Historisch Archief 1877-1940
No. 994
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
l*
Meren!"
Echtgenoote, moeder, bruid, zuster! ... Elke
vrouw die een man, broeder, zoon of bruidegom j
bezit roep ik op, om met mij een kreet van
verontwaardiging te slaken over de wijze waarop
aan vrouwen die minder geld, maar wellicht meer
gevoel hebben dan wij ... wordt meegedeeld dat
het liefste wat zij op de wereld bezitten ... waar
schijnlijk .... voor 't vaderland.... gesneuveld
In hoeverre het goed is dat er in Atjeh ge
vochten wordt, in hoeverre wij het recht hebben
den Atjeher den inboorling zijn land te
ontnemen, terwijl wij, Hollanders, aan anderen
het recht ontzeggen onzen geboortegrond, ons te
rooven... dat kan ik niet beoordeelen. Men
noemt dat: Voor 't Vaderland stryden.
Zeer goed. Zij stryden dus, voor ons, voor
uw en my'n vaderland, die jonge mannen die
ginds op bevel hun evenmensch bevechten
met doodende wapenen; zy geven hun leven,
zy wagen hun toekomst, zij schenken hun liloed....
voor ons Vaderland.
Nu vraag ik, is dat leven, die toekomst, dat
bloed minder waard omdat de vader een hard
werkende daglooner, in plaats van een
gemakkelyk levend rentenier is? Is dat leven minder
waard omdat van den een de studies betaald
konden worden, terwijl de ander door zijn heen
gaan nog een kostwinner meer aan 't arme gezin
ontrukte ?
O die minachting die spreekt uit de
mededeeling: gesneuveld (dames, weet ge wat r/esne/treld
beteekent? denkt aan uw zoons!) luitenant X;
IJ, Z, benevens 15 minderen'.
Gij, arme vrouw, die bij uw aardappelveld
gebogen staat om het onkruid te wieden, laat
vrij uw tranen druipen over de bruin gerimpelde
handen... Uw kind is wellicht onder die 15
minderen!
Hij ging voor 't land, .... maar als hij zijn
leven offert voor dut land, als hy' heel gewoon
vooruit marcheert, de jonge, ongeharnaste borst
blootgevend aan de doodelijke pijlen en 't moor
dende lood,.... als hij doet wat een ander een
RIJKERE ... tot held verheft, dan is en bly'ft hy'
slechts een MINDERE, een NUMMER !!
Leeft hij ? of... is hij dood, moeder 'i Uw
jongen? ... Gij weet het niet! Wat kan het
die heeren van de ministeries schelen of gij nog
een kind hebt of niet! Hij is slechts een
nummer, en zijn dood... nu ja ZIJN dood...
voor 't Vaderland, wat is dat ?
Ginds bloed; hier tranen; hoopvolle levens
weggemaaid; eenzame achterblijvenden tot wanhoop
gedreven: armoede, ziekte, dood vermeerderd ...
dit alles te zamen noemen wij in onze gecivili
seerde 19de eeuw: Kr is een groot succes behaald.
En dat laffe Fransche woordje succes dat aan
onze bladen geseind wordt en dat beter zou
passen als men over een gevierde tooneelspeelster
spreekt, grijnst de arme boerin aan, het schijnt
iets goeds, een goede tijding voor allen ... dus
ook voor haar!
Ik heb er niets op tegen dat men de massas
soldaten door nummers onder elkaar onderscheidt
en alleen de chefs by' den naam kent; dit ge
schiedt ook op kostscholen en wel overal waar
talryke menschen onder n discipline geregeerd
worden, alleen zou ik willen dat dit gold voor
den vredestyd en dat alle jonge mannen die hun
leven prijsgaven, in oorlogstijd bij naam bekend
waren! Dat is toch wel de minste eer die men
hen aan kan doen! En dan... hoe geruststellend
voor de achterblijvende geliefden!
Dus, wy hoorden het: gesneuveld 15 minderen!
gewond 132 minderen!
Neen, ik geloof niet dat men voor een oproer
of revolutie te vreezen heeft. Het volk roept
niet meer: »onze zoons voor 't kanon, onze
dochters voor de prostitutie!" Een algemeene
moedeloosheid drukt op de lage standen; een
berusting die uit afmatting voorkomt; en WIE
zal het zy'n die aan 't volk zijn gevoel van
eigenwaarde, zy'n gevoel van weerstandsvermogen
teruggeeft ? ....
CATHARINA ALBERDINGK TIII.IM.
Een tegenstrijillieHL
De strijd tegen 't kapitaal neemt toe, daar
valt niet aan te twijfelen ; er zijn er zelfs, die
beweren, dat vóór we een kwarteeuw verder
zullen zijn de kapitalisten geheel van dit
wereldrond zullen zijn verdwenen. Mogelijk zal
men er eenigen, bij hun eventuëelen dood, bal
semen en bewaren, bij wijze van curiositeiten
en zal het nageslacht ze ergens, door middel
van een goed gestelden catalogus terug vinden
bij de voorwereldlijke of vóór-revolutionnaire
diersoorten in een Museum. Wie weet, zullen
onze achterkleinkinderen niet met verwonderde
en belangstellende blikken turen op een
gebalsemden kapitalist, gelijk wij naar een Egyptische
mummie staren. Wie weet of ze zoo'n individu
niet zullen willen bekijken met behulp der
Röntgensche stralen om te zien of hij van
binnen ook wellicht geheel van goud was. zooals
onze deskundigen eenigen ty'd geleden, een mum
mie hebben bekeken, om uit te maken of 't een
mensch dan wel een vogel is geweest.
Want gelijk ik zooeven reeds gezegd heb, en
my'n gezegde berustte op nauwkeurige waar
nemingen en mededeelingen van deskundigen
de strijd tegen 't kapitaal neemt toe.
Een ieder werkt, de aristocratie even goed als
het plebs, en de tijd is niet meer verre, dat zelfs
een bedelaar zich zal schamen kapitalist te zijn.
De traditioneele kousen en matrassen vol goud
en zilver, de nalatenschap van den een of anderen
manken Kobus" of «schele Mie" vertegenwoor
digende, zullen ook wel verdwijnen. Werken
en nog wel werken voor geld wordt hoe
langer hoe algemeener geen kapitaal, geen
accumulatie van fortuinen van geslacht op ge
slacht, maar zelf verdienen dat is de leus.
En niet alleen van de anarchisten en socialisten
maar 't wordt langzamerhand een universeel
begrip.
Aan den eenen kant ja .... doch ook
hier zijn twee kanten van 't vraagstuk.
't Is mij opgevallen en waarschijnlijk velen met
mij hoe men eenerzijds tegen 't kapitaal ful
mineert en het uit de maatschappy' wil verban
nen als een onding, als een verouderd iets
dat geen recht van bestaan meer heeft terwijl
dat zelfde kapitaal anderzijds overal om den
hoek komt gluren.
Ik bedoel minder 't groote kapitaal de
forsche rijkdommen, die de wereld regeeren, dan
wel 't kleine, 't bescheiden kapitaal, dat men
eigen middelen noemt.
Want ook daartegen is de strijd gericht; om
't eens banaal uit te drukken is 't
hedendaagsch argument dat de eene mensch geen
recht heeft over te sparen, om te potten ter
wijl de andere van honger en ellende omkomt.
En toch blijkt 't mij, hoe langer hoe meer, dat
't nog steeds is: «Zalig zijn de bezitters," en
dat 't Fransche gezegde: »/'»»>? faire ilc 1'or, il
fittil bi'ii/imti/) iVurfn'iil /'t JH»/>- /'//i/'t' t/e /'/irf/ntl
il funl hciiiiaiu/) </'»;?" nog van volle kracht en
toepassing is.
Onlangs werden mij de oogen geopend, toen
ik, te Londen zijnde, met een Engelschen medicus
over de verpleegsters sprak.
Ik vroeg hem naar haar werkzaamheden en
toen naar 't gemiddelde salaris, 't geen naar
hij mij vertelde door den regel £ 20 a £ 25
was. Toen ik hem mijn verwondering hierover
betuigde, antwoordde hij heel kalm: »0ch ! ja.
't salaris is niet veel, ze kunnen er nauwelijks
van leven, en er iets van overhouden voor den
ouden dag gaat heelemaal niet."
Ik bekende hem, dat deze mededeeling mij
tegenviel en mij zeer deed tevens. Was 't geen
schande, dat deze vrouwen, die haar jeugd en
de beste jaren van haar leven opofferden aan de
lijdende menschheid, daarvoor geen betere be
looning ontvingen en bovendien nog de kans
hadden, na een moeielijk en kommervol bestaan,
een armoedigen ouden dag te hebben.
Hij glimlachte om mijn ijver, doch in plaats
van mijn bezwaren te deelen, zeide hij heel
laconiek : »Yon se K", de manier waarop sommige
Britten die twee woordjes uiten, is niet weer te
geven Hie.y spetik rol/unes.' »We nemen bij
voorkeur dames-verpleegsters, die 't niet noodig
hebben, die genoeg eigen middelen bezetten. Dan
zijn ze tevreden met 't salaris en ook, dan kun
nen ze het besteden in bloemen en vruchten en
platen voor de ziekenzalen. Tegenwoordig zijn
de directies der groote gasthuizen 't er over
eens, dat 't een veel beter plan is verpleegsters
te nemen, die niet afhankelijk zijn van 't geen
zij verdienen."
Ik was op 't punt heftig tegen deze, naar 't
mij voorkwam, schandelijke theorie uit te varen,
toen een heel kalm: ^Ynii s<r, il i'.s crcït/iclit'i't'
the saiiic" van mijn zegsman mij tot nadenken
dwong.
En toen zag ik in, dat 't inderdaad overal 't
zelfde is.
Een dame zegt van haar gouvernante, met een
zekere voorliefde : »Ze is van heel nette familie,
ze heeft het volstrekt niet noodig, ze heeft wel
wat van zich zelve, ze doet 't meer om een
bezigheid te hebben."
En zelfs van een kinderjuft'rouw klinkt het
heel voornaam, als men zeggen kan: »IIaar ouders
hebben wel iets, 't zijn geen arme menschen, ze
heeft 't niet direct noodig.''
O ! de ellende van dat eene zinnetje: >ze
heeft 't niet noodig."
Want helaas! dengenen, die 't niet noodig
hebben, valt 't oneindig veel gemakkelijker iets
te verdienen of een betrekking te krijgen dan
zij, die 't hard noodig hebben en voor wie eenige
luttele honderd guldens hun to be or nol In b<:
uitmaken.
Er wordt heden ten dage zooveel som
migen beweren te veel, gedaan aan philanthropie
en toch hier is een wijd veld voor de
philanthropen, de ware menschenvrienden, namelijk
om 't geld, dat zij uitgeven, te laten verdienen
door hen, die 't behoeven.
Want ja .... 't is overal zoo en in alles !
Een jonge dokter die middelen van zich
zelf heeft, en zich voornaam inricht, krijgt on
eindig gauwer patiënten dan de arme tobber,
die er van leven moet en geheel afhankelijk is
van zijn bus en andere praktijk.
De leeraar aan de II. l!. S. pn 't (iymnasium,
die niet uitsluitend afhangt van zijn traktement,
zal eerder privaat-lessen of jongelui in huis
krijgen dan hij die met zijn gezin leven moet
van zijn inkomen.
Menschen die 't noodig hebben, schijnen door
hun evenmenschen met een zeker wantrouwen
aangekeken te worden terwijl aller oogen met
trots en vreugde gericht zijn naar de gelukkigen,
die -- ja -?- wel iets willen verdienen, maar
die er toch eigenlijk niet om verlegen zijn.
Kilacy, door zooveel eeuwen heen, schijnt nog
steeds 't oude by'belwoord van kracht te zy'n :
»Die heeft zal gegeven worden, maar die niet
heeft zal ontnomen worden ook datgene wat hij
ontvangt".
't Geluk is voor de gelukkigen, 't bezit voor
de bezitters !
Energie, volharding, werklust, braafheid, fat
soen, karakter, talent, alles valt weg bij dat ne,
die groote aanbeveling, »hij of zij heeft 't niet
noodig."
Eigen middelen schijnen geschikter werkers en
werksters te produceeren dan eigen krachten.
Het is een treurig, een diep treurig feit en toch
is het een, dat niet te loochenen is, onze geheele
staats-inrichting, onze geheele moderne maat
schappij is er van doortrokken.
En nu kan men al met Marcellus (in Hamlet)
zeggen : »Somethiiuj is rotten in the state" het
helpt niet. Het eenige zou zijn als ieder voor
zich, zich ernstig en heilig voor zou nemen
't geen hij uitgeeft, op welke manier dan ook,
in de eerste plaats en zooveel mogelijk te laten
verdienen door de niet-bezitters door degenen,
die 't wél noodig hebben.
En dan ook: de bezitters moesten zich zooveel
mogelijk onthouden van concurrentie met de
nietbezitters, doch dat is een onderwerp waarover
zóó veel te zeggen is dat 't beter is er
hier ter plaatse althans, voorloopig niets over te
zeggen.
Ook zou ik vreezen onbescheiden te zijn, als
ik den tijd mijner lezers langer in beslag nam.
THIÓHKSE HOVEN.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiHmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniHiiiiiiiiniiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
JA' rrouw in China.
l;e>i. \Fo>tice>i en
Koffers
p«kliet gevolg van Li-Hun-Chang,
waarschynlijk toch niet allen even superieur ontwikkelde
menschen als de groote omlerkoning van
Petchili zelf. moet bij zijn komst in Europa won
derlijk opgekeken hebben van de positie der
getrouwde vrouw, hoe weinig die volgens de
meening van eenigszins geavanceerden nog den
ideaaltoestand nabij komt. In China toch begint
een vrouw pas eenig levensgenot te krijgen wan
neer zij weduwe is; vóór dien tijd is haar toe
stand erger dan in eenig land ter wereld. Slavernij,
mishandeling en zedelijke onderdrukking zijn
wettelijk en maatschappelijk haar element. De
geboorte van een dochtertje wordt, vooral in
armoedige gezinnen, als eene ramp beschouwd ;
het dooden van kinderen, dat in China zeer veel
voorkomt, betreft voor het grootste deel meisjes;
wie zijn vijver wat netjes wil houden, zet een
bord aan den kant: «hier mogen geen meisjes
verdronken worden" ; men vindt telkens van die
borden.
De opvoeding tier meisjes is dan ook heel
primitief. «De deugd betrachten," zegt een
Chineesche spreuk, «is de wetenschap der mannen ;
de wetenschap niet kennen, is de deugd der
vrouwen." Trouwen is er, zooals in de meeste
landen, het doel waar de meeste meisjes voor
opgeleid worden, maar de man is een verrassing
voor haar, evenals zij voor hem; hij mag haar
vooraf niet zien ; op den trouwdag wordt zij naar
zijn huis geleid, onder een rood zijden sluier,
die haar van het hoofd tot de voeten bedekt.
Toch is de wet, wanneer de teleurgestelde vrouw
vertroosting mocht zoeken, onverbiddelijk ge
streng ; voor den man daarentegen is zij toege
vend ; hij mag aan zijne vrouw zooveel gezellin
nen toevoegen als hij wil, maar zij moeten in
schijn aan de eerste onderworpen zijn. Ze heeten
ook «vrouwtje" ; ze mogen niet bij het huwelijk,
zooals de wettige,, de mooie namen van
Jasmijnbloesem, Zilveren Maan, Liefelijke (ieur of
zooiets aannemen. Die namen trouwens zijn vrij
nutteloos, het is onder de elegante mannen ge
woonte van hun vrouwen te spreken als «Stekelige
doorn", «Lastige klis", «Onkruid" of «Brandnetel".
Evenals in Rusland behoort de man de vrouw te
slaan ; het wordt er niet als in Rusland, door de
vrouw als een bewijs van liefde beschouwd ; maar
de man doet het, en soms heel kras, om niet be
lachelijk te zijn; de buren moeten weten dat
hij orde kan houden en de baas is.
Zelfs het teeken voor «vrouw" is in China een
onaangenaam woord ; schrijft men dit teeken eens,
dan bedoelt het «vrouw", tweemaal, dan
beteekent het krakeel", driemaal, dan beduidt het
intrigue" of' gekonkel".
Een verzwaring van slavernij is het voor de
vrouw, wanneer haar man veel familie heeft ; dan
behoort zij toch niet enkel geslagen en geschopt
te worden door hem, maar ook door zijn vader,
zijn grootvader, zy'n oom en over 't algemeen
door al de mannelijke verwanten, die zij als slavin
bedienen moet. Ook hare zonen mag zij wel be
dienen, maar niet met hen aan tafel zitten ; zij
behoeven haar niet te mishandelen.
Bij het bezoek te Amsterdam trok het zeer
eenvoudig costuum van Li-IIun-Chang en zijn
gevolg de aandacht. Al de Chineezen hadden
het kort blauwzijden overkleed zonder eenige
versiering, den rok van blauwe of mauve
tricotachtige zijde; de groote platte schoenen met zolen
van twee centimeter hoog. Li-Hun-Chang zelf d,-oeg
het blauwe overkleed, met een rok van donker
bruinroode stof, een soort damaststof, waardoor wat
goud gewerkt was ; voorts een eenvoudige zwarte
baret met een groote diamant van voren en de
groote bloedkoraal op de kruin. Alleen een der
heeren van het gevolg had een mooi manteltje
van goudbruin pluche, waarop ronde liguren van
een lichtere kleur, bruine zijde, geborduurd
waren. Velen hadden gouden brillen op;
LiHun-Chang droeg als zonnescherm een eenvou
dige zwarte en-tout-cas met Kuropeesch handvat.
* *
Het reisseizoen is weer aan den gang; de een
gaat naar buiten, de ander naar zee, een derde
bij vrienden logeeren, een vierde op reis.
Wat behoort in de koffers ? De meeningen zijn
verschillend. Zij komen natuurlijk in hoofdzaak
overeen, maar met diverse toevoegsels, evenals
men de koffers zelve zeer gevarieerd neemt. Een
modetijdschrift gaf dezer dagen op :
1. Een lange, smalle, lage mand, om alle rokken
in te kunnen leggen zonder dat men ze behoeft
om te slaan; de mand wordt met een foudraal
van wasdoek, zeildoek of moleskine omgeven, en
dit met riemen er omheen gebonden.
2. Een koffer met laden; deze is duur en
zwaar, maar zeer gemakkelijk om allerlei kleinig
heden in te bergen, zelfs linnen, kousen, schoenen,
badcostuums, maar vooral postpapier, handwerken,
boeken, parfums, handschoenen, etc.
3. Een gewone groote koffer voor corsages,
ruches, hoeden, tours-de-cou, alles wat veel plaats
inneemt maar niet veel weegt.
Alle drie, of althans de twee laatste zijn van
binnen bekleed met lichtgekleurde cretonne, waar
onder wat vétiver (tegen de mot) en poudre
d'iris (om het linnen te parfumeeren) gestrooid is.
Het beste is, het heeren- en kindergoed, al
wordt daardoor het aantal koffers wat groot, af
zonderlijk te pakken ; of het moest zoo weinig zijn,
dat het deze verdeeling niet in verwarring bracht.
Wat den inhoud betreft, vergete men niet:
I. Borstels (ook kleerborstel), kammen,
scheergerei, sponzen (in caoutchouczak), zeepen (in
metalen doozen), poeders, fleschjes (in etuis),
knoophaakje, scharen, kap- of handspiegeltje,
vaseline (in etui), beker, linnenzak, schoenhoorn
en laarzentrekker, schoenborstels en schoensmeer
of lak.
II. Linnengoed, kousen, reis-, visite- en gekleed
toilet, sportcostumes naar behoefte, regen- en
stofmantel, een dikke shawl of wintermantel,
nacht- en morgencostuum, dassen, handschoenen,
pantoffels, schoenen.
Voor de schoenen doet men goed, ineens lin
nen hoessen te laten maken, een voor iederen
schoen ; dat haalt het vervelende inwikkelen in
papieren uit, en op de hoes vermeldt men welke
schoen er inzit. Het damestijdschrift geeft als on
misbaar vijf paar schoenen: een paar (linke
wandelschoenen, geregen, met dikke zolen en
platte hakken; een paar Uichelieu-schoenen van
bruin leer; een paar dito van wit leer, om bij
piquéjaponnen te dragen ; een paar lage gelakte
schoenen voor 's avonds, een paar chevreau schoe
nen als pantoffels. Dit lijkt veel, maar op het
reislijstje van Hachette komt nog meer voor:
pantoffels, kalfsleeren bottines, gelakte bottines,
gelakte schoenen, hooge laarsjes, laarzen, water
laarzen, snowboots en de verschillende
sportchaussures.
III. Spelden en naalden, zwart en wit garen,
lappen tianel, diverse knoopen om aantezetten,
veters, zakmes, kurketrekker, lederen riemen,
dun touw, lucifers en waslucifers,
reiswekkerklokje, binocle, visitekaartjes en adressenboekje,
papier en enveloppen, postzegels, briefkaarten,
postkaarten, zakpennehouder, potlooden, zakinkt
koker, lak en cachet, schrijfmap met sleutel,
brievenweger, en (voegt Hachette er bij) de
Almanach van Hachette.
IV. Een kleine reisapotheek, waarin men bv.
pleister, watten en bloedstelpende watten,
chininepillen, antipyrine, boorzuur, migrainestift, peper
munt, eau-des-carmes, eau-de-cologne, een rol
linnen, pluksel, en wat groote spelden kan op
nemen ; des noods nog een spiritus-lampje en
een keteltje.
Toestellen voor onduleeren of friseeren en der
gelijke gaan natuurlijk naar ieders bijzondere be
hoeften mee; maar aan deze bijzonderheden
denkt men het eerst. Wij zouden raden,
veiligheidsspelden. hoedepen, horlogesleutel en sleutel
ring niet te vergeten.
In de Duitsche stads--führer" ligt gewoonlijk
een blaadje, dat de meeste van dezen dingen
noemt, maar daarenboven voor heeren: portefeuille,
portemonnaie, belegtes Brödchen, eieren, zout,
bril en stofbril, cognac, sigarengerei, veldiiesch,
slobkousen, gebedenboek, insectenpoeder, lantaren,
pulvis Doveri, bruispoeder, chocolade, suiker,
citroenzuur, carbol, portretten en aanbevelings
brieven, pas, plaid, reislexicon, luchtkussen, lectuur,
reismuts, reisboek, parapluie, zakthermometer,
wandelstok, teekenalbum ; en voor dames onge
veer datzelfde met lepel en vork, waaier,
Hoffman's druppels en opium. De meeste toevoegsels
zijn wel wat overtollig; tegenover het in alle
gevallen gewapend zijn staat het lastig vermeer
deren der bagage, dat men ook vermijden moet.
Voorts wordt aangeraden, dominospel en kaarten
mee te nemen ; wat het laatste betreft, mag men
wel bedenken, dat in Duitschland - en naar wij
meenen ook in Frankrijk, het spelen met
andere dan in het land gezegelde kaarten zwaar
beboet wordt.
* 4:
De omwenteling in de mode is al heel haastig
gegaan ; men kan zeggen dat de groote
-ballonmouw feitelijk veroordeeld is en haar verval te
gemoet gaat. De mouw is weer collant, met, als
vertroosting en om den overgang gemakkelijk te
maken, een epaulet, die het wel niet lang zal
uithouden.
De blouse, die men sedert een jaar wil afschaf
fen, biedt weerstand ; zij wil niet wijken. Een
reden ligt zeker in de dunne, lichte, elegante
stoffen, die als voor blouses gemaakt zijn en voor
rokken niet tegenhouden; ze zijn er ook te duur
voor. Het is heel iets anders, een blouse te ne
men van zijden mousseline, van geglaceerd surah,
j van mousseline-chiffon, van bengaline, en dit
! alles met guipure of valenciennes op te maken,
dan tot het aanschaffen van een heel costuum
in deze stoffen te besluiten. Ook is een heel
| costuum daarvan dadelijk een gekleed toilet, en
j een blouse alleen een betrekkelijk onpretentieuse
versiering. Ze zullen nog wel wat blijven.
E?e.