De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 12 juli pagina 4

12 juli 1896 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 994 was de eeuw waarin Copernicus' leer baan brak; die begon met Giordano Bruno als martelaar van die leer te verbranden en eindigde met Newton; de eeuw van den verrekijker en den barometer; van de observatoria van Greenwich en Parijs; van de Engelsche en Fransche Academiën van Weten schappen ; van Harvey, Galilei, Kepler, Huygenn, Leeuwenhoek en zooveel anderen. Is het wonder dat het determinisme een hoofdtrek van zijn stel sel werd en dat hij in zijn laatsten brief aan Blijenbergh zelf verklaart, dat zijn rneening om trent de noodzakelijkheid der dingen (rerum necessitas) eerst moest worden begrepen, vóór hij met hem de andere opgeworpen questies behandelen kon? Maar hierin verschilt nu vooral Spinoza van andere menschen van toen en nu, dat die deter ministische wereldbeschouwing dadelijk zoo ontzaggelijk diep wortel schoot en daardoor de nieuwe wereldbeschouwing zoo ruim van omvang en zoo harmonieus van karakter werd. Zijn eigen gevoel van (substantiële) persoonlijkheid ging onder in liet uit zuivere waarheidsliefde bestaand gemoed. En de bliksemstraal die dat gevoel vernietigde, gaf tegelijk het nieuwe licht waarin hem de heele stoffelijke en geestelijke wereld verscheen. Bij Sp. wordt de godsdienst niet door de wetenschap ver vangen maar doortrokken. Gods geboden worden niet nihil, maar het worden waarheden. En de ge hoorzaamheid aan de geboden, moet, na het karakter van deze goed te hebben leeren kennen, even noodzakelijk worden liefde tot die waarheden, als het licht ontstaat uit de zon. (Tract. theol. pol. cap. XVI. noot.) Men kan dus wel zeggen dat bij Sp. godsdienst wetenschap werd. als men er maar onmiddellijk aan toevoegt, dat zijn wetenschap een godsdienst was; volstrekt niet iets dat als logische conclusie aan dien geest was opgedrongen en daar, als ge woonlijk, juist, zoover werd aanvaard en juist zoo ver den mensch beheerschte als in diens kraam te pas kwam: bijv. als wapen tegen de kerk, of als permissie om met zijn rede" te gaan phantaiseren. Sp. was veel radikaler .wetenschappelijk," omdat hij veel meer zelfverloocheuend de groote indruk ken van het leven in zich opnam, omdat hij godsdienstiger was, in dien zin. In de reinheid van zijn geest Goethe heeft het half gevoeld ligt de sleutel van zijn heele wijsbegeerte. Daar mag de kritiek wel goed aan denken. En dat zelfverloochenende opgaan in en door trekken van elkander, dat godsdienst en wetenschap deden in Sp.'s geest, maakte, dat ook zijn Ethiek een integreerend, volkomen harmonisch samenhan gend deel werd van zijn nieuwe wereldbeschouwing. Er is geen spoor van gegoochel." In zijn weten schappelijke Godsgedachte ligt onmiddellijk de drieërlei soort stemming opgesloten die het zede lijk leven uitmaken : 1°. berusting tegenover rampen en door medemenschen aangedaan kwaad; 2°. het beheerschen van ons zelven tegenover allerlei begeerten; 3°. de positief-humanitaire gezindheid. Wat het eerste betreft zet de Ethica bizonder mooi en helder uiteen, dat wie klaar inziet dat iets met noodzakelijkheid geschiedt, zal berusten. En die inderdaad zich niet meer voelt dan als deel van het geheel, ,/wird in seinem eigenen Lebenslauf weniger sein Individuelles als das Loos der Menschheit berhaupt erblicken und demnach sich daher mehr erkennend als leidend verhalten." (Schop. W als W. u. V. I 244.) Tegenover allerlei begeerten kent zeer zeker de bestaansneiging" geen consideratie; daarom zag iiiuiiiiiii mi IIIIIIMIIIIIIIIIIIIIII Is die dan dood?. . . Dat spreekt, mijnheer Chatel! ... Och.... die arme vrouw !... ze was zoo goed ... zoo hulpvaardig voor alle ongelukkigen ... Oom Mare zal net zoo goed zijn als zij, let maar op! ... U zult zien wat we voor uw armen zullen ophalen ... De Heer verhoore u, mijn kind! .. . Maar... zei Chiffon pruilend:?'t Is alsof u er aan twijfelt... Ik twijfel er wel niet precies aan ... neen ... maar enfin! 't zou niets verwonderlijk wezen, als mijnheer Mare zich minder aan hemelsche zaken gelegen liet liggen dan zijn tante ... hij is jone, hij .... Jong!. . . riep Chiffon verbaasd jong, oom Mare ? . .. Nu ... oud zeker niet... 'k Zeg ook niet dat hij afgeleefd is!... maar hij is toch niet jong ook meer . .. want hij is maar drie jaar jonger dan mijnheer d'Aubières ... en die is wél oud ... O, ja, a propos van hem, mijn kind? .. . O!... antwoordde Coryse met een zucht van verlichting hij is van morgen heengegaan! ... Heengegaan ?... Niet voor goed!. .. hij komt weerom ... maar daar hebben we 't nu niet over... als ik geweten had, dat 't u zoo weinig kon sehe.en, had ik mijn armen ouden Jean niet bij vijf en dertig graden hitte hierheen gesleept... dan had ik 't u net als iedereen te weten laten komen ... Maar, kindlief, ge vergist u ... ik verheug me werkelijk over het geluk, dat uw oom te beurt valt... en vind het heerlijk dat gij er zoo mee ingenomen zijt. .. Dan is 't goed!... maar nu vlieg ik ... 't is op slag van twaalven! ... Terwijl Chiffon in de gloeiende zon heendraafde, mompelde abbéClmtel, nogmaals zijn rozen aan de voeten der Heilige Maagd in het spreekkamertje schikkend: Heere God, zegen en bescherm het kind, dat U zoo oprecht liefheeft... Geef haar een gelukkig leven, Heer!... VIII. Begrijp eens, zeg!. . . zei Chiffon tegen oom Mare, die na een veertiendaagsche afwezigheic terugkeerde de heele wereld is nijdig op je . . je manifest aan de kiezers heeft heel Pont-sur-Öarthe in opschudding gebracht. .. wat zullen ze je leelijk aankijken!... De vraag of 't mij hindert!... Nu ja ... dat begrijp ik ... maar mij wel.. dat gehak op jou van iedereen kan ik niet hooren!.. Wie, iedereen?... Wel! ... de gewone lui ... alle ouwe zeurkousen die over huis komen ... 'k weet eigenlijk Sp. zeer te recht in het begrip natuurrecht" een contradictie. Maar de geest die zich deel voelt van het geheel in het zelfstandig Bestaan, heeft leeren beseffen (gevoelen), dat alleen in het zich verheffen boven de eindige zaken, in het zich door dringen van de Godsgedachte, zijn eenige nooit teleurstellende bron van geluk en kracht ligt. Eu daarmee is zoo iemand per se ook deugdzaam op dit punt; mor zoover dit het geval zal zijn. En wat de humanitaire stemming betreft: ieder van eenige levenservaring weet dat de rampen die de natuur ons bereidt, nog geen emmer water zijn, vergeleken bij de zee van verdriet dat de menschen, op allerlei wijzen,'elkander berokkenen. En zou dan niet hij vooral daardoor getroffen worden, die zoo klaar ziet wat er de reden van is? Die de menschen voor »vrij" houdt, moet aan de toekomst wanhopen en kan de wereld niet innig genoeg vervloeken. Maar met sympathieke melancolie moet de van de Godsgedachte doordrongen ziel neerzien op een troep wezens, waaronder, in allerlei vormen, de blinde begeerte (caeca eupiditas) nog zoo heerscht. Bij zoo iemand moet de gedachte opkomen, hoe anders het zou zijn, als er meer zedelijke een dracht bestond, hoe onze kracht en deugd en geluk zou worden verhoogd woorden van gelijke beteekenis bij Sp. ??als wij in plaats van die domme zelfzucht, elkander hielpen en zóó als bet ware n lichaam vormden en nen geest. (Eth. IV. 18 sch.) Door die gedachte bezield gaf Sp. een (Ethische) physiologie en pathologie van den menschelijken geest. En, zooals ik zeide, was Sp. zelf zich klaar bewust van te zijn, ;;de incarnatie van den modernen geest." Als de toon van de Ethica dit al niet bewijzen zou, dan hebben wij zijn krasse verklaring daaromtrent in zijn brief aan Albert Burgh; dat hij even zeker weet //de" (ware) philosofie te be zitten, als hij (A. B.) wist dat de som van de hoeken van een driehoek gelijk is aan twee rechte. Dat de anders zoo bescheiden en nederige man zich hier zoo hoogmoedig uitliet, is alleen te be grijpen als hij overtuigd was, dat hij, in hoofdzaak, slechts in zijn binnenste had af te lezen wat ieder daarin vinden kan; en dus, vroeg of laat in de wereldgeschiedenis, daarin stellig eenmaal vinden zul. Ik geloof dat. de eenvoudigheid van mijn apercu ook daarmee in overeenstemming is, en dat hetgeen ik op den bodem van Sp.'s //hoogmoed" zie, tevens de verklaring geeft van den indruk, dien Sp. moet maken van te willen zijn //de blijde boodschapper," van dat zeker iets in de Ethica, dat, ons herinnert aan het: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Spinoza, in eigen oogen althans, zóó zijnde, durf ik beweren een zeer korte aanwijzing te hebben gegeven van wat een biograaf van Sp. natuurlijk op zijn wijze geven mag, maar dat hij geven moet, wil men zijn werk houden voor een biografe. Eu dat heeft de heer M. niet gegeven. En toch be weert hij een nieuwe levensbeschrijving" te heb ben gegeven, (voorrede) Zooals iemand er dan ook uitziet, van wien men zegt dat hij kijkt alsof hij het te Keulen hoort donderen, precies zóó moet iedereen er uitzien, die het boek leest om eens met Spinoza en zijn kring'7 bekend te raken, als hij komt op bl. 428, bij Sp.'s dood, en daar leest: //Zoo was hij dan heengegaan, een der grootsten die de aarde gedragen heeft. Aan zijn helder doordringend verstand, zijn hoog begaafden geest, waren de diepste waarheden van het zijn ont sluierd." (sic.) Men ziet dat het schr. niet hapert IIIIIIMIIImillllMlllllllllllllllllllimilllllllllllMlimmilllllMlinillllMIIIIIIHIII niet, waarom ik ouwe zeg, want de jongere zaniken even hard ! . . . nou, en mijn moeder ! .. . gisteren is ze thuisgekomen met 'n opgestreken zeil. .. om dat ze dat ding had gelezen, dat je op de muren hebt laten plakken . .. Wat zei ze dan ? .. . Ze heeft tegen papa opgespeeld !... neen, maar! ouwerwetsch! echt, hoor !. . . Nog erger dan anders ?.. . 't Haalt er niet bij!... Die arme Pierre!. .. riep Mare lachend. He! dat staatje leelijk, er zoo om te lachen!.. . hij is zoo goed !.. . Ja, dat is hij zeker!... reken mij daaren tegen ... Nou, en ik dan! ... viel Chiffon hem in de rede, en na een oogenblik nadenken liet zij er op volgen: Dat bewijst, dat hij beter is dan wij alle twee ... daar heb je 't! ... Zeg, Chiffon, dat zal H leventje wel wezen, hè?. . . dat me hier in die omstandigheden te wachten staat. . . Welke omstandigheden ? . . . Je moeder is immers woedend op me, zeg je ... Nu, wat zou dat ? . . . Wel, dat ze me eenvoudig zal negeren .. . Gut, nee ! . .. Gut, ja ! ... ze geneerde zich vroeger al niet om het te doen... en nu, met mijn verkiezing er bij ... Jawel, maar je duiten zijn er ook!... Je zegt ? ... Ik zeg... ze mag 't land hebben aan je verkiezing ... maar je duiten maken 't weer goed ... ze heeft eerbied voor 't geld, weet je ... Er valt niet te o-en !. .. 't is zoo!. .. en na een oogenblik stilte begon zij weer! Heb je je zaken beredderd ? . .. Bijna .. . En ben je uu rijk ? . .. Heel rijk ... Zooveel te beter! . . . omdat, zie je, meneer de Bernay weert zich geducht... en je moet voor hem oppassen .. . want nu Charlie' niet gekozen zal worden .. . Wat weet jij daarvan ? . .. Dat heb ik gehoord . .. Van wie ? . .. De arbeiders aan de hoogovens . .. Oom Mare begon te lachen. Dus je gaat praatjes met het werkvolk van de hoogovens maken ? ... die arme Aubières heeft wel gelijk... je bent toch een grappig, lief vrouwtje !... Hé!... heb je meneer d'Aubières gesproken... Ja ... Komt hij gauw weerom ?... aan waardeering van Spinoza. Hij ziet niet, als prof. Bolin, in Sp. een louter 17e eeuwsche groot heid. Dit is volstrekt geen excuus voor prof. Bolin, maar ten minste een verklaring. Wat in dit boek de zorgvuldige vermijding van den inhoud der Ethica beteekent, begrijp ik niet. Uit pure belangstelling nog een paar losse op merkingen. Waarom zijn de twee eerste hoofdst. uit het Tract. de I. E. onvermeld gebleven? Zelfs in de vrij beknopte History of phil." van Lewis werden zij geheel opgenomen, en die vond ze van biographical significauce" wat dan ook nog al duidelijk is. Onder de eerherstellingen (zal ik ze maar noemen), die dit boek ruim verschaft, behoort ook die aan Dr. v. d. Ende. Die nieuwe figuur is alleen al genoeg om den heer M. hartelijk te bedanken voor zijn moeielijk werk. Maar het wil er niet bij mij in, dat Sp. zooveel aan hem zou te dan ken hebben als schr. poseert (bl. 137). Die Sp. op 15 of 16 jarigen leeftijd liever in een foliant van Maimonides laat lezen, dan met zijn makkers spelen, die den spoed en den omvang van de beroering die het Cartesianisme bracht, vergelijkt bij die van het Darwinisme die weet dat die beroering samen viel met Sp.'s jonge jaren die aanneemt dat het niet kennen van Latijn Sp. tegenover zijn makkers zeer moet hebben gehinderd, en daarbij de beteekenis van het Latijn in die eeuw bedenkt mag, dunkt mij, niet aannemen dat Sp., toen hij bij v. d. Ende kwam, wat volgens schr. pas in 1656 gebeurde, dus toen hij (S ) 23'/2 jaar oud was, nog Latijn moest leeren en met Descartes moest kennis maken. Maar mijn groote grief tegen dit overigens zoo interessante werk is dat Spinoza zelf daarin niet den kop heeft gekregen waarmee hij hier op aarde heeft rondgewandeld. 21 April 1S96. M. C. L. LOTSIJ. 1) Ik voel mij dus in een andere golviiig als die van de ,/litteraire moevementen" waarnaar de mystiek-reactionnaire ziel van Dr. Bierens de Haau durft eischen, dat men zijn filosofie zal richter ! Hij vindt het zelfs ridicuul" om dat niet te doen (Kroniek van 16 Febr. 11). En die zelfde verwaande, egoïste mystiek durft bovendien, tegenover de God- en menschheid om vattende liefde van ,,de(n) blijde(n) boodschapper der mondige mcuscuheid," zooals Van Vloten te recht Spinoza noemde, bij de onthulling vau het standbeeld zóó terecht, dat zelfs prof. Spruyt erkennen moet: in Sp.'s geschriften hoort men de taal van den man, die zich geroepen voelt aan de lijdende menxchheid een nieuw evangelie te, prediken (v. Vl.'s B. d. S. p. 96.)" die durft beweren: dat Sp. niet begrepen heeft de hoogste verheffing der ziel, welke is de Liefde" (Kroniek van 15 Dec. 11.)! Het is evident dat deze doctor heeft nullum benullum de philosophia" en evenmin vau andere als min of meer vermomde 7«//e;/liefde. Tot zijn geniale concepties bi hoort ook deze : dat het Spiuozisme dezer dagen het zuiverst opbloeit" in de vertaling van de Ethica door Gorter, een zoo letterlijk mogelijke, zonder een syllabe van den vertaler er bij. Dal zal wel waar zijn: zuiverder kan het niet! of het zou moeten zijn in het bronzen standbeeld. Alleen uit mystieke sympathie voor de persoon van den vertaler en uit antipathie tegen den immers zoo burgerlijk-weteuschappelijken" Spinoza voelt Dr. de Haau niet eens wat HiiiniiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiHiniiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiii Met de wedrennen . . . Er werd gescheld voor het ontbijt. Mevrouw de Bray stoof als een \vervelwind het kleine salou binnen. Haastig en met een breeden glimlach om den mond, snelde zij, meer dan dat zij liep, haar schoonbroeder tegemoet. Mijn beste Mare ! . .. 'k hoorde zooeven dat je waart aangekomen ... en zonder hem den tijd te gunnen, iets te antwoorden, vervolgde zij rad : 'k Ben verrukt, je weer te zien '.. . . wc missen je allemaal toch zóó, als je weg bent .. . niet waar Chiffon ? . . . Nooit was de markieziu vriendelijk tegen haar zwager en nimmer noemde zij haar dochter Chiil'on", behalve wanneer zij tot stichting van dezen of genen nieuwen kennis, de teedere moeder en de lieftallige vrouw wilde spelen. Mare keek haar zeer verbaasd aan, maar sloeg terstond de oogen neer, toen hij het spottend gezicht van Coryse zag, die achter haar moeder stond te lachen. Heb je Pierre al gezien ? . .. vroeg me vrouw de Bray. Ja ... toen ik aankwam. Zoo... vervolgde zij glimlachend en heeft hij je al gewaarschuwd, welk vreeselijk effect je proclamatie aan de kiezers hier heeft gemaakt ?. . . Wel neen '. . . . Nu, mijn arme Mare, je kunt je geen voor stelling maken van de opschudding de onaan gename opschudding die je naam heeft teweeg gebracht.. . En daar die naam ook de jouwe is ... vraag ik wél excuus. Bah ... 't moet nu maar loopen, zooals 't wil ! . . . 'k beu er nu overheen ! . . . want om je de waarheid te zeggen, was ik er eerst ontsteld van . . . bepaald ontsteld ... En haar man, die juist binnenkwam,tot getuige roepend, vervolgde zij : Niet waar, Pierre?... ik beu nu verzoend met het schandaal, dat Mare's aanplakbiljetten ge maakt hebben ... 'k lleb me er dapper overheen gezet!. . . Je zegt het ten minste ... antwoorde de heer De Bray zonder overtuiging. Onderweg naar de eetzaal fluisterde Chiffon oom Mare in het oor: Mooi weer, hè?. . . 'k Heb 't je wel gezegd . .. de duiten! . . . Coryse, zei de markiezin plaatsnemend 'k weet niet of ik je al heb verteld, dat we Zater dag bij de Barfleurs gaan dineeren . . . Neen . . . maar u zegt 't me nooit als u ergens gaat diueereu. Jij bent ook geïnviteerd . .. Dat kan me niet schelen ... 'k ga er toch niet heen! .. . Waarom zou je er niet heen gaan? ... vroeg mevrouw de Bray met tnin of meer blijkbare ver legenheid. 3en kolossale dwaasheid hij daar schreef. Men kan precies even goed beweren dat de kunst van Rembrandt tegenwoordig het zuiverst opbloeit" in.... een goede copie van de Nachtwacht! Maar ik heb al in het Tweemaandelijksch Tijd schrift" (Maart 1895) doen uitkomen dat aan dezen doctor de klieren van de waarheidsliefde uit zijn hersens zijn gesneden en hij daarom nooit anders zal hebben als het complete air van een incom plete filosoof. iiiiiiiiiiininniiiiiiiiiiiii IIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIHHIIIH 40 cents per regel. HiiMiiiiiiimiiiiimimmiiiiiiiimimiiii Mm Hoofil-Depót VAN Dr. JAEGEE'S OBIGK Bonnaal-Wolartteta. K. F. DEUSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kalverstraat 157, Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederland. Magazijn KEIZERSHOF", Nieuwendijk 19«. Z u d e n s t o f f e n. Grootste sorteering zwarte en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde Zijde, Satijn en Surah. De nieuwste depsins en kleuren steeds voorhanden. SCHADE & OLDENKOTT. H. R AH R te Utrecht Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Huurpiano's. ^EIST. iiiiiiiimnliiiiimiiiiiiiiiiii MIIMIIIIIIIIII1IIII1IIIIIIIIIIIIIIIIII Wel, omdat ik nooit naar dergelijke diners ga ... en omdat 't was afgesproken, dat ik niet eerder in de wereld zou hoeven te gaan, dan den winter na mijn achttiende jaar.. . dus over twee jaren pas .. . Dat is geen in de wereld komen . . . Jawel! . . . dat is toilet maken . . . zich vertoonen . . . zich gruwelijk vervelen . . . dat noem ik wel degelijk in de wereld gaan ! .. . Ik heb voor je aangenomen ... Had u niet moeten doen . . . want u had beloofd, dat ik vóór mijn achttiende jaar. . . be halve hier thuis . . . van die baantjes verschoond zou blijven... 'k zie trouwens niet in, waarom ik wel bij de Barfleurs zou dineeren en niet bij mevrouw de Bassigny, die me voor van avond had gevraagd ... en lachend vertelde zij : In hoogst eigen persoon nog wel, in den tuin van de Jezuïtenkerk... O! je moet weten... jou heeft ze ook gevraagd, oom Mare ! ... al zei ze er al dadelijk spijtig bij, dat ze niet durfde hopen, dat je haar de eer zou aandoen te komen . . . Dat bewijst dat ze soms heldere oogeublikken heeft... ik zou nooit een voet bij mevrouw de Bassigny over den drempel zetten, maar vandaag kan ik in elk geval nergens heen ... ik ben immers in deu rouw .. . Chiffon liet een vroolijk spottenden blik langs haar moeders japon glijden. Een kleed van zulk een onbestemd mauve, dat men bijna niet kon onderscheiden of 't geel of rose was. O . . .?riep de markieziu, dien blik opmerkend 't is heel lichte rouw, drie maanden ... en er is al haast een halve maand van om! . . . Ja, dat is waar ook Mare, ik wou je vragen . . . zou 't je hinderen, als we 's Zondags van de wedrennen een bal gaven ? ... In 't geheel niet. .. mits ik er maar niet op hoef te verschijnen . .. Maar . .. als jij wegblijft. .. zal het een opzettelijke belcediging lijken . . . 't Kan mij niemendal schelen wat 't lijken zal, maar ik ga naar geen bal, nauwelijks een maand na den dood van een tante, van wie ik erf... dat zou om niet eens van liefdeloosheid te gewagen totaal gebrek aan welopgevoedheid verraden. Zoo ... gaf de markiezin op viunigen toon ten antwoord maar aangezien die reden voor ons geen beletsel is ... en ik er op gesteld ben dit bal te laten doorgaan, voor Coryse.... Voor mij! . . . riep het meisje verbaasd. voor mij .. . terwijl ik er zoo'n hekel aan heb . . . en niet eens behoorlijk kan dansen! . . . een bal voor mij! . . . Heb ik van mijn leven ! . .. 't Is juist om je te leeren, hoe je je in de wereld moet gedragen ... en orn je er smaak in te doen krijgen ... dat .. . Die toelichting prikkelde Coryse geheel tot verzet. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl