De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 14 juni pagina 5

14 juni 1896 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 990 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Een Nest Herten. (Slot). De menschen van het nest dan en de toestan den, van Groeningen beschrijft ze zonder de minste poging tot idealiseeren, zonder de minste poging om ze in de oogen van beschaafde lieden toonbaar te maken. Hij siert op noch door iets mooiers dan is aan de werklijkheid toe te voegen, noch door het al te leelijke te verzwegen. Zoo hy een zeer enkele maal, gelijk in Besmettelijke Ziekte, van een man met teedere gevoelens spreekt, geloof niet, dat b.y dan een ganschen stand wil verheffen. Zyn bedeeling gaat niet verder dan het geval zelf; hy zegt niets anders dan dat by uitzondering een zekere zachtheid van gemoed ook by' zeer arme lieden gevonden wordt. Het sentimenteele realisme, dat de armoede zoo gaarne aantrekkelijk maakt door ze met een zielswereld van teedere aandoeningen te verrijken, is niet van Van Groeningen's gading; hem treft het leven zelf zooals het is met zyn vele schakeeringen, en als zy'n werk beschouwt hy het om het door hem uitgekozen brok leven in zelf-geziene schakeerin gen weer te geven. Van Groeningen is een rea list van den nieuweren ty'd, voor wien de onop gesmukte werkelijkheid rijk genoeg is aan mate riaal voor goede kunst. Ik moet erkennen er verheugd over te zyn, dat vooral de gezichtsgewaarwordingen door den artist ter bewerking zijn gekozen, want ik betwijfel of zelfs Van Groe ningen's talent groot genoeg was om van de atmosfeer der geuren een leesbare impressie te maken. Geheel zuiver in zijn karakter van modern realist was Van Groeningen niet. Hier en daar bezwijkt hy voor de verleiding om met behulp van goedkoope grappigheden te beschreven. Hij spreekt van een vloer, die nooit met den «bezem scheen kennis gemaakt te hebben"!). Van kwaadsprekerige vrouwen zegt hy : zy »waren reeds bezig hare kennissen met de maatstaf harer eigen voortreflijkheid te meten. 2) Er is in de eerste schets een geheel tooneel in humoristischen stijl,3) dat zeer zeker verdiensten heeft, maar toch zyn vis comica voor een deel zoekt in het gebruik van deftige uitdrukkingen voor zeer weinig deftige zaken. Een twist tusschen Haagsche Leen en een 'bewoner van dezelfde achterbuurt wordt verhaald in de termen van een ernstig gevecht. Ik zeg niet dat deze humor hier zijn werking geheel mist, maar nieuw is de kunstgreep niet; hot tooneel had ook zonder dat middel aardig kun nen zyn, en er is een ietwat hinderlijk contrast tusschen dezen ouderwetschen truc en de kalme objectiviteit die n in deze schets n in de anderen meestal is aangenomen. Maar wy weten het, Een nest Menschen is een nagelaten werk; de schryver zelf heeft zyn schetsen niet hun vorm ne varietur kunnen geven, en de uitgever moest ze laten zooals hij ze vond 4). De lezer van Een nest Menschen moet dit voortdurend bedenken, en in zijn kritiek de iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii 6d« Jaargang. 14 Juni 1896. Redacteur: RÜD. J. LOMAN. Adres: Stonehaven, Hitherfield Road, Streatham, Londen. Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek betreffende, aan bovenstaand adres te richten. COBBE8PONDENTIE. B. K. B. te A. Zoodra uw probleem aan de beurt van publicatie is zullen wij 't nazien en u, ingeval 't niet in aanmerking komt, hieromtrent nader berichten. H. Mendes. Vriendelijk dank voor toezending. Van A. M. Dahl, te Christiania. Vervaardigd voorden 3en Halfjaar!. Internationalen probleemwedstryd in dit blad. No. 339. Mat in drie (3) zetten. onnauwkeurigheden van uitdrukking en voor stelling niet als zwakheden in Van Groeningen's talent aanmerken, want wellicht, ware hem de gelegenheid gegund, had hij menige verbetering aangebracht. Vooral, verbeeld ik my, zou hy' by zijn herziening op menige plaats meer duide lijkheid in zyn tooneelen gebracht hebben, want zooals ze nu zijn, is het meermalen niet helder, wie er spreekt en doet. Het moet gezegd worden, dat Van Groeningen zich met gemak bewoog in de wereld, welke hij onderzocht. Gely'k hij een zeer bepaalde opvat ting, althans indruk heeft van den kring der denkingen en gevoelens, van de geestelijke en psychische atmosfeer, waarin zyn personen leven, zoo staan ook hun bewegingen binnen dien kring en in die atmosfeer duidelijk vóór hem. Het is niet hetzelfde om een soort van leven te doorzien en het aan anderen in beelden te doen gevoelen : Van Groeningen deed beiden. Het gedrukte bestaan der bewoners van het nest is hem in de oorzaken helder, en ge leert zyn inzicht uit zijn tooneelen kennen. En nergens wellicht komt het gekrioel van de kleine motiefjes beter uit dan in de vunzig-vroolyke schets Een Doodt, Musch genaamd. Ge vindt daar een zoodje van alles dooreen. Een koffiedikkijkster, die een duitje weet over te leggen, is de gewichtigste persoon van het huis. Zij vertegenwoordigt het kapitaal en het verstand, en dat niettegenstaande haar man een vroolijke leeglooper is, die liefst met zijn kameraads in de kroeg zit. De kamer der tooverheks is zoo wat de sociëteit van het huis. Daar komt de buurvrouw koffiedrinken en daar komt een ieder aanloopen. Daar komt ook de man aan, die op allerbehendigste manier zonder bepaald te liegen zijn vrouw weet wijs te maken, dat de honderdduizend op haar loterij briefje is gevallen. En de tooverheks met al haar slimheid en gierigheid loopt er in; zij geeft haar man wat geld om den prijs te halen en het buitenkansje te vieren, en niets anders dan die enkele centen te krijgen was het doel van 's mans vaardig comediespel. Van die enkele centen gaat hij een vroolyken avond houden, en zeer vroolijk thuiskomend vertelt hij met onverstoorbare kalmte, alsof het niets was, dat ze hem hebben beetgenomen, en het prijsje op een niet is uitgeloopen. Ik moet erkennen, dat ik een voorliefde heb voor deze schets, waar de schildering van den stand zoo handig is vereenigd met het verloop van een klein incidentje. Anderen zullen wel licht meer smaak vinden in het met meer een voud gecomponeerde lütagsche Leen, wijl men daar een meer afgewerkten type van het ras aantreft. Maar mij dunkt, dat er een fraaie virtuositeit noodig is om zoozeel variëteiten van dezelfde soort samen te bren»en en doorelkaar te laten scharrelen met hun kleine eigenaardig heden, terwy'l de leuke grappenmaker inderdaad een uitstekende vinding is. Indien Ken J)oode Jfiisch den humor van het gedrukte bestaan toont, de schets Besmettelijke Ziekte geeft u een blik op den pathos. Ik heb reeds gezegd, dat Van Groeningen geen propa ganda maakt voor zijn figuren, maar mij dunkt, dit gebrek van opzet maakt het geval des te treffender, zoo een enkele maal de aandoenlijke droefheid in die kleine en nare wereld boven komt. En er is aandoenlijkheid in de smart iiliiiiiiiiimiiiiinimiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiH a bcdefgh Wit: K g7, D dl, T f'5, B c4, P d8 en f6; a3, c5, d2 en g2 = 10. Zwart: K dé, D f3; b-t, e6, f4, 7, g3 en 4 = 8. Nog eengcede oplossing van No. 330 te vermelden van B. B. B. te Amsterdam (3). Eindcijfer 2 3/7. Oplossing van No. 337 (Nemo en Feigl). l K c2, K f6 2 D a6: enz. B cl: 2 P g4: f .. K c4 2 B b2 f f2 2 B e3 OD 2 B b2 f Opgelost door C. Kockelkorn, Keulen (3); C. T. v. Ham, Gorredijk; E. Wieling, Groningen (2); v. Steenderen, Amsterdam (4): S. te Gorssel (2); Wara-Atti", 's-Hage (l'/s); Jb. de G., Amsterdam (1). De heeren Kockelkorn, den Hertog en v. Ham ves tigen onze aandacht er op, dat de stelling van pro bleem No. 337 zich onmogelijk in een schaakpartij kan voordoen. De heer den Hertog bewijst de onmo gelijkheid der positie aldus: Van probleem No. 337 is de positie absoluut ,rniiirxff'lijk. Bewijs: Wit mist 2 stukken, zwart 3. De twee witte stukken moeten genomen zijn door de zwarte pionnen <i6 en b-i, resp. van h op u en van <? op b slaande. Pion f/4 kan dus niet, een stnk nemende, op de y-lijn gekomen zijn, is derhalve de zwarte </ pion, en moet dus den witten pion op de ;/ lijn tegenge houden hebben. Blijft te bespreken de vraag, of pion j/7 rl«»/' xlo/t/i op de f/-lijn gekomen kan zijn. De dubbel-pionnen op b en c wijzen uit, dat Wit, om tot deze stelling te geraken, iniu*l<'nx lir< > nnml ?iiiin'.l iji-ftlttt/i-n, /irhlii'H (n-l, en ?-<?). Pion g7 kan dus niet oorspronkelijk op ue f-lijn gestaan hebben. Do </-pion kan het ook niet zijn, want dio zou ilin>r 2 niiiiil Ir slniiii den zwarten '/-pion hebben kunnen passeeren, en dit is onmogelijk, want dan zou het aantal genomen Zwarte stukken niet 3, maar 4 moeten bedragen. TWEEDE NAT. COREESP.WEDSTRIJD. Zes-en-dertigstc zet van Wit. A l R b3 2! 3 K g3 T gl K b2 K d2 B R f7 D c7:| g:6 T* dd4 C K S2 T h3 D P d6 F K el K f2 D cSi 10 K hl P d2: et R dl R e7:f ? ? ?? P g4 P d2 van den armen man, die zijn zoontje verliest, en zich wreken wil, maar door den sleur van zyn bestaan geen uiting vindt voor zijn woede. «Thuis wierp hij zich afgemat op bed. De paar vragen, die hij zich den ganschen dag gesteld had, lieten hem niet los Hy hoorde ze, hy hoorde ze spottend, ernstig, klagend, met schaterlachen, met bleeke, weemoedige glimlachjes, op allerlei toonhoogten, elkaar ver dringend, op elkaar opstapelend, samensmel tend tot 'n afgrijselijk koor, waarin de schater lachen domineerden. Eensklaps werd er 'n opening gemaakt, die 'n weeke, woeste, moordzuchtige gedachte weder vulde, langzaam opklarend en zich binnen enge grenzen terugtrekkend. Hij zou den dokter vermoorden. En dan zou hij zich zelf aangeven en voor de rechtbank, zóó, dat ieder 't goed, duidelijk kon hooren, zou hij zeggen: »Ja, ik heb hem vermoord. Wy armen hebben ook ons gevoel. We willen niet langer beesten zijn, die zich laten trappen. We laten ons niet langer vermoorden zonder wat terug te doen." Zoo denkt de man in zijn koortsige opwinding, maar het werk roept hem, en hij valt weer in den sleur van iederen dag zwoegen. De drie hier genoemde schetsen toonen naar myn meening Van Groeningen's talent het beste. Doch ook in de andere kan men de kalmte en de zekerheid terugvinden, waarmede hij het leven der kleine lieden ziet en peilt. CH. M. VAN DEVENTER. 1) Blz 2. 2) Blz. 3. 3) Blz. 11?12. 4) Deze opmerking geldt ook Haaf/sche Leen en enkele andere schetsen, al werden zij ook door v. Gr. zelven gepubliceerd, want er ligt een geruime tijd tusschen de eerste uitgave en dezen herdruk. De laatste schets, Ken Dagje Uit, werd thans, naar ik meen, voor het eerst gedrukt. IIIIIIIIHIIItlllllllH IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII Nieuwe proeven met de erlicnting ?an Reniuranflt's Nacntwacnt, Toen sir Jos. Reynolds in 17H1 de Nachtwacht had gezien, wist hij er heel weinig goeds van te vertellen. Het slecht verlichte, donkere doek had hem evenmin aangesproken als een onzer sedert het in het kelderlicht van ons Rijksmuseum hangt. Weer zal men nu gaan schipperen en weer zullen we over eenige jaren zoover zijn als nu, zooals bij alle halve maatregelen. Het licht, dat thans steil langs het schilderij valt, zal door het lager aanbrengen der licht opening schuiner komen en door vergrooting van deze en het plaatselijk verwyderen van het matglas in de binnenkap worden versterkt. Zooals zeer juist de kwestie in de Nieiai-c Jlottcrdamxclic Courant (van 7 dezer) wordt gesteld: het bezwaar van den huldigen toestand ligt niet in de hoeveelheid, maar in de hoedanigheid van het licht en deze is op de plaats waar het stuk thans staat, niet te veranderen. Zelfs de meest optimistisch gestemde onder degenen, die thans deze verandering gaan uit voeren, weet zeer goed, dat wat men thans met groote kosten gaat doen, niet is de eenige, de allén afdoende remedie, maar slechts uit nood gedrongen schipperen, zonder de minste hoop op werkelijk bevredigend resultaat. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiniiiiniiiiiiiiiiin In A 7 is gespeeld 35?c5 en in F 6 35?D c5: S. S. ta B, Gaarne ootving ik uwe opgave in F 6. P. do M. Uwe verdere opgaven komen gelijk met de andoren. Dank voor inedeeling. Beste groeten. J. J. S. UIT DE SCHAAKWERELD. De match tusschen Barry en Showalter te Boston heeft den volgendon stand bereikt. Barry R, B, l, 0. Showalter B, R, O, 1. In den wedstrijd te Londen is nog geen beslissing gevallen. De uitslag van den Intern. Problecm-wijdstrijd voor drie zetten, uitgeschreven door do Schaakclub te Brighton, is als volgt: 1. A. F. Mackenzie, te Kingston. Jamaica. 11. H. H. Davis, te Clifton. II[. A. L. Bert, V. 8. A. IV. G. Slater, te Bolton. VERDEDIGING-CABO-KAIIN. C.W. Groep B No. lü. Wit. Zwart. J. J. Speet, Breda. L. H. Deelman, Groningen. l el eG 10 I) d:J g6.' 2 dl d5 » R 85 l' '«'' 3 P c-3 del: 12 D e3 t K f8 4 P el: R f5 13 "£6: 5 P g3 R g<> 6 P f3 e6 en Zwart geeft op. Op fgO: volgt mat in 3 zct- i, ,« tcn m°t B h6 f, P g5 f t lit R ub on D c6 -^ 8 ll5I R f-> Commentaar bij deze 5) P l'5j efö: partij is overbodig. WEENEB PARTIJ. Gespeeld op de simultaan-scance van Steinitz te Rotterdam. Wit. /wart. Steinitz. A. H. dr, Klerck (Ridderkerk). l «4 e5 « <J3 I' d? ?» p 4.3 p iy. ? 0-0 R e7 Hier kwam sterk in aan3 f4 (16 merking B f3: 8 D f3:, Sterker is d5 4 feö:, P d 4 91! d7: f, I) d7: P c-4 : 5 P 13 enz. 10 1) dl, 0-0-0 enz. 4 P 13 P 06 8 P c2 0-0 5 R b5 R g4 !) c3 Rembrandt's woorden »Hanght dit Stuck op een starck licht", zijn voor geen ander meer aangewezen en welk ander licht kan dat zyn dan warm, zonnig zylicht. Wie de heerlyke Cuyp by lord Ellesmere gezien heeft in de groote zonnige kamer, dien was dat een openbaring en zooals de schryver in de N. I{. ('t. terecht zegt, het is niet louter toeval, dat alle Eembrandt's van den eersten rang in het Rijksmuseum, in het Mauritshuis, in de collecties Six en Steengracht alle op zuidelyk licht zijn geplaatst. Ook daar was hetzelfde probleem op te lossen en steeds bleek de eenige remedie, het werk te hangen op een zonnigen wand. En waartoe proeven genomen, waar men weet dat, zelfs bij zij verlichting, de Nachtwacht in het Trii>i>enhuix eerst dim ten rulle tot Juutr recht kiouin, wint.m'er de midd/iijzott in de zaal scheen. Een passage over het het noordelijk licht uit de Goncourt's »Manette Salomon" is zoo toepas selijk dat ik die even laat volgen: »Ce cadavre de lumière la.... Un jour puritié, clarifié, distillé, oüil ne reste plus rien de de l'orangéde la luminière du soleil, rien de sonore . .. quelque chose de filtré... »C'est pale, c'est gris, c'est froid, c'est mort! . . . Et par la-dessus Ie jour du Nord de Paris, Ie jour de Paris ! un crépuscule, une lueur d'éclipse, une réverberation de mur sales ... De la lumière <;a ? Oui comme de l'abondance est du vin. »Mais je réponds qu'un grand peintre qui peindra avec un jour vivant, un peintre qui peindra dans du vrai soleil, dans la lumière normale enfin verra et peindra autre chose que s'il peignait dans ce joli petit froid de lumière-lacenuanrage mixte et terne. »Ah mon cher, peut tre, si on savait la disposition des ateliers du temps de la renaissance! Tiens les artistes italiens ... Malheureusement il n'y a pas un document la-dessus... Voyons t'imagines-tu . . . prenons les grands bonshommes Véronèse si tu veux et Ie Titien... qu'ils peignissent dans des conditions de gris béte comme <;a, et si contre nature i" Sais-tu une chose, toi 't une chose que j'ai découverte... Un autre aurait mis ca dans un livre et serait entre a l'Institut! C'est que Rembrandt.... mon maitre et Ie bon dieu de la couleur, fit Chassagnol en saluant, c'est que Rembrandt, eh bien, il avait un atelier en plein midi. (ja, c'est comme si je l'avais vu ... et avec des jeux de rideaux il faisait la lumière qu'il voulait. . . Mais regarde tous ses tableaux... Il faisait poser Ie soleil, eet homme-la, c'est vident!" Dat Rembrandt zijne modellen dikwy'ls in een zonnig atelier liet poseeren, daaraan is wel niet te twijfelen; maar nog minder daaraan, dat in welk licht dan ook geschilderd, zijn werk allén in zonnig zijlicht tot zijn volle recht komt. Waarom in dergelijke zaken zoo weinig onze schilders gehoord ? En er zijn er die in deze wel degelijk ondervinding hebben. Of schilderde Breitner niet de beste van zyn superbe nachtstudies in een atelier op den zonkant, en zeker is deze niet de eenige, die aldus recht heeft een stem uit te brengen. Hoe lang zal men nog vasthouden aan dien onnoozelen truc van een Panoptikum-eft'ect, hoe lang nog een beroemd schilderij opofferen aan mislukte idee ? iiiiiiiiiiiiiiitiiiiitiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiiiiiii Na 9 R c6: bc6: 10 fea:, de5: heeft Kwart voor zijn geïsoleerden dubbelpion een meer dan voldoende equivalent in zijn open b- en d-lijnen. !) f5 't Eenige middel om 't spel te ontwikkelen. 10 ef7>: 11 f5: 11 P g3 R g4 12 h3 ef4:! 13 P e2 R f3: 14 T f3: P cea Aan g5 waren te groote gevaren verbonden. Bijv. g5 15 h4!, h6 Cg4 dan 16 T f4:. T f4:' 17 P f4: B h4:? 18 D g4 f en P e6 en wint) 16 hg5:, hg5: 17 R cl f enz. 15 T f4: T f4: 16 P f4: c6 17 R u4 R f6 18 dl P f7 1!» R c2 P IS 20 D d3 D d7 21 R (12 T e8 22 T f l P g5 23 P Ii5 P el 24 P 1'6: f P 16: 25 1) f3 d5 26 R f5 D ('7 27 R g5 1) e7 28 K hl Deze zet was overbo dig. Sterker was 281) d3 D e2V 29 R f6:, gfG: (D d3: 30 U (13:, gfG: 31 T f(J: en Wit is een pion voon 30 D e2:, T e2 : 31 T t 2 enz. 28 I) e2 2» R f6: D f3: 30 T f3: gf'6: 31 K gl K f7 32 K f2 P g6 33 T e3 T e3: 34 K e3: K g7 35 g3 K f7 36 h4 K g7 37 b4 b5 38 R d7 P e7 39 K f4 K f7 40 g4 P g6 f 41 K g3 P e7 42 K f4 K g7 43 g5 fg5: 44 hg5: K g6 45 K e5 K g5: 46 K d6 P f5 f 47 K c6: K f4 48 K d5: P e3 f 4!) K e6 h5 50 R b5: Ii4 51 R d7H 't Doel van dezen zet is ons geenszins duide lijk. Wit had met d5 on herroepelijk gewonnen. Bijvoorbeeld 51 d5 , h3 52 d6, P g2! (Ii2 dan 53 B c6, K g3 54 B hl enz.) 53 B 06, K g3 54 .17, liU 55 (18 D, hD 56 D g» f 57 D g2 : f, D g2: 58 B g2:, K g2: on Wit 51 P g4 52 K (16 h3 53 R c6 P f2 en Wit (Steinitz) geeft op. De heer de Klerck heeft zich in deze partij dapper geweerd tegen zijn geduchten tegenstander en menige zot geeft van ge zond oordeel en poeitiekonnis blijk. Wij wenscben hem van harte ge luk met deze aanmoedi gende overwinning. ^._'j

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl