De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 19 juli pagina 1

19 juli 1896 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

H°. 995 DE AMSTERDAMMEK A°. 1896, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND Dit nummer bevat een Bijvoegsel. Onder Redactie van J. DE KOO en JUSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORF, te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 19 Juli Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post/1 1.65 Voor Indiëper jaar mail?10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12' Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel 0.40 I N H O U Di VAK VEBEE EN VAN NABIJ: Herexamens en Autoriteiten, door J. F. Niermeyer. De overwinning der Zilvermannen. Verkiezingen in België. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Na de kiesrechtuitbreiding, door F. M. C. MUZIEK, door Van Mi]ligen. KUNST EN LETTEREN: Parijsche Sil houetten, van H. G. Ibels, door Bulée. De Nacht wacht, door A. W. Weissman. FEUILLETON: Chiffons Huwelijk, naar het Fransch, van Gyp. XIII. RECLAMES. VOOR DAMES: Parp III, door Elise A. Haighton. Allerlei, door E-e. Proza van Willem Kloos, door Ch. M. van Deventer. Graaf Leo Tolstoï, Het Koninkrijk Gods is binnen in U, I, door L. H. S. SCHAAKSPEL. VARIA. ALLERLEI. INGEZONDEN. SCHETSJES. PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. i' iiiiiiiiiiiiiiiiiiinii iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiii De autoriteiten zijn gehoord en ik handel zeker in den geest der redactie, wanneer ik u warmen dank betuig voor de moeite, door hen genomen in deze warme dagen; dagen, die ik gebruikt heb om te examineeren, terwijl zij schreven. Voor mij is het nu vacantie, maar vóór ik die begin zij mij een slotwoord vergund ten bate van die mijner jongens, voor wie er dit jaar geen vacantie is, en van hun lotgenooten. """ Want ik moet het volhouden: voor verre weg de meeste herexaminandi is de vacantie bedorven. Gelukkig de jongens, die een di recteur treffen als dr. Groneman, die den raad geeft: eerst 14 dagen flink in de wei; gelukkig althans, indien zij een vader hebben, die den directeur raadpleegt. Maar er zijn ook vaders, die meenen, dat een jongen die een herexamen heeft dat maar eens flink gevoelen moet. De vaders zijn in hun jeugd niet zoo gedrild als hun kinderen en zien niet allen in dat een behoorlijke vacantie voor deze noodig is als brood. Wie zal het hen te sterk aanrekenen, als het blijkt dat er onderwijsmannen zijn, die dat niet be vroeden, ja dat zelfs een enkele medicus, een autoriteit als Prof. Stokvis, er niet volkomen van doordrongen schijnt ? Ja, als het herexamen zoo onschuldig was als de Heer Berends meent, dan had ik kunnen zwijgen. De jongen moet een boeienden Engelschen roman lezen en in 3 tl 4 zijdjes den inhoud weergeven »dat is alles". Was het maar waar! Hoe stelt de Heer B. zich een herexamen in de wiskunde voor en in het Latijn of Grieksch ? Ik zal hem recente feiten citeeren. Ik noem hier eenige leerlin gen uit n schooljaar en uit slechts drie klassen: no. 1. herexamen Latijn, taak Fransch; no. 2. herexamen wiskunde, taak Latijn; no. 3. hetzelfde; no. 4. herexamen Grieksch, taak Latijn; no. 5. herexamen Grieksch, taak Fransch. In al deze ge vallen waren alle andere vakken voldoende (een hoogst enkel bijna vol doende), eenige goed en zeer goed. Dit is de practijk, Dr. Gunning, niet de theorie. »Ten slotte komt alles neer op het gebruik, dat van het herexamen gemaakt wordt", zegt gij. Natuurlijk: als het gebruik was als de Heer Berends meent, dat regel is, wie zou er dan tegen strijden ? Maar het gebruik is zoo dikwijls misbruik ! Ik ken herexamens, die gevolgd worden door een heele vacantie hard werken en privaatlessen ; ik ken er ge vraagt er naar die eindigen met af wijzing, zelfs na een toelatingsexamen. Ja, zelfs na een toelatingsexamen worden her examens gegeven, aan kinderen van twaalf en dertien jaar! Ook weet ik van een gym nasium, ver uit mijn buurt, waar veel her examens gegeven worden in wiskunde, Nederlandsch en natuurlijke historie, omdat de leeraren in die vakken zoo'n schrikbeeld noodig vinden om de jongens aan 't werk te houden. Nu is het mij wel bekend, dat er scholen zijn, waar niet maar deze of die leeraar zeg gen kan: ik eisch voor mijn vak een her examen ; waar dit aan de vergadering van leeraren ter beslissing staat, waar een krach tige chef de zaken leidt, maar zelfs al waren zij regel en de andere uitzondering dan nog zou het examen moeten vervallen. Zie hoe verdeeld de autoriteiten zijn. De een vindt het examen alleen verdedigbaar als straf, in sommige gevallen, de ander zegt dat het nooit in een straf mag ontaarden. Allen, die het niet willen zien afgeschaft, willen het toch zeer beperkt zien toegepast, Zelfs Dr. Groneman zegt: »ieder geval is een ander" en schijnt wat toch niet wel mogelijk is goedgunstig te willen zijn tegenover jongens en ouders, die reisplannen hebben. Alleen daarom willen de voorstan ders op een enkele na het behouden omdat zij het achten »een noodzakelijk kwaad.1' Een noodzakelijk kwaad. Hoeveel hervor mingen heeft men met dezen dooddoener al trachten tegen te houden! Zonder her examens, zegt Prof. van der Waals, moeten er meer blijven zitten, en blijven zitten werkt demoraliseerend, waartegen Dr. Cattie terecht aanvoert, dat een j aartje betrekkelijke rust dikwijls heel heilzaam op de ontwikkeling werkt. Maar wie de zaak in de kern treft, dat is een man die buiten het onderwijs staat, de geneesheer Dr. Mijnlieff. «Indien de leeraren VOORAF zich meer spe ciaal met dezen (de twijfelachtigenj inlieten en hun meerdere hulp verleenden dan gewoonlijk geschiedt, dan kon het geheele herexamen gerust vervalle n." Deze woorden verdienden met gulden let teren geborduurd te staan in het tafelkleed van elke docentenkamer. Hier schuilt het groote kwaad, dal ik niet beter zou kunnen aanwijzen dan Dr. M. gedaan heeft. In mijn eerste stuk heb ik alleen aange toond, dat de afschaffing der herexamens noodzakelijk, niet dat zij mogelijk is. Met opzet niet, want wat noodzakelijk is, is nooit onmogelijk. Wie begint met van een nood zakelijk kwaad te spreken, zet de zaak op haar kop. Vooropgesteld moet worden, wat mijn hooggeachte leermeester Den Hertog schrijft: »Vacantie blijve vacantie en de onrechtvaardigen zoo goed als de rechtvaar digen moeten eens in 't jaar op adem kunnen komen!" Dat de medici hem hierin zouden bijvallen, dat wist ik wel. Laten wij ons toch door hen laten waarschuwen! Laat ons toch luisteren naar mannen als Winkler, Mijnlieff en Huizinga. Het spijt mij, dat ik er ook niet bijzetten kan : en Stokvis; maar als prof. Stokvis met een afkeurend oordeel wachten wil, totdat men bij hem komt met een jongen en zegt: kijk eens professor, dit ventje was voor de vacantie volkomen nor maal maar heeft nu hartkloppingen, con gesties, kuitenkramp, toevallen en halluci naties zoodat de hoogleeraar tot een hoogen graad van neurasthenie moet besluiten dan wil ik het er maar op wagen om zijn oordeel vooruit te loopen. Men zegge niet: als de leeraren zich meer met twijfelachtige discipelen gaan bemoeien, dan krijgen dezen nüg meer te doen in het schooljaar. Volstrekt niet. Elke meerdere be moeienis van de zijde des leeraars vergemak kelijkt de taak van den jongen. Juist de leeraren die de jongens het meest aan hun lot overlaten, geven gewoonlijk het meeste huiswerk op. Eén bezwaar moet ik nog weerleggen, dat door den heer Den Hertog geopperd wordt. Hij meent dat de geheele afschaffing der herexamens eerst zal kunnen geschieden in verband met die der overgangsexamens en met een geheele reorganisatie van het onder wijs. Hoe wenschelijk ik die beide laatste, groote veranderingen acht, ik ben van meening dat de kleinere, die ik thans bepleit, daarop niet behoeft te wachten. Ik ken een school, waar de overgangsexamens geheel een wassen neus zijn; waar en zoo is het goed alleen en uitsluitend de waarnemingen over het geheele jaar over al- of niet-bevordering tot een hoogere klasse beslissen. Maar op die school zijn de herexamens talrijk. Een bewijs dat de eene fout niet steeds in het gezelschap gaat van de andere, en verbete ring der eene niet in de doos gestopt moet worden omdat ze op die der andere zou moeten wachten. Dit laatste systeem heeft heeft al zooveel in ons land tegengehouden : als we d i t veranderen, dan moet dat met een ; en daarom veranderen we voorloopig nog maar niets ;we streven alleen naar verandering. Moge de Minister van Binnenlandsche Zaken den wil bezitten, te toonen, dat hij niet aldus redeneert. Een minister kan natuurlijk niet afgaan op het oordeel van iemand als ik. Hij moet vragen: wat zeggen de autoriteiten ? Die taak nu is hem door de redactie zeer vergemakkelijkt. Gebleken is, dat zelfs de schoolmannen, die het her examen jaren lang hebben helpen bestendigen, of de afschaffing of de beperking der toe passing wenschen. Gebleken is, dat de medici de schadelijkheid van deze kinder kwelling het woord is van Winkler maar al te duidelijk inzien. En wanneer de minister nu staat voor de keuze tusschen afschaffing of een poging tot beperking, dan heb ik hoop, dat een vergrijsd practicus als hij wel overtuigd zal zijn, dat hij hier met een instelling te doen heeft, waarvan meer mis bruik gemaakt wordt dan in de opinies der schoolautoriteiten te lezen staat. Rotterdam. J. F. NIERMEYEE. De ovenvinning der zilvermanneii, De democratische conventie te Chicago heeft haar candidaat voor het presidentschap van de Vereenigde Staten benoemd. Zooals te verwachten was, is er van eene herkiezing van Clevel'and geen sprake geweest en heeft de quaestie der vrije aanmunting van zilver den doorslag gegeven. Sedert 1873 hebben de Vereenigde Staten wettelijk den gouden standaard, want eene in dat jaar tot stand gekomen wet bepaalt, dat de gouden dollar de munteenheid zal zijn en dat zilver slechts tot een bedrag van vijf dollars in betaling behoeft te worden aangenomen. Deze wet was een doorn in het oog van de bezitters der zilvermijnen, de zoogenoemde »zilverbaronnen". In de door hen op het getouw gezette agitatie werden de gedrukte toestand van den land bouw, de nooden van het proletariaat en de hemel weet wat nog meer op rekening gezet van den gouden standaard. Tengevolge van die agitatie kwam in 1878 de Bland-i/// tot stand, welke bepaalde, dat door de regeering maandelijks niet minder dan twee millioen en niet meer dan vier millioen dollars zou den worden aangemunt. Men vroeg dus niet, hoeveel van dit circulatiemiddel voor het handelsverkeer noodig was, maar men zorgde alleen voor een minimum afzet van de zil verproductie. Tegelijk echter werd bij de zelfde wet het ministerie van iinantiën ge machtigd, tegen deposito van zilver schatkistbewijzen af te geven. Het gevolg was, dat men aan deze certificaten als circulatie middel de voorkeur gaf boven de zilveren dollars en dat in het jaar 1804 van de 421 millioen aangemunte dollars slechts 56 mil lioen in omloop waren, terwijl de rest onge bruikt lag in de kelders van het ministerie van finantiën. Zoo moest de regeering jaarlijks 24 millioen dollar laten aanmunten, waaraan het verkeer niet de minste behoefte had. Eindelijk kwam de regeering op den lumineuzen inval, dat zij in dit geval althans de kosten der aanmunting kon besparen. De Sherman-«c< van het jaar 1890 bepaalde, dat geen zilveren dollars meer zouden worden aangemunt, maar dat de minister van finan ciën maandelijks 4Vs millioen onsen zilver in baren moest aankoopen. Voor dit zilver werden schatkistbiljetten uitgegeven, die in goud inwisselbaar waren, en die feitelijk uit sluitend in goud ingewisseld zijn. Dienten gevolge nam de uitvoer van goud bestendig toe, en overtrof in 1894 den invoer met 81 millioen dollars. Binnen veertien maanden moest de regeering drie leeningen sluiten, om de voorgeschreven goudreserve van de schat kist te kunnen behouden. Eene laatste poging, om zich van deze zilver-calamiteit te bevrijden, was de internationale munfcconferentie van het jaar 1892. Toen ook deze mislukte, bleef niets anders over, dan de noodlottige Shermanact in te trekken, hetgeen in 18!J3 geschiedde. De Amerikanen hebben aan de zilverproducenten voor het aangekochte zilver een paar honderd millioen dollars rnéór betaald dan dit waard was, en bij lateren verkoop van den ontzaglijken voorraad zilver zullen ongetwijfeld nog een paar honderd millioen dollars worden verloren. Dit belet den zilvermannen niet, hun strijd tegen den gouden standaard voort te zetten, en vrije aanmunting te eischen van zilver in de waardeverhouding van 10 tot l, terwijl de marktwaarde van zilver in verhouding tot goud tegenwoordig ongeveer door het cijfer l : 32 wordt aan geduid. Brengt men dus goud naar de munt, dan krijgt men in aangemunt geld de juiste waarde terug; laat men zilver aanmunten, dan krijgt men de dubbele waarde van het ter aanmunting gegeven metaal. Om dit doel te bereiken, willen de zilvermannen het zilver, bij vrije aanmunting, tot elke hoeveelheid in de verhouding l : 10 als wettig betaalmiddel zien vastgesteld. Het is duidelijk, dat onder deze omstandigheden de regeering onmogelijk hare goudreserve zal kunnen behouden. Wanneer op deze wijze de zilveren dollar nog slechts de helft van de waarde zal heb ben, die hij thans heeft, zullen natuurlijk de prijzen ontzaglijk stijgen, en dit wordt aan de goêgemeente als een belangrijk voordeel voorgespiegeld. Anderen verzekeren botweg, dat de «nationale rijkdom" zal toe nemen, als er door vrije aanmunting meer geld komt. Nog anderen ontzien zich niet, er op te wijzen, dat men door betaling in zilver zijn schulden feitelijk tot op de helft zal verminderen. De candidaat voor het presidentschap, die door de meerderheid der democraten is ge steld, heet William Jennings Bryan en was tot voor weinige dagen buiten den staat Nebraska, waar hij woonachtig is, eene totaal onbekende persoonlijkheid, maar hij is een volbloed zilverman, en dit schijnt voldoende te zijn. De heer Bryan noemt zich zelf' een »Peter de kluizenaar in den kruistocht voor het zilver"; hij spreekt over het lang durig martelaarschap der zilvermannen en over hunne heilige zaak, en hij bereikte het toppunt zijner welsprekendheid toen hij uit riep: »De goudmannen mogen de menschheid niet langer kruisigen op een gouden kruis." De zilverquaestie zal hoogst waarschijnlijk eene onherstelbare scheuring brengen in de democratische partij, daar de conventie te Chicago op de meest brutale wijze heeft geweigerd met de wenschen rekening te houden van eene zeer aanzienlijke minder heid, welke zij door allerlei knoeierijen op de vergadering heeft onschadelijk gemaakt. Verkiezingen in lielgië. Bij de herstemmingen voor de Belgische Kamer hebben de clericalen eene groote over winning behaald, maar dit is hun slechts mogelijk geweest door dehulp der doctrinairliberalen, die zich geen voorstanders hebben getoond van de oude Geuzen-leuze »liever Turksch dan Paapsch." Die leuze is dan ook een anachronisme en men zou zich moeten verheugen over het feit, dat clericalisrne en anticlericalisme bij de laatste verkiezingen de politiek der oude liberale partij niet hebben

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl