Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 994
was de eeuw waarin Copernicus' leer baan brak;
die begon met Giordano Bruno als martelaar van
die leer te verbranden en eindigde met Newton;
de eeuw van den verrekijker en den barometer; van
de observatoria van Greenwich en Parijs; van de
Engelsche en Fransche Academiën van Weten
schappen ; van Harvey, Galilei, Kepler, Huygenn,
Leeuwenhoek en zooveel anderen. Is het wonder
dat het determinisme een hoofdtrek van zijn stel
sel werd en dat hij in zijn laatsten brief aan
Blijenbergh zelf verklaart, dat zijn rneening om
trent de noodzakelijkheid der dingen (rerum
necessitas) eerst moest worden begrepen, vóór hij met
hem de andere opgeworpen questies behandelen kon?
Maar hierin verschilt nu vooral Spinoza van
andere menschen van toen en nu, dat die deter
ministische wereldbeschouwing dadelijk zoo
ontzaggelijk diep wortel schoot en daardoor de nieuwe
wereldbeschouwing zoo ruim van omvang en zoo
harmonieus van karakter werd. Zijn eigen gevoel
van (substantiële) persoonlijkheid ging onder in
liet uit zuivere waarheidsliefde bestaand gemoed.
En de bliksemstraal die dat gevoel vernietigde,
gaf tegelijk het nieuwe licht waarin hem de heele
stoffelijke en geestelijke wereld verscheen. Bij Sp.
wordt de godsdienst niet door de wetenschap ver
vangen maar doortrokken. Gods geboden worden
niet nihil, maar het worden waarheden. En de ge
hoorzaamheid aan de geboden, moet, na het karakter
van deze goed te hebben leeren kennen, even
noodzakelijk worden liefde tot die waarheden, als
het licht ontstaat uit de zon. (Tract. theol. pol.
cap. XVI. noot.)
Men kan dus wel zeggen dat bij Sp. godsdienst
wetenschap werd. als men er maar onmiddellijk
aan toevoegt, dat zijn wetenschap een godsdienst
was; volstrekt niet iets dat als logische conclusie
aan dien geest was opgedrongen en daar, als ge
woonlijk, juist, zoover werd aanvaard en juist zoo
ver den mensch beheerschte als in diens kraam te
pas kwam: bijv. als wapen tegen de kerk, of als
permissie om met zijn rede" te gaan phantaiseren.
Sp. was veel radikaler .wetenschappelijk," omdat
hij veel meer zelfverloocheuend de groote indruk
ken van het leven in zich opnam, omdat hij
godsdienstiger was, in dien zin. In de reinheid van
zijn geest Goethe heeft het half gevoeld ligt
de sleutel van zijn heele wijsbegeerte. Daar mag
de kritiek wel goed aan denken.
En dat zelfverloochenende opgaan in en door
trekken van elkander, dat godsdienst en wetenschap
deden in Sp.'s geest, maakte, dat ook zijn Ethiek
een integreerend, volkomen harmonisch samenhan
gend deel werd van zijn nieuwe wereldbeschouwing.
Er is geen spoor van gegoochel." In zijn weten
schappelijke Godsgedachte ligt onmiddellijk de
drieërlei soort stemming opgesloten die het zede
lijk leven uitmaken :
1°. berusting tegenover rampen en door
medemenschen aangedaan kwaad; 2°. het beheerschen
van ons zelven tegenover allerlei begeerten; 3°.
de positief-humanitaire gezindheid.
Wat het eerste betreft zet de Ethica bizonder
mooi en helder uiteen, dat wie klaar inziet dat
iets met noodzakelijkheid geschiedt, zal berusten.
En die inderdaad zich niet meer voelt dan als deel
van het geheel, ,/wird in seinem eigenen
Lebenslauf weniger sein Individuelles als das Loos der
Menschheit berhaupt erblicken und demnach sich
daher mehr erkennend als leidend verhalten."
(Schop. W als W. u. V. I 244.)
Tegenover allerlei begeerten kent zeer zeker de
bestaansneiging" geen consideratie; daarom zag
iiiuiiiiiii mi
IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII
Is die dan dood?. . .
Dat spreekt, mijnheer Chatel! ...
Och.... die arme vrouw !... ze was zoo
goed ... zoo hulpvaardig voor alle ongelukkigen ...
Oom Mare zal net zoo goed zijn als zij, let
maar op! ... U zult zien wat we voor uw armen
zullen ophalen ...
De Heer verhoore u, mijn kind! .. .
Maar... zei Chiffon pruilend:?'t Is alsof
u er aan twijfelt...
Ik twijfel er wel niet precies aan ... neen ...
maar enfin! 't zou niets verwonderlijk wezen, als
mijnheer Mare zich minder aan hemelsche zaken
gelegen liet liggen dan zijn tante ... hij is jone,
hij ....
Jong!. . . riep Chiffon verbaasd jong,
oom Mare ? . ..
Nu ... oud zeker niet...
'k Zeg ook niet dat hij afgeleefd is!... maar
hij is toch niet jong ook meer . .. want hij is maar
drie jaar jonger dan mijnheer d'Aubières ... en
die is wél oud ...
O, ja, a propos van hem, mijn kind? .. .
O!... antwoordde Coryse met een zucht
van verlichting hij is van morgen heengegaan! ...
Heengegaan ?...
Niet voor goed!. .. hij komt weerom ...
maar daar hebben we 't nu niet over... als ik
geweten had, dat 't u zoo weinig kon sehe.en, had
ik mijn armen ouden Jean niet bij vijf en dertig
graden hitte hierheen gesleept... dan had ik 't u
net als iedereen te weten laten komen ...
Maar, kindlief, ge vergist u ... ik verheug
me werkelijk over het geluk, dat uw oom te beurt
valt... en vind het heerlijk dat gij er zoo mee
ingenomen zijt. ..
Dan is 't goed!... maar nu vlieg ik ... 't
is op slag van twaalven! ...
Terwijl Chiffon in de gloeiende zon heendraafde,
mompelde abbéClmtel, nogmaals zijn rozen aan
de voeten der Heilige Maagd in het spreekkamertje
schikkend:
Heere God, zegen en bescherm het kind, dat
U zoo oprecht liefheeft... Geef haar een gelukkig
leven, Heer!...
VIII.
Begrijp eens, zeg!. . . zei Chiffon tegen oom
Mare, die na een veertiendaagsche afwezigheic
terugkeerde de heele wereld is nijdig op je . .
je manifest aan de kiezers heeft heel Pont-sur-Öarthe
in opschudding gebracht. .. wat zullen ze je leelijk
aankijken!...
De vraag of 't mij hindert!...
Nu ja ... dat begrijp ik ... maar mij wel..
dat gehak op jou van iedereen kan ik niet hooren!..
Wie, iedereen?...
Wel! ... de gewone lui ... alle ouwe
zeurkousen die over huis komen ... 'k weet eigenlijk
Sp. zeer te recht in het begrip natuurrecht" een
contradictie. Maar de geest die zich deel voelt
van het geheel in het zelfstandig Bestaan, heeft
leeren beseffen (gevoelen), dat alleen in het zich
verheffen boven de eindige zaken, in het zich door
dringen van de Godsgedachte, zijn eenige nooit
teleurstellende bron van geluk en kracht ligt. Eu
daarmee is zoo iemand per se ook deugdzaam op
dit punt; mor zoover dit het geval zal zijn.
En wat de humanitaire stemming betreft: ieder
van eenige levenservaring weet dat de rampen die
de natuur ons bereidt, nog geen emmer water zijn,
vergeleken bij de zee van verdriet dat de menschen,
op allerlei wijzen,'elkander berokkenen. En zou
dan niet hij vooral daardoor getroffen worden, die
zoo klaar ziet wat er de reden van is? Die de
menschen voor »vrij" houdt, moet aan de toekomst
wanhopen en kan de wereld niet innig genoeg
vervloeken. Maar met sympathieke melancolie moet
de van de Godsgedachte doordrongen ziel neerzien
op een troep wezens, waaronder, in allerlei vormen,
de blinde begeerte (caeca eupiditas) nog zoo heerscht.
Bij zoo iemand moet de gedachte opkomen, hoe
anders het zou zijn, als er meer zedelijke een
dracht bestond, hoe onze kracht en deugd en geluk
zou worden verhoogd woorden van gelijke
beteekenis bij Sp. ??als wij in plaats van die domme
zelfzucht, elkander hielpen en zóó als bet ware
n lichaam vormden en nen geest. (Eth. IV.
18 sch.) Door die gedachte bezield gaf Sp. een
(Ethische) physiologie en pathologie van den
menschelijken geest.
En, zooals ik zeide, was Sp. zelf zich klaar bewust
van te zijn, ;;de incarnatie van den modernen
geest." Als de toon van de Ethica dit al niet
bewijzen zou, dan hebben wij zijn krasse verklaring
daaromtrent in zijn brief aan Albert Burgh; dat
hij even zeker weet //de" (ware) philosofie te be
zitten, als hij (A. B.) wist dat de som van de
hoeken van een driehoek gelijk is aan twee rechte.
Dat de anders zoo bescheiden en nederige man
zich hier zoo hoogmoedig uitliet, is alleen te be
grijpen als hij overtuigd was, dat hij, in hoofdzaak,
slechts in zijn binnenste had af te lezen wat ieder
daarin vinden kan; en dus, vroeg of laat in de
wereldgeschiedenis, daarin stellig eenmaal vinden
zul. Ik geloof dat. de eenvoudigheid van mijn apercu
ook daarmee in overeenstemming is, en dat hetgeen
ik op den bodem van Sp.'s //hoogmoed" zie, tevens
de verklaring geeft van den indruk, dien Sp. moet
maken van te willen zijn //de blijde boodschapper,"
van dat zeker iets in de Ethica, dat, ons herinnert
aan het: Ik ben de Weg, de Waarheid en het
Leven.
Spinoza, in eigen oogen althans, zóó zijnde, durf
ik beweren een zeer korte aanwijzing te hebben
gegeven van wat een biograaf van Sp. natuurlijk
op zijn wijze geven mag, maar dat hij geven moet,
wil men zijn werk houden voor een biografe. Eu
dat heeft de heer M. niet gegeven. En toch be
weert hij een nieuwe levensbeschrijving" te heb
ben gegeven, (voorrede) Zooals iemand er dan ook
uitziet, van wien men zegt dat hij kijkt alsof hij
het te Keulen hoort donderen, precies zóó moet
iedereen er uitzien, die het boek leest om eens
met Spinoza en zijn kring'7 bekend te raken, als
hij komt op bl. 428, bij Sp.'s dood, en daar leest:
//Zoo was hij dan heengegaan, een der grootsten
die de aarde gedragen heeft. Aan zijn helder
doordringend verstand, zijn hoog begaafden geest,
waren de diepste waarheden van het zijn ont
sluierd." (sic.) Men ziet dat het schr. niet hapert
IIIIIIMIIImillllMlllllllllllllllllllimilllllllllllMlimmilllllMlinillllMIIIIIIHIII
niet, waarom ik ouwe zeg, want de jongere zaniken
even hard ! . . . nou, en mijn moeder ! .. . gisteren
is ze thuisgekomen met 'n opgestreken zeil. .. om
dat ze dat ding had gelezen, dat je op de muren
hebt laten plakken . ..
Wat zei ze dan ? .. .
Ze heeft tegen papa opgespeeld !... neen,
maar! ouwerwetsch! echt, hoor !. . .
Nog erger dan anders ?.. .
't Haalt er niet bij!...
Die arme Pierre!. .. riep Mare lachend.
He! dat staatje leelijk, er zoo om te lachen!.. .
hij is zoo goed !.. .
Ja, dat is hij zeker!... reken mij daaren
tegen ...
Nou, en ik dan! ... viel Chiffon hem in de
rede, en na een oogenblik nadenken liet zij er op
volgen:
Dat bewijst, dat hij beter is dan wij alle
twee ... daar heb je 't! ...
Zeg, Chiffon, dat zal H leventje wel wezen,
hè?. . . dat me hier in die omstandigheden te
wachten staat. . .
Welke omstandigheden ? . . .
Je moeder is immers woedend op me, zeg je ...
Nu, wat zou dat ? . . .
Wel, dat ze me eenvoudig zal negeren .. .
Gut, nee ! . ..
Gut, ja ! ... ze geneerde zich vroeger al niet
om het te doen... en nu, met mijn verkiezing
er bij ...
Jawel, maar je duiten zijn er ook!...
Je zegt ? ...
Ik zeg... ze mag 't land hebben aan je
verkiezing ... maar je duiten maken 't weer
goed ... ze heeft eerbied voor 't geld, weet je ...
Er valt niet te o-en !. .. 't is zoo!. .. en
na een oogenblik stilte begon zij weer!
Heb je je zaken beredderd ? . ..
Bijna .. .
En ben je uu rijk ? . ..
Heel rijk ...
Zooveel te beter! . . . omdat, zie je, meneer
de Bernay weert zich geducht... en je moet voor
hem oppassen .. . want nu Charlie' niet gekozen
zal worden .. .
Wat weet jij daarvan ? . ..
Dat heb ik gehoord . ..
Van wie ? . ..
De arbeiders aan de hoogovens . ..
Oom Mare begon te lachen.
Dus je gaat praatjes met het werkvolk van
de hoogovens maken ? ... die arme Aubières heeft
wel gelijk... je bent toch een grappig, lief
vrouwtje !...
Hé!... heb je meneer d'Aubières gesproken...
Ja ...
Komt hij gauw weerom ?...
aan waardeering van Spinoza. Hij ziet niet, als
prof. Bolin, in Sp. een louter 17e eeuwsche groot
heid. Dit is volstrekt geen excuus voor prof. Bolin,
maar ten minste een verklaring. Wat in dit boek
de zorgvuldige vermijding van den inhoud der
Ethica beteekent, begrijp ik niet.
Uit pure belangstelling nog een paar losse op
merkingen.
Waarom zijn de twee eerste hoofdst. uit het
Tract. de I. E. onvermeld gebleven? Zelfs in de
vrij beknopte History of phil." van Lewis werden
zij geheel opgenomen, en die vond ze van
biographical significauce" wat dan ook nog al
duidelijk is.
Onder de eerherstellingen (zal ik ze maar noemen),
die dit boek ruim verschaft, behoort ook die
aan Dr. v. d. Ende. Die nieuwe figuur is alleen
al genoeg om den heer M. hartelijk te bedanken
voor zijn moeielijk werk. Maar het wil er niet
bij mij in, dat Sp. zooveel aan hem zou te dan
ken hebben als schr. poseert (bl. 137). Die Sp.
op 15 of 16 jarigen leeftijd liever in een foliant
van Maimonides laat lezen, dan met zijn makkers
spelen, die den spoed en den omvang van de
beroering die het Cartesianisme bracht, vergelijkt
bij die van het Darwinisme die weet dat die
beroering samen viel met Sp.'s jonge jaren die
aanneemt dat het niet kennen van Latijn Sp.
tegenover zijn makkers zeer moet hebben gehinderd,
en daarbij de beteekenis van het Latijn in die
eeuw bedenkt mag, dunkt mij, niet aannemen
dat Sp., toen hij bij v. d. Ende kwam, wat volgens
schr. pas in 1656 gebeurde, dus toen hij (S ) 23'/2
jaar oud was, nog Latijn moest leeren en met
Descartes moest kennis maken.
Maar mijn groote grief tegen dit overigens zoo
interessante werk is dat Spinoza zelf daarin niet
den kop heeft gekregen waarmee hij hier op aarde
heeft rondgewandeld.
21 April 1S96. M. C. L. LOTSIJ.
1) Ik voel mij dus in een andere golviiig als
die van de ,/litteraire moevementen" waarnaar de
mystiek-reactionnaire ziel van Dr. Bierens de Haau
durft eischen, dat men zijn filosofie zal richter !
Hij vindt het zelfs ridicuul" om dat niet te doen
(Kroniek van 16 Febr. 11).
En die zelfde verwaande, egoïste mystiek durft
bovendien, tegenover de God- en menschheid om
vattende liefde van ,,de(n) blijde(n) boodschapper
der mondige mcuscuheid," zooals Van Vloten te
recht Spinoza noemde, bij de onthulling vau het
standbeeld zóó terecht, dat zelfs prof. Spruyt
erkennen moet: in Sp.'s geschriften hoort men
de taal van den man, die zich geroepen voelt aan
de lijdende menxchheid een nieuw evangelie te,
prediken (v. Vl.'s B. d. S. p. 96.)" die durft
beweren: dat Sp. niet begrepen heeft de hoogste
verheffing der ziel, welke is de Liefde" (Kroniek
van 15 Dec. 11.)!
Het is evident dat deze doctor heeft nullum
benullum de philosophia" en evenmin vau
andere als min of meer vermomde 7«//e;/liefde. Tot
zijn geniale concepties bi hoort ook deze : dat het
Spiuozisme dezer dagen het zuiverst opbloeit" in
de vertaling van de Ethica door Gorter, een zoo
letterlijk mogelijke, zonder een syllabe van den
vertaler er bij. Dal zal wel waar zijn: zuiverder
kan het niet! of het zou moeten zijn in het
bronzen standbeeld. Alleen uit mystieke sympathie
voor de persoon van den vertaler en uit antipathie
tegen den immers zoo
burgerlijk-weteuschappelijken" Spinoza voelt Dr. de Haau niet eens wat
HiiiniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiHiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Met de wedrennen . . .
Er werd gescheld voor het ontbijt.
Mevrouw de Bray stoof als een \vervelwind het
kleine salou binnen. Haastig en met een breeden
glimlach om den mond, snelde zij, meer dan dat
zij liep, haar schoonbroeder tegemoet.
Mijn beste Mare ! . .. 'k hoorde zooeven dat
je waart aangekomen ... en zonder hem den
tijd te gunnen, iets te antwoorden, vervolgde zij rad :
'k Ben verrukt, je weer te zien '.. . . wc
missen je allemaal toch zóó, als je weg bent .. .
niet waar Chiffon ? . . .
Nooit was de markieziu vriendelijk tegen haar
zwager en nimmer noemde zij haar dochter Chiil'on",
behalve wanneer zij tot stichting van dezen of
genen nieuwen kennis, de teedere moeder en de
lieftallige vrouw wilde spelen. Mare keek haar
zeer verbaasd aan, maar sloeg terstond de oogen
neer, toen hij het spottend gezicht van Coryse
zag, die achter haar moeder stond te lachen.
Heb je Pierre al gezien ? . .. vroeg me
vrouw de Bray.
Ja ... toen ik aankwam.
Zoo... vervolgde zij glimlachend en
heeft hij je al gewaarschuwd, welk vreeselijk effect
je proclamatie aan de kiezers hier heeft gemaakt ?. . .
Wel neen '. . . .
Nu, mijn arme Mare, je kunt je geen voor
stelling maken van de opschudding de onaan
gename opschudding die je naam heeft teweeg
gebracht.. .
En daar die naam ook de jouwe is ... vraag
ik wél excuus.
Bah ... 't moet nu maar loopen, zooals 't
wil ! . . . 'k beu er nu overheen ! . . . want om je
de waarheid te zeggen, was ik er eerst ontsteld
van . . . bepaald ontsteld ... En haar man, die
juist binnenkwam,tot getuige roepend, vervolgde zij :
Niet waar, Pierre?... ik beu nu verzoend
met het schandaal, dat Mare's aanplakbiljetten ge
maakt hebben ... 'k lleb me er dapper overheen
gezet!. . .
Je zegt het ten minste ... antwoorde de
heer De Bray zonder overtuiging.
Onderweg naar de eetzaal fluisterde Chiffon oom
Mare in het oor:
Mooi weer, hè?. . . 'k Heb 't je wel gezegd . ..
de duiten! . . .
Coryse, zei de markiezin plaatsnemend
'k weet niet of ik je al heb verteld, dat we Zater
dag bij de Barfleurs gaan dineeren . . .
Neen . . . maar u zegt 't me nooit als u ergens
gaat diueereu.
Jij bent ook geïnviteerd . ..
Dat kan me niet schelen ... 'k ga er toch
niet heen! .. .
Waarom zou je er niet heen gaan? ... vroeg
mevrouw de Bray met tnin of meer blijkbare ver
legenheid.
3en kolossale dwaasheid hij daar schreef. Men
kan precies even goed beweren dat de kunst van
Rembrandt tegenwoordig het zuiverst opbloeit"
in.... een goede copie van de Nachtwacht!
Maar ik heb al in het Tweemaandelijksch Tijd
schrift" (Maart 1895) doen uitkomen dat aan dezen
doctor de klieren van de waarheidsliefde uit zijn
hersens zijn gesneden en hij daarom nooit anders
zal hebben als het complete air van een incom
plete filosoof.
iiiiiiiiiiininniiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIH
40 cents per regel.
HiiMiiiiiiimiiiiimimmiiiiiiiimimiiii Mm
Hoofil-Depót
VAN
Dr. JAEGEE'S OBIGK
Bonnaal-Wolartteta.
K. F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstraat 157,
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederland.
Magazijn KEIZERSHOF", Nieuwendijk 19«.
Z u d e n s t o f f e n. Grootste sorteering zwarte
en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde
Zijde, Satijn en Surah. De nieuwste
depsins en kleuren steeds voorhanden.
SCHADE & OLDENKOTT.
H. R AH R te Utrecht
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Huurpiano's.
^EIST.
iiiiiiiimnliiiiimiiiiiiiiiiii
MIIMIIIIIIIIII1IIII1IIIIIIIIIIIIIIIIII
Wel, omdat ik nooit naar dergelijke diners
ga ... en omdat 't was afgesproken, dat ik niet
eerder in de wereld zou hoeven te gaan, dan den
winter na mijn achttiende jaar.. . dus over twee
jaren pas .. .
Dat is geen in de wereld komen . . .
Jawel! . . . dat is toilet maken . . . zich
vertoonen . . . zich gruwelijk vervelen . . . dat noem ik
wel degelijk in de wereld gaan ! .. .
Ik heb voor je aangenomen ...
Had u niet moeten doen . . . want u had
beloofd, dat ik vóór mijn achttiende jaar. . . be
halve hier thuis . . . van die baantjes verschoond
zou blijven... 'k zie trouwens niet in, waarom
ik wel bij de Barfleurs zou dineeren en niet bij
mevrouw de Bassigny, die me voor van avond
had gevraagd ... en lachend vertelde zij : In
hoogst eigen persoon nog wel, in den tuin van de
Jezuïtenkerk... O! je moet weten... jou heeft ze ook
gevraagd, oom Mare ! ... al zei ze er al dadelijk
spijtig bij, dat ze niet durfde hopen, dat je haar
de eer zou aandoen te komen . . .
Dat bewijst dat ze soms heldere oogeublikken
heeft... ik zou nooit een voet bij mevrouw de
Bassigny over den drempel zetten, maar vandaag
kan ik in elk geval nergens heen ... ik ben immers
in deu rouw .. .
Chiffon liet een vroolijk spottenden blik langs
haar moeders japon glijden. Een kleed van zulk
een onbestemd mauve, dat men bijna niet kon
onderscheiden of 't geel of rose was.
O . . .?riep de markieziu, dien blik opmerkend
't is heel lichte rouw, drie maanden ... en er
is al haast een halve maand van om! . . . Ja, dat
is waar ook Mare, ik wou je vragen . . . zou 't je
hinderen, als we 's Zondags van de wedrennen
een bal gaven ? ...
In 't geheel niet. .. mits ik er maar niet op
hoef te verschijnen . ..
Maar . .. als jij wegblijft. .. zal het een
opzettelijke belcediging lijken . . .
't Kan mij niemendal schelen wat 't lijken zal,
maar ik ga naar geen bal, nauwelijks een maand
na den dood van een tante, van wie ik erf... dat
zou om niet eens van liefdeloosheid te gewagen
totaal gebrek aan welopgevoedheid verraden.
Zoo ... gaf de markiezin op viunigen
toon ten antwoord maar aangezien die reden
voor ons geen beletsel is ... en ik er op gesteld
ben dit bal te laten doorgaan, voor Coryse....
Voor mij! . . . riep het meisje verbaasd.
voor mij .. . terwijl ik er zoo'n hekel aan heb . . .
en niet eens behoorlijk kan dansen! . . . een bal
voor mij! . . . Heb ik van mijn leven ! . ..
't Is juist om je te leeren, hoe je je in de wereld
moet gedragen ... en orn je er smaak in te doen
krijgen ... dat .. .
Die toelichting prikkelde Coryse geheel tot verzet.
(Wordt vervolgd).