De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 7 juni pagina 7

7 juni 1896 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 989 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Allard Pierson. Het is een van Pierson's deugden, die het moeilyk maakt hem in zijn waarde te beoordeelen. De ryke veelzijdigheid van zyn studiën, wie is er die alle uitingen van zy'n werkzaamheid heeft opgenomen en waardeeren kan ? Niet allen konden wjj alles lezen, wat door hem werd aan geboden in een tyd, dat er zooveel te lezen is; zyn smaak omvatte mér dan binnen den kring der belangstelling der meesten gelegen was. Zoo zal dan Pierson gehuldigd worden door den een om zy'n theologische, door den ander om zijn wy'sgeerige, zy'n aesthetische, zy'n his torische studiën, en een ieder, naar ik gis, zal hem pry'zen, wy'l hy' over zeer belangry'ke zaken zóó wist te verhalen, dat de hoorder het belangryke gevoelde, en de herinnering als een bly'vend goed bewaren kon, wy'l Pierson de schoone gave bezat om voor zyn weten als mensch te gevoelen en het als een geschenk van schoone menschelijkheid aan anderen aan te bieden. Ik voor my ken Pierson voornamelyk als schrjjver over Hellas, en als zoodanig heb ik hem leeren waardeeren om de wy'ze, waarop hy de Helleensche beschaving beschouwde en zijn inzicht er over aan anderen kenbaar maakte. Het zeer kostbare in zy'n beschouwing is dat hij houdt van die oude cultuur-periode, in haar figuren menschen ontwaart, verwant aan ons in denken en verlangen en van de uitkomst van het geleerde onderzoek een tafereel van menschlijk gevoel ontwerpt. Zulk een man moest er in Holland komen, en Pierson heeft gezorgd die man te zijn. Want Holland is steeds een land met belang ry'ke geleerden geweest, en niet het minst was het de studie der Helleensche oudheid, die hier haar beoefenaars vond. Maar niettemin was de antieke zaak hier geen voorwerp van algemeene be langstelling. De geleerden, in hun y'verig pogen om taal en historie en zede en kunst te onderzoeken en te verklaren, werkten voor een kring van geleerden en hen, die een opleiding ontvingen om zelf vak man te zy'n. De gymnasiale opvoeding is nog altijd IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIII iiiiiiitiiiiiiiiiiiHiiliiiiiiiiiiiiiiminu 6d' Jaargang. 7 Juni 1896. Redacteur: RUD. J. LOMAN. Adres: Stonehaven, Hitherfield Road, Streatham, Londen. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. illiillllllllilllllll nillliuitni CORRESPONDENTIE, H. Mendes te A. Wij vertrouwen dat onze mededeeling in Corresp," omtrent 't wegraken van uw laatste probleem u niet is ontgaan? Harteiyk gegroet en verschooning voor de moeite. Van Emile Pradignat, te Saujon. Vervaardigd voorden3en Halfjaarl. Internationalen probleemwedstryd in dit blad. No. 338. Mat in twee (2) zetten. a bcdefgh Wit: K 08, P a4 en c2, B d8; b3, e5, f l en g3 = 8. Zwart: K d5; e7 en f5 = 3. Oplossing van No. 336 (Pradignat). l R c5, P d5 2 P a4 enz. P e4 2 T e4: e4 2 T déf m 2 T e4 voor een groot deel een opvoeding in grammatika, en te zeer wordt die opleiding nog altijd beheerscht door de gedachte, dat de antieke wereld een zaak van geleerdheid is. Doch zoo vroeger wellicht de studie n van Hellas n van Rome voldoende werd geacht om het leven van een mensch met gedachten over kunst en geschiedenis en wy'sbegeerte te vullen, gaandeweg hebben de moderne talen zulk een aandeel in het beschavingsleven gekregen, dat de antieke wereld niet alleen een wedstryd met de moderne moest leveren, doch zelfs voor de meesten den strijd verloren heeft. En tevens was het tijdstip gekomen, dat de geleerdheid een uitkomst had bereikt, die in zekeren zin een eindpunt kan heeten. Er zijn van alle belangrijke schryvers goede uitgaven; er zijn vertalingen; over historie en kucst bestaan goede werken ; er is by'na geen hoofdstuk van de antieke bescha ving, of er bestaan verscheidene goede handboe ken over. De taak der geleerden is voorzeker niet afgeloopen, doch terwyl het hun werk is om voort te arbeiden, vormen hun thans reeds ver kregen uitkomsten een geheel, dat vrij volledig is en op de een of andere wijze gemeen goed der beschaafde wereld moet worden. En het is Pierson's voornemen geweest zelfde man te zijn, die het resultaat der wetenschaplijke nasporingen opvatte, en verwerkte tot een voor iederen welopgevoede begrijpelijke en genietbare stof. Wat hem daartoe in staat stelde was niet enkel zijn kennis, zijn weten, doch vooral zijn liefde voor de oude wereld en zijn menschelijkheid. Hem heeft de Helleensche wereld getroffen om haar aandrang tot ontwikkeling; hij erkent in de Hellenen het volk, dat meer dan een ander begaafd was met den drang om in alle richtingen van menschelijk denken en gevoelen verder te komen, en indien er ook thans een tyd is, waarin velen trachten de gansche volheid van het leven aan te raken en op te wekken, Pierson vindt dat streven in den Helleenschen tijd terug: in het streven tot ontwikkeling van het menschelijk bestaan is Hellas onze voorvader geweest. Dit heeft Pierson scherp gezien, sterk gevoeld en zeer lief gehad. En door die liefde en dat inzicht heeft hij een verrassende daad gedaan. Want zoozeer is er voor hem verwantschap tusschen de antieke wereld en de moderne, dat hij Hellas zeer dicht bij ons weet te brengen, en van een afstand van vijfentwintig eeuwen tot vlak voor onze oogen haalt. Zijn Hellas is niet een begraven volk, doch het leeft, en hij ziet het als een volk van bewegingen en verlangens, die ook de onzen zy'n. Pierson heeft verhaald van de Homerische periode, van de geschiedschrijvers, de drama dichters, de wijsgeeren en de plastische kunst. Bijna overal heeft hij getracht de algemeen-menschelijke zy'de naar voren te brengen. De groote figuren zy'n in zijn werk vooral nagegaan in zoover zij kunnen gelden als vertegenwoordigers van den geest van het tijdvak. Hij houdt zich vooral aan de schets van het algemeene leven naar intellekt en moraal. De meening der menschen over hun verhouding tot een godheid en het bovenzinlijke wordt telkens behandeld. Maar deze methode van geschiedschrijven verbiedt hem niet om uitwijkingen te maken en te berichten over iiiiiiifliiiiiuiiiiiiiiiiiiHHmtnmiiitiiiiiiiiiiii iiitiiiiMiiiiiiiiiiiiniiin Opgelost door Prof. Borger, Graz (3); C. Kockelkorn, Keuleu (Z'/a); H. J. den Hertog, Amsterdam (21/2); G. T. v. Ham, Gorredijk (2i;2); E. Wieling, Groningen (2); J. de G., Amsterdam (3); WaraAtti", 's-Hage (2); 8. te Gorssel (2); H. Mendes da Costa, Amsterdam (l'->)l v- Steenderen, Amsterdam (2). Toegekend cijfer 2 5/13. Goede oplossingen van No. 335. Van H. J. den Her tog (31/j) en E. Wieling (3). Toegekend cijfer 39/1G. Beoordeelingen (No. 33(5). Einfach und recht gefiillig, aber trotz des guten Zugzwanges nicht von der Bedeutung des Vierzugers No. 335. C. Kockelkorn. No. 336 ist zwar kein Problem grossen Stils und bietet nichts Neues. Aber die gut entworfene /usammenstellung l E c5, P d5'. 2 P a4 macht sich ganz hübsch. Joh. Berger. Dit probleem oplossen beteekent: 't voorbereiden van 't T-offer op e4, dat bij 't eerste onderzoek al dadelijk in 't oog valt. Met dit motief is heel handig 't offer op c4 verbonden; de matstellingen zijn over 't algemeen ook zeer voldoende. Met 't vrij beperkte aantal stukken is dus genoeg gemaakt; maar als tornooi-probleem" kan 't m. i. toch niet meer krjjgen dan 2''2. H. J. den Hertog. Sleutelzet zeer goed. Door de pionnen g2, g3 blijkt spoedig dat K op e4 verwacht wordt. Wel wat een voudig voor een probleem vau dezen meester. C. T. v. Ham. H. J. den Hertog's beoordeeling van No. 335 : Dit probleem staat m. i. boven den onlangs ver schenen vierzet van Erlin. Was in laatstgen. compo sitie de hoofdvar, technisch meer volmaakt dan eemge speelwijze in Pradignat's werk, dit laatste biedt on eindig meer verscheidenheid in zijn vele var., die op zeer natuurlijke wijze zijn gecombineerd. De pionnenstelling laat te wenschen over. TWEEDE NAT. COUUESP.WEDSTllIJD. Vijf-en-dertigstc zet van /wart. 10 A P e7 B D K e5 D h6 D d2: D f7 D c7 P h7: K t-7 K d6 T e7-f speeld 3 j> re t K f7 P d5 5 b3. 1)5 T 12 f TeSelrf K c7 D c7: D «;$: P e5: r. J. s. de groote figuren voor zoover zij zichzelf en niet alleen hun tijd zijn. De beschavingsgeschiedenis is niet alleen doel, zij is ook middel; niet alleen schilderij doch ook kader. Zij heeft l'ierson niet belet in bijzonderheden te gaan, waar hij meende iets goeds te kunnen verhalen, en in zyn werk over Homerus zyn de schilderingen van Diomedes en Odysseus, die men bywerk zou kunnen noemen, zeer fraaie brokken. Pierson heeft zich niet beperkt tot de behan deling van de Helleensche beschaving in den tijd dat zij binnen de grenzen van haar eigen land bleef en haar grootste werken verrichtte; hij wilde haar ook nagaan in haar invloed buiten haar land, toen Hellas zelf reeds had opgehouden het de politiek leidende deel van de Grieksch sprekende wereld te zijn, doch de weldaden van den grooten tijd zich naar alle kanten ver spreidden. Hij heeft het Hellenisme willen schil deren om te toonen hoe het Helleensche beginsel een factor der algemeene cultuurgeschiedenis ge worden is. Zijn programma voor die studie was zeer omvangrijk. Athene. Alexandrië, Home, Antiochië, Pergamum, al die plaatsen waren in hun tyd centrum van de overgeleverde Helleensche cultuur, en aan ieder centrum bad Pierson een afzonderlyke studie toegedacht. Maar de krachten zyn hem niet gegund dit schoone werk te vol tooien. Slechts de studie over het Hellenisme te Athene is tot ons gekomen, en zij leerde ons dat de yver en de liefde bij Pierson nog niet ver flauwd waren. In geen ander werk over de Hel leensche cultuur wellicht, had Pierson zich zulk een meester getoond in de kunst om een groot materiaal in een klein deel samen te vatten en een fraai tafereel van een periode te ontwerpen. Een werk als Hellas kon het niet ontloopen in enkele opzichten onvolledig te zijn, en op enkele punten aanleiding tot tegenspraak te geven. Ook de synthetische kracht van Pierson kon niet alle materiaal omvatten, en waar hij telkens een oordeel moest uitbrengen, moest hij menigmaal met anderen in geschil komen. Doch dit is de hoofdzaak niet. De hoofdzaak is dat Pierson goed heeft ingezien, wat hij met de uitkomsten van het geleerde onderzoek moest aanvangen; dat hij liefde voor zijn zaak had en fraai geschreven, menschelijk gevoelde boeken aan het beschaafde publiek geschonken heeft. De belangstelling voor de antieke cultuur is door hem aangewakkerd, en bij menigeen zal hij de meening hebben doen ontstaan, dat het ook voor ons nog van belang is om de Helleensche wereld als voorwerp van studie te behouden. Er ligt in Pierson's werk over Hellas en het Hollenisme een groote opwekking, en van zijn andere geschriften zeggen anderen het zelfde. En een man van veel opwekking is bij zijn leven een kostbaar bezit voor zijn volk, en zal in dankbare herrinnering blijven bestaan. Git. M. VAN DHVKNTKII. Verleden jaar ontving de heer A. l'reyer van het bestuur der »Cotton States and International Exposition" te Atlanta, Georgia, U. S. A. ge houden van 18 September tot .'SI December 1S!)5 de opdracht tot het vormen eener Tentoonstelling van Hollandsche meesters, in aansluiting met de internationale tentoonstelling van Schoone Kunsten I1IIIIII1IIIIIIII1II1IIIIIIIMIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIII UIT DE SCHAAKWERELD. In den wedstrijd bij Simpson te Londen is nog steeds geen beslissing gevallen. Maandag j.1. werd de wedstrijd, zooals bij Simpson gewoonte is, met een vriendsohappolijken maaltijd besloten :'.'). Bij de uit reiking der prijzen aan 't dessert kon alleen aan Teichmann de eerste prijs worden overhandigd. De overige 3 prijswinners moeten geduld hebben tot 't Dr. Farrow" behaagt zijn achterstallige partijen (4 in getal) af te spelen. Teiehmann won met O winst punten uit 11 den eersten prijs. Lee won 81^ uit 11, van Vliet 71/3 uit 10 i nog te spelen met Dr. l'arrow"\ Loman G uit 10, remise met Dr. Farrow" is voldoende hem den 4den prijs te verschaifen. In geval hij verliest deelt bij den 4den prijs met Muller, wiens score (ü) compleet is. In ons volgend nummer hopen wij een volledig overzicht te kunnen brengen. De match tusachen Showalter en Barry heeft vol gens de Westminster Gazette" reeds een aanvang genomen. Wij hopen spoedig hieromtrent nader te berichten. Kort nadat wij onze vorige rubriek hadden ver zonden ontvingen wij uit Neurenberg 't bericht dat 't comitéer in geslaagd is de prijzen opnieuw ie kunnen verhoogen, zoodat 't prijofonds thans onge veer aan dat van Hastings gelijk is ! l prijs ? 1801), n f 1200, in ? 'jao, i v V GOU, v ./' sou, vï/' 240, VII /' 120. 't Gevolg hiervan is geweest dat onmid dellijk een aanmelding inkwam vau Tschigorme. Ook van de deelneming Steinilz, Lasker, Pilisbury en Showalter benovens ui/r Europeesche meesters van naam, kan men vrij zeker zijn. Kr staat ons dus binnen kort (20 Juli) een wedstrijd te wachten die wat de kracht der gezamenlijke deelnemers be treft zelfs the battle oi Hastings belooft te zullen overtreffen, 't Comitéheeft 't groote voorrecht iu alle moeilijke <|uesties door den raad van oen ervaren tornooispeler als Dr. Tarraseh te worden bijgestaan. Hun eerste stap is dan ook een zeer verstandige geweest. Voor men n.I. 't programma en de wetten voor den wedstrijd vaslstelde, heeft men de deel nemers van 't Petersburger kwartet gepolst en daar na de regeling zooveel mogelijk met hunne wenschen overeougcbrarht. Verder is men o. i. zeer praktisch Ie werk gegaan, door te trachten den duur van 't congres zooveel mogelijk te beperken en de cischen voor toelating nog hoogcr te stellen dan bijv. te Hastings. 't Zou ons niet verwonderen indien slechts do vol gende spelers in de termen vielen: Lasker, Steiuitz, Dr. Tarraseh, Pillsbury, TVehigorine, \Yeiss, Schleehter, Engliscb, Marco, Makovetz, Marocy (yl, Schillers, Alapine ('.'), Winawer, Janowski (V), Teiehmann, Blackburne, Burn, Showalter, von Bardeleben, Lipke, VValbrodt on Micses ('.J). Op deze wijüzal de uitslag van daar te houden. Op deze tentoonstelling werden de navolgende artiesten bekroond; te weten: n. Zilveren Medaille: J. S. H. Kever, F. van Rossem du Chattel, J. H. L. de Haas, mevrouw Vogel-Rooseboom, H. Valkenburg, J. H. Weissenbruch, 6. Bronzen Medaille : Mari ten Kate J. H. Wijsmuller. De certificaten voor de zil veren en de bronzen medailles worden dezer dagen door den heer A. Preyer te Amsterdam aan de bekroonden toegezonden. De vereeniging tot oprichting en instandhou ding eener inrichting voor ooglijders te Amsterdam heeft haar drie en twintigste jaarverslag uitge geven, loopende over 18!)5. Daarin wordt melding gemaakt van achteruitgang in sommige opzichten, tengevolge van de verplaatsing der gemeentelijke oogheelkundige kliniek uit de Inrichting naar het Binnengasthuis. Daardoor is het aantal patiënten zoowel op de polikliniek als op de 3e klasse der kliniek, op deze laatste zelfs belang rijk, afgenomen. Waarschijnlijk hebben ook de vage geruchten omtrent de Inrichting waartoe genoemde gebeurtenissen aanleiding gaven (zelfs werd van hare geheele opheffing gesproken) daar toe mede bijgedragen. Gelukkig is die achter uitgang niet groot en bestaat er alle grond voor de verwachting, dat de Inrichting, ondanks de ingrypende veranderingen in haren werkkring waarvan het volgend jaarverslag zal hebben melding te maken, zich spoedig weder in toenemenden bloei zal mogen verheugen en met den steun van buiten die haar ook in de toekomst wel niet zal worden onthouden, ook in hare finantieele behoeften zal kunnen blijven voorzien. Kasr ed din, de vermoorde shah van Perzie, was de gast van keizer Franz Joseph II. Hij zou een Donauvaart maken, en weer ten hove, punctueel, op het vaste uur, komen déjeuneeren. Maar het beviel den shah op den Donau zoo goed, dat hij door bleef varen. Eerst toen hy', van de buitenlucht vermoeid, insliep, wendde de kapitein den steven, en een paar uur te laat kwam men bij den stipten gastheer terug. Ook bezocht de shah het schilderijen-museum Wilhelm von Wartenburg. Hij kwam weder uren te laat en volgde zijn eigen smaak. Hij liet zich zeer nauwkeurig inlichten over Kafaël en bleef vervolgens stilstaan voor een werk van een leven den meester. Toen deze hem werd voorgesteld, klaarde zijn gelaat op. Nu begrijp ik eerst, zeide hij, hoe schilderijen eigenlijk ontstaan. Hij keek van het schilderij naar den schilder, en vroeg : »lui-même ?" »de sa mam ?" En hy' riep zijn gevolg: »de liefde van het rijk", »de be scherming van het rijk", enzoovoorts, tot zich, en gaf hun breedvoerig uitleg van het wonder. NIEUWE UITGAVEN. Ontvangen bij de Redactie : llnoi/i' l'riieccn, door Lor is CoüPEürs. Amster dam, jj. J. VKKN. -Mijn Aeoli/xltai'ji s/wll, door J. AXAKAIR; Culemborg, Bi,<oi & OLIVIKKSK. lVioc alles rroiur, roman van TIIKUF.SK, SI.OYKX, 'i dln, 's Gravenhage, LO.MAN & ZTXKK. De (iele aflevering verscheen van SCIIII.I.KMAXS & VAX BKI.KTM'S uitgaven: De Kindericm'lil en l'oof di' Khtderkamer. Van <lc Mentor verscheen no. 2. Zij die zich vóór löJuni op dit populaire orgaan voor ver zekering en aanverwante vakken abonneeren, ontvangen als premie de novelle van mr. L. H. J. Lamberts Hurrelbrinck : Wanhoop en Misdaad. Een artikel van Wouter Nijhoff, in no. 21 van den ^ix'clnlor, over den ('iitulogii* rait ile Jti/iliotlirek- U'i/let, is afzonderlijk uitgegeven. De heer l Ni.iiiuFr was de eerste, die op de tekortkomingen van dezen catalogus de aandacht vestigde. itiliuiiiiiiiimimiiiiiiimiiimii iiiiiimiiiiiiiiHliiii den wedstrijd een veel juisteren maatstaf voor de onderlinge kracht der spelers opleveren dan indien spelers van lagercn rang worden toegelaten. De reden hiervan ligt voor de hand. De uitslag van den Internat, probleemwedstrijd uitgeschreven door 't 111. Familie-Journal" te Kopen hagen is als volgt. Ie prris ~i -^ ,. ,- , ., 2e prijs ) Pradignat, baujon. 3 prijs Ds. J. Jespersen, Svendborg. i Eervolle vermelding: E. Pradignat en. A. M. Dahl, j Christiania. De volgende positie kwam voor in een partij, ge speeld in de Progressive Cliess Club" te New York. Baltimore News". abcde fgh Wit (G. Koehleri aan den zet won nu aldus II) d3, 1) tui 2 H cl, D g4, 3 D g;!! en zwart verliest de dame of wordt mat gezet. Stand van den 3den Internat, problocmwedstrijd in dit blad. No. 33.") ]?:. Pradignat (1) 3 'J lij. 331 K. Erlin (!) 3 1/24. 31!» ,1. W. Lecomte (3i 3. 320 J. Jospersen (3,1 2 1921. 330 Lecomte (3) 2 3G. 322 Jespersen (4) 2 2 3. 320 Fothorgill (2) 2 10 17. ,, 33U Pradignat (31 2 5 13. 323 Kuijcrs (3) 2 l 3 enz.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl