De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 31 mei pagina 9

31 mei 1896 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 988 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. l De Atjeh-krijg. icneraal VKTTF.R : Als ik /e maar eerst heb weggejaagd, komen ze nooit !erug. miiiiiiiiNinMiiMiii bleken, hoe je met het volk moet oppassen. Verbeeld je wat bij zco'n gelegenheid ons ?cargadoors al zoo verweten wordt! Dat het nptabene onze eigen schuld zou zijn, dat er hier zooveel werkstakirgen voorkomen. Jullie, zeggen ze, doen niets voor het volk; je kent ze niet eens; je laat ze aannemen en uitbe talen door tusschenpersonen, die hen uitzuigen. Het drankmisbruik wordt in de hand gewerkt, ja de onzedelijkheid zelfs door de handelingen ?dier tusschenpersonen, en niemand doet er iets tegen om dit voortwoekerend kwaad legen te gaan. Ja, dat is allemaal waar maar wat wil men dan?! Wij hebben toch waar achtig geen tijd om ons zelf'met onze werklui te bemoeien. We hebben al onzen tijd noodig ?om geld te verdienen. En dan het stands verschil. Dat bleek weer eens uit het rrmnifest, dat vier der onzen bij de weikstaking hadden laten aanplakken, Plate. Jan Hudig, Willem Ruys en Jac. Visser Jzn. Het was maar zes regels groot, maar er stonden vier deftige woorden in, die de bootwerkers, aan ?wie het gericht was, niet begrepen: compromis, ?conditiën, loyaal en garant. Wat hadden die brutale kerels gedaan ? Ze hadden er onder geschreven : geen stadhuiswoorden meer! Zoo zie je, hoe je moet oppassen. Je merkt wel, Brommeijer, als de redactie ?wat weten wil, dan moet ze bij mij komen. Doe haar mij groeten. Steeds t.t. Jos. THEOD. MAASMAN. CHtiliiliiiiillliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiilliilflliliiiiiiHiiiriiiifii S N UI F J E S. Daar is de Czaar de heele wereld wér vóór geweest. Bij ukase van den 25sten Mei heeft hij een eereteeken voor de geestelijkheid inge steld; een zilveren kruis, dat op de borst wordt gedragen. De Kussen, heel anders dan wij, zullen dus dadelijk kunnen zien of de geestelijke, dien zij ontmoeten, wel heel veel eere-waard is. .Als nu de geestelijken het maar dragen willen. Zij toch zijn juist de laatslen, om zich op te pronken, en met hun eisen eerwaardigheid te koop loopen. Een geestelijke past geen ander kruisje dan een Volta kruisje, of een kruisje, dat men, als Pen Volta-kruisje, onder de kleeren draasit. Zoo ben ik ook nieuwsgierig hoe Ds. v. Kftwieh en Ds. Hagen, beiden te Leiden, het zullen aan leggen om hun knoopsgat maagdelijk te houden en toch de versierselen met zich te voeren van «ridder der orde van militaire en civiele verdiensten van Adolf van van Nassau", hun door den groothertog van Luxemburg geschonken. Mis schien zou het nog het be.ste zijn, voor zoo iets aan de binnenzijde van zijn vest een zakje te laten maken waaruit men het te voorschijn kan halen zoo diitwijls men den groothertog tegenkomt. Een vreemde geschiedenis, die overbrenging van het stoffelijk overschot van prins Frederik van OranjeBlijkens een Reuter-telegram had men te Padua in de kerk der l'adri Eremitarii, bij het monument van Uanova, opgravingen gedaan, doch niets van het, overschot gevonden, mis schien omdat, er niets van was overgre.schoien na het knagen van den vollerenden tand des tijds. Tnch lees ik een paar dagen later, dat het stoffelijk overschot is ingescheept op de Van >s'/v///,: te Venetië, vlak voor het Dogepa leis. Vat) de drie zaken die wij meenden thans te zullen krijgen, dat overschot, een nieuwe kist, en het gedenkteeken, zullen twee ons zi-ker niet, ontgaan. Voor twee derde deel van de affaire zijn we in elk geval geslaagd. Maar dat ne derde deel V Is het er of is het er niet'? Jhr. Sirtema van Grovestins \v;is aanwezig. De praal waarmede de, kist langs hel, (j root, Kanaal is gevaren, liet niets te wensehen (iver, de Nederlandsche gezant, de heer Wes ten berg deed de honneurs aan alle autori teiten in n woord, liet afhalen van het stoffelijk overschot heeft in de volmaaktste orde en geheel in overeenstemming met de groote beteekenis van de handeling, in (i/i/inm forma plaats gehad -- wat hetft die l,'r///rr dan te komen veriellen, dat >het stoffelijk overschot, van den Prins niet, teruggevonden" is 'i Vooral ten opzichte van een zaak als deze is het wekken van argwaan gevaarlijk en afkeurenswaardig; aangezien het ver trouwen, indien het eenmaal geschokt is, zoo moeielijk terugkeert, omdat ni-t den besten wil het bewijs haast niet te leveren is. En stelselma tig schijnt men het er op te hebben toegelegd, ons de rust te onthouden, die juist bij het weder ontvangen van een stoffelijk overschot van zoo groote waarde is. Immers men begon reeds met, te vertellen, dat de uitlevering van die assche op moeilijkheden stuitte, wijl iiiiiMummi de Eremitani hoogere eiscben stelden. Waarom, zoo zouden wij willen vragen, hebben de cou( ranten zulke berichten verspreid on waarom l gaan zij, zooals de Ximice. lloltcnlaiiixi'ltc \ ('i/uri'uil daarmede voort ? Wat mijzelf be| treft, ik stoor me niet aan de praatjes. | Als Grovestins, Westenberg en de Van \ tii>t>ik komen om iets ai'tehalen, is dat iets } er natuurlijk wel; maar het zou mij niet j verwonderen, als in dezen tijd van argwaan i en ontkenning er wel duizend ongeloovige Thomassen onder ons rondliepen, die niet te overtuigen zullen zijn, vóór ze het niet eigen oogen gezien hebben. En al hebben zij ge zien dan nog ? Gelijk de meeste mijner landgenooten leef' ik gedurende de laatste dagen eigenlijk te Moskou. Reeds eenigen tijd te voren had ik mij een weinig op de hoogte gebracht met Russische zaken en toestanden ; had iJaedeker's Rusland zoo goed als vau buiten ge leerd om gemakkelijk de bewegingen te kunnen volgen, die de vergulde heeren en vergulde dienstknechten daar zouden hebben uit te voeren, en natuurlijk had ik ook meer in het bijzonder een studie gemaakt van het Sla vische ras. ik moet zeggen, bij nadere kennismaking vallen zij bijzonder mee. Ik kan mij best begrijpen, dat ook de Fransehen zoo met hen dwepen, mij althans zijn ze lief geworden, en die mij een Rus, al is het maar een papieren, thuis brengt, kan rekenen op een warme ontvangst. Mijn hart zwol dan ook niet weinig van zaligen trots, toen ik vernam dat niemand minder dan onze oppercerernonie-meester, baron du Tour van Bellinchave, ons bij de kroning vertegenwoordigen zou, als ambassadeur, en het barstte bijna, toen ik hem in een rijtuig met zes paarden bespannen, naast een keizerlijk cere moniemeester gezeten, ter receptie van den Czaar zag rijden. Alleen, ik wil het wel be kennen, ep een klein streepje vrees door mijn wellust heen, daar ik de gedachte niet van mij kon afzetten, dat Nicolaas II in onzen oud minister van justitie, zoo'n behagen zou kunnen scheppen, dat hij hem niet weder liet gaan. Als de LV.aar eens beslag lei op dezen Nederlandschen Rus dan waren wij hem kwijt l Maar dit schijnt toch goed afgeloopcn Ie zijn, ofschoon, we zijn er nog niet. Wie weet wat er bij het afscheid gebeurt ! Litgezonderd deze vreesverwekkende, mo gelijkheid, heeft tot dusver mij nog niets ge hinderd, bij het lezen van al dat Russisch nieuws, hetwelk de dag- en weekbladen, ik moet zeggen, even mild als nauwgezet, mij hebben toegevoenl en nog toevoeren. Ik reken op nog minstens veertien dagen genot. Dat die verhalen bet een meer dan het ander, maar toch allen te samen in hooge mate treffend zijn, behoef ik niet te zeggen. Wat een opmerkingsgave, welk een fijnheid van geest _en welk een rijkdom van gedachte, zoo'n volheid van leven in het verre land bij onze journalisten aan den dag doet komen, zie daar iets wat rnij dagelijks streelt en opnieuw verbaast. ]k heb ?;] gedacht, als men al onze schrijvers en schilders eens mede van zulk een schouwspel kon laten genieten, hoeveel pittiger on origineeler zouden ze daarn-a uit den hoek komen. Weerhield mijn C «arenliefde mij niet te wenschen, dat zulk een kroning alle vijf jaar kon plaats hebben, mijn artisten-appreciatie zou zeker mij een verzuchting in dien geest doen uitspre ken, wan t Moskou, zooals het bij zulk een ge legenheid op stelten is gezet, aciit ik een fon tein der wedergeboorte voor alles wat geest, vernuft, gevoel en fantasie is. Maar helaas, dat kan niet. Zoo blijft er voor den dank baarste altijd nog iets te begeeren over! Eén ding echter, betrekkelijk een kleinig heid, zou ik toch gaarne door deu een of ander als een blijvend aandenken tot nut van zijn landgenooten zien medegenomen. Ik bedoel een getrouwe afbeelding van de trap in het Kreml. Vroeger schreef ik, als alle Hollan ders, Kremlin, en ik moet zeggen, dat ik mij daar niet slecht bij bevond, aangezien Kremlin mij gemakkelijker viel uit te spreken dan Kreml,maar na miin russisehe studiën beken ik gaarne, dat ik telkens een fout heb begaan, en ik heb mij nu reeds zóó in het zeggen van Kreml geoefend, dat ik Kremlin ter nauwernood nog uit mijn pen, en in het geheel niet over mijn lippen kan krijgen. Maar die trap van het Kreml Ik las dien aangaande: >nier. besteeg de ontzaglijke. torenhooge granieten trap welke trap zoo goed is gebouwd, dat men boven is eer men het weet''. Zie, dacht ik, toen mijn oog op die verzekering viel, als nu van deze kro ning dit nu maar buit werd gemaakt, dat we hier te lande eindelijk ook eens leerden, hoe men trappen moet bouwen, die torenhoog zijn en waarlangs men boven komt vóór men het weef. Of kunnen zulke trappen alleen voor ('zaren en (Uarimien worden gemaakt? Ik ken menige Amsterdamsclie trap, welke met die van hef Kreml gemeen heeft, dat zij torenhoog is, maar hiermede houdt dan ook i alie overeenkomst op. Vooral in de 7iieuwe wijken zijn de trappen talrijk, zoo steil en vermoeiend, als waren zij, wat ik toch ook niet, durf veronderstellen opzettelijk ge bouwd naar 't model van de trap der deugd. Hoe dit zij, indien het mogelijk is zonder schade te doen aan hoogere beginselen en een ziel versterkend streven, in liet belang van mijne vele podagristisclie, rhumatische, aamborstige en diklijvige vrienden, die in hui zen met hooge trappen wonen of wel hunne relaties hebben, zou ik willen vragen : toe breng ons tot blijvende herinnering aan de Moscoviten het, plan mee van die Kremltrap!

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl