enkele stad het voorbeeld van den Haag in dezen gevolgd heeft; vreemd, dat men nog altijd tegen moeite en kosten schijnt op te zien, moeite en kosten, die toch waarlijk niet zoo groot zijn, vooral niet waar het zulk een groot belang geldt als hier het geval is. Den Haag, Mei '96. A. Koningin ElisaMns flirtations. De heer Hume heeft een interessant boek ge schreven over de »flirtations" van koningin Elisabeth, voornamelijk uit diplomatiek oogpunt, maar toch ook uit vrouwelijk oogpunt belangrijk. Vijfendertig jaren lang, van 1559 tot 1583, speelde de maagdelijke koningin al de voornaamste vorsten van Europa tegen elkander uit, verkreeg van ieder hof wat zy verlangde en gaf dan de vrijers weer den bons, zonder dat deze toch voldoende aanleiding tot oorlogen daarin konden zoeken. Na 1583 zette zij deze sport, waarin zij pleizier gekregen had, ook buiten de politiek voort; Raleigh, Essex, Blount, Barrington, werden om beurten door de »opgeschilderde oude sloor", zooals Hume haar oneerbiedig noemt, alleen uit tijd verdrijf op sleeptouw gehouden. Het aantal der politieke vrijages zelfs, waar over de archieven documenten bevatten, is nauwelijks te tellen. De pretendenten der hoogste klasse, koningen, aartshertogen, prinsen van den bloede zijn allicht bekend, maar reeds met de Skandinavische vorsten en de Schotsche en Engelsche lords begint de onzekerheid. Tegelijk met Philips van Spanje werd de graaf van Arundel als ernstig candidaat beschouwd ; hij ruineerde zich aan feesten voor de koningin en cadeaux voor haar eeredames. Feria, de Spaansche gezant, door wiens handen het huwelijksaanzoek en de antwoorden gingen, was er zelf niet gerust op. »Den een of anderen dag," schrijft hij, »zal ze getrouwd zijn, en dan zal ik de laatste persoon zijn, aan wie het verteld wordt." Na Philips was het de aartshertog Ferdinand van Oostenrijk, maar reeds gedurende de onderhandelingen gaf zij hatelijkheden op hem ten beste. De goede oude bisschop Quadra schrijft naar zijn hof: »Ik ben niet gerust omtrent de koningin, omdat ik haar niet begrijp. Onder andere eigenschappen die zij beweert van haar aanstaanden man te eischen, is deze, dat hij niet den heelen dag thuis aan het hoekje van den haard moet zitten, maar ook in vredestijd zich met krijgshaftige oefeningen bezig houden." Met den broeder van den aartshertog, Karel, meende zij het niet oprechter. De ttirtation met Dudley graaf van Leycester was zeker de diepst gevoelde, en toch was het ook hierbij niet te zeggen in hoeverre haar hart in het spel was, omdat ook de politiek er aandeel in had. In dien tijd toch was er sprake van een herstel van den katholieken godsdienst, en Elisabeth had er belang bij, te weten, hoe Dudley's vrienden er over dachten. Het was het tijdperk waarin zij zelve werkelijk bekoorlijk, en volgens sommigen betooverend schoon en innemend was. »Haar teint," schrijft Hume, »was in dien tijd zoo eigenaardig doorschijnend, als alleen goud blonden het hebben; haar trekken waren fijn en gratieus, en haar geest en talenten zouden iedere vrouw, van welken rang ook, tot eer gestrekt hebben. Zij reed uitmuntend paard, en had in al haar handelingen een goed begrip van het populair- indrukmakende; zij was altoos, evenals hare ongelukkige moeder dat geweest was, begeerig naar de toejuichingen van het volk". Aan de aartshertogen werden enthousiaste be schrijvingen over haar gezonden. Behalve met Dudley was echter haar ernstigste verbintenis die met de twee Fransche hertogen, Anjou en Alengon Wat Anjou betreft, de Fransche regeering. Karel IX, zoowel als de Hugenoten, wilden hem wel kwijt zijn, maar Karel wilde hem uithuwen aan Maria Stuart, en alleen om dit huwelijk, dat aan de Franschen vasten voet op het eiland kon geven, te beletten, liet Elisabeth hem voorstellen doen, die door de Hugenoten ondersteund werden omdat de Fransche prins, met een protestantsche konin gin verbonden, hen in Frankrijk steunen kon. Met zijn broeder, Alenron is het veel minder ernstig gemeend geweest; de Kus Ivan heeft zich al spoedig teruggetrokken, en zoo vindt men aan alle Europeesche hoven sporen van Elisabeth's coquetterie. In onzen tijd zou men het liguur dat zy hare ministers en gezanten liet maken, en zelf maakte, niet edel vinden, maar voor den bloei harer regeering deed zij er wonderen mee, en eigenlijk waren al die prinsen, wien de kroon van Engeland als een lokaas werd voorgehouden, en die er zoo gewetenloos en schaamteloos naar hapten, ook niet veel beter waard. iiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiniiiiiinni 7e' f otixlüiil mojirl. ('ortloit lilt'if. it l'oi't'nit. sorl.'i'l. l'clroli'iiiii/iiiiiiicn. Dolle kiitlcn. Jiiiri/crlijk en kerkelijk. Innci'lijl;, 1/ixtonsclie costinii/>-te:iloonslelliiiy. ? lii'iiccio, In een artikel in The Knr/tixli. lll ]\Iaga.:iite worden de impressies van Lady Currie, de vrouw van den Britschen gezant, te Constantinopel, bij haar bezoeken in harems medege deeld. »Ik kwam bij twee gewezen Grootviziers," zeide Lady Currie, »en ik vond er de dames allerliefst, ze spraken allen Fransch, waren zeer beschaafd en hadden allerlei talenten. In den harem van .... Pacha droegen ze allen Europeesch costuum ; eens hebben ze zich, om mij genoegen te doen, in Turksch costuum verkleed. Ik ben nog in verschillende andere harems ge weest, maar men scheen er tegen mij, als vrouw van den Britschen gezant, eenig wantrouwen te hebben; men gaf mij den raad, er onder een anderen naam heen te gaan, maar dan wilde ik liever thuis blijven. De dames in de harems lezen veel, en zijn zelfs op de hoogte der vrouwenbeweging; ook zijn er onder die zich geëmancipeerd noemen, sommige schrijven artikelen voor de Turksche bladen. Zij gevoelen zich natuurlijk zeer ver nederd door de positie die hare zusters innemen ; maar weer andere Turksche dames voelen zich volkomen tevreden in den harem en beklagen de vrouwen die niet zulk een goedverzorgd en rustig leven hebben. Het leven over 't geheel is er heel interessant, omdat men omgeven is van alle gemakken van een beschaafd land, en dan plotseling door een klein detail opgeschrikt wordt. Den harem van den Sultan heb ik nooit be zocht, omdat hij geen vrouwen heeft; maar hem zelf heb ik dikwijls gesproken. Hij was beleefd en waardig, kwam naast mij zitten, sprak door middel van een tolk en trof mij door zijn zacht heid en belangstelling. Hij houdt veel van zijne kinderen en spreekt daar het meest over, vooral over een van zijn jongste zoontjes." * * De leerlingen van eene Parijsche kookschool, opgericht door de Association philotechnique, hiel den deze week eene tentoonstelling met concours; president der jury is de heer Colombié, een be roemd chef. De kookschool is al in 1890 opge richt, maar eerst verleden jaar zijn er lessen voor externen bijgekomen, die een reusachtigen toe loop hebben gehad. Keukenmeiden, op baar vrijen avond, jonge huisvrouwen, ambitieuse bakvisschen en een menigte onderwijzeressen namen er deel aan. Wat deze laatste betreft, men denkt, dat menige harer met bitterheid vergelijkingen moet maken tusschen den toestand der keukenrneisjes, die 100 francs 's maands ontvangen, benevens kost, inwoning, verval en percenten van de leveranciers j en bet tractement der hoofd- en bulponderwij zeressen. De oorsprong van het woord cordon-bleu ligt niet, zcoals wel eens beweerd is, in een analogie met de chevaliers du Saint-Fsprit, waar cordon-bleu en cordon-rouge onderscheidingsteekenen waren ; het komt van de adellijke jufferscbool Saint-l'yr, door Madame de Maintenon ingesteld. Do arme freules die daar opgevoed werden, hadden om beurten de keukenweek, en onderscheidden zich dan door een blauw koordje om den hals. De naam wordt ook alleen op keukenmeiden, niet op koks toegepast. Volgens den heer Colombiéraken de koks en chefs de cuisine in Frankrijk zelf uit de mode ; ze gaan allen het land uit, naar vreemde hoven en groote beeren. »Men heeft in ons land geen tijd meer om te dineeren; de biclette en de telephoon zijn bezig de fijne keuken te dooden. In de aanzienlijkste families wordt niet meer, zooals vroeger, een consult gehouden tusschen heer en vrouw des huizes met den chef; zij spreken elkaar eens per week of per maand voor de afrekening; van het redeneeren over een menu of over de samenstelling van een gerecht, is geen sprake meer. Bij sommige groote families neemt de kok de voedering aan tegen zooveel per persoon per dag ! Wie zoo van de keuken een restaurant a prix lixe maakt, heeft geen recht zich over vergiftiging te beklagen. En toch, dit gebruik, Ie sijxiewc du forfait, komt hoe langer hoe meer in de mode !" De vorige week zagen wij dat ook de keizerin van Duitschland dit stelsel volgt. »In het buitenland", vervolgt de heer Colombié, »bemoeien de grootste heeren zich nog met deze dingen en staan den chef met bun raad bij. Ik zelf ben door lange conferenties met een Duitsch vorst er toe gekomen, intezien welke rol het sorbet moet vervullen. Het sorbet, zeide deze fijngevoelige vorst, moet het middenstuk zijn, het aperitief voor het tweede deel van den maaltijd; het moet voor gedistingeerde gasten bet troti norinanil van den Franschen boer vervangen. Dames zullen midden in het diner geen glas likeur drinken; men moet haar daarvoor een glas sorbet geven, vooral echter niet een laf glas ijs, maar een sorbet, itn kirw/'t, een i>i/nch <'/? la roniaine. Wat had deze vorst gelijk ! ik plaatste ze sedert dien tijd midden in het diner. Ik veitel u dat, om u te laten zien hoe de be trekkingen tusschen salon on keuken in en buiten Frankrijk verscbillen. De chefs gaan er dan ook uit; er zijn in Europa 10,000 Fransche koks, die hun land op hun wijze dienen, door bloemen, servies, linnen, conserven uit Frankrijk te laten komen. Maar dat is niet voldoende. Zelfs in de grootste restaurants behoudt men nauwelijks de artisten, want het publiek eet er als in een stationswachtkamer, haastig en slordig. De beste kok is daar, die in den kortst mogelijken tijd het meeste voeder kan gaar koken. De tentoonstelling van 1900 zal ons in dit opzicht den genadeslag toebrengen.1' De heer Colombiéziet de redding der toekomst in de vrouw, die de goede keuken eerst zal democratiseeren, maar haar daarna verfijnen. Haar opteleiden, haar tot oen smaakvolle leer linge te vormen, kan dan nog een waardige taak zijn voor de verdwijnende chefs. * * In The Ne ir h'erieic komt onder den titel »de doodslamp" een belangrijk artikel over de petroleumlarnpen voor, door Henry Marillier. Er blijkt uit, dat in 18i>G in Londen 19 ongelukken door lampen voorkwamen, zonder eenigen doodelijken afloop. Van dit jaar tot 1894 vindt men er telkens meer, tot 453 gevallen, met 32 dooden. Men kan rekenen dat bij beide uitersten de getallen slechts een deel van de waarheid ver tegenwoordigen. In 1895 werd een enquête ingesteld omtrent duizend branden die door petroleumlampen veroorzaakt waren, met het volgende resultaat. Vooreerst bleek, dat een vierde van de onge lukken gekomen was door ontploffing in het reservoir, drie vierden door omvallen of breken der lamp. Van 402 gevallen waarin de lamp gebroken was, had deze in 394 gevallen een reservoir van porcelein of glas. Van de 447 ge vallen waarin porceleinen of glazen lampen vielen, was slechts in 30 gevallen het reservoir niet gebroken, een leer dus, om het reservoir van metaal te nemen. In 72 gevallen ont snapte de petroleum door den brander en ge raakte in vlam; in 59 gevallen was het reservoir van metaal en in 42 van deze ontstond de brand daardoor, dat de brander losraakte; hierdoor wordt aangetoond waar bij de meeste lampen van dit soort het gebrek ligt Bij al de 180 gevallen van ontploffing was er een kanaal tusschen de vlam en de petroleum ; ook van deze ontploffingen kwamen voor bij dure simplex lampen, meest met glazen reservoirs; slechts in twaalf van deze gevallen was het reservoir van metaal. Een veilige lamp moet hebben: 1. een solied, zwaar voetstuk ; 2. een metalen, althans onbreekbaar reservoir ; 3. een geschikt toestel om de lamp uit te doen ; 4. geen andere gemeenschap tusschen vlam en petroleum, dan de brander, die er stevig opge schroefd moet worden; 5. een goed sluitende buis om de kous, tot bijna op den grond van het reservoir, zoodat tusscben de vlam en de ontvlambare damp daarbinnen een voortdurende afscheiding gevormd wordt. * «? Een artikel in de Pree Rtriew voor April is niet geruststellend voor onze poesjes. «Waarom muilbanden wij de honden V" zegt de beer Geo Whitfield. «Veeleer moesten de katten gemuilband | worden. Maar over 't geheel is bet muilbanden een nuttelooze maatregel. De dolle hond wordt niet gemuilband; bij ligt ziek thuis, te rillen in een hoek, en vliegt op een ongewacht oogenblik op, om zijn meester of anderen te bijten. Valt hij dan op een ongemuilbanden hond aan, dan kan deze zich verdedigen, maar de gemuilbande is weerloos en wordt gebeten. Maar tegen een hond, die aan hondsdolheid sterft, bezwijken er duizend katten aan, en niemand verdenkt ben. Dit komt doordat de kat gedu rende het incubatie-tijdperk zich geheel anders gedraagt dan de hond; hij is enkel »vreemd", hij bijt enkel als hij aangevallen wordt, en wan neer bij in tetanos en stuiptrekkingen sterft, vermoedt men niet wat zijn ziekte geweest is. Maar door een hond aangevallen, wil de dolle kat bijten, en daarin ligt het gevaar. Was de hond niet gemuilband, dan kraakte hij al spoedig het gevaarlijke dier of wist het weerloos te maken, nu bijt de kat rechts en links in den kop van den hond en brengt bet gif terstond op de ge vaarlijkste plaats". In Frankrijk wordt door vele kerksche families het burgerlijk huwelijk met groote minachting behandeld, of feitelijk genegeerd. Eerst een of twee dagen nadat monsieur Ie muire bet wettelijk voltrokken heeft, laten de jonggehuwden het kerkelijk inzegenen, en deze laatste plechtigheid alleen wordt door de families als de eigenlijke voltrekking beschouwd. In Italiëis het nog veel erger. In de midden-provinciën, in het oude Toscane, worden, zoowel bij de aanzienlijke families als bij bet volk. de meeste huwelijken in het ge heel niet burgerlijk gesloten, en toch door vrienden en verwanten behoorlijk geacht, terwijl een paar dat wel wettig gehuwd was, maar zich niet door de kerk had laten inzegenen, als erger dan ongetrouwd zou beschouwd worden. De bepaling bestaat daar niet. dat een priester die zich niet bet wettig bewijsstuk van de voltrokken ver bintenis laat vertoonen, gestraft wordt. Maar in de toepassing zijn er curieuze gevolgen. De officieren hebben er om te trouwen, eene storting noodig; nu trouwen zij enkel kerkelijk, zonder storting en niemand vindt dat vreemd. Onlangs heeft koning llumbert, bij bet zilveren feest van Italië's vrijheid, aan een aantal officieren toege staan, hun posiiie te regelen en met de moeders hunner kinderen te trouwen, zonder storting. Een ander geval dat dezer dagen voorkwam, was dat van eene rijke Toskaansche weduwe, die bij hertrouwen de erfenis van haar eersten man verliezen zou, en nu maar eenvoudig met haar tweeden man naar de kerk stapte en in het bezit bleef van de goederen, zonder dat de erfgenamen daar iets aan doen konden. Op de Berlijnscbe Tentoonstelling is ook in het hoofdgebouw een afzonderlijk paviljoen met een .historische costuum-tentoonstelling, 179U 189i>," door den heer Moritz Bacher buiten con cours geëxposeerd. Zij trekt zeer de aandacht en zal voor Berlijn behouden blijven. Jaar de beer Bacher er den grondslag mee wil maken van een Museum van >l!erliner Moden." Ieder jaar zal een groep daaraan worden toegevoegd; de uitvoering ervan zal om beurten aan de voor naamste Berlijnsche firma's worden opgedragen. Waarschijnlijk zal er een nieuw gebouw voor worden opgericht, maar het denkbeeld is nog niet uitgesloten, bet aan een der bestaande musea te verbinden. Jirnccio (Corsikaansche kaas). Met zet geitemelk op vuur om dik te worden (eenige druppels stremsel op een kan melk), neemt met zorg de wei er af en houdt die warm. Men plaatst weer de melk te vuur en als die begint te koken druppelt men er de warm gehouden wei in. Als het product bekoeld is, kan men er naar ver kiezing zout en peper, of suiker en vanille byvoegen. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl