Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 989
Lan» Alia-Taflema.
(Naar het borstbeeld door E. Onslow-Ford.)
Van Baldadigheid en Straatschenderij
DOOR
A. J. M. BROUWER ANCHER.
Reeds poogde ik zoo nu en dan door korte
schetsen verschillende toestanden uit vroeger eeuwen
te teekenen, in de hoop daardoor bijdragen te
leveren tot de kennis der zeden en gewoonten
onzer voorvaderen, en geloof hebbende in het woord
van onzen jongsten stadshistorieschrijver, ter Gouw,
dat de Amsterdammer nog wel eens iets wil hooren
van de oude geschiedenis zijner geboortestad, ont
leende ik steeds mijn stof aan die geschiedenis.
Het geval nu, dat die opstellen steeds geplaatst
werden, gaf mij in de eerste plaats de overtuiging,
dat ter Gouw de waarheid sprak, en secundo schenkt
het mij het aangenaam vermoeden, dat ook mijne
?wijze van behandeling dier onderwerpen eenige
belangstelling kon wekken, redenen waardoor ik
moed gevoel nogmaals met een dergelijk stukje
op te treden.
En de oorzaak, die mij bovengesteld onderwerp
deed kiezen, is de juist heden ten dage zoo vaak
gehoorde klacht over de ergelijke wijze waarop
de Amsterdamsche straatjongen zich gedraagt.
Het is echter in 't geheel mijn plan niet een
verdedigingswoord voor die kwajongens te uiten,
en evenmin om mij te gaan verdiepen in een stel
selmatige opsporing van de omstandigheden, door
wier samenwerking de tegenwoordige onder de
straatjeugd heerschende geest van baldadigheid
gewekt werd; doch wil ik u alleen verzoeken met
mij een oogenblik te verwijlen in de dagen van
olim, waarbij ik mij echter niet alleen tot de jeugd
zal bepalen, maar ook de handelingen van ouderen
van dagen beschouwen. Dit is een natuurlijk gevolg
van de te behandelen ordonnanties, die meestal
spreken van jongh off oudt, wijff off man, poirter
off gast wye hij zij," waaruit blijkt, dat de over
tredingen, waartegen zij uitgevaardigd werden,
door lieden van allerlei leeftijd en van beiderlei
kunne gepleegd werden.
Zoo bijvoorbeeld spreekt een oude keur het ver
bod uit voor iedereen, om aan de stadsvesten,
binnen de muren of in de Nes met ballen, steenen
of ,ander instrumenten" om het hoogst of verst
te werpen, of daar te kolven of te kaatsen, en dat
op boete van n pond en confiscatie van het
wambuis.
Een vreemde plaats voorzeker, die smalle Nes,
om zulk soort van oefeningen en uitspanningen te
houden, en terecht kwamen de vroede Mannen
er tegen op met het oog op de persoonlijke veilig
heid der voorbijgangers. Doch bij deze tijdkortingen
kwamen hoegenaamd geene kwade bedoelingen in
't spel en was het slechts aan verregaande onna
denkendheid toe te schrijven, dat men juist die
terreinen tot speelplaatsen koos.
Een ander geval is het echter met een keur van
iet wat ouder datum, waaruit een ergerlijke kwaad
willigheid spreekt. Zij komt op tegen het opbreken
van straatsteenen ook al had men er niets
kwaads mede in den zin maar vervolgt dan:
»doch ware het dat men die steenen in zijn boezem
stak en iemand daarmede wierp of kwetste of
glazen ingooide," en die woorden geven ons het
volk van een minder gunstige zijde te zien. Wie
zich dan ook aan zulk een gluiperige euveldaad
schuldig maakte, ^zou naar bevind van zaken ge
straft worden, en de strafbepalingen, die men in
die dagen geboekt vindt, staan ons borg, dat de
overtreding dezer ordonnantie een streng vonnis
ten gevolge had.
Kroger en de gevangenen yan het
Rand-Comité.
(Punch.)
Men rekene slechts naar het tweede lid der
eerst aangehaalde keur. Daarin wordt den ouders
ernstig op het hart gedrukt goed toe te zien, dat
hun kinderen, hoe jong die mogen zijn, op de
kerkhoven, noch op de straat of stadswallen met
steenen werpen, en te verhoeden dat zij in de
tuinen der burgers klimmen en er het ooft beder
ven, want luidt het vermanend worden zij
op diergelijke baldadigheden betrapt, men salse
uptie caeeke setten ende daermede doen gelijck
men mit cleyne diefgens doet," hetgeen zooveel
zeggen wil als dat men hen een duchtig pak slaag
zou toedienen. Ik meen tenminste hiertoe te mogen
besluiten naar aanleiding der straf op eene mijns
inziens niet meer laakbare handeling gesteld. Even
als nog heden was de jeugd dier dagen zeer tot
plukbaren en vechten geneigd en evenals men
thans nog wel eens geheele schoolklassen, wel ge
wapend met van harde knoopen voorziene riemen
en touwen, met dikke linialen, zwaarwichtige
schooltasschen of ander gemakkelijk verkrijgbaar
wapentuig in vijandige stemming tegen elkander
ziet oprukken, zag men in de 15e eeuw de jongens
zich tot zulke legerbenden vereenigen en onder
het roepen van //boye boye egellentier" of een
ander krijgsgesehreeuw, dat het jeugdige bloed in
sneller beweging bracht, op elkander instormen
of trachten van uit de verte, door het werpen van
klinkers en keien, de tegenpartij tot de aftocht te
dwingen. Nu hadden de ouders wel is waar toe
te zien, dat hun spruiten geen deel namen aan
zulke vrijwillige krijgsoefeningen, en werden zij,
in geval hun kind in handen van 's schouten
dienaars raakte, in een boete van 10,000 steenen
ten behoeve der stads vestingwerken geslagen
maai, houdt maar eens een oog op de jongens als
ze buitenshuis zijn ; en daarom zal ook wel niet
iedere vader genegen geweest zijn zich zulk een
zware opoffering voor zijn bengel te getroosten, te
meer daar het weigeren hem vrij stond, maar in
dat geval, ordenneerden de heeren, sall men die
kinderen doen halen bij des Schouten ende der
stede knechten, ende doen ze wel geeselen ende
eorrigieren openbairliken optie plaetse (den Dam)
voir die Kaeck in sulken schijn dat zij hem op
een anderen tyde well wachten sullen."
Men ziet, de heeren van het Gerecht dier dagen
waren niet malsch in hun optreden waar het gold
de goede orde en rust der stad te bewaren, en dit
blijkt mede uit de zware geldboete van n Pond
te verbeuren door hem of haar die aan de ver
lokking om sneeuwballen te gooien geen weerstand
kon bieden.
In de dagen, waarover ik handel, was men bezig
de stad met steenen vestingwerken te omgeven en
werden Kloveniersburgwal en Singel haar buitenste
grachten. Voor die //muraige" een kostbaar
doch hoogst nuttig en noodig werk had de
stads Regeering de meest mogelijke zorg, en niet
minder voor het geschut, dat men er op plantte,
en dit is niet te verwonderen, daar de veiligheid
der vesten vooral van die verdedigingswerken
afhing.
Zoo was dan ook den 5en Februari 1481 afge
kondigd geworden, dat niemand eenige
//schoffieringe ander stede bussen, serpentynen ofte andere
instrumenten" zou doen, daar men die baldadigheid
mitten zwaerde rechten sall." In die strenge
bepaling kwam echter den 17e" September van
datzelfde jaar een mildere wijziging, terwijl de
keur tevens meer uitbreiding kreeg. De ordonnantie
van dien datum verbiedt het plegen van eenige
//onstand ofte vermindertheyt" aan der stede ge
schut en muren, zoowel aan diegenen, die van
oudts gemaakt waren, als aan die welke men toen
bezig was te bouwen, hetzij door er steenen af te
breken en in het water te werpen, hetzij op eenige
andere wijze, welk verbod zich mede uitstrekte
tot de straten, die men langs de vesten aanlegde.
De boete op de overtreding dezer keur gesteld, was
voor hen, die boven de 15 jaren oud en in staat
tot betalen waren, 40 Pond, zijnde het dubbele
der geldboete op huisbraak gesteld, terwijl zij
tevens verplicht waren de aangerichte schade op
hunne kosten te doen herstellen. Aldus tenminste
wanneer het kwaad bij dag gepleegd werd; ge
beurde het bij nacht, dan werd de genoemde straf
verzwaard met een crimineele of civiele correctie
al naar ;,den gueden luyden van den gherechte
duncken soude nae die gheleghentheyt van
deizake dair toe behoirende."
Maar 40 pond was een kapitale som, vooral in
die tijden daar zij op ongeveer ? 480 van onzen
tegenwoordige munt komt te staan, en menigeen
was niet in staat haar op te brengen. Voor
zoodanigen werd de geldboete dan ook veranderd, en
wel daarin, dat men hen wel duer gheselen [sal]
mit guede roeden naect ende bloet openbairlyck
op die plaetse datter troede bloet nae comen sal;
dat ghedaen sal mense een sekere tijdt te water
ende te brode in die vanghenisse legghen ende
dair en boven noch der stede verbieden moghen,
uaedat hoer misdaet eyschende waer," terwijl in
geval dat nacht en o n t ij d er als een ver
zwarende omstandigheid bij kwam, men de misdaad
rechten mocht aan 's zondaars lijff, leeden off
goeden."
In het derde geval, namelijk wanneer de over
treder den leeftijd van 15 jaren nog niet bereikt
had, maar toch reeds oud en wijs genoeg was om
het onderscheid tusschen goed en kwaad te kennen,
werd de bovengenoemde geseling, opsluiting en
verbanning toegepast, terwijl wanueer het een on
bemiddelde vrouw was, die de baldadigheid pleegde,
deze veroordeeld werd een zwaren steen, dien men
haar door middel van een stevige ijzeren ketting
om den hals bond, de geheele stad in 't ronde te
dragen, om daarna een zekeren tijd op water en
brood, int gat" gelegd te worden. Voor zeer
jeugdige kinderen bleven, als altijd, de ouders
aansprakelijk.
Ik sprak hierboven van eene baldadigheid, die
zich uitte door het ingooien van ruiten, en dit
brengt mij eene draconischc straf bepaling te binnen.
In November van den jare 1178 hadden eenige
moedwilligen zich vergrepen aan de vensters van
Jan Claeszoon Persyn, Air. Willem Andrieszoon,
Reyner die Maelre en Reyner Zwoens en nu daagde
het Gerecht deu 'Jen dier maand de daders in
binnea 8 dagen, wanneer zij in de stad waren, en
zoo zij deze verlaten hadden, binnen S dagen na
hunne terugkomst, en wel op straffe, dat hem,
die aan deze oproeping geen gehoor gaf en ontdekt,
werd, de rechterhand zou worden afgekapt welke
verminking hij echter door het betalen van 100
pond kon ontgaan. Voorts werd bepaald, dat deze
straf voortaan zou worden toegepast op een ieder
die zich bij nacht en ontijde aan dezen moedwil
schuldig maakte, wanneer hij zich zelf als de dader
bij de Heeren bekend maakte; werd hij echter
door een ander ontdekt, dan werd de straf ver
dubbeld en kostte het hem beide handen of 200
pond.
Of deze gruwelijke straf ooit in hare volle streng
heid is toegepast geworden, mocht mij niet blijken,
doch voldoende kenschetsend voor de tijden is het,
dat men haar uitvond en deed afkondigen.
Een ieder mijner lezers kent voorzeker ter Gouw's
werkje in de Kal verstraat" en herrinnert zich dan
ook het rumoerig straattafreeltje daarin geschetst
naar aanleiding van de Vastelavond optocht van
het dronkemansgilde. Doch zulke woeste omme
gangen met wapperende banieren en dwalmende
fakkels, onder tromgeroffel of bekkenslag en luid
gejoel en geschreeuw der deelnemers waren niet
uitsluitend aan dien avond verbonden en ook geens
zins aan dat gilde alleen eigen, zooals uit meenige
oude ordonnantie blijkt.
Onze voorvaderen schepten er een bijzonder
behagen in zich te maskeeren, of zooals men in
15e eeuwsch Hollandsch zeide, voir momme of
voir dyvel" te loopen //mit verdecte aensichten.''
Tegen deze liefhebberij kwamen de heeren telkens
en telkens weer op, want achter die maskers school
meenige spitsboef en bleef meenige misdaad ten
eeuwige dagen verborgen.
In vaak groote benden trokken zulke gemaskerden
dan de geheele stad door //met geclanck van beekenen
ende onbehoirlike cryten," niet zelden den
vreedzamen burger, die zich ongelukkiger wijze op hun
weg vertoonde, aanrandende, om hem onder be
dreigingen, die licht tot mishandelingen oversloegen,
geld af te persen. Ook de woningen der ingezetenen
moesten het meenig maal ontgelden. Met ruw ge
weld beukten de zware knuppels, waarmede de
troep gewoonlijk gewapend was, op deuren en
vensterluiken en het eenige wat de bewoner doen
kon, om voor verdere en grootere onaangenaam
heden gespaard te blijven, was het geven van een
ruim drinkgeld.
Op dat loopen voor momme" stond een zware
geldboete en was het den dienaars van den schout
en //alle andere die daer macht of bebben," in
1477 gelast geworden de personen, die zij aldus i'
vermomd op straat ontmoetten, de maskers van
het gelaat en de andere maskarade plunje, waar
mede zij zich onkenbaar poogien te maken, van
't lijf te rukken en hun namen den schout bekend
te maken. En gebeurde het dan, dat zoo'n ont
maskerde zich verweerde of anderen tot tegenstand
ophitste, of den dienaar van de wet iets misdeed,
hetzij met woorden of daden, die souden die
scout ende gerecht alsoe scarpelick ende
grootelick eorrigieren als dairtoe behoeren soude; en
hierin en sall men noch en wil men nyemant ansieu
noch verschoonen," waarop de ordonnantie eindigt
met den welmeenenden raad: elck wacht hem voir
mysdoen ende voir syn schade."
Die bekkens gebruikte men echter niet alleen
om oorverdoovend rustvcrstorend geraas te maken,
doeh ook maar al te vaak als projectielen. Van
daar dat in 1472 op een boete drie pond verboden
werd bij avondtijd met zulke instrumenten langs
de straat te smijten, en dat zulk een worp de
treurigste gevolgen kon hebben, ondervond de per
soon, die er in den nacht van den 24C" op den
25en Januari 1484 door getroffen werd en er in
«sorge ende pericule van synen lyve" door geraakte.
De Heeren namen deze verwonding hoog op, en
gelasten den handdadige zich bekend te maken,
onder bedreiging de daad als moord te zullen
vonnissen, wanneer hij door een ander den Gerechte
ontdekt werd.
Die nachtelijke straatschenderijen werden niet
weinig iu de hand gewerkt door het totaal gemis
aan straatverlichting, want het enkele kaarsje dat
men aan den opgang eener brug kon zien branden,
wanneer men ten minste niet vergeten had het aau
te steken of dat het niet door den wind was uit
geblazen, nog het zwakke schijnsel van een
smeerkaais, dat hier en daar door de ruiten eener woning
drong, mag geteld worden. Men gevoelde dat gemis
diep, doch wist er toen nog op geen andere wijze
in te voorzien, dan door op een boete van twee
pond te gebieden, dat een ieder, die na het luiden
vau de avondklok zich nog op straat wilde
bcParis yant Men nne noce.
(La Sühouette.)
»Ik zou opgeruimde denkbeelden de overhand
willen zien krijgen." (Brief van Philippe van
Orleans, pretendent en prince-gainélle, aan den
hertog d'Audiifret-Pasquier.)
geven, een brandende lantaarn moest mede nemen ;
welke verordening van den 10e" December 1491
dagteekent.
Een keur van den jare 1478 doet ons nog een
ander soort nachtelijke straatboeven kennen. Zij
worden beschreven als personen, /,die gewoenlick
zijn bij nacht ende bij ontyden die strate te
gebruycken, dicwijl maleanderen off anderen goeden
lieden quetsen sonder woirde off wederwoirde
tegens maleanderen te hebben, off sonder die een
den anderen te kennen, off als dair vrouwen
persoonen comen gaen bij der straten, tzij alleen of
met een man, willen zij die vrouwen nemen ende
dwingen die mit hem te gaen dairt hem belieft,
ende indien die man die vrouwe hem niet nemen
en will laten, soe steken ende questen zij die
man ende dicwyll beide, die man en die wijff, off
doen ander fortsen ende onstantelycke saken."
Tegen zulke geweldenaars moesten krachtige
middelen aangewend worden, en daarom besloten
de Heeren van den Gerechte zoodanig volk, wanneer
zij ze in handen kregen, //scarpelick [te] eorrigieren
ende rechten boven die boeten die dair toe staen"
en voortaan geen verzachtende omstandigheden, als
//dronckeuscap ofte anders" meer aan te nemen.
och wat baten keuren en verordeningen hoe
streng en wreed zelfs, zij mogen luiden, wanneer
er niet tevens gezorgd wordt voor een voldoend
aantal personen om ze met kracht te handhaven
en onze oude Amstelstad kon in die dagen wel
allerminst op een sterk politiemacht bogen. Wel
had zij haar schouten - en der stede dienaars en
haar nachtwakers, maar in een te gering aantal
voor het steeds stijgende bevolkingscijfer. De kwet
singen en doodslagen, ondanks het oud en streng
verbod tegen het dragen van wapenen, de aan
randingen op den publieken weg en de inbraken
waren dan ook nog al veelvuldig, en het moet den
Schout meningmaal ongelo .flijk veel moeite en
hoofdbreken gekost hebben met zijn zwak personeel
naar al die zaken grondig onderzoek te doen.
Daarbij werd zijn taak nog aanmerkelijk verzwaard
door de m vele opzichten zeer doelmatige veror
dening, dat alle chirurgijns de verwondingen waar
bij hunne hulp werd ingeroepen, den schout moesten
aangeven, en wel op denzelfden dag waarop zij
zulk een patiënt het eerste verband gelegd hadden
? eene verplichting, die zij wel trouw zullen
nagekomen zijn, daar er bij nalatigheid een boete
van drie pond op stond.
Onder de meest gebruikelijke middelen, om
eenigszins in die zwakheid der politiemacht te
voorzien en achter de namen en verblijfplaatsen
der plegers van zulke misdaden te komen, was het
speculeeren op de hebzucht der menschen, door
het uitloven van hooge geldpremiën voor de aan
brengers.
Een ander middel poogde men te vinden in het
toezeggen van vrijdom van straf aau de
medeEen AMerieten-streel
(Lustige Piliiücr.)
KAMT/ lAi/rafiir): >Die termijnhandel-stut deugt niet meer, die moet weg!"
Diiitxclie iiioleiiuar: >llou je handen t'huis ! Je gooit me den heelen molen om!"