De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 21 juni pagina 2

21 juni 1896 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 991 Een Russisch manifest. Men beweert dat de Russiche czar, toen hem het ter gelegenheid van zijn kroning verschenen manifest ter onderteekening werd voorgelegd, heeft gezegd: «In dit stuk is alleen sprake van boeven en misdadigers: wat wordt er nu voor de brave lieden en de getrouwe onderdanen gedaan?" De critiek van Nicolaas II was volkomen juist: het manifest, waarvan de optimisten in Eusland zooveel verwachtten, was voor hen een bittere teleurstelling: het bevatte een lange opsom ming van gevallen, waarin geheele of ge deeltelijke kwijtschelding werd verleend van vroeger opgelegde straffen, maar geen enkel woord over de toekenning van de meest primitieve volksrechten, geen enkele toezeg ging van verbeteringin jammerlijke toestanden. Onder deze omstandigheden is het schrijven door de zoogenaamde Semstwo-partij in den vorm van een open brief aan den jongen czar gericht, van dubbel belang. Het stuk is in Eusland, voor en tijdens de kronings feesten, in talrijke afschriften verspreid, en thans in zijn geheel gepubliceerd door de Parijsche Revue Blanctte, die uitdrukkelijk doet uitkomen, dat het niet afkomstig is van de revolutionaire comités te Genève of te Londen, maar van rustige en gehoorzame onderdanen van den czar in Rusland zelf. »Sire l" zoo luidt het in den aanhef van dit merkwaardig manifest »uw troon is omgeven door mannen, die er belang bij heb ben, u den waarachtigen toestand van uw rijk en het daarover door uwe eigene onder danen uitgesproken oordeel te verbergen. Ter wijl Gij op scherpen toon de gerechtvaardigde bedenkingen der provinciale vergaderingen (Semstwó's) afwijst, terwijl gij uwe toestem ming geeft tot eene verscherping der maat regelen tegen de pers, vermeerdert Gij zelf de gevaren dezer onzekerheid. Gij wilt niets zien, Gij wilt niets hooren. Vergun nu ten minste, dat, zij het dan ook met lange tusschenpoozen, een zwak woord tot u doordringe." Op de aanstaande kroning wijzend, doet het manifest uitkomen, dat de beambten (Tchinowniks) zullen streven, door schitterende fees ten den czar in den waan te brengen, dat het volk gelukkig is en dat het zich onder geen régime gelukkiger kan gevoelen dan onder het tegenwoordige. De beambten ken nen maar al te goed de voordeelen, welke de voortduring der absolutistische beginselen hun verzekert. «Zoolang Gij, Sire, u gerechtigd acht, alleen, in de majesteit uwer vrije onaf hankelijkheid, in de plaats van eene natie van vele millioenen menschen te denken, te beslissen en te handelen; zoolang Gij elke critiek op de bestaande orde van zaken, elk streven naar verbetering beschouwt als eene aanranding uwer heilige privilegiën, zoo lang kunnen ook de beambten, zooals deze zeer goed weten, met onveranderlijk succes Uwe Majesteit bedriegen, en, gedekt door den naam van Uwe Majesteit, uitslui tend hunne persoonlijke belangen in het oog houden; zoolang kunnen zij de nooden des volks met smadelijke minachting bejegenen en door de schandelijkste vergrijpen tegen de meest elementaire voorschriften der wet, door de plundering der staatsinkomsten, door eene reeks van machtsoverschrijdingen, welke hen onder andere omstandigheden als mis dadigers op de bank der beschuldigden zouden brengen, de openbare meening in al hare uitingen trotseeren. Wat deze lieden noodig hebben, is niet de oude, patriarchale auto cratie, welke toch nog eene zekere deelneming van het volk aan de openbare aangelegen heden toeliet, wat zij noodig hebben is eene nieuwe autocratie: niet de uwe, maar hun eigene. Alle middelen zullen zij aanwen den, om tot het laatste oogenblik deze souvereine macht der ambtenaars-kaste te ver dedigen. «Laat de glans der aanstaande kronings feesten u niet misleiden, sire! Wanneer Gij de huizen van uwe hoofdstad schitterend ver sierd en verlicht ziet, dan geschiedt dit, om dat de politie de loyale gezindheid der be woners afmeet naar de geldsommen, die zij aan het tooien hunner woningen ten koste leggen. Wanneer deputatiën u beelden en kostbare schotels aanbieden, dan geschiedt dit, omdat men hen verboden heeft, Uwer Majesteit andere dingen te overhandigen. Wanneer de menigte U met hare hoera's verdooft, dan geschiedt dit, omdat de school jeugd in de kunst van toejuichen is afgeexerceerd, omdat de landhoofdlieden van het gouvernement Moskou bevel hebben gekregen zwermen van boeren in de stad te brengen, omdat deze boeren weer bevel hebben ge kregen, de volksvreugde voor te stellen, omdat zich onder deze menigte tal van politiespionnen bevinden, als manifestanten verkleed. Deze geestdrift, deze kreten zijn niet de uitdrukking der bewuste liefde van vrije bur gers, maar de krankzinnige opwinding van nalfwilde onterfden, die in de vreugde en den roes van n feestdag de ellende, de ontberingen, de duisternis van hun dagelijksche leven vergeten. «Sire, de millioenen, die voor Uw kroningsfeest worden uitgegeven, zijn bij penningen afgenomen aan een armzalig en verbitterd volk, en wel door een leger van politieman nen, tot wier gewone hulpmiddelen bedrei gingen, beschimpingen, mishandelingen en gevangenisstraffen behooren." Het manifest bespreekt verder de ver schillende middelen van geweld, die aan de overheerschende beambten-kaste ten dienste staan, om iedere vrije uiting van meening, iedere kritiek op bestaande toestanden te onderdrukken. Als het schandelijkste van al deze middelen wordt gewezen op de admi nistratieve verbanning, »een middel van on derdrukking, welks ongerijmdheid en wreed heid zoo groot zijn, dat het in alle andere christelijke landen onmogelijk is, maar waar door toch de beste burgers bij honderden en duizenden worden getroffen.'1 1) Duidelijk doet de schrijver van het mani fest uitkomen, dat hij en zijne geestverwanten geen gemeene zaak willen maken met de nihilisten. «Gij siddert, Sire, voor het spook van het terrorisme, en de meerderheid van het Russische volk, wel verre van de revo lutionaire beweging met hare sympathieën te ondersteunen, erkent Uw recht van wettige zelfverdediging. Maar Uwe regeering richt zich niet alleen tegen de terroristen: zij vervolgt, zij verstikt alles, wat in de natie levend is.... Zoo is het te verklaren, dat de Russische regeering gedurende de kronings feesten tal van voorzorgsmaatregelen moet nemen, die niet minder gericht zijn tegen een volksopstand, dan tegen terroristische aanslagen. Terwijl men de huizen en stra ten van Moskou versiert, trekt men daar regimenten in grooten getale bijeen en laat uit alle Russische steden versterking voor de politie komen. De huizen in de stra ten, door welke de keizerlijke stoet gaat, worden gesloten en hun deuren verzegeld; niemand mag daar binnen komen zonder eene bijzondere entreékaart. De fabrieks arbeiders worden aan een scherper toezicht onderworpen; om veilig te gaan heeft men een groot aantal van hen uit de stad gezet. Men kan het aantal der personen, die zonder ernstige beweegredenen, eenvoudig omdat zij door de politie werden verdacht, gedwongen werden Moskou te verlaten, op 4000 schatten. Daaronder waren eerzame burgers, die des zomers hun badreis maken naar de Krim of den Kaukasus, en die men dwong, dadelijk af te reizen; jonge meisjes, wier deuren in den vroegen morgen door de gendarmes wer den opengebroken; grijsaards, die drie maal per dag een bezoek ontvingen van de geheime politie, om hun vertrek te bespoedigen." Aan het slot van het manifest wordt ge waarschuwd, dat de uitbarsting van den volksopstand des te vreeselijker zal zijn, naarmate men meer geweld en willekeur aanwendt om het Russische volk te verhin deren, zich van de tyrannie der Tchinownik's te bevrijden. Met eene verwijzing naar Alexander II, die het onweder door weldadige hervormingen afwendde en dien Rusland in zegenend aandenken houdt, en naar den vorigen czar, Alexander III, die in zijne vrees voor moordaanslagen het leven leidde van een gevangene, en die meedoogenloos alles heeft verminkt, wat zijn voorgangers tot heil van Rusland hadden gedaan, wordt Nikolaas II voor de keuze gesteld tusschen den vrijen, vreedzainen, geregelden vooruitgang of de bloedige gruwelen van den burgeroorlog. * * * »Wat wordt er nu voor de brave lieden en de getrouwe onderdanen gedaan?" vroeg de jonge czar, en het antwoord luidde: »Dat komt later." Indien de czaar het hier in hoofdzaak medegedeelde manifest onder de oogen krijgt, zal het hem bij dit «later" zeker bang te moede worden. Ongelukkig zal hem nu reeds zijn gebleken, dat zijne zoogenoemde auto cratie een mythe en een legende is en dat hij zelf het eerste en het meest beklagens waardig slachtoffer is van de tyrannie en het kortzichtig egoïsme der Tchinownik's. Zeker, het is denkbaar dat de czar zich aan die tyrannie onttrekt, maar daartoe behoort niet slechts veel goede wil, maar bovenal een zeer buitengewone mate van wilskracht. Daarbij zullen het onmiskenbaar succes van Rusland's buitenlandsche politiek en de glans der kro ningsfeesten, naar wij vreezen, den czar be letten, de gevaren van de binnenlandsche toestanden met onbevooroordeelden blik te overzien. Moge het »later" voor hem niet ;>te laat" worden. 1) De steller van het manifest vergeet hier, dat de Italiaansche ex-premier Crispi in zijn domiciliu coatlo" gedwongen domicilie , dat hij toe paste op lastige, door hem voor die gelegenheid tot anarchisten verdoopte socialisten, een dergelijk staaltje van administratieve willekeur heeft gegeven. iiiiiiiiiiiiillliiiiiuiumimuiuimmiiiiu Scciala Het godsdienstig Diiitscnland en de Sociale Kwestie, Eenige weken geleden heb ik reeds melding gemaakt van den omkeer, die in de zienswijze van Wilhelm II heeft plaats gegrepen ten opzichte van de sociaal-democratie, en daarbij had ik gelegenheid, erop te wijzen, hoe ook het »Pastoren- und Professoren"-socialisme in de hofkringen in diskrediet was geraakt, sedert het grooter worden van Stumm's invloed, den Peter van Amiens, gelijk dr. Barth hem noemde, van den nieuwen kruistocht tegen het socialisme, den knevelbaron. Hoe deze groot-industrieel denkt over de sociale kwestie, laat zich het best aanduiden door te her inneren aan een zijner jongste ukasen, waarbij hij aan zijn werklieden verbiedt, om vereenigingen op te richten met een ander doel dan gezellig verkeer, en feesten, bals, enz. te houden, meer dan eenmaal in het jaar. Men ziet het: bij König Stumm vergeleken, is de heer Regout een liberaal man. De keizer zelf heeft in een telegram aan dr. Hintzpeter, denzelfden man, op wiens re kening eertijds de zachtmoedigheid des keizers jegens de sociaal-democratie werd gesteld, naar aanleiding van Stöcker's politieke bui telingen van den laatsten tijd, een telegram gezonden, waarin hij o. a. zeide: "Politieke dominee's is een onding. Wie christen is, is ook «sociaal", christelijk-sociaal is onzin en leidt tot zelfoverschatting en onverdraagzaamheid, die beiden regelrecht tegen het Christendom ingaan. De heeren predikanten behooren zich bezig te houden met de zielen hunner ge meentenaren, maar de politiek buiten het spel te laten, nademaal die hun gansch niet aangaat." In de laatste dagen nu van de vorige maand werd het, in '90, het jaar der Schwürmerei", ook an allerhöchster Stelle", voor sociale hervormingen men denke slechts aan het internationaal congres te Berlijn door den toenmaligen hofpredikant S töcker gegrond veste evangelisch sociaal congres gehouden. Het was te verwachten, dat dit op uitingen als de geciteerde, het stilzwijgen niet geheel zou kunnen bewaren. Te minder, waar de Pruisi sche synode zelf zich in den strijd had gemengd, en een rescript uitgegeven, waarbij de sociaalpolitieke werkzaamheid van den predikant werd veroordeeld. Zoo ongeveer werd in dit staats stuk betoogd, dat de treurige toestanden van tegenwoordig een gevolg waren van den zonde val, en de predikanten dus niet tegen die toe standen, maar tegen de zonde hadden te ijveren. »De geestelijke", zoo heette het, »moet trachten de klassen die door des levens last gedrukt worden, te overtuigen, dat wel vaart en tevreden heid op geloovige berusting in het wereldbestier Gods, op naarstigen, eerlijken arbeid en spaarzaamheid, en op een nauwgezette zorg voor het opgroeiend geslacht berusten; dat daarentegen afgunst en begeerte naar des naasten goed in strijd zijn met God's geboden". Het congres, dat zich van Stöcker's leiding had losgemaakt, en dus vrij was van de verdenking, zijn stichter a tort et a travers te willen verdedigen, nam de volgende reso lutie aan: «Het congres is hierin eensgezind, en er diep van doordrongen, dat de evangalische kerk (de duitsche staatskerk) slechts dan in de duitsche landen een plaats kan innemen die haar een beslissenden invloed geeft op de volksconscientie, de geesten beheerschen en op maatschappelijk gebied verzoenend werk zaam zijn, wanneer haar dienaren en leden de stuwende krachten van dezen tijd begrij pen, de oorzaken van maatschappelijk en moreel kwaad opsporen, en aan de w gneming daarvan naar de mate van hun hieruit voortspruitende verplichtingen arbei den. Op grond van deze overweging legt het congres eenstemmig de gelofte af, het in een grooten tijd met wijsheid begonnen werk der sociale hervormingen nauwgezet te onder steunen, en met toewijding te bevorderen, tot heil van vaderland en christendom." «Dit was een zijdelingsch antwoord op het telegram van den keizer. Rechtstreeks werd het schrijven van de synode aangevallen door professor Preiherr von Soden, die onder lang durig applaus van het congres uiteenzette hoe christelijk-sociaal geen onzin was, niet tot zelfoverschatting en onverdraagzaamheid leidt, hoe de zonde niet alleen in zonde van den individu, maar ook in zonde van de ge meenschap tegenover velen harer leden be stond, en ten slotte betoogde, welk eene waarde men kon hechten aan den raad tot spaarzaamheid en zorg voor het opkomend geslacht, waar de honger de kinderen op de straat drijft. »Hoe kan men sparen van 2 Va M. per week'?" riep hij uit. ,Worden de mil lioenen aan de beurs verdiend, door eerlijken arbeid en vlijt verworven ? Waarvan bouwen de groote confectiemannen hun paleizen?" Slaafsche onderworpenheid, men ziet het, is aan de christelijk-socialen vreemd. Von Soden heeft zich een administratieve aan klacht op den hals gehaald; er is althans een onderzoek naar zijn beweringen ingesteld. Tal van bladen hebben bovendien dezen en andere sprekers van het congres de ooren willen wasschen, De bekende hoogleeraar Adolf Wagner dezelfde die verleden jaar nog eens ruiterlijk verklaard heeft, dat zijn studenten de leer der sociaal-democraten be hoorden te bestudeeren, ter wille van hun wetenschappelijke vorming het hoofd der duitsche school van nationaal-economen, werd door de Post onderhanden genomen. Hij zou hebben verklaard, dat hij metBebel, dien hij voor een gevaarlijker tegenstander hield dan Stumm, liever zou samengaan, dan met dezen. Het mannelijk antwoord van Wagner is : »Bebel is voor mij niet een »ernstlicherer", maar wel een «ehrlicherer" tegen stander. Of Stumm een »ernster" een serieus tegenstander is, betwijfel ik zelf sedert vele jaren, en in den laatsten tijd is die twijfel er niet op verminderd." Ter karakteriseering van het congres nog het volgende: In de eerste jaren waren de deelnemers voornamelijk predikanten; lang zaam is het leekenelement er sterker geworden, zeodat thans ongeveer de beide helften tegen elkander opwegen. Er vormt zich dus een partij onder de geloovigen in Duitschland, die wel niet socialistisch, maar toch beslist sociaal is, en in ieder geval door de sociaal-democrate meer en meer als een bondgenoot wordt be schouwd in de worsteling tegen de reactionnaire partijen. Hoe meer de predikanten daarbij persoonlijk op den achtergrond komen, hoe vruchtbaarder haar werkzaamheid zal zijn, en het congres begreep dat, en achtte het in strijd met de roeping van den predi kant, om agitatorisch te werken, om midden in het partijleven te staan, zich uitsluitend in de bres te stellen voor een bepaalde partij, zich zoo te verdiepen in de sociale kwestie, dat hij uitsluitend een sociale hervormer zou worden. Al deze, aan niet-partijgenooten er gernis gevende dingen behoorden aan het leekenelement te worden overgelaten. Ter kenschetsing van zijn economisch stand punt is zeker van groot gewicht het viertal stellingen, door den Marburgschen hoogleeraar Rathgen voorgedragen over den kleinhandel, die hierop neerkomt, dat de directe betrekking tusschen producent en consument, verhinderd door een parasitische overbevolking van den kleinhandel en de onverschildigheid van het publiek, niettemin de meest gewenschte toe stand is. »Het bovenmatig groot aantal be middelaars, die van den warenomzet alleen moeten leven, is een belemmering voor den consument, om voldoende te profiteeren van de prijsvermindering, die van de groote technische verbeteringen, voornamelijk in in het verkeerswezen het gevolg zijn. Dit nu is weder oorzaak, dat het warenverbruik min der groot is, dan het belang van den pro ducent zou eischen. Beperking van den kleinhandel is derhalve, hoezeer ook een ramp voor enkelen, in het algemeen belang als een verblijdend verschijnsel te beschouwen; te meer, daar het borgen, het verminderen der kwaliteit en het vervalschen der waren bij den groothandel nimmer zulke afmetingen kunnen aannemen als in den kleinhandel. Ten slotte eischt prof. Rathgen wettelijke bescherming, in de eerste plaats voor vrou wen en kinderen, voor het personeel in den groothandel werkzaam. F. M. C. uiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiniiiiiiittii iiimiiiiimiimitiiiiiiiiimiMHiiiiim Inhoud van verschillende bladen. Het Handelsblad, 13 Juni. Atjeh". 14 Juni. De kansen der kieswet" 17 Juni. Spoor- en tramwegen op Java." 18 Juni, Een diploma voor school-hygiène", door mej. Henr. Goudsmit. 18 Juni. Belangstelling in Indische zaken." (De Indo-Europeanen), 19 Juni. De beslissing over de kieswet." De Standaard, 15 en 17 Juni. Kiesrecht en onderstand". 19 Juni. Kiesdwang." Het Centrum, 15 Juni. Een nieuw lied en een oude wijs." (Partijverhoudingen). 16 Juni. De katholieken en de kieswet". 18 Juni. Onmenschelijk." (De Europeanen tegen over inboorlingen. De Engelschen in Matabelenland. 19 Juni. De Duitsche jesuietenwet." Volksdagblad. 15 Juni. Kamerdebatten.". 17 Juni. Voor herzienieg vatbaar" (protest van den heer Eoehusaen tegen de circulaire der Radicale Vereeniging in zake Kegout). De Tijd, 8?11 Juni. De fabrikant tegenover de arbeidersverenigingen". (Ingezonden). 13 Juni. Zonderlinge bezwaren." 15 Juni. Over de muntquaestie". (Ingezonden). 17 Juni. Bedoelingen van de verdedigers der Maastrichtsche werkstakers". 18 Juni. Idealisme." I. N. B otter d. C r t. 14 Juni. Tweeërlei stroo ming". 17 Juni. De amendementen der heeren Gerritsen en de Boer." De (a n t i r.) Nederlander. 15 Juni. Twee masten op c">n schip. (Lohman,Kuyper.) Omzeiling der grondwet." (Antwoord aan De Zeeuw.") 18 Juni. Een recht en n sonverein. De Residentiebode, 12 Juni. Is stemplicht noodzakelijk?" (Ingezonden door A. J. M. Vos de Wael.) 14 en 1~> Juni. Do herstemming". Merkwaar dige feiten". Het Vaderland, 13 Juni. Snelvaart op OostIndiü. 14?15 Juni. Half werk". (Tijdregeling) 16 Juni. Voor mr. Dolk.1' 18 Juni. Meihuwelijken," M i d d e l b. C r t. 13 Juni. Het uur van schei den" (vooruitstrevende Kamerclub). P r o v. G r on. C r t. 15 Juni. Een Terugblik op Transvaal". Spruyt's Afrikaners en Nederlanders. Nieuwe W i n s c h. C r t. 14 Juni. Kiezen van leden van den gemeenteraad". Zaanl. C r t. 17 Juni. Haagsche brieven" (club Borgesius en de kathol. kamerleden tegenover de kieswet).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl