Historisch Archief 1877-1940
No. 988
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
l
De Atjeh-krijg.
icneraal VKTTF.R : Als ik /e maar eerst heb weggejaagd, komen ze nooit !erug.
miiiiiiiiNinMiiMiii
bleken, hoe je met het volk moet oppassen.
Verbeeld je wat bij zco'n gelegenheid ons
?cargadoors al zoo verweten wordt! Dat het
nptabene onze eigen schuld zou zijn, dat er
hier zooveel werkstakirgen voorkomen. Jullie,
zeggen ze, doen niets voor het volk; je kent
ze niet eens; je laat ze aannemen en uitbe
talen door tusschenpersonen, die hen uitzuigen.
Het drankmisbruik wordt in de hand gewerkt,
ja de onzedelijkheid zelfs door de handelingen
?dier tusschenpersonen, en niemand doet er
iets tegen om dit voortwoekerend kwaad legen
te gaan. Ja, dat is allemaal waar maar
wat wil men dan?! Wij hebben toch waar
achtig geen tijd om ons zelf'met onze werklui
te bemoeien. We hebben al onzen tijd noodig
?om geld te verdienen. En dan het stands
verschil. Dat bleek weer eens uit het
rrmnifest, dat vier der onzen bij de weikstaking
hadden laten aanplakken, Plate. Jan Hudig,
Willem Ruys en Jac. Visser Jzn. Het was
maar zes regels groot, maar er stonden vier
deftige woorden in, die de bootwerkers, aan
?wie het gericht was, niet begrepen: compromis,
?conditiën, loyaal en garant. Wat hadden die
brutale kerels gedaan ? Ze hadden er onder
geschreven : geen stadhuiswoorden meer! Zoo
zie je, hoe je moet oppassen.
Je merkt wel, Brommeijer, als de redactie
?wat weten wil, dan moet ze bij mij komen.
Doe haar mij groeten. Steeds
t.t.
Jos. THEOD. MAASMAN.
CHtiliiliiiiillliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiilliilflliliiiiiiHiiiriiiifii
S N UI F J E S.
Daar is de Czaar de heele wereld wér vóór
geweest. Bij ukase van den 25sten Mei heeft
hij een eereteeken voor de geestelijkheid inge
steld; een zilveren kruis, dat op de borst
wordt gedragen. De Kussen, heel anders dan
wij, zullen dus dadelijk kunnen zien of de
geestelijke, dien zij ontmoeten, wel heel veel
eere-waard is. .Als nu de geestelijken het maar
dragen willen. Zij toch zijn juist de laatslen,
om zich op te pronken, en met hun eisen
eerwaardigheid te koop loopen. Een geestelijke
past geen ander kruisje dan een Volta kruisje,
of een kruisje, dat men, als Pen Volta-kruisje,
onder de kleeren draasit. Zoo ben ik ook
nieuwsgierig hoe Ds. v. Kftwieh en Ds. Hagen,
beiden te Leiden, het zullen aan leggen om
hun knoopsgat maagdelijk te houden en toch
de versierselen met zich te voeren van «ridder
der orde van militaire en civiele verdiensten
van Adolf van van Nassau", hun door den
groothertog van Luxemburg geschonken. Mis
schien zou het nog het be.ste zijn, voor
zoo iets aan de binnenzijde van zijn vest een
zakje te laten maken waaruit men het te
voorschijn kan halen zoo diitwijls men den
groothertog tegenkomt.
Een vreemde geschiedenis, die overbrenging
van het stoffelijk overschot van prins
Frederik van
OranjeBlijkens een Reuter-telegram had men te
Padua in de kerk der l'adri Eremitarii, bij het
monument van Uanova, opgravingen gedaan,
doch niets van het, overschot gevonden, mis
schien omdat, er niets van was overgre.schoien
na het knagen van den vollerenden tand
des tijds. Tnch lees ik een paar dagen later,
dat het stoffelijk overschot is ingescheept op
de Van >s'/v///,: te Venetië, vlak voor het Dogepa
leis. Vat) de drie zaken die wij meenden thans
te zullen krijgen, dat overschot, een nieuwe kist,
en het gedenkteeken, zullen twee ons zi-ker niet,
ontgaan. Voor twee derde deel van de affaire
zijn we in elk geval geslaagd. Maar dat
ne derde deel V Is het er of is het er niet'?
Jhr. Sirtema van Grovestins \v;is aanwezig.
De praal waarmede de, kist langs hel, (j root,
Kanaal is gevaren, liet niets te wensehen
(iver, de Nederlandsche gezant, de heer Wes
ten berg deed de honneurs aan alle autori
teiten in n woord, liet afhalen van het
stoffelijk overschot heeft in de volmaaktste
orde en geheel in overeenstemming met de
groote beteekenis van de handeling, in (i/i/inm
forma plaats gehad -- wat hetft die l,'r///rr
dan te komen veriellen, dat >het stoffelijk
overschot, van den Prins niet, teruggevonden"
is 'i Vooral ten opzichte van een zaak als
deze is het wekken van argwaan gevaarlijk
en afkeurenswaardig; aangezien het ver
trouwen, indien het eenmaal geschokt is, zoo
moeielijk terugkeert, omdat ni-t den besten wil
het bewijs haast niet te leveren is. En stelselma
tig schijnt men het er op te hebben toegelegd,
ons de rust te onthouden, die juist bij het
weder ontvangen van een stoffelijk overschot
van zoo groote waarde is. Immers men begon
reeds met, te vertellen, dat de uitlevering
van die assche op moeilijkheden stuitte, wijl
iiiiiMummi
de Eremitani hoogere eiscben stelden. Waarom,
zoo zouden wij willen vragen, hebben de
cou( ranten zulke berichten verspreid on waarom
l gaan zij, zooals de Ximice. lloltcnlaiiixi'ltc
\ ('i/uri'uil daarmede voort ? Wat mijzelf
be| treft, ik stoor me niet aan de praatjes.
| Als Grovestins, Westenberg en de Van
\ tii>t>ik komen om iets ai'tehalen, is dat iets
} er natuurlijk wel; maar het zou mij niet
j verwonderen, als in dezen tijd van argwaan
i en ontkenning er wel duizend ongeloovige
Thomassen onder ons rondliepen, die niet te
overtuigen zullen zijn, vóór ze het niet eigen
oogen gezien hebben. En al hebben zij ge
zien dan nog ?
Gelijk de meeste mijner landgenooten leef'
ik gedurende de laatste dagen eigenlijk te
Moskou. Reeds eenigen tijd te voren had ik
mij een weinig op de hoogte gebracht met
Russische zaken en toestanden ; had
iJaedeker's Rusland zoo goed als vau buiten ge
leerd om gemakkelijk de bewegingen te kunnen
volgen, die de vergulde heeren en vergulde
dienstknechten daar zouden hebben uit te
voeren, en natuurlijk had ik ook meer in het
bijzonder een studie gemaakt van het Sla
vische ras. ik moet zeggen, bij nadere
kennismaking vallen zij bijzonder mee. Ik
kan mij best begrijpen, dat ook de Fransehen
zoo met hen dwepen, mij althans zijn ze lief
geworden, en die mij een Rus, al is het maar
een papieren, thuis brengt, kan rekenen op
een warme ontvangst.
Mijn hart zwol dan ook niet weinig van
zaligen trots, toen ik vernam dat niemand
minder dan onze oppercerernonie-meester, baron
du Tour van Bellinchave, ons bij de kroning
vertegenwoordigen zou, als ambassadeur, en het
barstte bijna, toen ik hem in een rijtuig met zes
paarden bespannen, naast een keizerlijk cere
moniemeester gezeten, ter receptie van den
Czaar zag rijden. Alleen, ik wil het wel be
kennen, ep een klein streepje vrees door
mijn wellust heen, daar ik de gedachte niet
van mij kon afzetten, dat Nicolaas II in
onzen oud minister van justitie, zoo'n behagen
zou kunnen scheppen, dat hij hem niet weder
liet gaan. Als de LV.aar eens beslag lei op
dezen Nederlandschen Rus dan waren wij
hem kwijt l
Maar dit schijnt toch goed afgeloopcn Ie
zijn, ofschoon, we zijn er nog niet. Wie weet
wat er bij het afscheid gebeurt !
Litgezonderd deze vreesverwekkende, mo
gelijkheid, heeft tot dusver mij nog niets ge
hinderd, bij het lezen van al dat Russisch
nieuws, hetwelk de dag- en weekbladen, ik
moet zeggen, even mild als nauwgezet, mij
hebben toegevoenl en nog toevoeren. Ik
reken op nog minstens veertien dagen genot.
Dat die verhalen bet een meer dan het ander,
maar toch allen te samen in hooge mate
treffend zijn, behoef ik niet te zeggen. Wat
een opmerkingsgave, welk een fijnheid van
geest _en welk een rijkdom van gedachte, zoo'n
volheid van leven in het verre land bij onze
journalisten aan den dag doet komen, zie
daar iets wat rnij dagelijks streelt en opnieuw
verbaast. ]k heb ?;] gedacht, als men al onze
schrijvers en schilders eens mede van zulk
een schouwspel kon laten genieten, hoeveel
pittiger on origineeler zouden ze daarn-a
uit den hoek komen. Weerhield mijn C
«arenliefde mij niet te wenschen, dat zulk een
kroning alle vijf jaar kon plaats hebben,
mijn artisten-appreciatie zou zeker mij een
verzuchting in dien geest doen uitspre
ken, wan t Moskou, zooals het bij zulk een ge
legenheid op stelten is gezet, aciit ik een fon
tein der wedergeboorte voor alles wat geest,
vernuft, gevoel en fantasie is. Maar helaas,
dat kan niet. Zoo blijft er voor den dank
baarste altijd nog iets te begeeren over!
Eén ding echter, betrekkelijk een kleinig
heid, zou ik toch gaarne door deu een of ander
als een blijvend aandenken tot nut van zijn
landgenooten zien medegenomen. Ik bedoel
een getrouwe afbeelding van de trap in het
Kreml. Vroeger schreef ik, als alle Hollan
ders, Kremlin, en ik moet zeggen, dat ik mij
daar niet slecht bij bevond, aangezien Kremlin
mij gemakkelijker viel uit te spreken dan
Kreml,maar na miin russisehe studiën beken ik
gaarne, dat ik telkens een fout heb begaan,
en ik heb mij nu reeds zóó in het zeggen van
Kreml geoefend, dat ik Kremlin ter
nauwernood nog uit mijn pen, en in het geheel
niet over mijn lippen kan krijgen. Maar
die trap van het Kreml Ik las dien
aangaande: >nier. besteeg de ontzaglijke.
torenhooge granieten trap welke trap zoo
goed is gebouwd, dat men boven is eer men
het weet''. Zie, dacht ik, toen mijn oog op
die verzekering viel, als nu van deze kro
ning dit nu maar buit werd gemaakt, dat we
hier te lande eindelijk ook eens leerden, hoe
men trappen moet bouwen, die torenhoog zijn
en waarlangs men boven komt vóór men het
weef. Of kunnen zulke trappen alleen voor
('zaren en (Uarimien worden gemaakt? Ik
ken menige Amsterdamsclie trap, welke met
die van hef Kreml gemeen heeft, dat zij
torenhoog is, maar hiermede houdt dan ook
i alie overeenkomst op. Vooral in de 7iieuwe
wijken zijn de trappen talrijk, zoo steil en
vermoeiend, als waren zij, wat ik toch ook
niet, durf veronderstellen opzettelijk ge
bouwd naar 't model van de trap der deugd.
Hoe dit zij, indien het mogelijk is zonder
schade te doen aan hoogere beginselen en
een ziel versterkend streven, in liet belang
van mijne vele podagristisclie, rhumatische,
aamborstige en diklijvige vrienden, die in hui
zen met hooge trappen wonen of wel hunne
relaties hebben, zou ik willen vragen : toe
breng ons tot blijvende herinnering aan de
Moscoviten het, plan mee van die Kremltrap!