De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 12 juli pagina 2

12 juli 1896 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 994 van den vrede, met welken het dadelijk ge daan zou zijn als eene der verbonden mo gendheden zich terugtrok. Het komt ons voor, dat dit resultaat van de besprekingen in het Italiaansche parlement de Oostenrrjksche en Duitsche bondgenooten had kunnen bevredigen, te meer omdat de inhoud van het alliantie-traktaat nooit is ge publiceerd (hetgeen wel met het oorspronke lijk traktaat tusschen Duitschland en Oos tenrijk het geval is geweest), zoodat een kleine politieke tinnegieterij over mogelijke verbete ringen bijzonder onschadelijk was. Maar te Berlijn en ook ? schoon in mindere mate te Weenen, gaat men klaarblijkelijk uit van het denkbeeld, dat Italiëbij de alliantie de beweldadigde partij is, en dat de geringste twijfel omtrent de voortreffelijkheid en de doelmatigheid der bepalingen van dit staats stuk eene beleediging is voor de machtige bondgenooten. Officieuse en niet officieuse bladen in Duitschland en Oostenrijk hebben zich om strijd gehaast te verzekeren, dat men daar van plannen om het alliantie-traktaat te herzien, niets afwist- Zoo de heer Di Rudini genoodzaakt op zijne verklaring terug te komen. De officieuse Agentia Stefani publi ceerde eene nota, volgens welke de Italiaansche premier, in antwoord op de bewering van den heer Fortis dat de bepalingen der triplice moesten worden verbeterd, had gezegd, dat aan zulk eene verbetering niets in den weg stond, wanneer men de noodzakelijkheid daarvan erkende, mits die verbetering ge schiedde in gemeenschappelijk overleg tusschen de drie betrokken mogendheden. Nu, dat sprak van zelf. Maar de Agenzia Stefani liet den heer Di Rudini verder verklaren, dat de triple alliantie ook thans de belangen van Italiëin hun ganschen omvang waar borgde, en dat aan het brengen van verande ringen in het traktaat niet werd gedacht, en die beide beweringen zijn in de Kamerzitting door de premier zeker niet uitgesproken. Natuurlijk verheugt men zich over deze tamelijk kleingeestige kibbelpartij in Frank rijk, waar jaar in jaar uit wordt verzekerd, dat de triple alliantie in al haar voegen kraakt. Die ongeluksprofetieën hadden een schijntje van waarschijnlijkheid, toen naar aanleiding van het bekende telegram van keizer Wilhelm aan president Kruger eene merkbare spanning tusschen Engeland en Duitschland was ontstaan, terwijl de Engelsche regeering terzelfder tijd den schijn aan nam, alsof de expeditie naar Dongola voor namelijk, zoo al niet uitsluitend, was onder nomen om de Italianen uit hun benarde positie in Abyssiniëte verlossen. Thans is de spanning tusschen Engeland en Duitsch land geweken en noemen Fransche bladen het ontslag van Cecil Rhodes »une satisfaction très-notable a l'empereur Guillaume II," en in het Italiaansche parlement heeft de regeering, met veel plichtplegingen aan het adres van het bevriende Groot-Brittannië, ver klaard dat Italië's strijd in de kolonie Erythraea en de Engelsche Dongola-expeditie niets met elkaar hadden te maken. Men moest dus het kraken elders zoeken. Daartoe vond de Temps aanleiding in de Creta-quaestie, bij welke de vertegenwoordi gers van Frankrijk, Rusland en Oostenrijk te Constantinopel gemeenschappelijk waren waren opgetreden. Uit dit feit blijkt, volgens den Temps, dat de Fransche diplomatie weer energiek en met succes optreedt nu de dilet tant-diplomaat Berthelot aan den Quai d'Orsay is vervangen door den bekwamen vakman Hanotaux. Doch er blijkt nog meer uit, namelijk dat in de internationale politiek de tijdelijke groepeeringen, de consortiums, in de mode komen. En daar deze tijdelijke groe peeringen een volkomen natuurlijk karakter hebhen, stellen zij tevens altijd volgens den Temps het gekunstelde en onnatuur lijke in het licht van eene blijvende groe peering, zooals de triple alliantie heet te zijn. Men zou kunnen vragen of liet niet juist vóór het alliantie-traktaat pleitte, dat dit klaarblijkelijk aan elk der verbonden staten de noodige vrijheid laat tot behartiging van zijne bijzondere belangen. Maar de schrijver van het artikel in den Temps wordt waarlijk naïef, wannoer hij, na op het kunstmatige en gedwongene van blijvende alliautiëu te hebben gewezen, zijn onverholen vreugde uit spreekt over het feit, dat bij alle groepeerin gen van mogendheden Frankrijk en Rusland zonder uitzondering samengaan. Of' wil hij soms met deze onopzettelijke, maar niet min der afdoende bekentenis, dat er tusschen Frankrijk en Rusland geen alliantie bestaat, de bittere pil vergulden en de Fransche re publikeinen troosten voor het weinig eervol achternaloopen van de Russische vrienden, door hun diets te maken, dat die gedragslijn tot dusver in elk geval overeenkomstig was met Frankrijk's bizondere belangen en met de eischen van het politiek gezond verstand ? Sociale, iiiiiiniiiiitiiiiiiiiiiiiiiiitiniiniiiiiiiiiiinti ferfcian en Patroon. Het nieuwste nieuws, dat op het punt van de verhouding tusschen patroon en werkman is verluid, vindt men in een redevoering van den heer Domela Nieuwenhuis, gewijd aan het betoog, dat de heeren Regout en Van Marken eigenlijk van n pot nat zijn, en men er bij den eerste al niet erger aan toe is dan bij den laatste. Ziedaar een verrassing, waarvan de heer Regout zelf wellicht niet zou hebben gedroomd.' De leider der revolutionaire socialisten grondde zijn betoog op de geschiedenis van het scheidsgerecht in de zaak-Piket, waarin de heer Van Marken, het kan niet worden ontkend, aan de hem kwaadgezinden een schijn van houvast heeft gegeven, en spon met behulp van de gewaagde veronderstelling, dat n zwaluw den zomer maakt, en een enkel krachtig atqui ergo zijn betoog tot een compleet veroordeelend vonnis over den heer Van Marken uit. Een polemiek over deze groteske vergelijking behoeft niet gevoerd te worden; maar wel is het eigenaardig, dat een paralel ervan onge veer tegelijkertijd werd geleverd door een patroon, den directeur eener Schiedamsche kaarsenfabriek, bij wien van de ruim 400 werklieden een gedeelte heeft gestaakt. Bij dezen patroon wordt 78 uur door de dagploeg, 72 uur door de nachtploeg gewerkt, voor ? 7. per week. Men kan meer maken, doch alleen ten koste van buitengewone inspanning en overwerken. De fabriek maakte over het laatste boekjaar een winst van 35 pCt. Een correspondent van het Handelsblad meende dan ook, dat het loon ontegenzeggelijk te laag is, en de patroon antwoordde: Ja, maar u moogt niet gelooven, wat daar over in die vergaderingen gezegd is, want niet n van die werklui heeft 7 gld.; brj elkeen komt nog een surplus als premie. Ja, maar, zeide de correspondent, dat vind ik toch nog te weinig, te eerder, nu u zelf en de aandeelhouders zulke buitengewone winsten maken. En de patroon weder: U vergeet daarbij, dat wij directeuren het jaren lang met een schraal inkomen moesten stellen en de aandeelhouders met niets. De oliefabriek te Delft drinkt dadelijk een deel van haar werklui af uu het minder goed gaat, dat hebben wij nooit gedaan. Maar kunt u dan niet van de groote winsten nu ook wat aan de werklui afstaan ? Dat doen wij al, wij hebben een werkliedenfonds gesticht, waaraan wij de werklui niet laten bijdragen en waarvan wij de weduwen en inva liden onderhouden, dat ontvangt jaarlijks 5 pCt. van de winst, dan nebben wij aan het einde van het jaar ieder een week extra loon als premie gegeven. Bovendien liet kan zijn, dat enkele werklui wel wat iveinig loon hebben, laten zij zelf tot ons komen en als z\j dan geen overdreven eischen stellen, dan is dat wel uit den weg te ruimen. In de bijzonderheden van dezeoneenigheid gaan wij voor het oogenblik niet verder in ; het is alleen de aanduiding van het stand punt dat wij noodig hadden. De directeuren hebben jaren lang het met een schraal in komen moeten stellen; de aandeelhouders met niets, de werklieden met.... laat ons zeggen: ook een schraal inkomen. Thans gaan de zaken prachtig. De schrale inkomens der directeuren zijn aangedikt, en de schrale inkomens der werklieden ? Zij hebben allen een week loon extra ontvangen. »Het kan zijn, dat enkele werklui wel wat weinig loon hebben," zegt de patroon, ja enkele dagen later staat hij een algemeene loonsverhooging toe van f 2 per week. Met andere woorden: bij de verdeeling der winsten, toeii die groot werden, heeft men vrijwel vergeten, dat inden moeilijken tijd de werklieden evenals de directeuren moesten tevreden zijn met een schraal inkomen. Hier heeft het stelsel geheerscht: de fabriek voor de directeuren en aandeelhouders, en de werklieden voor de fabriek. Dit is geen zeldzame uitzondering; geen eenling over wiens cynisme, onmenschelijkheid of wat ook de lieden ach en wee roepen : de Schiedamsche patroon is regel; hij is het type, en de heer Van Marken de uit zondering. Een eenigszins verrassender! indruk maakt het dan ook, dezen fabrikant die waar schijnlijk niet slechter is dan duizend zijner collega's, zich te hooren beroepen, niet op die duizend, maar op den enen, die zeker hooger staat dan de duizend en een. Moet hier niet ge dacht worden aan het onheilvol »nivelleerend" streven, dat de groote grief' is tegen de moderne nijverheid ? Men streeft naar een betere verdeeling van het maatschappelijk inkomen. Vooral naar een betere verdeeling van het inkomen van maatschappijen op aandeelen is het streven billijk, en de heer van Marken is daarvan een levend bewijs, wijl hij een uitzondering vormt onder zijns gelijken, directeuren van iiaamlooze vernootschappen. Zijn stelsel van winstverdeeling vestigt de overtuiging bij de werklieden, dat hun loon behoort op en neder te gaan, evenredig met het op en neder gaan van den financieelen toestand der vennootschap. Men zou mogen verwachten, dat de werkman daarvan zolder nadenken overtuigd was. De Nederlandsche werkman bewijst over het algemeen nog steeds het tegendeel. Het ver langen naar behoorlijke loonen uit zich eerst in den laatsten tijd met min of meer kracht in talrijke vakken en door het geheele land heen. Eerst langzamerhand wordt de mee ning in hem een overtuiging, een zaak waarvoor hij wat over heeft, dat een fa briek, die groote winsten maakt, aan haar loondienaren wel wat meer kan uitkeeren dan het te veel om te sterven en te weinig om te leven, wat dooi een arbeids loon pleegt te worden voorgesteld. Er zijn twee manieren, om tot zulk een overtuiging te worden gebracht. Die van de heeren Regout en die van den heer van Marken. De les van den eerste heugt ongetwijfeld beter. Hij is harder. De Maastrichtsche glasbewerkers, altijd maar weder gekort op hun loon, terwijl op hun patroons de slechte tijden maar hoe genaamd geen invloed schijnen te hebben, worden door honger tot nadenken gebracht. De werklieden die de heer van Marken in dienst heeft, komen op aangenamer wijze tot de erkenning van wat wij zoo vrij zijn gewor den, hun recht te noemen. Welke de meest soliede manier is, ligt niet aan dezen tijd te beoordeelen. Maar wanneer de heer Domela Nieuwenhuis den Delftschen patroon verwijt, van n soort te zijn met den Maastrichtsche, kan dit alleen worden geaccepteerd voorzoover beiden den werkman leeren, dat hij hebbe te streven naar een betere verdeeling van het maatschappelijk inkomen. De, wellicht door het geluk, voor het wel zijn zijner werklieden ietwat zorgeloos ge worden Schiedamsche fabriekant, die de schraalheid der tijden met zijn volk deelde, verwijt den heer van Marken, dat aan de Nederlandsche Oliefabriek een groot tredeelte van het personeel wordt ontslagen. Wel deelt in de loonsvermiiidering, die de overblijvenden zich moeten getroosten, ook de directie, en zij procentsgewijze het meest, wat billijk is, daar zij het grootste weerstandsvermogen heeft; maar zij ontslaat tevens een aantal werk lieden en dat heeft de kaarsenfabriek nim mer gedaan. Inderdaad ligt hier het zwakke punt van het systeem-van Marken. Zoolang de zaken bloeien en bij de grootere toewijding waarop de kans groot is,' is de bloei der zaken waarschijnlijk werpt het stelsel zeer goede vruchten af. Op den duur echter is het tegen de concurrentie niet machtig genoeg. Hoe vol maakter de machinerien worden, des te moei lijker wordt het te concurreeren. De eenmaal tot denken gebrachte werkman zal niet aan zijn patroon, maar aan diens stelsel het wijten, zoo hij het slachtoffer wordt eener niet meer meer vol te houden mededinging. Den stap dien hij dan zal doen om lotsverslechtering tegen te gaan hebben de P^ngelsche mijn werkers hem reeds gewezen. Niet alleen, zoo wordt dan zijn leuze, heeft hij recht op een billijk deel der behaalde winst; hij heeft ook den plicht, om mede te werken ter voorkoming van verlies. Hij oefent, door zijn nationale en internationale organisatie invloed uit op de hoeveelheid van de productie, en beperkt aldus de concurrentie. Doch dit is in Nederland nog reine toekomst-muziek. Voorloopig heeft de Nederland sche werkman het, trots van Marken's en anderer lessen, niet verder gebracht dan de overtuiging: den pleegenden os zult gij niet muilbanden; en ook deze overtuiging is nog zoo weinig daad bij hem geworden, dat een fabrikant, die ? 7 of ? 8, misschien nog een paar kwartjes meer in de week uitbetaalt, naïef kan zeggen: Ja, dat kan wel zijn, misschien verdienen sommigen mijner werk lieden inderdaad te weinig! F. M. C. De Sociale Gids. Onder redactie van den heer J. A. Bergmeijer, en met medewerking van verschillende Nederland sche en buitenlandsche socialisten is verschenen het eerste nummer van de 2de serie van De Sociale (rida, socialistisch tijdschrift voor Noord en Zuid-Nederland. In het ->woord vooraf" wordt medegedeeld, dat alle schakeeringen van het socialisme in den (lidn aan het woord zullen kunnen komen. Alleen wil men zaken, geen personen besproken hebben. Ook zal het tijdschrift artikelen bevatten over kunst, letteren en geschiedenis. MiiHiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiMiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiimiii'HiiiiHiimiiiiH Inhoud van verschillende bladen. Het Handelsblad. 7 Juli. Noodelooze om slag." (kantonnale rechtspleging). Juli. Atjoh", uut een ingenieurs oogpunt, ingez. door A. Huet). Do S t a n d a a r d. 8 Juli. Een ander kiesstelsel". 10 Juli. Exceptie", (geret'orm. beginselen). liet Centrum. 410 Juli. Encycliek over de eenheid der kerk." De Tijd. l Juli. Over de Muntquaestie" V. U Juli VI. De Katholiek over de Tijd". 2 Jnli. Van het Studentenfeest in 't Sticht" (Inge zonden), I. 3 Juli II. 4 Juli. Socialistisch begrip van misdaad". Volksdagblad. 9 Juli. De positie van den onderwijzer." De (antir.) Nederlander. 7 Juli. Eenpro test" (van prof. Lohman). De Maasbode. 27 Juni. Geloof en rede". 28 Juni. Bembrandt de Nachtwacht". l Juli. Het Resultaat". (Ingezonden). 2 Juli. Napleiten". De president der Vereenigde Staten." Het Vaderland. 28/29 Juni. Belangen in het Oosten". De Avondpos t. 5 en 6 Juli. s Lands weer baarheid'". Weekblad v. d. Al g. Ne d. Dia m. Bond. 10 Juli. Wettelijke voorziening," door Alpha. ut r. Dagblad. 60 Juni. Een woord van re pliek", door N. Bastert. 2 Juli. Onderzoek naar het Vaderschap". (Inge zonden), door J. J. P. Valeton Jr. De Limb. Koerier. 3 Juli. Eene nieuwe scheuring in de liberale partij", (door M. de Ras). Middelb. C t. 3 en 4 Juli. De school in den strijd tegen het drankmisbruik." 6 Juli. Eene vertelling en een paar wenken" (opvoeding). 7 Juli. Vrije- -en ordeoefeningen der gymnastiek. Pro v. G r o n. Courant. 6 Juli. Grond eigenaars en pachters. Noord-Hol 1. Wbl d. i Juli. Beleefdheid". N. Arnh. C r t. i Juli. De Hollandsche Bevue over de N. Kotterd. Crt." N. Leeuw. Crt. 4 Juli. Nationale Tentoonstel ling". De Nederland er (Weekblad). 4 Juli. Een terugblik" (Mr. Borgesius over de Kieswet). De Volksstem. 4 Juli. Devooruitslrevenden." Ook een advies". De Maasstr. werkstaking". Ordelijke Hervorming. 4 Juli. Volks overtuiging". Recht voor Allen. 4 en 5 Juli. De revo lutionaire geest houde stand!" Patrimonium. 4 Juli. De baas-winkelier of gedwongen winkelnering." De Sociaal Democraat. 4juli. Boerenbonden1'. De Volksbanier (B. K. Volksbond). 3 Jnli. De kerk en de arbeid". De Werkmanebode. Juli. De kieswet". Welke arbeiders zullen nu tot de stembus worden toegelaten ? V rij l and. 4 Juli. De wetten der maatschappe lijke ontwikkeling", door prof. dr. Theod. Hertzka, V. De N ii verhei d. 8 Juli. Octrooiwet." DeVr ij denker. 4 Juli. De kermis derijdelheid." Insulinde. 6 Juli. Een groot vraagteeken." Neerland's Werkman. 4 Juli. Het volks lied van Nederland." W b l d. v. d. B u r g. A d m i n i s t r a t i e. 9 Juli. Het begrootingsrecht van den Gemeenteraad''. Het Schoolblad. 7 Juli. Voor leerplicht", (in verband met buitenl. toestanden). Het nieuwe S h o o l b l a d. 3 Juli. Voorbe reiding tot het geschiedk. onderwijs." l Illlllll IIIIIIIIIIIIIUI u ziek. Wie eene Nederlandsche opera componeert heeft zich op allerlei kwesties, moeielijkheden, bezwaren, teleurstellingen en, wat dies meer zij, te prepareeren. Het kan voorkomen dat de opvoering de waarde van het werk niet in het juiste licht stelt zooals o. a. bij: Uit de Branding, van Richard Hol het geval was, of dat een Raad van Beheer het voor de zoo bij uitstek nationale Ned. Opera (zooals steeds met zooveel ophef werd verkondigd) gevaarlijk vindt Nederlandsche werken op te voeren, en zieli maar liever wil houden bij het Fransche repertoire of bij uitzondering bij een Duitsch werk, dat veel geld maakt. Nu zijn de bezwaren voor het opvoeren van een onbekend werk niet gering te achten. Wanneer eeue opera niet voldoet, worden de kosten niet goed gemaakt, doch dit, is ook htt geval met zoo menig uitheemsch werk dat eene directie nog meer geld kost omdat dau alles gekocht moet worden en vertaald (op de ons maar al te bekende wijze) terwijl men bij de opvoering vau een Nederlandsen werk er wel voor zorgt dat de componist een groot deel van de risico draagt wat betreft liet afschrijven vau solo-orkest en koorpartijen, benevens orkest en klavierpartities, en alleen wanneer zijn werk veel opvoeringen beleeft, kan hij iets van zijne uitgaven terugkrijgen, wanneer ten minste niet zooals mij van vroeger bekend is, de bepaling is gemaakt dat de componist alleen bij eene minimum ontvangst (die natuurlijk zeer hoog gesteld is) van een zekere som, recht heeft op tantièmes. De ervaring dat de twee vorige jaren zooveel werken vau vreemden bodem slechts enkele opvoe ringen hebben beleefd moet, dunkt mij, geleerd hebben dat men het evengoed met Nederlandsche Opera's kan beproeven, wat de directie thans ook verklaard heeft te willen doen. Er is dikwijls gezegd dat de opera's die opge voerd werden soms wel van begaafdheid getuigden doch dat het gebrek aan routine om voor het tooneel te schrijven, te vaak doorstraalde. Dat is waarlijk niet onnatuurlijk, want wanneer men be denkt dat de opgevoerde werken meestal eerste lingen waren, is dit voldoende verklaard. Wan neer men de eerstelingen op dat gebied van de buitenlandsche componisten, die naam hebben ge maakt, ziet, bespeurt men soms zwakkere proeven dan hier geboden zijn, doch door de eerste ervaring waren die componisten instaat steeds rijpere werken te geven, terwijl in ons laud de componisten na zulk een proef tot de conclusie moeten komen dat zij niet rijk genoeg zijn om nog meer opera's te componeeren. En dit bezwaar is zoo groot dat onze muzikaaldramatische kunst zich nooit recht zal kunnen ontwikkelen wanueer het niet zoover komt, dat de componist behalve zijn reuzenarbeid en de spanning over het al of niet welslagen van de opvoering en den indruk dien het werk maken zal, zich niet meer groote geldelijke opoffe ringen heeft te getroosten. (Ik heb eens een opera-directeur hooren zeggen: //Klaag nu niet dat het je zooveel geld heeft gekost, want je hebt er naam mede gemaakt en al wou een ander uu een bankje van drieduizend gulden neerleggen, zou hij daarmede toch geen naam kunnen koopen; met /' 500 ben je er dus goedkoop af." Dat kliukt heel logisch, doch is voor discussie vatbaar!) Onder de werken die wellicht een vorig jaar

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl