Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 994
van den vrede, met welken het dadelijk ge
daan zou zijn als eene der verbonden mo
gendheden zich terugtrok.
Het komt ons voor, dat dit resultaat van
de besprekingen in het Italiaansche parlement
de Oostenrrjksche en Duitsche bondgenooten
had kunnen bevredigen, te meer omdat de
inhoud van het alliantie-traktaat nooit is ge
publiceerd (hetgeen wel met het oorspronke
lijk traktaat tusschen Duitschland en Oos
tenrijk het geval is geweest), zoodat een kleine
politieke tinnegieterij over mogelijke verbete
ringen bijzonder onschadelijk was. Maar te
Berlijn en ook ? schoon in mindere mate
te Weenen, gaat men klaarblijkelijk uit van
het denkbeeld, dat Italiëbij de alliantie de
beweldadigde partij is, en dat de geringste
twijfel omtrent de voortreffelijkheid en de
doelmatigheid der bepalingen van dit staats
stuk eene beleediging is voor de machtige
bondgenooten. Officieuse en niet officieuse
bladen in Duitschland en Oostenrijk hebben
zich om strijd gehaast te verzekeren, dat men
daar van plannen om het alliantie-traktaat te
herzien, niets afwist- Zoo de heer Di Rudini
genoodzaakt op zijne verklaring terug te
komen. De officieuse Agentia Stefani publi
ceerde eene nota, volgens welke de Italiaansche
premier, in antwoord op de bewering van
den heer Fortis dat de bepalingen der
triplice moesten worden verbeterd, had gezegd,
dat aan zulk eene verbetering niets in den
weg stond, wanneer men de noodzakelijkheid
daarvan erkende, mits die verbetering ge
schiedde in gemeenschappelijk overleg tusschen
de drie betrokken mogendheden. Nu, dat
sprak van zelf. Maar de Agenzia Stefani
liet den heer Di Rudini verder verklaren,
dat de triple alliantie ook thans de belangen
van Italiëin hun ganschen omvang waar
borgde, en dat aan het brengen van verande
ringen in het traktaat niet werd gedacht, en
die beide beweringen zijn in de
Kamerzitting door de premier zeker niet uitgesproken.
Natuurlijk verheugt men zich over deze
tamelijk kleingeestige kibbelpartij in Frank
rijk, waar jaar in jaar uit wordt verzekerd,
dat de triple alliantie in al haar voegen
kraakt. Die ongeluksprofetieën hadden een
schijntje van waarschijnlijkheid, toen naar
aanleiding van het bekende telegram van
keizer Wilhelm aan president Kruger eene
merkbare spanning tusschen Engeland en
Duitschland was ontstaan, terwijl de
Engelsche regeering terzelfder tijd den schijn aan
nam, alsof de expeditie naar Dongola voor
namelijk, zoo al niet uitsluitend, was onder
nomen om de Italianen uit hun benarde
positie in Abyssiniëte verlossen. Thans is
de spanning tusschen Engeland en Duitsch
land geweken en noemen Fransche bladen
het ontslag van Cecil Rhodes »une
satisfaction très-notable a l'empereur Guillaume II,"
en in het Italiaansche parlement heeft de
regeering, met veel plichtplegingen aan het
adres van het bevriende Groot-Brittannië, ver
klaard dat Italië's strijd in de kolonie
Erythraea en de Engelsche Dongola-expeditie
niets met elkaar hadden te maken.
Men moest dus het kraken elders zoeken.
Daartoe vond de Temps aanleiding in de
Creta-quaestie, bij welke de vertegenwoordi
gers van Frankrijk, Rusland en Oostenrijk
te Constantinopel gemeenschappelijk waren
waren opgetreden. Uit dit feit blijkt, volgens
den Temps, dat de Fransche diplomatie weer
energiek en met succes optreedt nu de dilet
tant-diplomaat Berthelot aan den Quai
d'Orsay is vervangen door den bekwamen vakman
Hanotaux. Doch er blijkt nog meer uit,
namelijk dat in de internationale politiek de
tijdelijke groepeeringen, de consortiums, in de
mode komen. En daar deze tijdelijke groe
peeringen een volkomen natuurlijk karakter
hebhen, stellen zij tevens altijd volgens
den Temps het gekunstelde en onnatuur
lijke in het licht van eene blijvende groe
peering, zooals de triple alliantie heet te zijn.
Men zou kunnen vragen of liet niet juist
vóór het alliantie-traktaat pleitte, dat dit
klaarblijkelijk aan elk der verbonden staten
de noodige vrijheid laat tot behartiging van
zijne bijzondere belangen. Maar de schrijver
van het artikel in den Temps wordt waarlijk
naïef, wannoer hij, na op het kunstmatige
en gedwongene van blijvende alliautiëu te
hebben gewezen, zijn onverholen vreugde uit
spreekt over het feit, dat bij alle groepeerin
gen van mogendheden Frankrijk en Rusland
zonder uitzondering samengaan. Of' wil hij
soms met deze onopzettelijke, maar niet min
der afdoende bekentenis, dat er tusschen
Frankrijk en Rusland geen alliantie bestaat,
de bittere pil vergulden en de Fransche re
publikeinen troosten voor het weinig eervol
achternaloopen van de Russische vrienden,
door hun diets te maken, dat die gedragslijn
tot dusver in elk geval overeenkomstig was
met Frankrijk's bizondere belangen en met
de eischen van het politiek gezond verstand ?
Sociale,
iiiiiiniiiiitiiiiiiiiiiiiiiiitiniiniiiiiiiiiiinti
ferfcian en Patroon.
Het nieuwste nieuws, dat op het punt van
de verhouding tusschen patroon en werkman
is verluid, vindt men in een redevoering van
den heer Domela Nieuwenhuis, gewijd aan
het betoog, dat de heeren Regout en Van
Marken eigenlijk van n pot nat zijn, en
men er bij den eerste al niet erger aan toe is
dan bij den laatste. Ziedaar een verrassing,
waarvan de heer Regout zelf wellicht niet
zou hebben gedroomd.'
De leider der revolutionaire socialisten
grondde zijn betoog op de geschiedenis van
het scheidsgerecht in de zaak-Piket, waarin
de heer Van Marken, het kan niet worden
ontkend, aan de hem kwaadgezinden een
schijn van houvast heeft gegeven, en spon
met behulp van de gewaagde veronderstelling,
dat n zwaluw den zomer maakt, en een
enkel krachtig atqui ergo zijn betoog tot een
compleet veroordeelend vonnis over den heer
Van Marken uit.
Een polemiek over deze groteske vergelijking
behoeft niet gevoerd te worden; maar wel is
het eigenaardig, dat een paralel ervan onge
veer tegelijkertijd werd geleverd door een
patroon, den directeur eener Schiedamsche
kaarsenfabriek, bij wien van de ruim 400
werklieden een gedeelte heeft gestaakt. Bij
dezen patroon wordt 78 uur door de dagploeg,
72 uur door de nachtploeg gewerkt, voor ? 7.
per week. Men kan meer maken, doch alleen
ten koste van buitengewone inspanning en
overwerken. De fabriek maakte over het
laatste boekjaar een winst van 35 pCt. Een
correspondent van het Handelsblad meende
dan ook, dat het loon ontegenzeggelijk te laag
is, en de patroon antwoordde:
Ja, maar u moogt niet gelooven, wat daar
over in die vergaderingen gezegd is, want niet
n van die werklui heeft 7 gld.; brj elkeen komt
nog een surplus als premie.
Ja, maar, zeide de correspondent, dat vind
ik toch nog te weinig, te eerder, nu u zelf en de
aandeelhouders zulke buitengewone winsten maken.
En de patroon weder: U vergeet daarbij,
dat wij directeuren het jaren lang met een schraal
inkomen moesten stellen en de aandeelhouders
met niets. De oliefabriek te Delft drinkt dadelijk
een deel van haar werklui af uu het minder goed
gaat, dat hebben wij nooit gedaan.
Maar kunt u dan niet van de groote winsten
nu ook wat aan de werklui afstaan ?
Dat doen wij al, wij hebben een
werkliedenfonds gesticht, waaraan wij de werklui niet laten
bijdragen en waarvan wij de weduwen en inva
liden onderhouden, dat ontvangt jaarlijks 5 pCt.
van de winst, dan nebben wij aan het einde van het
jaar ieder een week extra loon als premie gegeven.
Bovendien liet kan zijn, dat enkele werklui wel wat
iveinig loon hebben, laten zij zelf tot ons komen
en als z\j dan geen overdreven eischen stellen,
dan is dat wel uit den weg te ruimen.
In de bijzonderheden van dezeoneenigheid
gaan wij voor het oogenblik niet verder in ;
het is alleen de aanduiding van het stand
punt dat wij noodig hadden. De directeuren
hebben jaren lang het met een schraal in
komen moeten stellen; de aandeelhouders
met niets, de werklieden met.... laat ons
zeggen: ook een schraal inkomen. Thans
gaan de zaken prachtig. De schrale inkomens
der directeuren zijn aangedikt, en de schrale
inkomens der werklieden ? Zij hebben allen
een week loon extra ontvangen. »Het kan
zijn, dat enkele werklui wel wat weinig loon
hebben," zegt de patroon, ja enkele dagen
later staat hij een algemeene loonsverhooging
toe van f 2 per week. Met andere woorden:
bij de verdeeling der winsten, toeii die groot
werden, heeft men vrijwel vergeten, dat inden
moeilijken tijd de werklieden evenals de
directeuren moesten tevreden zijn met een
schraal inkomen. Hier heeft het stelsel
geheerscht: de fabriek voor de directeuren en
aandeelhouders, en de werklieden voor de
fabriek. Dit is geen zeldzame uitzondering;
geen eenling over wiens cynisme,
onmenschelijkheid of wat ook de lieden ach en wee
roepen : de Schiedamsche patroon is regel; hij
is het type, en de heer Van Marken de uit
zondering. Een eenigszins verrassender! indruk
maakt het dan ook, dezen fabrikant die waar
schijnlijk niet slechter is dan duizend zijner
collega's, zich te hooren beroepen, niet op die
duizend, maar op den enen, die zeker hooger
staat dan de duizend en een. Moet hier niet ge
dacht worden aan het onheilvol »nivelleerend"
streven, dat de groote grief' is tegen de moderne
nijverheid ?
Men streeft naar een betere verdeeling van
het maatschappelijk inkomen. Vooral naar
een betere verdeeling van het inkomen van
maatschappijen op aandeelen is het streven
billijk, en de heer van Marken is daarvan
een levend bewijs, wijl hij een uitzondering
vormt onder zijns gelijken, directeuren van
iiaamlooze vernootschappen. Zijn stelsel van
winstverdeeling vestigt de overtuiging bij de
werklieden, dat hun loon behoort op en neder
te gaan, evenredig met het op en neder gaan
van den financieelen toestand der vennootschap.
Men zou mogen verwachten, dat de werkman
daarvan zolder nadenken overtuigd was. De
Nederlandsche werkman bewijst over het
algemeen nog steeds het tegendeel. Het ver
langen naar behoorlijke loonen uit zich eerst
in den laatsten tijd met min of meer kracht
in talrijke vakken en door het geheele land
heen. Eerst langzamerhand wordt de mee
ning in hem een overtuiging, een zaak
waarvoor hij wat over heeft, dat een fa
briek, die groote winsten maakt, aan haar
loondienaren wel wat meer kan
uitkeeren dan het te veel om te sterven en te
weinig om te leven, wat dooi een arbeids
loon pleegt te worden voorgesteld. Er zijn
twee manieren, om tot zulk een overtuiging
te worden gebracht. Die van de heeren Regout
en die van den heer van Marken. De les
van den eerste heugt ongetwijfeld beter. Hij
is harder. De Maastrichtsche glasbewerkers,
altijd maar weder gekort op hun loon, terwijl
op hun patroons de slechte tijden maar hoe
genaamd geen invloed schijnen te hebben,
worden door honger tot nadenken gebracht.
De werklieden die de heer van Marken in
dienst heeft, komen op aangenamer wijze tot
de erkenning van wat wij zoo vrij zijn gewor
den, hun recht te noemen. Welke de meest
soliede manier is, ligt niet aan dezen tijd te
beoordeelen. Maar wanneer de heer Domela
Nieuwenhuis den Delftschen patroon verwijt,
van n soort te zijn met den Maastrichtsche,
kan dit alleen worden geaccepteerd voorzoover
beiden den werkman leeren, dat hij hebbe te
streven naar een betere verdeeling van het
maatschappelijk inkomen.
De, wellicht door het geluk, voor het wel
zijn zijner werklieden ietwat zorgeloos ge
worden Schiedamsche fabriekant, die de
schraalheid der tijden met zijn volk deelde,
verwijt den heer van Marken, dat aan de
Nederlandsche Oliefabriek een groot tredeelte
van het personeel wordt ontslagen. Wel deelt
in de loonsvermiiidering, die de overblijvenden
zich moeten getroosten, ook de directie, en
zij procentsgewijze het meest, wat billijk is,
daar zij het grootste weerstandsvermogen heeft;
maar zij ontslaat tevens een aantal werk
lieden en dat heeft de kaarsenfabriek nim
mer gedaan. Inderdaad ligt hier het zwakke
punt van het systeem-van Marken. Zoolang
de zaken bloeien en bij de grootere toewijding
waarop de kans groot is,' is de bloei der zaken
waarschijnlijk werpt het stelsel zeer goede
vruchten af. Op den duur echter is het tegen
de concurrentie niet machtig genoeg. Hoe vol
maakter de machinerien worden, des te moei
lijker wordt het te concurreeren. De eenmaal
tot denken gebrachte werkman zal niet aan
zijn patroon, maar aan diens stelsel het wijten,
zoo hij het slachtoffer wordt eener niet meer
meer vol te houden mededinging. Den stap
dien hij dan zal doen om lotsverslechtering
tegen te gaan hebben de P^ngelsche mijn
werkers hem reeds gewezen. Niet alleen, zoo
wordt dan zijn leuze, heeft hij recht op een
billijk deel der behaalde winst; hij heeft ook
den plicht, om mede te werken ter voorkoming
van verlies. Hij oefent, door zijn nationale
en internationale organisatie invloed uit op
de hoeveelheid van de productie, en beperkt
aldus de concurrentie.
Doch dit is in Nederland nog reine
toekomst-muziek. Voorloopig heeft de Nederland
sche werkman het, trots van Marken's en
anderer lessen, niet verder gebracht dan de
overtuiging: den pleegenden os zult gij niet
muilbanden; en ook deze overtuiging is nog
zoo weinig daad bij hem geworden, dat een
fabrikant, die ? 7 of ? 8, misschien nog een
paar kwartjes meer in de week uitbetaalt,
naïef kan zeggen: Ja, dat kan wel zijn,
misschien verdienen sommigen mijner werk
lieden inderdaad te weinig!
F. M. C.
De Sociale Gids.
Onder redactie van den heer J. A. Bergmeijer,
en met medewerking van verschillende Nederland
sche en buitenlandsche socialisten is verschenen
het eerste nummer van de 2de serie van De
Sociale (rida, socialistisch tijdschrift voor Noord
en Zuid-Nederland.
In het ->woord vooraf" wordt medegedeeld, dat
alle schakeeringen van het socialisme in den (lidn
aan het woord zullen kunnen komen. Alleen wil
men zaken, geen personen besproken hebben.
Ook zal het tijdschrift artikelen bevatten over
kunst, letteren en geschiedenis.
MiiHiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiMiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiimiii'HiiiiHiimiiiiH
Inhoud van verschillende bladen.
Het Handelsblad. 7 Juli. Noodelooze om
slag." (kantonnale rechtspleging).
Juli. Atjoh", uut een ingenieurs oogpunt, ingez.
door A. Huet).
Do S t a n d a a r d. 8 Juli. Een ander kiesstelsel".
10 Juli. Exceptie", (geret'orm. beginselen).
liet Centrum. 410 Juli. Encycliek over de
eenheid der kerk."
De Tijd. l Juli. Over de Muntquaestie" V. U
Juli VI. De Katholiek over de Tijd".
2 Jnli. Van het Studentenfeest in 't Sticht" (Inge
zonden), I. 3 Juli II.
4 Juli. Socialistisch begrip van misdaad".
Volksdagblad. 9 Juli. De positie van den
onderwijzer."
De (antir.) Nederlander. 7 Juli. Eenpro
test" (van prof. Lohman).
De Maasbode. 27 Juni. Geloof en rede".
28 Juni. Bembrandt de Nachtwacht".
l Juli. Het Resultaat". (Ingezonden).
2 Juli. Napleiten". De president der
Vereenigde Staten."
Het Vaderland. 28/29 Juni. Belangen in het
Oosten".
De Avondpos t. 5 en 6 Juli. s Lands weer
baarheid'".
Weekblad v. d. Al g. Ne d. Dia m. Bond.
10 Juli. Wettelijke voorziening," door Alpha.
ut r. Dagblad. 60 Juni. Een woord van re
pliek", door N. Bastert.
2 Juli. Onderzoek naar het Vaderschap". (Inge
zonden), door J. J. P. Valeton Jr.
De Limb. Koerier. 3 Juli. Eene nieuwe
scheuring in de liberale partij", (door M. de Ras).
Middelb. C t. 3 en 4 Juli. De school in den
strijd tegen het drankmisbruik."
6 Juli. Eene vertelling en een paar wenken"
(opvoeding).
7 Juli. Vrije- -en ordeoefeningen der gymnastiek.
Pro v. G r o n. Courant. 6 Juli. Grond
eigenaars en pachters.
Noord-Hol 1. Wbl d. i Juli. Beleefdheid".
N. Arnh. C r t. i Juli. De Hollandsche Bevue
over de N. Kotterd. Crt."
N. Leeuw. Crt. 4 Juli. Nationale Tentoonstel
ling".
De Nederland er (Weekblad). 4 Juli. Een
terugblik" (Mr. Borgesius over de Kieswet).
De Volksstem. 4 Juli. Devooruitslrevenden."
Ook een advies". De Maasstr. werkstaking".
Ordelijke Hervorming. 4 Juli. Volks
overtuiging".
Recht voor Allen. 4 en 5 Juli. De revo
lutionaire geest houde stand!"
Patrimonium. 4 Juli. De baas-winkelier of
gedwongen winkelnering."
De Sociaal Democraat. 4juli. Boerenbonden1'.
De Volksbanier (B. K. Volksbond). 3 Jnli.
De kerk en de arbeid".
De Werkmanebode. Juli. De kieswet".
Welke arbeiders zullen nu tot de stembus worden
toegelaten ?
V rij l and. 4 Juli. De wetten der maatschappe
lijke ontwikkeling", door prof. dr. Theod. Hertzka, V.
De N ii verhei d. 8 Juli. Octrooiwet."
DeVr ij denker. 4 Juli. De kermis derijdelheid."
Insulinde. 6 Juli. Een groot vraagteeken."
Neerland's Werkman. 4 Juli. Het volks
lied van Nederland."
W b l d. v. d. B u r g. A d m i n i s t r a t i e. 9 Juli.
Het begrootingsrecht van den Gemeenteraad''.
Het Schoolblad. 7 Juli. Voor leerplicht",
(in verband met buitenl. toestanden).
Het nieuwe S h o o l b l a d. 3 Juli. Voorbe
reiding tot het geschiedk. onderwijs."
l Illlllll IIIIIIIIIIIIIUI
u ziek.
Wie eene Nederlandsche opera componeert heeft
zich op allerlei kwesties, moeielijkheden, bezwaren,
teleurstellingen en, wat dies meer zij, te prepareeren.
Het kan voorkomen dat de opvoering de waarde
van het werk niet in het juiste licht stelt zooals
o. a. bij: Uit de Branding, van Richard Hol het
geval was, of dat een Raad van Beheer het voor de
zoo bij uitstek nationale Ned. Opera (zooals steeds
met zooveel ophef werd verkondigd) gevaarlijk
vindt Nederlandsche werken op te voeren, en zieli
maar liever wil houden bij het Fransche repertoire
of bij uitzondering bij een Duitsch werk, dat veel
geld maakt.
Nu zijn de bezwaren voor het opvoeren van een
onbekend werk niet gering te achten. Wanneer
eeue opera niet voldoet, worden de kosten niet goed
gemaakt, doch dit, is ook htt geval met zoo menig
uitheemsch werk dat eene directie nog meer geld kost
omdat dau alles gekocht moet worden en vertaald
(op de ons maar al te bekende wijze) terwijl men
bij de opvoering vau een Nederlandsen werk er
wel voor zorgt dat de componist een groot deel
van de risico draagt wat betreft liet afschrijven
vau solo-orkest en koorpartijen, benevens orkest
en klavierpartities, en alleen wanneer zijn werk
veel opvoeringen beleeft, kan hij iets van zijne
uitgaven terugkrijgen, wanneer ten minste niet
zooals mij van vroeger bekend is, de bepaling is
gemaakt dat de componist alleen bij eene minimum
ontvangst (die natuurlijk zeer hoog gesteld is) van
een zekere som, recht heeft op tantièmes.
De ervaring dat de twee vorige jaren zooveel
werken vau vreemden bodem slechts enkele opvoe
ringen hebben beleefd moet, dunkt mij, geleerd
hebben dat men het evengoed met Nederlandsche
Opera's kan beproeven, wat de directie thans ook
verklaard heeft te willen doen.
Er is dikwijls gezegd dat de opera's die opge
voerd werden soms wel van begaafdheid getuigden
doch dat het gebrek aan routine om voor het
tooneel te schrijven, te vaak doorstraalde. Dat is
waarlijk niet onnatuurlijk, want wanneer men be
denkt dat de opgevoerde werken meestal eerste
lingen waren, is dit voldoende verklaard. Wan
neer men de eerstelingen op dat gebied van de
buitenlandsche componisten, die naam hebben ge
maakt, ziet, bespeurt men soms zwakkere proeven
dan hier geboden zijn, doch door de eerste ervaring
waren die componisten instaat steeds rijpere werken
te geven, terwijl in ons laud de componisten na zulk
een proef tot de conclusie moeten komen dat zij niet
rijk genoeg zijn om nog meer opera's te componeeren.
En dit bezwaar is zoo groot dat onze
muzikaaldramatische kunst zich nooit recht zal kunnen
ontwikkelen wanueer het niet zoover komt, dat
de componist behalve zijn reuzenarbeid en de
spanning over het al of niet welslagen van de
opvoering en den indruk dien het werk maken
zal, zich niet meer groote geldelijke opoffe
ringen heeft te getroosten. (Ik heb eens een
opera-directeur hooren zeggen: //Klaag nu niet
dat het je zooveel geld heeft gekost, want je
hebt er naam mede gemaakt en al wou een ander
uu een bankje van drieduizend gulden neerleggen,
zou hij daarmede toch geen naam kunnen koopen;
met /' 500 ben je er dus goedkoop af." Dat kliukt
heel logisch, doch is voor discussie vatbaar!)
Onder de werken die wellicht een vorig jaar