Historisch Archief 1877-1940
No. 989
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
toch bestempel ik deze voordracht zonder voor
behoud als eene schoone »Kunstleistung".
De heer Tierie begeleidde de zangsoli op zeer
conscientieuse wyze.
VAN MILLIGEK.
Sarcey in zrjn laatsten »Lundi" over Hamlet: «Voor
heden zij het genoeg, Hamlet te nemen voor wat
het werkelyk is : een ongetwijfeld zeer interessant
drama, met veel pathos, dat van het begin tot
het einde boeit, en u hier en daar beklemt, tot
angstig wordens toe. Dit is een beetje burgerlijke
manier van zien, een beetje laag bij den grond,
om over het tooneel te spreken. Misschien is het
de goede manier. Het is althans die van het
publiek.
En over Ophelia: «Onder vier oogen ... Ophelia
zonder muziek . .. Als het Shakespaere niet was,
zou men eerlyk bekennen ... Maar ik ga heilig
schennis plegen; het is beter, dat ik zwyg."
By de firma J. L. Beiers te Utrecht is ver
schenen No. 176 van haar antiquarischen catalogus,
bevattende partituren, piano-partituren met en
zonder tekst, voor 2 en 4 handen, pianowerken
voor 2 en 4 handen, werken over de geschiedenis
en de theorie der muziek, drama's en werken
over het tooneel.
iiiHilmiiiliiiniiilliiiii
In net Risinsenm.
Voor hen, die weinig en nooit zonder bepaalde
aanleiding het Rijksmuseum bezoeken is thans
het gunstige oogenblik gekomen.
Belangrijke veranderingen hebben plaats gehad
sedert de verhuizing der schilderyen der
vereeniging tot het vormen van eene openbare ver
zameling van hedendaagsche kunst naar het
Stedelyk museum, en de vrijgekomen wandruimte
werd uitstekend tot betere plaatsing aangewend
van veel moois, dat vroeger niet ten volle tot
zyn recht kwam.
En wel in de eerste plaats is dit ten goede
gekomen aan de collectie van der Hoop, voor
welke een der ontruimde zaaltjes werd ge
annexeerd.
Het is voldoende bekend hoe de groote zaal
waarin deze verzameling geplaatst is, slechts
gedeeltelijk goed is verlicht. Het naar het midden
van het gebouw gelegen deel heeft te veel schaduw
van een der hooge torens, de zuidelijke wand
zoude in veel betere conditie kunnen zijn, ware
niet het boven de kabinetten gelegen dak of
mogelyk de hoogte der zaal oorzaak dat de daar
gehangen schilderyen te weinig licht ontvangen
en de sterker verlichte vloer soms hinderlijk
daarin spiegelt.
Deze gebreken, by het sterke voorjaarslicht min
der opvallend, zijn 's winters dikwijls hinderlijk.
Het bly'kt al dadelijk hoe met deze omstan
digheden bij de schikking is rekening gehouden.
Wat de salon-carréis voor het Louvre, is in
zekeren zin deze zaal voor het Rijksmuseum, en
al zou de rangschikking van de gansche verza
meling er by winnen wanneer deze legaten niet
geschonken werden op voorwaarde, dat ze een
geheel zouden bleven vormen, zooals ook bij die
van de heeren Dupper, Jhr. van de Poll en De
Witte van Citters het geval is; wanneer het als
IIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIII
iififtiiiiiiitiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
CHIFFOIM's HUWELIJK,
7) Naar 't Fransch, van GYP.
IV.
Heb je ChifTon van morgen soms ge
zien vroeg de heer de Bray aan de mar
kiezin, die, even voor het ontbijt, de biblio
theekkamer binnentrad, waar hij met zijn
broeder zat te praten.
Neen ... jij ? ...
Ik wel; ik ben haar tegen een uur of
negen in de rue des Benedictins tegengeko
men... zei oom Mare; ze liep als
een haas, met ouden Jean achter haar aan ...
Wat!... is ze uitgegaan? schreeuwde
de markiezin, dadelijk boos; zonder mijn
permissie ? ...
Ze is zeker naar de mis gegaan
zei de heer de Bray verzoenend.
Naar de mis! daar komt ze nooit!,. .
behalve Zondags ...
Daar is ze al terug zei Mare, die
naar het venster was getreden, ze is op
de plaats inet Lucie....
»Lucie" was de barones de Givry, een volle
nicht van den heer de Bray. Zij trad de
bibliotheek binnen, gevolgd door Chiffon, die
met een onverschillig gezicht en den neus
uittartend in de lucht, achter haar aanstapte
Zonder de jonge vrouw zelfs met een groet
te verwaardigen, vroeg de markiezin dreigend
lier een bijna compleet geheel vormt, willen we
ons alleen verheugen, aldus zonder veel zoeken
zooveel van het allerbeste bijeen te vinden.
Van de Hoogh, dien men noch in het
Mauritsmis, noch in Boymans aantreft, vindt men hier
vier uitstekende specimens ; Vermeer, Rembrandt
en Ruisdael zijn alle in meesterstukken vertegen
woordigd, dit maakt deze zaal tot een plekje,
waarheen zij, die genieten willen van deglorie onzer
L7e eeuwsche kunst bij voorkeur hunne schreden
zullen richten.
En dit is het wat de yverige Directeur, de
leer Fr. D. O. Obreen, wel zeer blijkbaar heeft
willen doen uitkomen.
Van uit de kabinetten binnenkomende vinden
we de Isaack van Ostade en de Jan Steen even
als de Hobbema op hun vroegere plaats. Dit
aatste schildery komt in het sterke voorjaars
licht zeer goed tot zijn recht.
Dan vinden we het blauwe vrouwtje van Ver
meer wat lager geplaatst. Het is mij altijd nog
duister hoe dit bij sommigen, afgezien van de
conservatie, voor een bedorven schilderij moet
gelden.
Er is geen enkele reden aan te nemen, dat
liet effect en de toonverdeeling anders geweest
zouden zijn, de eenigzins geel geworden vernis
daargelaten.
Zelden heeft Vermeer delicater geschilderd en
het is een van de volmaakste specimens uit zijn
rijpste periode.
Onder schilders geldt het als het mooiste
schilderytje der gansche museum collectie.
Het buitenhuisje van de Hoogh is een waardige
nabuur hiervan en weinig minder sterk is hierin
de lichtwerking uitgedrukt. Het is zeer opvallend,
hoe weinig passend de barokke omlijsting is om
dit sobere rechtlijnige schilderijtje. Deze doet
geheel het tegendeel van de aandacht er op
concentreeren.
Dan het Joodsche bruidje met zooveel brio
geschilderd, de Brief van de Hoogh, de
Emmanuel de Witte en op het midden het
riviergezicht bij Wijk by Duurstede, een van zijn impo
santste meesterstukken.
Verder gaande bleven het zieke vrouwtje van
Jan Steen, de Adriaan van Ostade en de Dirk
Hals 1) (musiceerende dame) hunne plaats be
houden, maar vinden we tevens a la rampe ge
bracht een uitstekende Brekelenkam (werkplaats
van een kleermaker) en de bekende Steen, Wat
baet er kaers of bril.
De dwarse wand trapzijde bevat de
buitenlanders, in het midden het groote Spaansche
ruiterstuk en daaromheen gegroepeerd prachtige
stukken van Rubens, van Dyck en Teniers.
Den zuidelijken wand volgende, zien we daar
achtereenvolgens de Spinster van Maes, Soo
d' Oude Songen, Soo pijpen de Jongen, van Jan
Steen, bijna zoo mooi als zijn meesterstuk in de
collectie Steengracht van Duivenvoorde in den
Haag.
Dan nog het mooie avondje van Aert van der
Keer en zijn wintert]e, het zoo gevoelig geschil
derde binnenhuisje van de Hoogh en de fijne Metsu.
Maar de voornaamste verrassing wacht ons in
de nieuw geannexeerde bijzaal.
Aan den westelijken wand de groote waterval van
Ruisdael en daarover nog twee zeer belangrijke.
Het is werkelijk een openbaring.
Terwijl men bij de vroegere plaatsing de diepe
1) De redenen waarom deze, de oude, attributie
mij het aannemelijkst voorkomt hoop ik later
uit een te zetten.
MH1II1II1IIIIII1IIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIHIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHII
met haar schrille, doordringende stem, waar
voor Coryse altijd de oogen half dichtkneep:
Waar kom je vandaan'?.. .
Van Saint- Marcien ... antwoordde
het meisje.
Wat? ... En anders ga je nooit naar
de mis!...
'k Ben ook niet naar de mis geweest...
Wat moest je daar dan doen?...
AbbéChatel spreken ...
Waarom ? . . .
Omdat ik hem iets te vragen had . .
Zoo! riep mevrouw de Bray onrus
tig, en wat heeft hij geantwoord ? .. .
Alvorens te zeggen wat hij geantwoorc
heeft, zou ik misschien eerst eens moeten
vertellen wat ik hem gevraagd heb ? .. .
en lachend voegde zij er bij :
Maar dat zou veel te lang duren!. .
- Zoo, vroeg de heer de Bray aan
mevrouw de Givry, dus jelui hebt elkaar
in de biecht bij abbéChatel aangetroffen ?..
Neen ... gaf de jonge vrouw
eenigszins verlegen ten antwoord. Hij is mijl
biechtvader niet meer .. .
Is 't mogelijk ? .. . riep de markies
verbaasd, jij die nooit een vinger hebl
uitgestoken, zonder hem eerst te gaan vragen
in welke richting je hem moest uitsteken!..
jij, die onophoudelijk over hem sprak ... te
veel zelfs, onder ons gezegd .. . Wel! wel
wat is jou in vredesnaam overkomen ? ...
Lucie de Givry, een lange, beenige vrouw
van acht en twintig jaren, donker van uiter
lijk en verstoken van alle bekoorlijkheid
was in Pont-sur-Sarthe bekend om haa
strenge, bekrompen en vermoeiende gods
vrucht. Overigens was zij niet onverdraag
zaam, dat wil zeggen, zij bemoeide zich nooi
ombere ernst van deze stukken slechts kon ver
moeden, kan men er thans ten volle de impressie
ran ontvangen, die deze machtige kunst ons
vermag te geven.
De kleinste, 1661 gedateerd, stelt geheel het
zelfde voor als een Hobbema van 1G62 in de
collectie Kums te Antwerpen.
Deze was toen onder Ruisdaels invloed gekomen.
Jater zal die van Hobbema blijken in de late
Ruisdaels als b.v. in de lucht van de kleinste
der beide watervallen.
Tusschen beiden is steeds voeling aan te
toonen en de meening van Michel dat het
Judencirchhof te Dresden tot zy'n laatste werk behoort
tornt mij zonder veel grond voor.
Dan op den zuidelijken wand het deftige
vrouwenportret van Frans Hals, het Kanonschot
door W. v. d. Velde en de kleine Hobbema
met een prachtige lucht. Verder vinden we hier
twee superbe Pottertjes, het mooie koetje van
Cuyp en zyn avond-impressie (gezicht op Dordt),
jet binnenhuisje met invallend zonlicht van
de Hoogh, waarin we zyn mooiste kwaliteiten terug
vinden, Everdingen, nog twee uitstekende marines
van v. d. Velde, een uitstekend geconserveerde
van der Heyden en een kleine Jan Steen.
Aldus door slechts weinige, maar uitstekende
werken bijeen te brengen is dit wel het deftigste
zaaltje van het Museum geworden. In het vol
gende zaaltje vinden we als overgang naar de
moderne kunst eenige schilderijen uit de vorige
eeuw bijeengebracht.
De Corn. Troost, Inspecteurs van het Collegium
Medicum, op zijn 27ste jaar geschilderd, is, wan
neer men rekent het toenmalige verval onzer
kunst, werkelijk een zeer opmerkelijk schilderij,
dat ons beter blijk geeft van zijn talent dan het
onbehagelijke, vroeger te sterk schoongemaakte
doek (met den weesjongen) aan de overzijde.
Velen zouden er zich over kunnen troosten
deze overbodige Troost hier te missen.
Ook in de eerezaal hadden eenige verschik
kingen plaats.
Naast de sedert het vorig jaar geplaatste Jongens
door Frans Hals (school van) dat mij nog steeds
als een zeer vroeg werk van den meester zelf
waarschijnlijker voorkomt, zoowel om de factuur
als om het costuutn, zijn thans geplaatst de aan
Drost toegeschreven Herodias met het hoofd van
Johannes den Dooper en de Lievens, Samson en
Delila. Het eerste wordt ook aan Carel Fabritius
toegeschreven, misschien zal, nu het mogelijk is
het stuk op de hand te bestudeeren, met meer
zekerheid kunnen worden bepaald wie de maker
is. Deze Herodias is wel het werk van een van
Rembrandts meest begaafde leerlingen en een van
de uitstekendste schoolwerken.
Merkwaardig is hoe de oude vrouw ook voor
komt op de 1638 gedateerde Flinck, Izaiik zegent
Jacob, aan de overzijde.
Daar hing ook een uitstekend specimen van
Ruisdael's watervallen dat thans in het volgende
kabinet als pendant van de Cuyp is geplaatst.
In de westelijke paviljoenzaal vinden we thans
de Ferd. Bol en de Ovens uit de zaal van der
Hoop en eenige nieuwe aanwinsten, een Jan
Pynas van Kilo, het vorig jaar aangekocht (Mozes
verandert het water in bloed) en de volgende
door Dr. A. Bredius geschonken n.l. Jacob Pynas
(van 1628) Paulus en Barnabas te Lystre, David
Colijns (1G27) Hemelvaart van Elia, een stads
gezicht van Balthasar van V een en een aardig
landschap van Pieter Stalpert.
Daar eerlang de vroegere Haarlemsche collectie
met het doen en laten van anderen, die
anders dachten of leefden dan zij. Min of
meer beweeglijk van aard, gaf zij zich met
hart en ziel over aan de liefdadigheid en
aan de vermaken der wereld, die zooals
oom Mare zeer terecht zeide haar met
zwarten ondank beloonde. Niet dat zij onaan
genaam of dom was, maar zij mishaagde
door enkele hebbelijkheden en vooral door
een algeheel gebrek aan jeugd en bevallig'
heid. De vrouwen werden afgeschrikt door
haar zeer strenge en werkelijke deugdzaam
heid; de mannen konden haar heur
onbevalligheid niet vergeven, en Lucie werd alleen
gewaardeerd door haar eigen familie, waar
allen haar lief hadden om haar goede hoe
danigheden en haar naieve hartelijkheid.
Herhaal eens even wat je daar net aan
Pierre vertelde ... zeide oom Mare, den
verbaasde spelend.
Gewillig herhaalde mevrouw de Givry :
Ik ga niet meer bij hem ter biecht. ..
Hebben jelui gekibbeld ? . ..
Volstrekt niet. .. maar hij zelf heeft
't niet langer gewild . . .
Sinds wanneer? vroeg Chiffon, niet
minder verbaasd.
Sedert mijn bal. . . het bal dat ik ter
gelegenheid van de wedrennen heb gegeven . . .
Wat kon hem dat bal van jou schelen ?
vroeg oom Mare hij zal toch wel wijzer
zijn, dan zich met zulke dingen te be
moeien ? ...
O! riep Lucie levendig hij kan
't niet helpen, de arme abbé!... 't is
heelemaal mijn eigen schuld! ... ik ben hem een
dag of wat vooraf permissie gaan vragen,
het bal te mogen geven .. .
- En?...
met den slag van Waterloo naar een bygebouw,
dat men van uit de admiralenzaal zal bereiken,
gaat verhuizen, zal het te kort aan goed ver
lichte wandruimte spoedig weder eenigzins wor
den opgeheven.
Naar wij vernemen is het over de
Staalmeesters vrygekomen vak bestemd voor de schil
derijen uit de door het Bijk aangekochte verza
meling, betrekking hebbende op Admiraal de
Ruyter, waaronder een uitstekende Emanuel
de Witte, voorstellende het praalgraf in de Nieuwe
Kerk.
In de voorhal hangen tydelijk drie buitenge
woon mooie wandtapijten uit het laatst der XVe
eeuw, in bruikleen afgestaan door Baron E. van
Zuylen van Nyevelt van de Haer.
C. . 'T HOOFT.
«HUI iiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii iiiiiiiiiiiii iiiiiiiiiiiinmin
Tentoonstelling fysinnller Büffa,
Een van de vele kanten van de moderne
Hollandsche schilderschool, waartegen de reactie
gaandeweg hoe langer hoe grooter schynt te wor
den geenszins voortkomend 'uit de gedachte
van rusteloos zoekenden aan niet bereiken daar
tegen zyn de werken van Poggenbeek en Bastert
een bewijs maar meer uit een verplaatsing, een.
verhooging van het te bereiken ideaal dat
gene waartegen langzaam maar steeds stelliger
geöpposeerd wordt in onze schilderkunst, is het
impressionisme, de kunst die den indruk van het
moment heeft willen vasthouden in oogenblikkelijk
genialen paletgreep, na spontaan gekregen aan
doening door prachtig natuurmooi.
Oogenblikkelijkheid was een van de allereerste
drijfveeren tot deze kunst, vandaar haar onegaalheid
in bereiken, haar soms zenuwachtige schetsmatig
heid, haar bijna alleen maar geschikt zijn voor stu
diën en daarin dan ook haar hoogsten bloei
bereiken. Want als de indruk van het mooi geziene,
die zelden langer dan zeer kort duurt, na eenigen
tijd, en met haar de prikkel tot vasthouden op
het doek verflauwd en door eigen fantasie ver
anderd is, kan ook het werk dat de uitdruk
king zijn zal van dien indruk van het eerste
moment, die frischheid niet meer bereiken, die
de oorspronkelijke visie aan het oog en soms aan
het werk gaf. Maar hopelijk is het minder
tegen de genialiteit die getoond werd bij het
bereiken in dit zoo loffelijke streven, dat van
meer overdacht, van meer objectief standpunt
geprotesteerd wordt,dan wel juist tegen den minder
solieden grondslag, geheel in het gevoel berustend,
dien een zoodanige manier van zien en werken,
geeft. Want au fond heeft elk kunstwerk het
aller hoogste streven naar schoonheid met alle
andere kunstwerken gemeen, tot welke school,
tijd, godsdienst, generatie, of hoe men het ook
noemen wil, behoorend; alleen bleek voor
sommigen die schoonheid niet alleen in den vorm
verscholen, maar rakend aan diepere vragen, en
rekende hij het zich tot heiligen plicht naar meer
te zoeken, waar anderen, minder objectief, door
liefde tot dat schoone, deze eene groote vereischte
van een kunstwerk soms meer nabij kwamen. En
in dit zuiver picturaal-streven, niet alleen, maar
voor alle takken van kunst en kunstindustrie, zal
wellicht na tijden blijken dat ook hier, princi
pieel, weinig nieuws meer onder de zon kan
komen, en dat minder het goede voort zal komen
uit renovatie van beginsel en uitvoering, dan wel
uit een bijna algeheel terugkeeren tot van altijd
IIIIIIIIIIU
iiniiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiliiiiiM
En hij zei: »Mijn kind, die dingen
gaan mij volstrekt niet aan!"
Hij is een door en door verstandig
man . . .
Ik heb aangedrongen . . . maar hij wilde
naar niets luisteren ... hij zei alleen: »Kom
niet aan mij, die priester ben, verlof vragen
om ten uwent vermaken aan te richten,
waaraan de kerk haar goedkeuring niet
hecht... ik mag u in die richting niet aan
moedigen . ..
Maar mijn man wil dat wij een bal
zullen geven... - Welnu, geef uw bal...
en kom mij dan zeggen dat gij 't hebt ge
geven . . . dan zullen we 't wel weer schik
ken ... Ja, maar ik doe het niet, of u
moet 't goed vinden... Waarlijk, mijn
dochter, gij brengt mij wel in een zeer won
derlijke positie! ...
De arme man had schoon gelijk!
beaamde Mare de Bray lachend.
't Is een weerhaan! ... verklaarde de
markiezin, die op het punt van priesters
alleen de Jezuïeten recht van bestaan toe
kende.
Boos dat men kwaad sprak van den ouden
abbé, dien zij zeer genegen was, vatte Coryse
vuur :
Een weerhaan! ... hij! ... nooit van
zijn leven ! ... maar 't is toch in elk geval
zijn vak niet, om de menschen van
Pontsur Sarthe op te wekken om te dansen
wat ? ...
En zich tot mevrouw de Givry wendend :
Maar er is n ding, Lucie, waar ik
geen steek van begrijp ... er wordt geen bal
gegeven, of jij bent er bij ... je doet haast
niet anders dan van 't een naar 't andere
loopen!... dus ik dacht dat je daarvoor
J