Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 989
bestaande principes, en dat alleen het kleed maar
verandering behoeft naar tyds en plaats en andere
omstandigheden.
Des Heeren Wysmullers werk nu is van een
die recht op zijn doel afgaat en dit met des te
meer overtuiging, moed en volharding doet,
naarmate bij zyn doel soms zoo mooi bereikt ziet.
Hij is de zich bewuste doende naar eenmaal
gevormd inzicht, en dit is zyn kracht. De aard
van zyn werk, als hierboven gezegd, is van een
groote kracht in zoeken en bereiken, in een
hooge evenmaat van uitvoering. En 't best is
die, naar mijn inzien bereikt in de het meest
spontane dingen, in studies en schilderingen,
dadelyk naar de natuur, enkelen met zeldzame
juistheid van blik en toets.
Zoo is No. 30, Buurt te Bronkhorst een uit
nemende proeve van zyn bijzondere gaven; de
schuur links is van prachtige volmaaktheid, en
mooi staat in de sterke zon, de donkere
staldeur, in de lichte muur. Dit is een vol
maakt schildery. Van bijna gelijke gevoelige
juistheid is zy'n Mooi weer, No. 26, in blonde,
heldere kleuren, en sterk van zware Juliezon
is een ky'k op de Kerk te Noordwyk aan Zee,
gry's, tegen de evendonkere, zwaarblauwe lucht.
Zoo zijn enkele kleine studies, in andere gam
ma's, als het Turfscheepje (No. 23) en de
duingrond by Noordwyk aan Zee met een zeer
fijne lucht-kleur , niet geheel maar van byna
gelyk bereiken als die eerstgenoemden, en enkele
gezichten in bosschen (No. 2) een vaartje (No.
37) en eene beukenlaan (No. 5) alhoewel in minder
heldere, toch even goed tegen elkaar gezette
kleuren als de voorgaanden. Evenwel geloof ik
dat enkele van de grootere doeken, als ook eenige
aquarellen, bij een beetje minder zoekende door
werking meer van hun oorspronkelijk frissche
kleur zouden behouden hebben.
In het geheel bestaat de tentoonstelling uit 50
nummers, die het bekende zaaltje van de Firma
Buffa en Zoon in de Kalverstraat aardig vullen.
De catalogus is met het portret van den kunste
naar en eenige reproducties versiert. De expositie
duurt nog tot midden Juni en is een bezoek
zeer waard. TH. MOLKEKBOER.
immuun iiiiuiuiiiiiiiiH
Gaston Paris,
De Académie franraixe zal a. s. Donderdag twee
overleden «beroemdheden" hebben te vervangen,
een litterarische, Alexandre Dumas, en een
wetensckappelijke, Pasteur. Welke de uitslag van de
verkiezing zal zijn voor den zetel van Dumas,
en of Zola benoemd zal worden, is onzeker; dat
die van Pasteur zal worden ingenomen door
Gaston Paris, staat ongeveer vast. Gaston Paris
is by het groote publiek minder bekend dan Zola,
maar overal waar de Romaansche talen en de
middeneeuwsche letterkunde wetenschappelijk be
oefend worden, heeft hy' vrienden en bewonde
raars. Wij zullen, in eenige regels, een denkbeeld
beproeven te geven van zyn werkzaamheid en
eigenaardige verdienste. 1)
Gaston Paris is de zoon van wijlen Paulin
Paris, den professor in de middeneeuwsch-fransche
litteratuurgeschiedenis aan het College de France,
en ontving zyn opleiding aan de Ecole des Chartes,
een instelling tot vorming van archivarissen,
paleografen en historici. Na daar zijn studiën
voleindigd te hebben, bezocht hy' de duitsche
1) De lezer kan voor het overige het artikel
van Prof. Van Hamel vergelyken, in het
Juninumraer van den Gids van het vorige jaar.
iiiiiiiiiiiiiinni
permissie had .. ?
Dat heb ik ook. ..
Nu dan ? ...
Dat is 't juist, wat ik abbéChatel ook
zei... »Maar u staat me wel toe, bals te
bezoeken ? ..." en toen antwoordde hij: »Mijn
kind, dat staat in geenerlei verband met
elkaar... de balzaal is een plaats, waar
men meer dan elders aan velerlei zonden is
blootgesteld..."
Ah!... zeide Chiffon, peinzend.
»... Dus wanneer gij een bal geeft, ver
gemakkelijkt gij en moedigt gij in zekeren
zin het voortwoekeren der zonde aan... gij
zijt, tot op zekere hoogte, medeplichtig of
verantwoordelijk ... terwijl ik daarentegen,
als gijzelf naar een bal wilt gaan, u met
volle gerustheid daartoe machtig, omdat ik
overtuigd ben, niet alleen dat gij niet zon
digen zult, maar ook dat gij voor niemand
een aanleiding tot zondige gedachten zult
wezen ..." lach je daarom ? vervolgde me
vrouw de Givry tegen oom Mare, die in zijn
leunstoel zat te schudden, maar ik was
in een moeielijk parket!... de invitaties
waren verzonden ... en 't zou al over twee
dagen zijn !... Toen ben ik naar huis ge
gaan en heb tegen mama en Hubert gezegd,
dat het bal niet kon doorgaan, omdat abb
ChAtel zijn toestemming had geweigerd ...
Ze zullen raar hebben opgekeken !...
zei Coryse, hartelijk met de anderen
meelachend.
Dat begrijp je!... Mama zei, dat ik
gek was, om er den abbéover aan te spre
ken ... en Hubert was woedend !... »Heel
goed!" schreeuwde hij, »dan geven we geen
bal... maar nu wij niet meer in den rouw
zijn verkies ik geen beleefdheden aan te
universiteiten, leerde te Bonn Friedrich Diez
kennen, den grondvester van de historische studie
der romaansche talen, en werd, te Parijs terug
gekomen, aangesteld by de toen onlangs door
Duruy opgerichte Ecole des Hautes Etudes. Later,
na het overlyden zijns vaders, bezette hij diens
leerstoel voor middeleeuwsche
litteratuurgeschieaan het College de France. Een paar jaar ge
leden werd hy door zyn ambtgenooten tot
administrateur dier instelling gekozen.
Deze weinige feiten, kader van het leven van
hetgeen het groote publiek een eminent kamer
geleerde zou noemen, geven tevens gedeeltelijk
den sleutel tot de kennis van de vorming van
een buitengewonen geest. By den vader van
G. Paris was de studie der oud-fransche litteratuur
voortgekomen uit de romantiek, waarmede hy in
zijn jeugd was medegegaan; de grond van zijn
wezen was een groote liefde voor een ten onrechte
verwaarloosd nationaal verleden, een lust om dat
verleden weder levend te maken voor het groote
publiek, en dien lust en die liefde wist hij te
ontwikkelen bij zyn zoon. Later, in Duitschland,
kwam de jonge philoloog bepaaldelyk door den in
vloed van Diez,in een andere strooming: daar kwam
het aan op een nauwkeurig verzamelen van feiten,
hoe dor ook, op een zorgvuldige schifting en
analyse van het voorhanden materiaal. Van deze
twee richtingen bespeurt men iets in het werk
van Gaston Paris.
Hy verzamelt wetenschap, maar met een doel,
hij bestudeert het verleden methodisch, maar tevens
met liefde. Wat voor andere, overigens zeer
achtenswaardige geleerden doel is, het zuiveren van
teksten, het vinden van grammatikale regels, het
vaststellen van datums, is voor hem slechts middel.
Achter de feiten die de studie der monumenten
geeft, zoekt hij de wetten die het leven van een taal
beheerschen, die van het oude latijn het nieuwe
fransch hebben gemaakt; uitgaande van bedorven
teksten, van verknoeide overleveringen, poogt hij
zich een denkbeeld te maken van de midden
eeuwsche letterkunde in het algemeen. De
oudfransche letterkunde, eenmaal zoo rijk, is slechts
onvolledig tot ons gekomen; soms bezitten wij
een schoone traditie, een bezield gedicht slechts
fragmentarisch, of in het geheel niet meer in de
oorspronkelijke gedaante ; teneinde het verlorene
eenigszins terug te vinden moeten wij dan de toe
vlucht nemen tot den lateren, verwaterden vorm,die
een prulpoeet haar gaf, tot het keukenlatijn van een
apokriefe kloosterkronijk, tot de vertaling van een
buitenlandsch bewonderaar uit het Zuiden of het
Noorden, die misschien het origineel dat hij
vertolkte niet eens goed verstond. Dat is de
methode door Gaston Paris gepredikt en toegepast
in de monumentale studie over de epische tra
dities over Karel den Grooten, door hem, op
vijf en twintigjarigen leeftijd als dissertatie aan
de Universiteit van Parijs aangeboden (1865);
en later in zoo menige doorwerkte verhandeling,
geplaatst in de door hem en zijn vriend Paul
Meyer opgerichte 'Romania (sedert 1872), wier
algemeene resultaten hij resumeerde in zijn
Manuél van middeneeuwsch-fransche litteratuur
geschiedenis, een soort van extract, waarin in n
octavo-deeltje de feiten en denkbeelden zijn
samengevat, die een zeventiende-eeuwsch geleerde,
Salmasius of Du Cange, zou hebben uiteengezet
in een foliant.
Gaston Paris is hierbij niet blijven staan: achter
de middeleeuwsche letterkunde zoekt hij de
middeleeuwsche beschaving, den middeleeuwschen
mensch. Hoe hebben zich, onder de
barbaarschheid van Merovingers en Karolingers, de kiemen
IIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIHIIII
nemen, zonder tegenbeleefdheden te bewijzen,
en daarom gaan wij van nu af ook nergens
meer heen ... versta je me ... absoluut
nergens! . .. 't kan mij toch niet schelen, ik
houd niet van uitgaan, integendeel.'... maar
jij ? ..," in n woord, ik was wanhopend ...
maar onze lieve Heer heeft medelijden met
mij gehad... hij heeft mij de gedachte in
gegeven, pater Ragon te gaan raadplegen .. .
Och! riep Coryse, een leelijk gezicht
trekkend.
En pater Ragon is heel lief geweest...
toen ik hem vertelde dat abbéChatel 't had
verboden, zei hij...
Komaan! mooi zoo! bromde Coryse
nu is 't al een verbod!...
Enfin, toen ik hem had uitgelegd, waar
om ik hem kwam raadplegen, antwoordde
hij : »wat zegt het evangelie, mijn kind ...
dat de, rruuw huren, man gelioorz<ianihri<l
verschuldigd ix... uw man verlangt, dat gij
een bal zult geven... geef een bal... God
wil het aldus..."
Dat 's ook een idee, bracht Coryse
hiertegen in om onzen lieven Heer overal
in te halen!... ik vraag je, of het niet be
lachelijk is, hem zulke dingen op den rug
te schuiven !...
Ik was verrukt... hernam mevrouw de
Givry ik ben dadelijk naar abbó Chatel
gegaan ... en vertelde hem dat ik bij pater
Ragon was gaan biechten ... en dat ik per
missie van hem had... en toen vroeg hij:
»Dus je bent over pater Ragon tevreden,
mijn dochter?..." Nu, ik durfde me niet
al te opgetogen over pater Ragon uitlaten,
of laten blijken hoe uitstekend hij mij be
valt, ... ik was bang abbéChalet te kren
ken!... ik zei alleen »ja", omdat ik niet
ontwikkeld der bonte en schitterende wereld die
zich in de dichtwerken der twaalfde en dertiende
eeuw afspiegelt ? Hoe vormde zich die wordende
kuituur, die zooveel van de onze verschilt, en
waaraan de nieuwere beschaving toch zooveel
ontleende dat men bij de Oudheid te vergeefs
zoekt? Uit welke elementen, oostersche, westersche,
christelijke, germaansche, antieke, ontstond die be
schaving, en de poëzie er de uiting van was? En wat
ging er om in het gemoed van de mannen en de
vrouwen voor welke de tronvenr »vond", de
jongleur zong en voordroeg ? De philologie en
de litteratuurgeschiedenis leveren op die wijze
bijdragen aan de historische zielkunde dit is
de uitdrukking die de geleerde zelf gebruikt in
de voorrede van het eerste der twee deeltjes la
Poésie dn Moyeti Age waarin hij de algemeene
uitkomsten van eenige détail-onderzoekingen voor
het groote publiek heeft samengevat en het is in
dien geest dat hij de leerlingen uit alle landen,
die jaarlijks zijn lessen komen volgen, en aan
wie hy trouwens de grootste vrijheid van onder
zoek laat, het liefst ziet voortwerken.
27 Mei. G. BCSKEN HUKT.
uiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiMiiimimiiiiiiiiiiiiiiiiii
Den WelEd. Heer Th. Molkenlioer.
A mice !
Bij de lezing van je artikel over het «Tijd
schrift voor versieringskunst," kwam het mij voor,
dat je, de goede idee waardeerende, de uitvoering
hiervan eenigszins over het hoofd zag.
Dat de reproductie van Derkinderen »processie"
vry goed is, ben ik volmaakt met je eens, maar
je zult mij toch moeten toegeven, dat, by de
in-drieën-deeling van den lichtdruk, waarvan ieder
fragment wit omly'st is, men het onmogelijk als
geheel kan zien, wat door weglating van het
wit, terweerszijde van het middelste deel bij
voorbeeld, zeer goed te verhelpen ware geweest.
Maar wat mij vooral opviel in deze eerste
aflevering, die zoo we hopen slechts een proeve
is, die veel verbeterd kan worden, is, behalve
enkele wat »versiering" aangaat, zeer mislukte
reproducties, (zooals je trouwens reeds deed uit
komen) de hoogst beknopte en vrij nuchtere tekst.
Een aanduiding als: «Perzische vaas waar
schijnlijk 18e eeuw" zal je toch wel evenals ik
wat onvolledig vinden, en een enkele opmerking
hierbij het materiaal betreffende niet overbodig.
Xoo ware wellicht een kleine toelichting bij
»de processie" van Derkinderen, vermeldende het
onderwerp alsmede de oorspronkelijke bestemming,
den lezer en in het bijzonder den buitenlandschen
lezer, die niet geacht kan worden dit te weten,
niet onwelkom geweest.
Dat echter behalve de onvolledigheid, die korts
bijschriften niet overal even juist zijn, blijkt mijne
inziens uit: »Grieksche Amphoravaas, 5e eeuw
na Ohr., ouden stijl." Deze zal toch, dunkt mij,
wel, naar de verdeeling en wijze van beschildering
te oordeelen, uit de 5e eeuw vóór en niet na
Chr. zoo niet nog vroeger moeten dagteekenen.
Dat deze opmerkingen natuurlijk niet zijn om
je onvolledigheid in je beoordeeling te verwijten,
spreekt van zelf, maar het komt mij voor dat
dit tijdschrift, dat werkelijk veel goeds belooft,
en door een in alle opzichten verbeterde ver
zorging zeer bij winnen zou.
Groetend
l!. W. P. DK VKIKS Jn.
Amsterdam, 2K Mei '!Hj.
ReMsie ?an liet uien?e kieswet-artikel.
>De leden van de Tweede Kamer der
Staten»Generaal worden gekozen door de mannelijke
«ingezetenen des Rijks, tevens Nederlanders, die
»den leeftijd van vijf-en-twintig jaren hebben
«bereikt, voor zoover zij over het laatstverloopen
iiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiini
iilmiiiiiiiiiiitimmifiiB
wilde liegen ... en toen zeide hij, met aandrang
nog wel:... »Welnu, blijf bij hem!... het
zou waarlijk een genot voor mij zijn . . . want
ik heb nog nooit zoo'n vervelende biechte
ling gezien als u!. .. hij zei vervelend, zou
je dat geloofd hebben ?...
Dat zal hij van mij geleerd hebben!...
riep Coryse lachend die arme abbé!...
hij is zoo'n goedige, grappige man!...
Zeg, Lucie... raadde Mare haar aan
als ik jou was, zou ik die historie maar
niet al te veel rond vertellen...
Waarom niet?... vroeg mevrouw de
Givry naiëf.
-- Wel, omdat je je belachelijk zult maken ...
en den abbéook... voegde hij er bij,
begrijpend dat de vrees, haren ouden biecht
vader te zullen schaden, de jonge vrouw
eerder zou doen zwijgen dan de vrees,
zichzelve te kunnen benadeelen.
AbbéChatel is een man uit het volk!
riep de markiezin vinnig! hij heeft hoe
genaamd geen tact!... niet de minste fijn
gevoeligheid ... geen flauw begrip van de
wereldsche zaken... en natuurlijk heeft Coryse
daarom juist hem tot biechtvader gekozen...
AbbéChatel is niet mijn biechtvader ...
antwoordde Chiffon - ten minste, hij is het
niet meer...
Sedert wanneer niet, als ik zoo vrij mag
wezen ? ...
Sedert drie of vier jaar . . . sedert nie
mand meer naar me omkijkt, en ik alleen
met Jean uitga ... sedert mijn eerste com
munie ongeveer...
Ah!... riep mevrouw de Bray, ver
baasd te moeten ervaren, hoe weinig zij van
haar dochters doen en laten op de hoogte
was en toch zitje onophoudelijk bij hem ...
«dienstjaar in een of meer der Ry'ks directe belas
stingen zyn aangeslagen, het te dier zake
ver«schuldigde vóór of op den eersten Maart voldaan
«hebben, en
M. over het laatstverloopen ....; of
»6. indien zy niet overeenkomstig het bepaalde
«sub a zyn aangeslagen, voldoen aan .. .."
Dat is fout.
Ik bedoel niet dat alle kamerleden door idle
kiezers gekozen moeten worden, maar dat de
eerste zinsnee als voorwaarde bevat: liet
a/i.nfjeslfttjen zijn.
De duikelikste redaksie zou deze zijn :
«De leden .... worden gekozen door de min
stens vijf-en-twintig-jarigemannelijke ingezetenen
des Rijks, tevens Nederlanders, die, voor zoover
zij hebben voldaan, en:
ii. of over het laatstverloopen .. ..;
b. of voldoen aan .... "
Den llaaf). W. RUTGERS.
iiinmuHHinminiiiii
llllimilMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUMI
TRADB
MARK.
MARTEITS COGNAC,
Dit beroemde merk is verkrijg
baar bij alle soliede Wijnhandelaars
en bij de representanten
KOOPMANS & BRUINIER,
te Amsterdam.
Prjjzeöm af / 2.50 per Flesci.
Magazijn KEIZERSHOF", Nieuwendjjk 196.
Z u d en s t o f f en. Grootste sorteering zwarte
en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde
Zgde, Satijn en Surah. De nieuwste des
sins en kleuren steeds voorhanden.
SCHADE & OLDENKOTT.
H. R AHR te Ut recht.
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime kenze in Huur piano's.
lllllllltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllU
wat heb je daar dan te maken, als hij je
biechtvader niet meer is ?
Hij is mijn vertrouwde ... ik houd veel
van hem ... ik durf mij veilig op hem ver
laten ... en ik vertel hem al mijn
dingsigheden . .. voor zoover ik het namelijk noodig
vind.. .
Zoo, vroeg de markiezin geërgerd,
bij wien ga je dan tegen woordig ter biecht?...
Bij niemand ... en toen haar moeder
een toornige beweging maakte, of bij ieder
een, zooals u 't nemen wilt... nu bij den een
dan bij den ander... in Saint-Marcien, in
de kathedraal, in de nieuwe kapel, in
NotreDame-du-Lys ... kortom, den kring van alle
kerspelen rond... en daar er gemiddeld in
ieder kerspel drie vicarissen zijn, heb ik
ruimschoots gelegenheid!... ik biecht zoowat
zes maal in 't jaar... op die manier kan het
lang duren ... en als ik rond ben geweest,
begin ik van voren af aan ...
Dat kind is gek!... bepaald gek!...
riep de markiezin op smartelijken toon,
ze loopt in 't wilde, inplaats van een
verstandigen leidsman te kiezen ...
Een leidsman! Precies, dat is
het juist, wat ik niet wil! verklaarde
Chiffon rondweg ik doe wat ik geloof
dat noodig is... maar ik doe het volgens
mijn eigen opvatting... de biecht is voor
geschreven ... maar nergens wordt bevolen
iemand die je buiten de kerk kent en tegen
komt ... in je leven in te wijden ... je ge
dachten en tekortkomingen aan den neus te
hangen!... dat is hatelijk ... dat
dooreenhaspelen van alledaagsche beuzelingen en
dingen die het godsdienstig gevoel raken
vind ik walgelijk en grotesk...
(Wordt vervolgd).