Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 992
heeft gegrond, want uit vroegere besprekingen is
dit reeds duidelijk te begrijpen.
Hij noemt zich zelf dan ook allfen (zooals hij
mij eens schreef) den rangschikker, den ver
zamelaar, doch doet dit op een wijze die iets zeer
persoonlijks aan zijn werk geeft, en soms is hij in
zijne toelichtingen zeer uitvoerig.
Wat ik van dit werk gaarne gezien had (en dat
is niet alleen mijne opinie) is een supplement be
vattende eene vollige collectie opgaven ter uitwer
king. Wellicht geeft de schrijver die later, doch
in het belang van het dadelijk-practische nut ware
dit nu reeds gewenscht geweest.
Spoedig hoop ik dus dat de schrijver in die
leemte zal voorzien.
Ik wensch eene enkele aanhaling uit het voor
woord te doen:
Wat wordt er niet dikwijls een omhaal gebruikt
om iets te verklaren wat veel beter en eenvoudiger
langs een anderen weg ware aan het verstand te
brengen. Dit doet mij denken aan het Kapittel:
Ausbilding der Melodie van Richter's harmonieleer.
Hij handelt daar over melodie vorming en betreedt
zoo in bepaalden zin, om zoo te zeggen, onder be
dekte termen, het gebied van het contrapunt;
want daar toch is het, dat de harmonische stem
men tot de meest mogelijke zelfstandigheid melo
disch ontwikkeld worden.
Het is bepaald niet paedagogisch, ja onpractisch,
om den daar en langs dien weg aangekomen
leerling dat zoo te willen verklaren. Hij ziet er
toch niet klaar in.
Ook zou ik nooit kunnen instemmen met die
theoretici die om verklaarbare reden, zonder
harmoniestudiën dadelijk het contrapunt onderwijzen.
Beide kunnen en moeten zamen gaan. De harmonie
leer met haar voorgeschreven harmonieën is een
veel te betf.e/cetiiscol opvoedingsmiddel, dan dat men
dit zou kunnen verwaarloozen."
Met bijzondere instemming heb ik deze laatste
verklaring gelezen en van die verklaring moet men
m. i. bij de beoordeeliug van dit werk bijzonder
nota nemen.
Het werk is opgedragen aan den meester Peter
Benoit.
Dat het werk de aandacht trekt is reeds ge
bleken want te Ciocinati, Antwerpen en Parijs
wordt het als leerboek ingevoerd. De sclirijver is
reeds bezig san eene Franscbe vertaling. Moge het
ook in ons land met. belangstelling worden opge
nomen.
VAN MILLIGEK.
Naar aanleiding van het vertrek van mr. H.
Viottp, heeft onze medewerker, de heer S. van
Milligen, daartoe aangezocht, het voornemen op
gevat, nm in het aanstaande seizoen vanaf 15
September voordrachten over muziekgeschiedenis,
in populairen vorm, te houden op een der week
dagen, des namiddags te drie uur, van tijd tot
tyd toegelicht door de uitvoering van besproken
«ompositiën. Ook zullen, naast den reeds bestaan
den voorbereidenden koor-cursus voor dames,
door den heer van Milligen worden opgericht
«ene klaase voor harmonieleer, contrapunt en
compositie-leer, en een cursus tot volledige op
leiding (paedagogisch en practisch) voor hen die
examen wenschen afteleggen bij de Ned.
Toonkunstenaars-Vereeniging als onderwijzer(es) voor
piano, te 's-Gravenhage.
Het jaarlijks honorarium bedraagt voor de:
voordrachten over muziekgeschiedenis (eenmaal
per week) ?20.?, voor de harmonie-klasse (een
maal per week) ?50.?. Voor den voorbereiden
den koorcursus (eenmaal per week) ?25.?, voor
den opleidingscursus voor piano (twee uur per
week) ? 150.?, voor het geven van mondelinge
inlichtingen stelt de hesr van Milligen zich
beiimilmiimiiiiiiiiiiitiiiii
heel ontdaan, hernam :
Neen.. . deuk dat niet, mijn lieve, beste
Coryse... 't komt... och, dat kun je niet be
grijpen ... ik ben zenuwachtig en rampzalig . . .
ik weet niet meer wat ik zeg of doe ... 'k had
zoo'n beerlijken droom gedroomd... en val san
zoo'n ontzettende hoogte...
Maar dat is toch tenminste mijn schuld niet,
wel?... dat u zoo'n beerlijken droom hebt ge
droomd, zooals u zegt... vroeg zij onge
rust ik bedoel dat ik u toch geen aanlei
ding heb gegeven om te gelooven dat ik lust had
om u te trouwen?... dat ik geen moeite heb
gedaan om u van me te laten houden, anders dan
als van een goeie meid, die u wel lijden mocht,
niet ? ...
Neen, zeker niet! . ..
Gelukkig! ... want als ik dat had gedaan...
altijd zonder erg, natuurlijk ... zou 't me
vreeselijk hinderen ... heusch ,.. om zoo erg lief tegen
de menschen te wezen en ze lonkje>s te geven ...
om ze in den waan te brengen, dat ze ons zoo
bevallen... of dat wij hen willen behagen...
terwijl er geen steek \an gemeend is... vmd ik
slecht... in n woord afschuwelijk! ...
En na een oogenblik zwijgen, voegde zij erbij :
'k Zie het aldoor om me heen gebeuren ...
maar daar zal ik nooit aan meedoen ...
U zei me zooeven ? vroeg de graaf, die
zich langzamerhand herstelde dat u me zoudt
uitleggen, waarom ge mijn vrouw niet wilt wor
den ?...
Ja ... en daar ben ik toch wel een beetje
huiverig voor! ... ik weet weinig meer van het
leven, dan wat ik ervan kan raden, en dat is niet
bijster veel ... maar enfin ! ik hoor wat er alzoo
wordt gesproken... Er wordt gemompeld en ge
smoesd ... er worden namen genoemd ... en als
er thuis bals worden gegeven, merk ik allerlei
vrijerijtjes... heel wat kleine ongerechtigheden...
ik spreek niet van jonge meisjes ... jonge meisjes
mogen alles doen, wat zij willen . .. dat hindert
geen zier, wel? . . . omdat ze niet getrouwd zijn ?. . .
neen ... de dames bedoel ik ... de getrouwden ...
er zijn er, die hun mannen bedriegen ... en ...
zijn man bedriegen, ik weet niet goed waar dat
begint of waar dat ophoudt, maar ik vind 't in
elk geval heel slecht...
Zeker, dat is ook slecht'
Juist!... nu dan ,
ik ben zeker als ik
u trouwde,... dat ik u zou bedriegen ...
Maar stamelde de heer d'Aubières
ontschikbaar op Dinsdag van 3*A?±% uur, Woens
dag van <o%?}4 uur, Vrijdag van Q1A?T%
uur, Zaterdag van 2?3 uur.
Huldeblijk voor W. F. G. Nicolaï.
Teneinde daarvoor de noodige gelden bijeen
te krijgen, is door de commissie, welke zich
heeft geconstitueerd ter bereiking van dit doel,
een circulaire verzonden van den volgenden
inhoud :
Met het doel de nagedachtenis van W. F. G.
Nicolaïdoor een stoffelijk huldeblijk te eeren,
hebben de ondergeteekenden zich tot een com
missie vereenigd. Zij rekenen voor de verwezen
lijking van hun plan op de medewerking van
oe velen in ons land, die den overledene in zijn
verschillende betrekkingen, inzonderheid als
directeur der Koninklijke Muziekschool, hebben
leeren waardeeren, maar vooral van de velen, die
hem als groot toonkunstenaar, als meester in het
behandelen van orkest en koor, als schepper van
tal van schoone liederen, een warm hart toe
dragen.
Terugzending van het inteekenbiljet behoort
te geschieden aan het adres van den heer Gottfr.
Mann, secretaris penningmeester (te
Scheveningen, Kanaalweg 62) vóór l'Juli.
Mocht onverhoopt het plan uw instemming
niet vinden zoo lezen we in een noot op het
biljet dan wordt dit biljet oningevuld, maar
met den naam van den afzei der bij den secre
taris-penningmeester terug verzocht.
Wij vestigen zeer de aandacht op deze op
roeping en wekken allen op die wijlen dezen
begaafden toonkunstenaar hebben gekend of z\jn
werken hebben gewaardeerd, voor dit doel iets
af te zonderen.
De sub-commissie voor Amsterdam bestaat uit
de heeren: Dan. de Lange, S. van Milligen,
D. W. H. Patijn, Dr. E. D. Pijzel en Mr. J.
A. Sillem.
De Opera-zangers als oeconomen.
De tenorzanger Vogl, wiens boter vroeser al
eens bekroond is op eene zuivel-tentoonstelling
en op wien het volgende versje indertijd is
gemaakt:
Ileute singt er Tristan,
Morgen führt er Mist an,
is in den laatsten tijd zeer ongelukkig geweest
met zijne proeven op het eebied van de
piscicultuur, wat hem veel geld schijnt te hebben
gekost.
De Parijsche bariton Lasalle is in de laatsten
tijd met succes als industrieel opgetreden en nu
komt het bericht, dat de beroemde tenor
Tamagno het tooneel gaat verlaten om zich aan den
landbouw te wijden. Hij wil uitgestrekte terreinen
in de Argentijnsche Republiek aankoopen en
rekent er op, in het land waar hij als zanger
door de hooge aristocratische en politieke krin
gen om strijd gevierd is, ook als landbouwer te
worden gesteund.
HiiinimiiimiiitiiiniiiiiiHiiiHiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiimiiiiim
De negen nieuwe Christusfiguren te Berlijn,
In den herfst van 1805 noodigde de kunst
handelaar Theodor Bierck te Munchen
verscheiIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIItllllllllUIHilllllllllMllllllllnillllltlllll
steld hoe kunt u daar vooruit zeker van zijn ?...
Zeker ... nu ja, voor zoover men die dingen
kan nagaan ! . . . ziet u, tot dusver heb ik nog
nooit iemand ontmoet, van wien ik bij mijzelf zou
gezegd hebben : Kijk ! dien zou ik graag willen
trouwen !...
Welnu ? . . .
??Nu, als ik, nadat wij getrouwd waren, te
avond of morgen eens zou zeggen, wanneer ik den
eenen of anderen mijnheer voorbij zag gaan : Kijk !
dien zou ik graag getrouwd willen hebben ! .. .
verbeeld u eens ! . .. wat een historie ! . . . dat zou
een ramp wezen !...
In weerwil van zijn verdriet moest de hertog
bijna lachen; maar hij antwoordde ernstig:
Wat u daar veronderstelt, is honderden
vrouwen overkomen . . .
En dan?
Wel, in plaats met haar gedachten aan den
nieuwen kennis te blijven hangen, hebben zij steun
gezocht bij haar man ... en als dat een goed echt
genoot was, zooals ik zal wezen . . .
Daar ben ik zeker van!... riep Chilfon
met overtuiging maar deukt u dat het voldoende
is, een goed echtgenoot te wezen, als men geen
goede vrouw heeft 'r ...
Maar waarom zoudt ge geen goed vrouwtje
zijn . . . trouw en oprecht ? . . .
Dat zou ik zijn ... als ik maar nooit. ..
- Wat?...
Den mijnheer tegen kwam, dien ik misschien
nooit zal ontmoeten .. . maar die u heel zeker in
elk geval niet bent . . .
En toen de heer d'Aubières nog iets wilde in
brengen, voegde zij er bij:
Ja... ik houd heel, heel veel van u ! . .. dat
heb ik u al gezegd . . . maar ik geloof dat ik vol
strekt niet, absoluut volstrekt niet zóó van u houd,
als eenvrouw van liaarman moet houden... en ik weet
zeker, dat ik op den dag, waarop ik den man zou
ontmoeten, dien ik zóó liefhebben kou . .. dat ik
me stilletjes zou laten gaan !. .. O, je, heelemaal,
hoor ! ... begrijpt u r... 't Is wel erg vrij, hè?
om daar maar zoo voor te durven uitkomen . . .
maar 't zou nog veel minder passen om u te trouwen,
zouder liet te zeggen .. . Wanneer u, wetende wat
me weerhoudt om ja te zeggen, mij toch nog met
alle geweld wilt. . . dan was u ten minste vooruit
gewaarschuwd ... en zult me later niets kunnen
verwijten . . . //niets verwijten" is natuurlijk maar
bij manier van spreken . . . omdat ik me heel goed
rekenschap geef dat zoo iets niet pleizierig voor u
dene Duitsche kunstenaars uit, om een Christus
figuur te creëeren. Volgens zijne vertrouwelijke
mededeeling waagden verschillende schilders het
niet, deze taak te aanvaarden; slechts negen artisten
hadden den moed om op tijd, en wel op l Mei
d. j. dit moeielijke werk te leveren.
De heer Bierck liet den kunstenaars geheele
vrijheid van opvatting van het Christustype;
slechts eene voorwaarde stelde hjj, en wel die,
dat de schilderij alleen den heiland, zonder
nevenfiguren zoude voorstellen.
Deze negen nieuwe Christus-doeken zijn goed
verlicht in het oude gebouw van den Reichstag
tentoongesteld, en wekken veel be'angstelling,
daar alle artiesten natuurlijk eene andere opvatting
van het onderwerp geven. Toch hebben de ver
schillende composities in eenige punten overeen
komst. Alle schilders creëeren Jezus' gelaat met
lange hoofdharen en met eenen baard, en geven van
het joodsche type weinig weer. Verder vertoonen
de negen Christuskoppen nog een belangrijk punt
van overeenkomst. Op geen enkel doek namelijk
is de lijdende heiland te zien, alle kunstenaars
trachten meer het krachtig handelende weer te
geven. Deze opvatting hangt rnet de ontwikkeling
der tijden samen, en zoo bewijzen ook deze
composities het vorband der kunst met de maat
schappelijke toestanden.
Mannen van naam hebben de uitnoodiging van
den heer Th. Bierck gevolgd, en wel de pro
fessors Karl Marr, Gabriel Max, Franz Stuck,
Fritz von Uhde en Ernst Zimmermann uit Mun
chen, professor Arthur Kampf en Ferdinand
Brütt uit Düsseldorf, prof. Franz Skarbina uit
Berlijn en de schilder Hans Thoma uit
Frankfurt a. M. Alle geven van Jezus een levensgroot
beeld, de meeste der schilderijen zijn kniestukken.
De schepping van Fritz von Uhde spant de
kroon. Veel leven en heilig vuur beheerscht
zijn Jezus, die staande, als voor eene gemeente
predikend, is voorgesteld. Uhde, de kunstenaar
der lichteffecten en der schilderachtige stem
mingen, neemt de gelegenheid waar om deze
zijne artistieke behoeften te verwezenlijken. Hij
laat ons daarom den heiland aan den ingang
van een donkeren gang aanschouwen, waarin
het zonnelicht straalt. Dan heeft Ernst Zimmer
mann het beste geproduceerd. Hoewel zijn
Christus rustiger is opgevat, gelukt het den
kunstenaar in den aantrekkelijken kop de hoop der
jeugd en den moed en de energie van den manlijken
leeftijd uit te drukken. Kurl Marr'x Jezustype
is te week van uitdrukking, ook vervalt (raln'iel
3[«.c, de schepper van het bekende doek »de
gekruisigde Christus" in deze fout. Frun:: Xtuck
geeft den heiland in profiel ; krachtig en ener
giek is de blik, naar ons oordeel echter te scherp.
Deze laatstgenoemde karakteristiek wordt nog
verhoogd, doordat Jezus met den wijsvinger der
rechterhand als het ware beveelt. Geheel
anders is de opvatting van ArUmr Kiun/if, die
in een krachtig geschilderd tableau Jezus als een
man uit het volk voorstelt. In deze schepping
ontbreekt echter die distinctie van hoofd en hart,
zonder welke wij ons den Christus niet kunnen
denken. Fnni: tikurliixu vertoont den heiland
midden in een landschap; het gecreëerde
type is sympatiek, het doet echter te veel aan
mminiiMmiimiiiimiiilmimmtiiiiimmiiiiliiiiiiiiimiilillililHlmillimii
zou wezen .. . maar enfin, ik zou althans niet schijn
heilig of gluiperig zijn geweest... begrijpt u wel ?
Ik begrijp zei de lieer d'Aubières zacht
jes dat u niet gelukkig met mij zoudt wezen en
dat, ik vreeselijk zou lijden, als ik u zoo ongeluk
kig zag ... ik moet den droom, die mij sinds zes
maanden onophoudelijk voorzweefde, waarin ik al
mijn vreugd, al mijn hoop heb gesteld, laten varen . ..
u hebt me heel netjes en schilderachtig aan het
verstand gebracht, dar, ik een oude gek ben . . .
Bent u er boos om ? . .. vroeg Coryse ver
ward ik wed, dat u boos op me bent,. . .
Neen ... ik zweer u van neen ... mom
pelde de arme man, schor van ontroering.
Hij wilde opstaan, maar bleef in den grond steken.
Hé! . .. riep hij verwonderd, voelend dat iedere
beweging hem dieper in den grond deed zakken.
Gribouille die uit zijn bewegingen opmaakte, dat
zij heengingen, stond woedend blaffend voor hem
heen en weer te springen.
De graaf wilde op zijn arm steunen maar ziju
hand zonk in de weeke aarde weg, terwijl zijn
lichaam meer naar voren zakte.
Ik weet niet, waar ik beu ! . . . zei hij tegen
Chiilbii, die in het pad op hem stond te wachten
't is of ik in een kuil zit ... en hoe meer ik
er uit wil komen, hoe dieper raak ik er iu . . .
Zij stak hem beide handen toe, die hij aanvatte
en met een ruk kwam hij overeind. Maar ook zij
had bij het nader treden, den grond voelen weg
zakken.
Wat is daar toch?.,, riep zij bukkend en de
plek betastend, waar de heer d'Aubières had ge
zeten.
Lachend richtte zij zich op.
Ila ! ha ! ha ! . .. dat, is het bloemenkerkhof! . . .
daar bent u bovenop gaan zitten ... en omdat ik
juist van morgen pas had begraven . . . was alles
nog zacht.
Bloemenkerkhof? ... herhaalde hij vragend.
Hloemenkerkhof... ja ... maar zeg er thuis
niets van ... ze zouden mij uitlachen ... ik weet
wel dat 't laf is ... maar ik heb de bloemen zoo
lief... ik kan ze niet zien verrotten, als ze
dood zijn . . .
Sinds haar prilste jeugd had Chiffon inderdaad
een kerkhof, waar zij haar verwelkte bloemen be
groef. Het was haar onmogelijk ze op straat of in
vuilnisbakken te zien slingeren. Het denkbeeld dat
een bloem met iets onreins in aanraking zou komen,
onder den voet vertrapt, aan japonrokkeii door het
stof gesleurd of in de modder geveegd kou worden,
de gelaatstrekken der mannen uit den renais
sance tijd denken. Hans Thoma tracht zich aan
de opvattingen der oud duitsche school aan te
sluiten, dit gelukt hem echter slechts weinig.
Daar een ieder van de verschoning van den
grooten man van Na-zareth zijne opvatting heeft,
gaan de meeningen over de negen nieuwe Christus
typen natuurlyk zeer uit elkaar.
J. H. SCHOREB.
Bij de firma E. J. van Wisselingh & Co.,
Spui 23, is tentoongesteld eene teekening van
II. Valkenburg, »Het Sterfhuis".
IIMII iiiiiiniiiiiiiiiiniii iiitiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiitiiiiiHii
o/Ucianm.
40 cents per tegel.
tiiiiimmmiiiiiiiiim mum iiiiiiiiiiniiimmiiiii IIIIIH
Hoofd-Depót
Dr. JAEGER'S ORIG.
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kaherstraat 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederland.
Magazijn KEIZERSHOF", Nienweudijk 196.
Zrj denstoffen. Grootste sorteering zwarte
en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde
Zyde, Satijn en Surah. De nieuwste des
sins en kleuren steeds voorhanden.
SCHADE & O L DENKOT T.
H. RAHR te Utrecht
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Huurpiano's.
iiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiHHiiiiiiiiiiiiiiiiiiimimitiiimiiiiiiimiHiiiiiiiiiiiiii
was haar onverdraaglijk, 's Winters verbrandde zij
ze in den grooten haard op haar kamer, waarin zij
een kolossalen brandstapel ontstak en verteerden ze
in den kronkeleuden gloed. MHHT 's zomers, als haar
dat middel ontbrak, begroef zij ze zorgvuldig achter
in den tuin, heimelijk, beducht voor haar moeders
standjes en de spotternijen van oom Mare.
Zeg er niets van, als 't u belieft ?... her
haalde zij, ongerust; behalve (iribouille weet
niemand er van, niemand ... en 't zou me woedend
maken als ik er om werd uitgelachen . ? ? woe
dend ... juist omdat ik vind dat ze groot gelijk
zouden hebben ... 't is belachelijk ! . . .
Wees er gerust op, freule Coryse, dat ik
niemand, wie 't ook zij, er ooit iets van zal zeg
gen ... en treurig voegde hij er bij : Dat
arme kerkhof ! . . . Och ja! ik die toch weinig genoeg
op een bloem gelijk, beu er van avond ook op
begraven geweest. . . heelemaal begraven . ..
Daar ! .. . kijk nu ! ... riep Coryse nu
gaat u alles weer van voren af ophalen ! . . .
Keen .. . maar wilt u me even liet kleine
hekje uitlaten ?. .. ik ga liever niet weer in
huis . . . met mijn opgezwollen oogen, 't staat te
kinderachtig... ik kom morgen-ochtend toch weer
om Mare te spreken . . .
U houdt veel van oom Mare. hè? .. .
Heel veel... hij is ei u vriend uit mijn
jeugd .. .
Bent u alle allebei even oud r...
Hij is drie jaar jonger dan ik ...
Dat is 't zelfde .. .
't Zelfde . . . ja, u hebt grlijk.
Maar toen hij bij het afscurid nemen Chill'on's
stevig, zacht haudju kuste, zei de heer d'Aubières
in zichzelf:
't Zelfde . . . neen ! . .. 't is niet hetzelfde . .
't is drie jaren minder ! . . ,
In het salon teruggekeerd keek het meisje oom
Mare, die bij de lamp zat te lezen, aan, alsof /.ij
hem voor de eerste maal zag. En in plaats van dcu
lieer en mevrouw de Bray, die nieuwsgierig naar
de verdwijning van den hertog vroegen, te ant
woorden, dacht zij :
Drie jaren... 't mocht, wat... hij schijnt
minstens tien jaar jonger, oom Mare ! . . .
(Wordt vcrcohjdt).