De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 12 juli pagina 9

12 juli 1896 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 994 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 9 Li-Hung-Chang's bezoek aan Amsterdam. De kapitein ter zee ZEEGEKS VEECKENS tot Li-HuisiG-CiiAXG: »Hier ziet uwe Excellentie de plaats voor onze schepen die er niet zijn." » 2. Het vroolijke apothekerstrio, (voor dracht). » 3. Muur-Sabel (schermoefening). » 4. De antiquaar, (voordracht). » 5. Standen en Gymnastiek. Pauze. » 6. Tableau vivant. La Patrouille. » 7. Le Masque de fer, (lied). » 8. Mechanische poppen. » 9. Het draaiend standbeeld, (panto mime). Het raadsel was dus eensklaps opgelost. Iedereen prees de vlijt der jonge dames, die, met de luitenants, meer dan zeventig maal den tekst der zangnummers, welke ten gehoore zouden worden gebracht, hadden uitgeschreven en men lachte over het feit, dat een paar andere dames van een harer kleedingstukken een clowns-pak hadden geknutseld voor den sergeant, die in de pantomine zou optreden. 't Werd verder ruchtbaar dat verschillende heeren stukken van hun garderobe in bruik leen hadden afgestaan aan sommige mede spelers. Ja! 't verluidde zelfs, dat een der officieren zijn uniform en sabel voor dien avond had beschikbaar gesteld. De kinderen juichten van vreugd in 't voor uitzicht den heelen avond te mogen opblijven en naar de komedie te zullen gaan en de ouderen vonden zoo'n afwisseling op de vrij eentonige reis niet onaardig. Intusschen begon Kees, de kwartiermeester, die behalve zijn betrekking, ook nog defunctiën van politieagent over de lieve jeugd, van opredderaar en schoonmaakster uitoefent, met een paar van 't volk en de bootsman het tooneel op te slaan. Deadministrateur,aan wiensgroote bekwaam heden als topneel-directeur-decorateur-tooneelmeester-inepicient ik een woord van lof niet kan en mag onthouden, nam de generale lei ding op zich en de eerste machinist zorgde voor de electrische verlichting. Het stoomschip de Amalia" bezit een eigen tooneel-decoratief, indertijd vervaardigd door een passagier, een photograaf-artist, die zich door het scheppen van dit kunstgewrocht een onsterfelijken roem heeft verworven. Het voorscherm, dat echt oprollen kan, even als in een heusche komedie, is ontwijfelbaar geniaal ontworpen en magistraal uitgevoerd. Twee figuren, waaronder de artist, om moge lijke verwarringen te voorkomen, de namen Apollo en Erato schreef, staan in dansende houding op een nogal soliede, vettige wolk. Klokslag half negen waren alle plaatsen bezet ook op 't schellinkje zat een gedis tingeerd publiek, n.l. de eerste officier en de eerste machinist met verschillende andere officieren en gewone stervelingen. Zelfs leelijkerd", de hond van den boots nan, had daar een plekje gevonden, van waar hij met den ruigen kop op de voorpooten, met zijn verstandige oogen het schouwspel kon aanzien. Het was heerlijk weer, eig warm, maar daaraan raakt men op 11".38 NB. en f>3".40 OL. wel gewoon. De boot slingerde niet zoo veel als 's morgens, toen er zelfs nog even sprake van was, dat de voorstelling niet zou door gaan, maar onze kommandaut had gezegd : 't zal wel losloopen van avond" en 't liep los ! Na een schitterende ouverture, door de gloeiende pook", het puik-muziek-corps der stokers, met veel brio gespeeld, begon de voorstelling. Eerst een sergeant-regisseur om het publiek hartelijk welkom te heeten en wegens de tekortheid van de voorbereidingsmaatregelen en den jongen leeftijd van de vereeniging »Wilhelmina" die eerst sedert Jiet vertrek der »Amalia" uit Nederland bestaat, de toegevendheid in te roepen van de geachte passagiers. Applaus! Verders geachte dames en heeren de mededeeling als dat door 't slingeren van 't schip de werkzaamheden aan de ringen, de gymnastiek, geen, plaats kunnen hebben, maar iets anders wordt gegeven. Applaus! Le drapean de la Hollande", gezongen door een Belgisch-koloniaal met een Hollandsche vlag in de hand, had 't gewenschte succes, al klonk pok in het orgaan van dien tenor de p ikel die men onophoudelijk inademt. Het vroolijke apothekers-trio" ver wierf een welverdiend applaus,evenals de sabel-quadrille (Muursabel), uitgevoerd door vier als matrozen gekleede militairen, die heel netjes het Wil helmus klett irden met hun rapieren; zij werden herhaaldelijk teruggeroepen en luidkeels toe gejuicht. 't Publiek had bepaald plezier er heerschte een echt prettige toon en van 't schellinkie af werd met stalles en ander publiek menig hartig woordje gewisseld. Soms klonk het heel 'amiliaar O! Hein geefdefiesch reis an, we zullen 'n krakertje nemen!" De entre-actes werden verdienstelijk aan gevuld door Soli op groote trom, triangel, harmonica of tamboerijn of ensemble nummers van de gloeiende pook". Trots het slingeren van 't schip slaagden de gymnastische standen van twee en drie hoog merischen op elkaar vrij goed en toen ze nmaal door de zee werden omgeworpen lachten de executanten het hardst. Ma! ma! nu krijgen we nog ijs, rood en wit en taartjes! riep een der kleinen op gewonden yan plezier. Heerlijk! kijk daarwordtgepresenteerd! De kommandant, die zeer bescheiden, achter de stalles een plaatsje had gezocht, om meteen een oogje te kunnen houden over 't publiek daar achter, dat nog al gemengd was, deed met groote vrijgevigheid deze versnaperingen ronddienen. Hij blijft altijd even kalm en vriendelijk, maar toch ziet men het hem aan, dat hij schik heeft in zoo'n uitvoering, al zou 't maar alleen zijn, omdat zijn passagiers er een aardige afleiding door hebben. 't Was heel eigenaardig, zoo'n voorstelling lij te wonen, terwijl de boot, nu en dan sterk overhellend, gedurig zachtkens schommelend door de deining van den Indischen Oceaan, met den gewonen spoed van 70 mijlen per etmaal door de golven sneed. 't Gedruisch van 't water, 't gedreun en gestamp der onvermoeid, onophoudelijk door werkende machine merkte men nauwlijks meer men raakt allengs aan die geluiden gewend. Alle aandacht was op tooneel en spelers gevestigd. Men vergeet feitelijk voor enkele oogenblikken dat men zich op een bodem bevindt, die, hoe groot en stevig ze ook moge zijn, toch als een notendop kan worden heen en weer geslingerd, zoodra het verraderlijk element zich weren wil. 't Moet, dunkt mij, voor den kommandant aangenaam zijn om te zien, te ervaren, hoe gerust al die menschen daar te samen zijn. Hij moet juist in zulke oogenblikken gevoelen dat men het volste vertrouwen in zijn kunde en ondervinding heeft maar tegelijk zal hem ook zijn groote verantwoordelijkheid te binnen schieten, als hij zóó veel menschen voor zich ziet, die aan niets anders denken dan aan hun amusement. # * * Op 't achterdek klinkt vroolijk het orkest »van de gloeiende pook" wals, mazurka een pas de quatre wisselen elkander af, luch tig en jolig draaien de paartjes rond, puffend van de warmte, met wangen rood en gloeiend van pret en vóór in 't logies voor de Javanen ligt Sariman, de jongen van den kommandant te sterven. Niemand weet het, want niemand heeft opgemerkt dat Sariman vroeg ter kooi is segaan. Voormiddags had de kommandant hem nog laten roepen om iets voor hem te doen een kleine reparatie aan een kleedingstuk. Sariman had de jas gehaald en was er zwij gend mee naar beneden gegaan. Een inlander zegt altijd zoo weinig mogelijk en Sariman was een dergenen, die nog minder zei: hij was niet jong meer en had reeds her haalde malen op vroegere reizen kleine ongesteldheden gehad. Wat een Javaan scheelt, komt men bezwaarlijk te weten; hij klaagt zelden en zegt alleen wanneer hij zich niet wel gevoelt »Sakit!" Is 't heel erg dan noemt hij 't -Sakit kras", meer kan men niet van hem te weten krijgen en obat-blanda (genees middelen) neemt hij hoogst ongaarne in. Zóó had ook Sariinan gedaan. In 't begin van den avond had hij gezeefd >Sakit!" en tegen 't vallen van den nach »Sakit kras '" Meer niet. Hij was gedurende de f eestvoorstelling ongemerkt ter kooi gegaan en toen de Man doer (de opperkellner) hem 's morgens om 5 uur, als naar gewoonte wilde wekken, vond hij hem dood en reeds verstijfd. Arme kerel! misschien had hij daar in zijn donker benauwd logies nog een oogenblik ge droomd van zijn land hij was een Orang-Soerabaia?van de groene bergen van Java, van den Klapperboom, die bij zijn geboorte was ge plant en zijn ouderdom vertegenwoordigde. Wellicht was hij nog in gedachten bij zijn vrouw en kinderen geweest, terwijl hij zich sakitkras" voelde en misschien ook niet, want een Javaan, zegt men, denkt zeer weinig, niet verder dan 't oogenblik. Ik wil voor Sariman hopen dat hij een dier gelukkigen was ! De dokter constateerde den dood en uitte als zijn meening dat de Javaan ingeslapen en in den slaap door stilstand van het hart gestorven was. 't Lijk werd dadelijk in een zak genaaid, bezwaard met een aantal zware ijzeren roosterbaren en op de plank gelegd. Eén glas aan de klok ! half negen. Op 't voorschip is 't plechtig stil, de sol daten zitten in afwachting, hier en daar op den bak of tegen de verschansing. De Javanen die op het schip in dienst zijn. naderen in hun witte baadjes met den hoofddoek om, de Mandoer gaat voorop. Midden op 't schip ligt het lijk van Sariman op de plank, overdekt met een vlag; de kommandant staat aan stuur boord bij de verschansing en wenkt. De eerste officier, in groot tenue, met witte handschoenen aan, geeft een teeken en de Javanen vatten de plank aan de touwen hengsels op. Zij dragen hun gestorven makker langzaam het voorschip rond. Voorop gaat de eerste officier met den dokter, dan volgen twee matrozen in 't wit, hun zondagsch pak, en daarna komt het lijk, twee matrozen sluiten den kleinen stoet. Met korte doffe slagen luidt de scheepsklpk. 't Is nu de doodsklok; men hoort dat onmiddelijk! Er klinkt een eigenaardig-droeve som bere toon uit die groote metalen bel, die anders zoo helder en vroolijk klinkt. Bom! Bam! Bom! Bam! in een langzaam en getrokken tempo galmen de slagen door de zuivere heldere lucht. Ernstig kijken de militairen en matrozen naar den omgaanden stoet; de enkele passa giers,die zich haastig hebben aangekleed, staan van verre en de sergeants salueeren als 't lijk hen voorbijgaat. Driemaal is de doode rondgedragen. Bombam! Bom-bam! luidt de klok, iets minder krachtig, terwijl de plank bij de verschansing wordt neergelegd. De Javanen laten de touwen los en de vier matrozen, twee voor, twee achter, grijpen de plank aan. ? Stoppen! beveelt de kommandant. De machine komt een oogenblik in rust. Zonderling stil is het eensklaps geworden, men hoort alleen 't zacht ruischen van de golven en 't langzame kleppen van de klok, die steeds zachter schijnt te klinken: Bom-bam! Mannen doet uwen plicht! de komman dant neemt na die woorden zijn unifqrmpet af', en wacht een oogenblik, totdat hij ziet dat het lijk met de voeten over de verschansing ligt. Dan zegt hij duidelijk en langzaam, Elechtig, met vaste stem, op ieder woord klem eggend : Eén twee drie in Godsnaam ! Bom bam !.... Bom bam ! doet nog zachter en weemoediger de klok de plank wordt aan de achterzijde opgelicht, het lijk glijdt er af, plonst in de golven en is in 't zelfde oogenblik in de diepte verdwenen Bom bam! heel zacht sterft tegelijk met het verzinken van het lijk de galm van de klok, die over een kwartier twee heldere slagen, de glazen van negen uur zal doen hooren. Er is een ziel minder aan boord de meesten hebben het niet gemerkt, want door de pret van den vorigen avond zijn bijna allen laat opgestaan. Zóó is het leven ! Komen en gaan onopgemerkt en stil of met groote staatsieen ophef', 't Is maar de vraag wie wat men is !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl