De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 12 juli pagina 1

12 juli 1896 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

N°. 994 DE AMSTEKDAMMEE ?Aó. 1896. WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat een Bijvoegsel. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel büde Vijzelstraat, 542. Zondag 12 Juli Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar ? ? ? ? » * mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12" Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I N H O U Bi VAN VEBKE EN VAN NABIJ: Kinderen en her examens. Voor en tegen de triplice". SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Werkman en Patroon, door P. M. C. MUZIEK, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: Een levensbeschrijving ? door M. C. L. Lotsy. FEUILLETON: Chiffons Hawelp, naar het Fransen, van Gyp. XII. EECLAMES. VOOE DAMES: Minderen!", door Cath. Alb. Thijm. Een tegenstrijdigheid, door Thérèse Hoven. Allerlei, door E-e. Nieuw Grieksch op het Gymnasium, door Ch. M. van Deventer. SCHAAKSPEL. VABIA. ALLERLEI. De Nachtwacht, door C. G. 't H. PEN- EN POTLOODKKASSEN. ADVER TENTIËN. iiiiiiniiuwmiiiiiiiiiiiiiiiii Meren en Wij vervolgen, en sluiten heden de serie van uitspraken, door verschillende deskun digen, paedagogen en hygiënisten gedaan over het afschaffen der herexamens, waarvan Dr. J. F. Niermeijer de wenschelijkheid beoogde. De heer I>. G. Berends, lid der commissie van toezicht op het M. O., voorheen gouverneur der K. M. A. te Breda schrijft: Gaarne voldoe ik aan uw verzoek, om mijne meening over herexamens aan het einde der groote vacantie te doen kennen. Examens zijn in het algemeen een kwaad, maar, zoolang geen ander middel is gevonden om de kennis van candidaten voor het een of ander te beoordeelen en te vergelijken, een noodzakelijk kwaad. Dit geldt in het algemeen ook voor herexamens. Het meest komt het nadeel uit bij vergelijkende examens, waar de candidaten meestal sterk moeten concurreeren, geëxamineerd worden door aan hen vreemde personen en bovendien de tijd voor het onderzoek zeer beperkt is. Het geluk speelt daar eene groote rol. Veel minder is dit het geval bij de overgangs examens der hoogere burgerscholen. Het examen duurt er lang, de leerlingen zijn met de exami natoren, hun eigen leeraars, goed bekend en de beoordeelingen, in den loop van het jaar gegeven, moeten uit den aard der zaak mede tellen. Bij die examens voldoet een deel der leerlingen grif, een ander gedeelte blijft even grif zitten, maar het middenmootje is twijfelachtig, in enkele vakken onvoldoende en dit meestal ook het geheele jaar geweest. Nu zou men hen dadelijk kunnen laten zitten, maar dat zou hard zijn en zeker niet in den geest van ouders of leerlingen. Hen zonder meer te laten overgaan, gaat ook niet, want onder de onvoldoende vakken zijn er waarop het volgend jaar moet worden voortge bouwd en waarbij dus het gebrek aan kennis zich blijvend zou doen gevoelen. Men laat hen dan in een of twee vakken een herexamen doen. Aan het wettelijk bezwaar daartegen hecht ik weinig waarde. Mocht het een bezwaar zijn, dan kan de wet gewijzigd worden naar de praktijk, indien deze laatste goed is gebleken. En dit laatste is m. i. het geval. Men heeft toch slechts de keus tusschen laten zitten of een herexamen. Laat men den leerling zitten, dan zal hij zeker in de onvoldoende vakken het volgend jaar ge noeg kunnen werken, maar in de andere vakken is hij reeds op de hoogte en verbeeldt zich in allen gevalle dat te zijn. Hij behoeft daarin dus niet of zeer weinig te werken. Waar het onvol doende in eenige vakken het gevolg is van gebrek aan ijver, zooals veelal het geval is, werkt dit nadeelig, zoowel op den leerling zelve als op de klasse, waarvan hij deel uitmaakt. Met een her examen komt hij er in den regel en de prikkel voor werken blijft bestaan. Het werken in de vacantie moet men ook niet zoo zwaar denken. Met een paar uren per dag kan de leerling er best komen, en dat acht ik, ook in de vacantie, dikwijls eer een voor- dan een nadeel. Bij die herexamens stelt men zich toch met zeer matige eischen tevreden, zooals uit het volgende voorbeeld blijkt. Een leerling heeft onvoldoende in enkele vakken, waaronder Engelsch. In dit laatste vak moet hij herexamen doen, en de leeraar geeft hem daarvoor op het lezen van een bepaalden boeienden roman. De leerling moet nu in een opstel van 3 of 4 zijdjes in het Engelsch een resumévan dien roman geven, dat is alles. De kennis der grammaire vermeerdert daardoor niet, maar wel de praktische kennis van de taal en misschien brengt het den leerling er toe, meer boeken in die taal te lezen, nu hij eens door den zuren appel heeft heen gebeten. Het is toch bekend, hoe moeielijk men de leerlingen er toe kan krijgen boeken in vreemde talen te lezen. Eene dergelijke handelwijze acht ik dan ook zeer oordeelkundig. Het komt my dan ook voor, dat de heer Nier meijer alles te zwart heeft bekeken en ook te veel het oog heeft gehad op slechte leeraren, die b\j de examens willekeur in plaats van billijk oordeel toepassen. Ik acht dan ook de herexa mens, mits hoogstens in twee vakken, niet alleen niet nadeelig, maar, uit een praktisch oogpunt, noodig. Waar de heer Niermeijer het heeft over over lading van het onderwijs in den loop van het jaar, ben ik het geheel met hem eens. De hoogere burgerscholen met 5 jarigen cursus moeten dienen voor de opleiding van leerlingen van 13 18 jaar. Met 13 jaar op de hoogere burgerschool ge komen, behoorden zij die vlug of middelmatig van geestvermogens zijn, bij goeden ijver, jaar op jaar zonder bezwaar over te gaan, en alleen de weinig met vermogens bedeelden of die ge brek aan ijver toonen zouden wel eens moeten blijven zitten. De werkelijkheid is zoo niet. Alleen de zeer vluggen en ijverigen hebben geen bezwaar. De middelmatigen daarentegen moeten te veel werken en komen er dan dikwijls nog slechts door kunst middelen als privaatlessen, enz. Het geneesmiddel zit m. i. in beperking van leerstof, die te uitgebreid en ook dikwijls te moeilijk is voor hersens van 13 tot 18 jaar. Al de vakken die er worden onderwezen, zijn zeker nuttig en de kennis er van is voor een beschaafd mensch gewenscht, ,maar een mensch kan niet alles weten en zeker niet alles leeren van 13?18 jaar. Het afschaften van enkele vakken en vooral beperking van den omvang der leerstof van vak ken op wis- of natuurkundig gebied, is m. i. de weg, die moet worden gevolgd en die de hoogere burgerscholen geschikter zal maken voor de leer lingen, waarvoor ze bestemd zijn. Waarschijnlijk is op die wijze ook vermindering te verkrijgen van het aantal schooluren. De heer dr. F. G. Gronemaii, directeur der Rijks Hoogere Burgerschool te Groningen, is van oordeel: Het stuk van den heer Niermeijer gaat van ervaringen uit, die lijnrecht met de mijne strijden. Aan de K. H. l!, te Groningen, waar ik mijn ervaringen sedert 18(14 opdeed, zijn de herexamens nuttig voor hen, die, zonder deze, door de leer aren zouden moeten veroordeeld worden om een jaar langer te blijven zitten in de klasse, waartoe zij behooren. Menigeen kwam door wat studie in de groote vacantie en een of twee naexamens in de hoogere klasse, die daar nu behoorlijk mede kon komen, maar, indien hy zonder naexamen bevorderd ware geworden, daar op die vakken en waarschijnlijk op nog een paar, erg zou hebben gesukkeld. Na-examens moeten in zulke gevallen worden opgelegd, waarin een niet te veel vergende studie, die geen privaatlessen eischt, volgens een zorg vuldig overwogen en goed opgegeven taak of plan van den betrokken leeraar, den leerling een heel eind in een of twee vakken kan vooruithelpen. Als ouders mij om raad komen vragen, hoe zij het met die naexamens voor hun zoons moeten aanleggen, zeg ik altijd : eerst 14 dagen flink in de wei. En dan geregeld eiken dag een uur of drie werken. Een of twee dagen overslaan om goede redenen, als die zich voordoen, zal niet hinderen. En de jongelui hebben tijd genoeg. Zeker, zeggen de vaders meestal, wij zullen er goed voor zorgen, dat het gebeurt. Maar ieder geval is een ander. Ouders, die met hun jongens reisplannen hebben, zeiden mij nu, al : ik hoop toch maar, dat hij geen naexamen krijgt. Ik vind, dat de heer N. erg overdrijft op de meeste punten en zou hem met mijn ervaringen kunnen weerleggen. Maar in den druksten tijd van het jaar kan ik mij er niet toe zetten, dit uitvoerig te doen en punt voor punt, veel min een beknopten vorm aan mijn weerlegging te geven. Het laatste is veel moeilijker. Schrijf u bet niet toe aan gebrek aan goeden wil om u een genoegen te doen. De Heer J. Menno Hniziiiga te 's Gravenhage schrijft: Mijn ty'd is dezer dagen zoo beperkt dat ik de gelegenheid mis om rustig te gaan overwegen in welke bewoordingen ik het best, ter voldoening aan uw verzoek, mijn oordeel over de instelling der herexamens zou kunnen uitspreken. Ik doe dit dus eenvoudig in den vorm van een parti culier briefje. Het daarvan te maken gebruik wordt door dien vorm reeds eenigszins bepaald. 't Wil mij voorkomen dat de herexamens meer uit een paedagogisch dan uit een sanitair oog punt te veroordeelen zy'n. Zij dragen over het algemeen veel meer het karakter eener strafoefening dan van eene poging om eenig zwak punt in het weten van den leerling wat te ver sterken, en juist als strafoefening missen zij by gebreke van voldoende controle m. i. alle waarde. De hierbij begane sanitaire fout komt mij be trekkelijk onbeteekenend voor in vergelijking van de grove overtredingen, die overigens in dit op zicht bij het onderwijs vooral onzer meisjes val len waar te nemen. De vacantiën zijn m. i. lang genoeg om desnoods een gedeelte daarvan nog voor eenigen verplichten arbeid te bestemmen. Alleen zou ik, bij myne overtuiging, dat elk exa men den kinderlijken leeftijd nutteloos of scha delijk is, natuurlijk ook deze geheel overbodige vergrooting van dit euvel gaarne zien vervallen. De wensch naar lange, niet door werkzaam heden onderbroken, vacanties vindt zijn grond en zijn rechtvaardiging dikwijls meer in de be hoeften der onderwijzers dan in die der kinderen, doch hangt misschien ook wel eenigszins samen met de leer, die tegenwoordig algemeen aange nomen schijnt, dat men des zomers »van huis" behoort te gaan, en althans eenige weken den schijn moet kunnen aannemen van rentenier te zijn, geenen arbeid te verrichten te hebben. Ik mag niet zeggen dat de laatste grond mij eerbiedwaardig genoeg voorkomt om reeds daarom af te keuren dat den leerlingen in de vacantie eenig werk wordt gegeven. Ik weet echter wel dat dit ook de bedoeling niet is van den heer Niermeijer. De heer Joli. A. Leopold te Middelburg: In 't algemeen schijnen mij herexamens aan 't eind der groote vacantie verwerpelijk. Is een leerling na afloop van het schooljaar niet r ij p voor ee*ie hoogere klasse, dan is er niet de minste grond om te verwachten, dat hij na zes weken van zenuwachtig pompen het wél zal wezen. Op zijn best is hij dan wat »slecht georganiseerde feitenkennis" rijker geworden, maar tevens zijn naar alle waarschijnlijkheid zijn geestelijke opge wektheid en kracht afgenomen. In n geval echter kan een herexamen zijn nut hebben. liet is toch de heilzame na tuurlijke straf voor hem, die zijn werktijd verbeuzeld heeft en nu het verzuimde in den rusttijd moet inhalen. Zij dient evenwel met groote omzichtigheid te worden toegepast en kan alleen bij niet onbegaafde leerlingen hoop geven op een gunstig resultaat, waar 't vooral op oe/'enini/ en i'cii aankomt. Het volgend oordeel is van dr. A te Breukelen. Gaarne deel ik mijne gevraagde opinie mee en betuig mijn volkomen sympathie met het streven van de heer N. om de herexamens af te schaffen. Zoodra mogelijk doe men stappen bij de hooge regeering om aan dat misbruik, dat eiken legalen grond mist, een einde te maken. Bij een goede inrichting van het onderwijs kan men ze m. i. dan ook volkomen ontberen. Indien de leeraren maar minder docent en meer onderwijzer waren, zouden zij geheel overbodig zijn. Immers de overgangsexamens geschieden meestal pro forma, door den meester is de kans van over gang reeds lang vooraf vastgesteld, slechts een klein getal heeft kans er met een examen nog te komen. Indien nu de leeraren vooraf zich meer speciaal met dezen inlieten en hun meerdere hulp verleenden dan gewoonlijk geschiedt, dan kon naar ik meen het geheele herexamen gerust vervallen. Juist de groote fout is voor een groot deel dier inrichtingen gelegen in het feit, dat de leerlingen teveel als een nummer beschouwd worden, terwijl zij elk voor zich, al naar gelang van ontwikkeling en karakter, leiding en steun behoeven. Herexamens beschouw ik dan ook als een groote kwelling voor onze kinderen en een niet minder groote marteling voor de ouders, terwijl zij allerminst dienen om in de oogen van het publiek het aanzien der leeraren te verhoogen, welk publiek maar al te vaak het verwijt doet hooren, dat herexamens geschieden ter wille der onvermijdelijke privaatlessen. Evenals elke uitwas leeft ten koste van den moederstam, zoo ondermijnen zij ook het onderwijs, het kind, het gezin en het corps leeraren. Elke poging om ze af te schaffen verdient alzoo krachtig gesteund te worden. De Utrechtsche hoogleeraar dr. C. Wiiikler» ten slotte, schrijft: Het komt mij voor dat de heer Niermeijer een goed werk heeft gedaan, toen hij de aandacht vestigde op de nutteloosheid en de schadelijkheid der herexamens. Ik zal het niet betreuren als het hem gelukt, om met deze kinderkwelling nog tal van andere overgangsexamens afgeschaft te krijgen. Voor en tegen de triplice". De veelbesproken triple alliantie is in de laatste dagen weder druk over de tong gegaan. Allermeest in het Italiaansche parlement, bij de besprekingen over de buitenlandsche politiek. De afgevaardigde Giorgini had eene motie voorgesteld, volgens welke de Kamer /ou verklaren, dat zij met angstvallige zorg het evenwicht in de Middellaudsche Zee zou handhaven, en hij sprak daarbij over de booze bedoelingen van Frankrijk, dat vol gens hem slechts wachtte op eene gunstige gelegenheid om Tripolis te aunexeeren. De afgevaardigde Fortis verklaarde toen, dat de bondgenooten van Italiëzich niet bekom merden om vele zaken, die toch voor Itali van het grootste belang waren. Duitschland interesseerde zich niet voor de aangelegen heden van het Balkanschiereilaud, Oostenrijk-Hongarije niet voor het evenwicht inde Middellandsche zee en voor de Italiaansche kolonie Erythraea. Voor deze tekortkomingen gaf de vriendschappelijke betrekking tusschen Italiëen Engeland eenige vergoeding, maar het bleef desniettemin noodig, de alliantie verdragen te verbeteren. In zijn uitvoerig antwoord trachtte de minister-president Di lludini te betoogen, dat het voor Italiëwenschelijk en noodig was, aan het drievoudig verbond getrouw te blijven. Maar tevens gaf hij te kennen, dat de regeering, in het belang van Italiëzoo wel als van de bondgenooten, voornemens was de bepalingen dier alliantie te verbeteren, en dat de mogelijkheid om die verbeterin gen aan te brengen uitdrukkelijk door de contracteerende mogendheden was vastge steld. Eene eenigszins afwijkende lezing van deze verklaring vindt men in het Kamer verslag van de Tribuna. Daar leest men: I'erl'czionare i putti c, miijliomrli compiio deyito e dovcroso del ijoverno. (Het aanvullen en verbeteren der verdragen is de waardige en plichtmatige taak der regeering.) De ver klaring miste hare uitwerking op het Itali aansche parlement niet; zelfs Cavalotti en een deel zijner vrienden van de uiterste lin kerzijde stemden nu vóór de regeering, en Cavalotti's orgaan, de republikeinsche Sccolo, verklaarde deze volte-face van den vroeger zoo feilen bestrijder der triplice door op te merken, dat de alliantie het karakter eener samenzwering had verloren en thans niets meer was dan een traktaat tot handhaving

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl