Historisch Archief 1877-1940
992
DE AMSTEEDAMMEK
A°. 1896.
WEEKBLAD VOOR NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAURIK Jr.
Dit nummer bevat een Bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 28 Juni
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/" 1.65
Voor Indie per jaar mail?10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12'
Advertenliën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
INHOUD:
VAK VERBE EN VAN NABIJ: Kinderen en her
examens, door J. F. Niermeijer. William Mac
Kinley. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Arbeids
contract, door F. M. C. ??Signalementen uit den
Utrechtschen Gemeenteraad, door Jan van 't Sticht.
MUZIEK, door Van Willigen. KUNST EN
LETTEBEN : De negen nieuwe Christusfiguren te Berlijn,
door J. H. Schoren FEUILLETON: Cihffons
Huweiyk, naar het Fransch, van Gyp. IX.
BECLAMES. VOOR DAMES: Parijs, II, door Elise A.
Haighton. Allerlei, door E-e. Mijn Aeolus-harp
speelt, van J. Anadair, door Ch. M. van Deventer.
INGEZONDEN. SCHAAKSPEL. Een ridder
impresario, door Mena. VARIA. ALLEBLEI
Losse bladen uit mijn reisboek, II, door Justas van
Maurik. PEN- EN POTLOODKEASSEN.
ADVEBTENTIEN.
iiiimmiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Kinderen en bereiamens.
De tijd van spanning voor onze jongens
en meisjes tusschen twaalf en achttien, of
twintig, staat weer voor de deur. Zullen ze
op het gymnasium of do hoogere burgerschool
worden toegelaten ? Zullen ze door het over
gangsexamen komen ? door het eindexamen ?
er zijn er, die het al vooruit vertellen
kunnen, hoe het wezen zal, zakken of niet;
wat niet wegneemt dat ook de besten, met
wijsheid indachtig aan de veelal treffende
gelijkenis tusschen een examen en een loterij,
eerst rustig ademhalen als alles achter den
rug en het begeerd papier in den zak is.
Maar groot ook is het aantal dergenen, met
wie het «maar net an" is ; die kunnen boffen
of wanbofien; die van de genade of onge
nade eens hun niet zeer weigezinden leeraars
afhangen of meenen af te hangen. Voor
hen is het nu een ellendige tijd. Hebt u
het wel gemerkt, mevrouw, hoe stil uw jon
gen is in de laatste dagen ? De heele maand
eigenlijk al, na dat laatste rapport. Vooral
tegen zijn vader zegt hij zoo weinig. Hij
werkt zoo hard, dat hij er bleek van ziet.
Als het in 's hemels naam nu maar
goed afloopt, denkt u; slecht staat het niet
met hem, maar hij schijnt erg bang te zijn
voor een herexamen
Weet ge, wat dat is, lezer, een herexamen ?
Als gij dat niet weet, hebt gij geen kinderen,
geen kennissen met kinderen en geen ver
stand van het onderwijs. Ge zijt er dan
door al dat gemis althans voor gespaard, u
gestooten te hebben aan den
allerverderfelijksten, allerkwaadaardigsten uitwas aan den
boom der kennis, die een boom is met vele
kwade uitwassen, krom gegroeide takken en
naar het snoeimes verlangende twijgen..
Dat inderdaad onder de vele zonden van
ons onderwijs die van het herexamen de
grootste is; dat wij de schuld, die we op
ons laden tegenover ons nageslacht, door
het te martelen en af te beulen te erger
omdat het zelf menigmaal niet weet, dat het
gemarteld en afgebeuld wordt en zich dus
niet verzetten kan enorm vergrooten door
de uitvinding van het herexamen, is een
overtuiging, die ik den lezer der volgende
regelen hoop bij te brengen. Hij vergunne
mij, om de zaak in het juiste licht te stellen,
haar wat hooger op te halen en hem te
verzoeken zijn gedachten naar September
1895 terug te verplaatsen.
In die maand is het thans bijna
volgeleerde schooljaar begonnen. Het zag er toen
nog tamelijk onschuldig uit. Met verrader
lijke schijnheiligheid die niet opzettelijk,
maar daarom toch even wezenlijk was is
het begonnen met weinig huiswerk en weinig
moeite. O, zoo'n eerste maand, dan gaat
alles nog zoo gemakkelijk. De leeraren en
leeraressen zijn uit de stad geweest en schij
nen buiten werkelijk eenig begrip ervan ge
kregen te hebben, dat men de kinderen niet
al te veel plagen moet met de schoolsche
wijsheid. Misschien ook zijn er onder, wien
de ware lust tot het nakijken van al te veel
werk stel dat ze de gewoonte hebben het
werk inderdaad zelf na te zien bij de
herinnering aan de vacautiegenietingcn nog
ontbreekt. In elk geval worden ze nog niet
voortgejaagd door de vrees van »niet klaar
te zullen komen, als er niet hard wordt op
geschoten." Aan de school mankeert in
September dikwijls maar n ding: een
te-veel aan schooluren, meestal komt daar
nog bij: hun slechte verdeeling.
Te veel schooluren; 30 per week, het
aantal op de gymnasia twee uren gym
nastiek meegerekend is voor de meeste
hoogere burgerscholen te weinig; het wordt
daar 32, ja in de hoogere klassen wel 34.
Bij 32 uren neemt men meestal twee dagen
van vier en vier van zes ('s ochtends drie
en 's middags drie). Beide is uit den booze:
vier uren achtereen soms zelfs zonder
een korte pauze is te lang en het zesde
uur van den dag is gekkenwerk 1). Dat
zesde uur komt in Duitschland, met welks
schooltoestanden de onze de meeste over
eenkomst hebben nergens voor. Als er
daar over te veel uren per dag gesproken
en geschreven wordt, dan geldt dit het vijfde
uur. Met groote moeite tracht men door
herhaalde rusttijden en door verkorting der
»uren" op 50 en 40 minuten, de zaak zoo te
schikken, dat er ook het vijfde uur nog met
eenig resultaat gewerkt kan worden. Men
begint 's morgens vroeg, een uiterst heilzame
maatregel. Wij heeten dat niet te kunnen
doen, behalve in eenige kleinere plaatsen,
waar we het wél kunnen, en waar het zeer
goed gaat. Telkens wanneer het mij ge
beurt, in het zesde uur voor de klas te
staan, moet ik denken aan de Duitsche
schrijfster, die verhaalde, maar ne onaan
gename herinnering uit hare schooljaren te
hebben en dat was »diese unselige f'dufte
Sturide!" Ik ken een klasse, die na in vijf
uren vijf talen bestudeerd te hebben, het
laatste uur aardrijkskunde leeren moet en
zou een grooter paedagoog dan ik ben, die
les gaarne eens willen zien geven.
Hoe dit kwaad op de hoogere burgerscho
len te verhelpen valt, zullen wij hier niet
nagaan. Het programma en aantal lesuren
loopt overal uiteen en tegen de gemeente
raden en leeraars-vergaderingen, die het vast
stellen, is het even kwaad vechten als tegen
de bierkaai; de overmacht is te groot. Op
de gymnasiün, waar de meeste inspanning
van onze jeugd gevorderd wordt, zou althans
het zesde uur kunnen verdwijnen gelijk
het op sommige niet bestaat. De wetgever,
die daar het aantal lesuren op hoogstens 28
vaststelde, zal weinig vermoed hebben, dat
men met dat cijfer dagen van zes uur be
reiken zou, door invoeging van de gymnastiek;
een invoeging, zoo onhygiënisch en
onpaedagogisch mogelijk. Er zijn gymnastieklessen,
waarvan de jongens zoo bek-af in de klas
terugkeeren, dat ze tot hersenarbeid voor
driekwart ongeschikt zijn; of met die onge
schiktheid rekening gehouden wordt, hangt
af van den persoon des opvolgenden leeraars ;
dikwijls wordt er geen rekening mee gehouden.
En ook al is de vermoeienis niet zoo sterk,
de moderne physiologie heeft aangetoond,
dat men op geen slechter wijze kan trachten
hersenarbeid te compenseeren, dan door
onmiddelijk daarvoor of daarna spierarbeid te
te laten verrichten. De gymnastiek buiten
den rooster is dus een onafwijsbare eisch.
Een andere eisch der lesindeeling is, dat
de meest vermoeiende uren des morgens
gegeven worden. Er mogen vele rectoren en
directeuren zijn, die daarop bij de samen
stelling van den rooster letten, er zijn er
ook, bij wie de rooster alleen wordt ingericht
ten bate en onder de pressie van de leeraren,
bijvoorbeeld om een zoo groot mogelijk aantal
»vrije middagen," machtig te worden, een
alleszins begrijpelijk streven, dat echter met
eenige moeite ook zonder verwaarloozing van
genoemden plicht kan worden bereikt.
September is om en October en wc nemen
aan, dat het eerste rapport aan de ouders
over het gedrag en de vorderingen van hun
spruit verschijnt. Dat rapport is bijna altijd
geheel, in elk geval bijna geheel, in
cijferschrift gesteld. Deze uitvinding der
menschelijke gemakzucht kost menig vader hoofd
breken, maar ten slotte komt hij er achter
wat het verschil is tusschen een drie bij zijn
zoon den gymnasiast, die hoogstens vijf' kan
1) Om niet te spreken van onregelmatigheden,
als o]) een II. B. iS. vau mijne kennis, waar eeue
klasse somtijds zes uren achtereen op school ge
houden wordt!!
verwerven, en bij diens broeder den hoogere
burgerscholier, voor wien tien bereikbaar
heet. Zelfs ontdekt hij de beteekenis van
uitdrukkingen als twee a drie, een goede drie
of een zwakke drie, ook 3 plus of 3 minus
genaamd, die op het rapport zonder naderen
uitleg plegen voor te komen. Wellicht is hij
van meening, dat het niet onaangenaam
zijn zou als een leeraar, die over zijn jongen
wat te zeggen of te klagen heeft, dit deed
in minder geheimzinnig en afgekort schrift,
liefst wat met redenen omkleed, maar dien
wensch leert hij weldra als nutteloos en
waarschijnlijk ongepast beschouwen. Al wordt
het hem daardoor moeilijk, te weten, waaraan
het ligt als zijn jongen voor dit of dat vak
onvoldoende heeft; of hij niet mee kan of
niet mee wil; of het ontbreekt aan zijn ijver
of zijn oplettendheid. Een bezoek aan den
directeur kan dit wellicht ophelderen zeker
is dat ook al niet maar een kleine aan
wijzing was toch zoo veel gemakkelijker.
Nu meene men niet, dat alle ouders deze
overwegingen houden. Of zijn er niet, die on
mogelijk tijd kunnen vinden, de werkzaam
heden hunner kinderen te controleeren, en
dan ook van meening plegen te zijn dat
zoo'n jongen al vroeg moet leereu op eigen
beenen te staan en de gevolgen maar af
wachten moet. Van dit gebrek aan voeling
tusschen ouders en onderwijzers is de jongen
of' het meisje dupe. Dupe ook nog op een
andere wijze: hoe veel ouders protesteeren,
krachtig en met nadruk, als zij zien dat hun
kinderen lijden aan dien anderen kanker van
ons onderwijs; te veel huiswerk ? En ook
dit zal niet beter worden zonder een krach
tige protestbeweging. Van de school zelf uit
zal die verbetering niet komen. Zij draagt
de oorzaak dezer kwaal in zichzelf'. Die oor
zaak ia, dat zij vakschool is. Het onderwijs
door vele leeraren heeft, bij groote nadeelen
voor de tucht en voor de opvoedende kracht
der school, het belangrijk voordeel van beter
en degelijker te zijn; maar zelfs dit eene
voordeel schijnt moeilijk te bereiken zonder
een veel te langdurige voorbereiding van den
leerling door schriftelijk huiswerk of lessen
leeren. Zie dien jongen; hij heeft voor
vijf vakken te werken van avond: hij
moet sommen en thema's maken ; para
grafen uit twee grammatica's leeren; en
de algemeene geschiedenis repeteeren van
Clovis tot het verdrag van Verdun. Eerst
breekt hij op die sommen zijn hoofd ; hij
kan ze niet dadelijk «vinden". Als hij
ze »heeft" of althans genoeg er van om
tegen een onvoldoend cijfer gedekt te zijn
gaat de wiskunde-lade in zijn hersenkas dicht
en de lade voor Fransch gaat open ; en zoo
soms tot vijf' koer toe. Men begrijpt wat
daarbij terecht komt van behoorlijk naden
ken, van rustig en geregeld werken. Gejaagd
en haastig wordt alles afgekrabheld in verre
weg de meeste der gevallen. Onze jongens
schrijven meestal als keukenmeiden en be
zitten een verregaande slordigheid ; bij meisjes,
die jongensscholen bezoeken, pleegt dat nog
erger te zijn. Voor hunne kracht is de in
spanning, die daar gevorderd wordt, meestal
veel te groot. Aan het einde des j aars zijn
bij sommigen de zenuwen op en neem ik
congesties waar en koude, klamme handen.
Het huiswerk pleegt in den loop van 't
jaar voortdurend grooter omvang aan te
nemen. Aan het eind doen de algemeene
repetities de deur dicht. Nu zijn er kinderen,
die behalve de zes schooluren nog zes uren
thuis werken op sommige dagen ; en er zijn
ouders, die dit niet tegengaan, er zijn leeraren,
die het niet weten zelfs. De Grieken wisten,
dat er leerlingen zijn, die de zweep, maar
andere die den teugel noodig hebben. Wijs
mij thans den leeraar, die zich geregeld op
de hoogte stelt of zijn jongens niet te veel
te doen hebben, die evenzeer breidelt als
zweept waar het noodig is, en ik zal hem
huldigen als een witte olifant.
En nu, na al dat gejaagde werken nu
is de rust onmisbaar. Niet ongestraft zou
na de spanning de ontspanning uitblijven.
Zij komt ; de even onmisbare als genotvolle
vaeantietijd is in aantocht maar voor
enkele ongelukkigen komt zij niet. Zij zijn
de slachtoffers van de uitvinding van het
herexamen.
Het herexamen is een instelling, die in
geen enkele wet en geen enkel besluit staat
vermeld, zij is een indringster in ons onder
wijs, door onderwijs mannen binnengesmok
keld, buiten den wetgever om. Art. 21 van
het reglement voor de Rijks Hoogere Burger
en Landbouwscholen spreekt slechts van een
»bij het einde van het schooljaar door den
directeur en de leeraren te houden open
baar examen" en men mag veronderstellen
dat de verordeningen voor gemeentelijke
scholen hierin niet anders bepaald zullen
hebben. Wat de gymnasiën betreft, hier
regelt de wet op het hooger onderwijs
zelve de zaak en stelt eveneens een »bij
het einde van het studiejaar door leeraren
onder toezigt van curatoren te houden
overgangsexamen" in. Nergens is bepaald,
dat dit examen voor een of meer vakken
verlengd mag worden tot het einde van het
nieuwe schooljaar. Het is duidelijk, dat de
wetgever gewenscht heeft, voor den aanvang
der vacantie alle schoolzaken afgeloopen te
zien. Zoo wordt dus door het herexamen
tegen den geest der wet gezondigd. Nu eens
geschiedt het als straf; een jongen heeft voor
een vak van het werken den brui gegeven,
naar het heet; wat schijnt natuurlijker dan
hem dit in de vacantie te laten inhalen ?
Bij een ander waren de vorderingen onvol
doende, zonder dat van onwil sprake is; nu
nu kan men toch niet anders doen dan hem
dit i u de vacantie laten bijwerken! Het
schijnt alles zoo eenvoudig en het is zoo
verwerpelijk. Verwerpelijk, omdat het de
spanning bestendigt, die in de vacantie be
hoort te zijn weggenomen van iederen leer
ling. Laat een dikke, gezonde jongen die
lui geweest is in den vaeantietijd nog wat
werken voor een of ander vak als ge dat
per se wilt: maar laat niemand, ook hem
niet, in de onzekerheid of hij wel zal over
gaan, leg geen kind de taak op, in enkele
weken in te halen wat het in een jaar is te
kort geschoten.
Voor iederen onbevooroordeelde moet, dunkt
mij, de onafwijsbaarheid van dien eisch in
't oog springen : schaf de her-examens af
Het zij vergund, daartoe een beroep te doen
op den Minister van Binnenlandsche Zaken.
Slechts zijne handteekening is noodig, niet
eens die der koningin. Een ministerieele
decisie kan verklaren, dat door herexamens
te houden, in strijd met letter en geest der
bovengenoemde wetten en besluiten wordt
gehandeld, op scholen die niet onder die
wetten en besluiten vallen, zal zulk een
aanschrijving hare werking evenmin kunnen
missen.
Er moet nog veel, zeer veel aan ons on
derwijs verbeterd worden. Niet altijd zal
het mogelijk blijken, een uitwas zoo gemak
kelijk uit te snijden als dit. Wetswijzigin
gen en koninklijke besluiten zullen er aan
te pas moeten komen. Maar hier is een
zaak, die buiten beide om kan gaan, en moet
gaan, omdat zij spoed vereischt. Moge de
minister hare urgentie inzien. Hij zal zich
dan de eer hebben verworven, een eerste
schrede gezet te hebben op den weg, die
leiden moet tot verlichting van den
overgrooten last, dien wij ons nageslacht opleggen.
Rotterdam.
J. F. NlKKMK.IJEE.
William MacKinley.
Voor eenige weken hebben wij in dit
Weekblad in korte trekken de rol geschetst,
welke in de Vereenigde Staten de groote
nationale conventiën spelen bij de verkiezing
van een president der Republiek. De toen
uitgesproken onderstelling, dat de heer Mac
Kinley de candidaat zou zijn van de
republikeinsche partij, heeft zich bewaarheid. In
de conventie te St. Louis verkregen Mac
Kinley G01J4, Reed 84Vs, Q.uay (ilVs, Mor
ton 58, Allison S5/-2 en Cameron ne stem.
Verrassend was niet slechts de groote meer
derheid, die MacKinley verkreeg, en die
tengevolge van eene later ingediende reso
lutie in volkomen eenstemmigheid werd ver
anderd, maar ook het programma, welks
vaststelling aan deze verkiezing voorafging.
O O O
Voor wij dat programma bespreken,
wenschen wij met een enkel woord de anteceden
ten in herinnering te brengen van den man,
die thans groote kans heeft om president
Cleveland's opvolger te worden. ,?? ? ^
William MacKinlev is de afstammeling