Historisch Archief 1877-1940
No. 990
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Een Nest Herten.
(Slot).
De menschen van het nest dan en de toestan
den, van Groeningen beschrijft ze zonder de
minste poging tot idealiseeren, zonder de minste
poging om ze in de oogen van beschaafde lieden
toonbaar te maken. Hij siert op noch door iets
mooiers dan is aan de werklijkheid toe te voegen,
noch door het al te leelijke te verzwegen. Zoo
hy een zeer enkele maal, gelijk in Besmettelijke
Ziekte, van een man met teedere gevoelens spreekt,
geloof niet, dat b.y dan een ganschen stand wil
verheffen. Zyn bedeeling gaat niet verder dan
het geval zelf; hy zegt niets anders dan dat by
uitzondering een zekere zachtheid van gemoed
ook by' zeer arme lieden gevonden wordt. Het
sentimenteele realisme, dat de armoede zoo gaarne
aantrekkelijk maakt door ze met een zielswereld
van teedere aandoeningen te verrijken, is niet
van Van Groeningen's gading; hem treft het leven
zelf zooals het is met zyn vele schakeeringen, en
als zy'n werk beschouwt hy het om het door hem
uitgekozen brok leven in zelf-geziene schakeerin
gen weer te geven. Van Groeningen is een rea
list van den nieuweren ty'd, voor wien de onop
gesmukte werkelijkheid rijk genoeg is aan mate
riaal voor goede kunst. Ik moet erkennen er
verheugd over te zyn, dat vooral de
gezichtsgewaarwordingen door den artist ter bewerking zijn
gekozen, want ik betwijfel of zelfs Van Groe
ningen's talent groot genoeg was om van de
atmosfeer der geuren een leesbare impressie te
maken.
Geheel zuiver in zijn karakter van modern
realist was Van Groeningen niet. Hier en daar
bezwijkt hy voor de verleiding om met behulp
van goedkoope grappigheden te beschreven. Hij
spreekt van een vloer, die nooit met den «bezem
scheen kennis gemaakt te hebben"!). Van
kwaadsprekerige vrouwen zegt hy : zy »waren reeds
bezig hare kennissen met de maatstaf harer eigen
voortreflijkheid te meten. 2) Er is in de eerste
schets een geheel tooneel in humoristischen stijl,3)
dat zeer zeker verdiensten heeft, maar toch zyn
vis comica voor een deel zoekt in het gebruik
van deftige uitdrukkingen voor zeer weinig deftige
zaken. Een twist tusschen Haagsche Leen en
een 'bewoner van dezelfde achterbuurt wordt
verhaald in de termen van een ernstig gevecht.
Ik zeg niet dat deze humor hier zijn werking
geheel mist, maar nieuw is de kunstgreep niet;
hot tooneel had ook zonder dat middel aardig kun
nen zyn, en er is een ietwat hinderlijk contrast
tusschen dezen ouderwetschen truc en de kalme
objectiviteit die n in deze schets n in de
anderen meestal is aangenomen.
Maar wy weten het, Een nest Menschen is een
nagelaten werk; de schryver zelf heeft zyn
schetsen niet hun vorm ne varietur kunnen geven,
en de uitgever moest ze laten zooals hij ze
vond 4). De lezer van Een nest Menschen moet
dit voortdurend bedenken, en in zijn kritiek de
iiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii
6d« Jaargang. 14 Juni 1896.
Redacteur: RÜD. J. LOMAN. Adres:
Stonehaven, Hitherfield Road, Streatham, Londen.
Verzoeke alle mededeelingen, deze rubriek
betreffende, aan bovenstaand adres te richten.
COBBE8PONDENTIE.
B. K. B. te A. Zoodra uw probleem aan de beurt
van publicatie is zullen wij 't nazien en u, ingeval 't
niet in aanmerking komt, hieromtrent nader berichten.
H. Mendes. Vriendelijk dank voor toezending.
Van A. M. Dahl, te Christiania.
Vervaardigd voorden 3en Halfjaar!. Internationalen
probleemwedstryd in dit blad.
No. 339. Mat in drie (3) zetten.
onnauwkeurigheden van uitdrukking en voor
stelling niet als zwakheden in Van Groeningen's
talent aanmerken, want wellicht, ware hem
de gelegenheid gegund, had hij menige verbetering
aangebracht. Vooral, verbeeld ik my, zou hy'
by zijn herziening op menige plaats meer duide
lijkheid in zyn tooneelen gebracht hebben, want
zooals ze nu zijn, is het meermalen niet
helder, wie er spreekt en doet.
Het moet gezegd worden, dat Van Groeningen
zich met gemak bewoog in de wereld, welke hij
onderzocht. Gely'k hij een zeer bepaalde opvat
ting, althans indruk heeft van den kring der
denkingen en gevoelens, van de geestelijke en
psychische atmosfeer, waarin zyn personen leven,
zoo staan ook hun bewegingen binnen dien kring
en in die atmosfeer duidelijk vóór hem. Het is
niet hetzelfde om een soort van leven te doorzien
en het aan anderen in beelden te doen gevoelen :
Van Groeningen deed beiden.
Het gedrukte bestaan der bewoners van het
nest is hem in de oorzaken helder, en ge leert
zyn inzicht uit zijn tooneelen kennen. En nergens
wellicht komt het gekrioel van de kleine motiefjes
beter uit dan in de vunzig-vroolyke schets Een
Doodt, Musch genaamd. Ge vindt daar een zoodje
van alles dooreen. Een koffiedikkijkster, die een
duitje weet over te leggen, is de gewichtigste
persoon van het huis. Zij vertegenwoordigt het
kapitaal en het verstand, en dat niettegenstaande
haar man een vroolijke leeglooper is, die liefst
met zijn kameraads in de kroeg zit. De kamer der
tooverheks is zoo wat de sociëteit van het huis.
Daar komt de buurvrouw koffiedrinken en daar
komt een ieder aanloopen. Daar komt ook de
man aan, die op allerbehendigste manier zonder
bepaald te liegen zijn vrouw weet wijs te
maken, dat de honderdduizend op haar loterij
briefje is gevallen. En de tooverheks met al
haar slimheid en gierigheid loopt er in; zij
geeft haar man wat geld om den prijs te halen
en het buitenkansje te vieren, en niets anders
dan die enkele centen te krijgen was het doel
van 's mans vaardig comediespel. Van die
enkele centen gaat hij een vroolyken avond
houden, en zeer vroolijk thuiskomend vertelt hij
met onverstoorbare kalmte, alsof het niets was,
dat ze hem hebben beetgenomen, en het prijsje
op een niet is uitgeloopen.
Ik moet erkennen, dat ik een voorliefde heb
voor deze schets, waar de schildering van den
stand zoo handig is vereenigd met het verloop
van een klein incidentje. Anderen zullen wel
licht meer smaak vinden in het met meer een
voud gecomponeerde lütagsche Leen, wijl men
daar een meer afgewerkten type van het ras
aantreft. Maar mij dunkt, dat er een fraaie
virtuositeit noodig is om zoozeel variëteiten van
dezelfde soort samen te bren»en en doorelkaar
te laten scharrelen met hun kleine eigenaardig
heden, terwy'l de leuke grappenmaker inderdaad
een uitstekende vinding is.
Indien Ken J)oode Jfiisch den humor van het
gedrukte bestaan toont, de schets Besmettelijke
Ziekte geeft u een blik op den pathos. Ik heb
reeds gezegd, dat Van Groeningen geen propa
ganda maakt voor zijn figuren, maar mij dunkt,
dit gebrek van opzet maakt het geval des te
treffender, zoo een enkele maal de aandoenlijke
droefheid in die kleine en nare wereld boven
komt. En er is aandoenlijkheid in de smart
iiliiiiiiiiimiiiiinimiiiiimiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiH
a bcdefgh
Wit: K g7, D dl, T f'5, B c4, P d8 en f6; a3,
c5, d2 en g2 = 10.
Zwart: K dé, D f3; b-t, e6, f4, 7, g3 en 4 = 8.
Nog eengcede oplossing van No. 330 te vermelden
van B. B. B. te Amsterdam (3). Eindcijfer 2 3/7.
Oplossing van No. 337 (Nemo en Feigl).
l K c2, K f6 2 D a6: enz.
B cl: 2 P g4: f ..
K c4 2 B b2 f
f2 2 B e3
OD 2 B b2 f
Opgelost door C. Kockelkorn, Keulen (3); C. T. v.
Ham, Gorredijk; E. Wieling, Groningen (2); v.
Steenderen, Amsterdam (4): S. te Gorssel (2); Wara-Atti",
's-Hage (l'/s); Jb. de G., Amsterdam (1).
De heeren Kockelkorn, den Hertog en v. Ham ves
tigen onze aandacht er op, dat de stelling van pro
bleem No. 337 zich onmogelijk in een schaakpartij
kan voordoen. De heer den Hertog bewijst de onmo
gelijkheid der positie aldus:
Van probleem No. 337 is de positie absoluut
,rniiirxff'lijk. Bewijs: Wit mist 2 stukken, zwart 3. De
twee witte stukken moeten genomen zijn door de
zwarte pionnen <i6 en b-i, resp. van h op u en van <?
op b slaande. Pion f/4 kan dus niet, een stnk nemende,
op de y-lijn gekomen zijn, is derhalve de zwarte </ pion,
en moet dus den witten pion op de ;/ lijn tegenge
houden hebben. Blijft te bespreken de vraag, of
pion j/7 rl«»/' xlo/t/i op de f/-lijn gekomen kan zijn.
De dubbel-pionnen op b en c wijzen uit, dat Wit,
om tot deze stelling te geraken, iniu*l<'nx lir< > nnml
?iiiin'.l iji-ftlttt/i-n, /irhlii'H (n-l, en ?-<?). Pion g7 kan dus
niet oorspronkelijk op ue f-lijn gestaan hebben. Do
</-pion kan het ook niet zijn, want dio zou ilin>r 2
niiiiil Ir slniiii den zwarten '/-pion hebben kunnen
passeeren, en dit is onmogelijk, want dan zou het
aantal genomen Zwarte stukken niet 3, maar 4 moeten
bedragen.
TWEEDE NAT. COREESP.WEDSTRIJD.
Zes-en-dertigstc zet van Wit.
A
l R b3
2!
3 K g3
T gl
K b2 K d2
B
R f7
D c7:|
g:6
T* dd4
C
K S2
T h3
D
P d6
F
K el
K f2
D cSi
10
K hl
P d2:
et
R dl
R e7:f ? ? ?? P g4
P d2
van den armen man, die zijn zoontje verliest,
en zich wreken wil, maar door den sleur van zyn
bestaan geen uiting vindt voor zijn woede.
«Thuis wierp hij zich afgemat op bed. De
paar vragen, die hij zich den ganschen dag
gesteld had, lieten hem niet los Hy hoorde
ze, hy hoorde ze spottend, ernstig, klagend,
met schaterlachen, met bleeke, weemoedige
glimlachjes, op allerlei toonhoogten, elkaar ver
dringend, op elkaar opstapelend, samensmel
tend tot 'n afgrijselijk koor, waarin de schater
lachen domineerden. Eensklaps werd er 'n opening
gemaakt, die 'n weeke, woeste, moordzuchtige
gedachte weder vulde, langzaam opklarend en
zich binnen enge grenzen terugtrekkend. Hij
zou den dokter vermoorden. En dan zou hij
zich zelf aangeven en voor de rechtbank, zóó,
dat ieder 't goed, duidelijk kon hooren, zou hij
zeggen: »Ja, ik heb hem vermoord. Wy armen
hebben ook ons gevoel. We willen niet langer
beesten zijn, die zich laten trappen. We laten
ons niet langer vermoorden zonder wat terug
te doen."
Zoo denkt de man in zijn koortsige opwinding,
maar het werk roept hem, en hij valt weer in
den sleur van iederen dag zwoegen.
De drie hier genoemde schetsen toonen naar
myn meening Van Groeningen's talent het
beste. Doch ook in de andere kan men de
kalmte en de zekerheid terugvinden, waarmede
hij het leven der kleine lieden ziet en peilt.
CH. M. VAN DEVENTER.
1) Blz 2. 2) Blz. 3. 3) Blz. 11?12.
4) Deze opmerking geldt ook Haaf/sche Leen
en enkele andere schetsen, al werden zij ook
door v. Gr. zelven gepubliceerd, want er ligt een
geruime tijd tusschen de eerste uitgave en dezen
herdruk. De laatste schets, Ken Dagje Uit, werd
thans, naar ik meen, voor het eerst gedrukt.
IIIIIIIIHIIItlllllllH
IIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
Nieuwe proeven met de erlicnting ?an
Reniuranflt's Nacntwacnt,
Toen sir Jos. Reynolds in 17H1 de Nachtwacht
had gezien, wist hij er heel weinig goeds van te
vertellen. Het slecht verlichte, donkere doek had
hem evenmin aangesproken als een onzer sedert
het in het kelderlicht van ons Rijksmuseum hangt.
Weer zal men nu gaan schipperen en weer
zullen we over eenige jaren zoover zijn als nu,
zooals bij alle halve maatregelen.
Het licht, dat thans steil langs het schilderij
valt, zal door het lager aanbrengen der licht
opening schuiner komen en door vergrooting van
deze en het plaatselijk verwyderen van het
matglas in de binnenkap worden versterkt.
Zooals zeer juist de kwestie in de Nieiai-c
Jlottcrdamxclic Courant (van 7 dezer) wordt gesteld:
het bezwaar van den huldigen toestand ligt niet
in de hoeveelheid, maar in de hoedanigheid van
het licht en deze is op de plaats waar het stuk
thans staat, niet te veranderen.
Zelfs de meest optimistisch gestemde onder
degenen, die thans deze verandering gaan uit
voeren, weet zeer goed, dat wat men thans met
groote kosten gaat doen, niet is de eenige, de
allén afdoende remedie, maar slechts uit nood
gedrongen schipperen, zonder de minste hoop op
werkelijk bevredigend resultaat.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiniiiiniiiiiiiiiiin
In A 7 is gespeeld 35?c5 en in F 6 35?D c5:
S. S. ta B, Gaarne ootving ik uwe opgave in F 6.
P. do M. Uwe verdere opgaven komen gelijk met
de andoren. Dank voor inedeeling. Beste groeten.
J. J. S.
UIT DE SCHAAKWERELD.
De match tusschen Barry en Showalter te Boston
heeft den volgendon stand bereikt.
Barry R, B, l, 0.
Showalter B, R, O, 1.
In den wedstrijd te Londen is nog geen beslissing
gevallen.
De uitslag van den Intern. Problecm-wijdstrijd voor
drie zetten, uitgeschreven door do Schaakclub te
Brighton, is als volgt:
1. A. F. Mackenzie, te Kingston. Jamaica.
11. H. H. Davis, te Clifton.
II[. A. L. Bert, V. 8. A.
IV. G. Slater, te Bolton.
VERDEDIGING-CABO-KAIIN.
C.W. Groep B No. lü.
Wit. Zwart.
J. J. Speet, Breda. L. H. Deelman, Groningen.
l el eG 10 I) d:J g6.'
2 dl d5 » R 85 l' '«''
3 P c-3 del: 12 D e3 t K f8
4 P el: R f5 13 "£6:
5 P g3 R g<>
6 P f3 e6
en Zwart geeft op. Op
fgO: volgt mat in 3
zct- i, ,« tcn m°t B h6 f, P g5 f
t lit R ub on D c6 -^
8 ll5I R f-> Commentaar bij deze
5) P l'5j efö: partij is overbodig.
WEENEB PARTIJ.
Gespeeld op de simultaan-scance van Steinitz
te Rotterdam.
Wit. /wart.
Steinitz. A. H. dr, Klerck
(Ridderkerk).
l «4 e5 « <J3 I' d?
?» p 4.3 p iy. ? 0-0 R e7
Hier kwam sterk in
aan3 f4 (16 merking B f3: 8 D f3:,
Sterker is d5 4 feö:, P d 4 91! d7: f, I) d7:
P c-4 : 5 P 13 enz. 10 1) dl, 0-0-0 enz.
4 P 13 P 06 8 P c2 0-0
5 R b5 R g4 !) c3
Rembrandt's woorden »Hanght dit Stuck op
een starck licht", zijn voor geen ander meer
aangewezen en welk ander licht kan dat zyn dan
warm, zonnig zylicht.
Wie de heerlyke Cuyp by lord Ellesmere
gezien heeft in de groote zonnige kamer, dien
was dat een openbaring en zooals de schryver
in de N. I{. ('t. terecht zegt, het is niet louter
toeval, dat alle Eembrandt's van den eersten
rang in het Rijksmuseum, in het Mauritshuis,
in de collecties Six en Steengracht alle op
zuidelyk licht zijn geplaatst. Ook daar was
hetzelfde probleem op te lossen en steeds bleek
de eenige remedie, het werk te hangen op een
zonnigen wand.
En waartoe proeven genomen, waar men weet
dat, zelfs bij zij verlichting, de Nachtwacht in het
Trii>i>enhuix eerst dim ten rulle tot Juutr recht
kiouin, wint.m'er de midd/iijzott in de zaal scheen.
Een passage over het het noordelijk licht uit
de Goncourt's »Manette Salomon" is zoo toepas
selijk dat ik die even laat volgen:
»Ce cadavre de lumière la.... Un jour puritié,
clarifié, distillé, oüil ne reste plus rien de
de l'orangéde la luminière du soleil, rien de
sonore . .. quelque chose de filtré...
»C'est pale, c'est gris, c'est froid, c'est mort! . . .
Et par la-dessus Ie jour du Nord de Paris, Ie
jour de Paris ! un crépuscule, une lueur d'éclipse,
une réverberation de mur sales ... De la lumière
<;a ? Oui comme de l'abondance est du vin.
»Mais je réponds qu'un grand peintre qui peindra
avec un jour vivant, un peintre qui peindra dans
du vrai soleil, dans la lumière normale enfin
verra et peindra autre chose que s'il peignait
dans ce joli petit froid de lumière-lacenuanrage
mixte et terne.
»Ah mon cher, peut tre, si on savait la
disposition des ateliers du temps de la renaissance!
Tiens les artistes italiens ... Malheureusement
il n'y a pas un document la-dessus... Voyons
t'imagines-tu . . . prenons les grands bonshommes
Véronèse si tu veux et Ie Titien... qu'ils
peignissent dans des conditions de gris béte
comme <;a, et si contre nature i" Sais-tu une
chose, toi 't une chose que j'ai découverte...
Un autre aurait mis ca dans un livre et serait
entre a l'Institut! C'est que Rembrandt.... mon
maitre et Ie bon dieu de la couleur, fit Chassagnol
en saluant, c'est que Rembrandt, eh bien,
il avait un atelier en plein midi. (ja, c'est comme
si je l'avais vu ... et avec des jeux de rideaux
il faisait la lumière qu'il voulait. . . Mais regarde
tous ses tableaux... Il faisait poser Ie soleil,
eet homme-la, c'est vident!"
Dat Rembrandt zijne modellen dikwy'ls in een
zonnig atelier liet poseeren, daaraan is wel niet
te twijfelen; maar nog minder daaraan, dat in
welk licht dan ook geschilderd, zijn werk allén
in zonnig zijlicht tot zijn volle recht komt.
Waarom in dergelijke zaken zoo weinig onze
schilders gehoord ? En er zijn er die in deze wel
degelijk ondervinding hebben.
Of schilderde Breitner niet de beste van zyn
superbe nachtstudies in een atelier op den
zonkant, en zeker is deze niet de eenige, die aldus
recht heeft een stem uit te brengen.
Hoe lang zal men nog vasthouden aan dien
onnoozelen truc van een Panoptikum-eft'ect, hoe
lang nog een beroemd schilderij opofferen aan
mislukte idee ?
iiiiiiiiiiiiiiitiiiiitiiiiiiiiiitiiiiiiiimiiiiiiiii
Na 9 R c6: bc6: 10
fea:, de5: heeft Kwart
voor zijn geïsoleerden
dubbelpion een meer dan
voldoende equivalent in
zijn open b- en d-lijnen.
!) f5
't Eenige middel om 't
spel te ontwikkelen.
10 ef7>: 11 f5:
11 P g3 R g4
12 h3 ef4:!
13 P e2 R f3:
14 T f3: P cea
Aan g5 waren te groote
gevaren verbonden. Bijv.
g5 15 h4!, h6 Cg4 dan 16
T f4:. T f4:' 17 P f4:
B h4:? 18 D g4 f en
P e6 en wint) 16 hg5:,
hg5: 17 R cl f enz.
15 T f4: T f4:
16 P f4: c6
17 R u4 R f6
18 dl P f7
1!» R c2 P IS
20 D d3 D d7
21 R (12 T e8
22 T f l P g5
23 P Ii5 P el
24 P 1'6: f P 16:
25 1) f3 d5
26 R f5 D ('7
27 R g5 1) e7
28 K hl
Deze zet was overbo
dig. Sterker was 281) d3
D e2V 29 R f6:, gfG:
(D d3: 30 U (13:, gfG: 31
T f(J: en Wit is een pion
voon 30 D e2:, T e2 : 31
T t 2 enz.
28 I) e2
2» R f6: D f3:
30 T f3: gf'6:
31 K gl K f7
32 K f2 P g6
33 T e3 T e3:
34 K e3: K g7
35 g3 K f7
36 h4 K g7
37 b4 b5
38 R d7 P e7
39 K f4 K f7
40 g4 P g6 f
41 K g3 P e7
42 K f4 K g7
43 g5 fg5:
44 hg5: K g6
45 K e5 K g5:
46 K d6 P f5 f
47 K c6: K f4
48 K d5: P e3 f
4!) K e6 h5
50 R b5: Ii4
51 R d7H
't Doel van dezen zet
is ons geenszins duide
lijk. Wit had met d5 on
herroepelijk gewonnen.
Bijvoorbeeld 51 d5 , h3
52 d6, P g2! (Ii2 dan
53 B c6, K g3 54 B hl
enz.) 53 B 06, K g3 54
.17, liU 55 (18 D, hD 56
D g» f 57 D g2 : f, D g2:
58 B g2:, K g2: on Wit
51 P g4
52 K (16 h3
53 R c6 P f2
en Wit (Steinitz) geeft op.
De heer de Klerck heeft
zich in deze partij dapper
geweerd tegen zijn
geduchten tegenstander en
menige zot geeft van ge
zond oordeel en
poeitiekonnis blijk. Wij
wenscben hem van harte ge
luk met deze aanmoedi
gende overwinning. ^._'j