Historisch Archief 1877-1940
No. 995
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Het wetsontwerp?Hartogh en de Raad van State.
Deftige bode: »Lang wachten, meneer Hartogh ? De Raad van State kent
geen haast. Als u zoo gauw geholpen werd, zouden wij te veel last krijgen
van de eigenwijzigheidjes van uw collega's."
confortable leven; een van hen heeft er eens op
gebluft, en thans is het met dat plotseling ryk
worden uit.
Een vrouw uit den goeden stand wilde absoluut
van haar man af, daar een flinke jonge borst
haar neiging had. Een Zoeloe-arbeider bood
haar voor een grooten maaltijd en een stevigen
slok drank een kostbaren diamant. Zij wist hem
in den broekzak van haar man te praktiseeren,
en bracht dezen toen, anoniem, bij de politie
aan. Hij werd in een restaurant in hechtenis
genomen, gefouilleerd, in het bezit van den
diamant gevonden, en trots al zijn betuigingen
van onschuld tot twaalf jaren dwangarbeid ver
oordeeld.
A en B reden met mij naar Kaapstad. A bezat
nog wat geld, en kreeg onmiddellijk na zijn
landing een goede betrekking in een sigaren
winkel, dank zij zijn kennis van vreemde talen.
B deed twee weken lang al wat hy kon, vond
niets en stond op den drempel der ellende, toen
B hem geld aanbood voor een reis naar de
diamantvelden van Kimberley, wat hij dankbaar
aanvaardde. Na nauwelijks een half jaar kwam
B als ryk man te Kaapstad terug; hij logeerde
in het Royal-Hotel, en bestelde een plaats eerste
klasse naar Europa. Toen zijn bagage aan boord
was, herinnerde hij zich zyn kameraad A, en
snelde terug, om zy'n schuld af te doen. Zijn
brieventasch openend, betaalde hij A tot diens
verwondering het dubbele van het geleende geld
terug en praalde, hoewel er klanten in den
winkel stonden, dat hy millionair was. Hij nam
hartelijk afscheid,nam groeten mee voor zijn heerly k
tehuis, waar de sneeuw de bergen kroont, en trip
pelde opgeruimd weder naar de haven, waar de
stoompyp reeds dikke wolken braakte, een teeken
van spoedig vertrek. Dat twee rechercheurs hem
gestadig volgden, zag hij eerst, toen de klanten
uit den sigarenwinkel van zijn vriend hem in
zyn hut verrasten. Nadat zij zich als detectives
hadden gelegitimeerd, fouilleerden zy hem, en
onderzochten zijn bagage, zonder corpora delicti
te vinden. Zij maakten zich gereed te vertrekken,
toen een van hen een geweer met een langen loop
in het oog kreeg; by nader onderzoek vielen uit
het oude jachtroer de ongesiepen, ruwe diaman
ten bij menigte op den grond. Handboeien, en
marsch! Het proces tegen B. duurde niet lang.
Twaalf jaren dwangarbeid.
In myn pension woonde een mooie vrouw met
haar dochtertje; zy gingen zelden uit, alleen des
Zondags geregeld. Toen wy nader met elkander
kennis maakten, haar gelaat teekende ernstig
verdriet, maar zulke dingen zijn heilig vertelde
zij ons de volgende geschiedenis :
»Ik ben van voorname Engelsche familie; mijn
man was te Kimberley, en werd daar I. D. B. Hij
kreeg vy'ftien jaar; mijn ouders smeeken mij
dikwyls om terug te komen, en willen mij alles
geven wat ik verlang, maar ik blijf; hij moet
tenminste weten, dat wij in zijn nabijheid zijn.
Gelukkig, ik durfde het niet hopen ! mag ik
hem iederen Zondag tien minuten zien achter
de tralies, en met hem spreken, en wat vruchten
en pruimtabak voor hem meebrengen."
Ik vroeg haar toestemming, om met een vriend
haar een keer tot de poort te begeleiden, en
kreeg die. Wy trokken dus ter bedevaart;
vooraan het kind met een mandje druiven, onderin
wat tabak, onschuldig, zonder kwaad vermoeden;
wij met gebogen hoofd achteraan. Het onderscheid
van ras hield bij deze plaats op. Zoeloes,
Hottentotten, Maleiers, Chineezen, Europeanen,
alles wordt over n kam geschoren; de wet, de
tucht, is gruwelijk streng en wee dengene die
niet gehoorzaamt, die niet zijn kar trekt, of zijn
steenen klopt. De dame mocht naar binnen. Wij
bleven buiten. Een aantal gestraften trok op
eenigen afstand naar de kapel. Plotseling haalde
ik mijn zakdoek uit mijn zak: ik moest niezen.
Een politieman sprong met geveld geweer op ons
toe, en dreigde: «Mijn geweer is met scherp ge
laden ; gij hebt hier met uw zakdoek geen teekens
te geven; maak dat gij dadelijk wegkomt, of ik
geef vuur !" Mijn vriend en ik namen onzen
hoed af, en maakten ons uit de voeten; indien
ik mij wél herinner, zelfs met buitengewone
snelheid.
Het doodenmaal.
De onlangs overleden Jules Simon placht gaarne
het volgend voorval uit zijn leven te vertellen :
In de eerste jaren van het keizerrijk kwam het
denkbeeld bij ons op, maandelijks bijeen te
komen om over »le lendemain" te spreken, den
dag van morgen, als het keizerrijk zou zijn ge
vallen. Want wij twijfelden nimmer aan den dag
van morgen en waren er ver van, te meenen dat
wij achttien jaren erop zouden moeten wachten. Ik
doopte dit diner »het doodenmaal", Armand,
Marrast, Cavaignac en Sénard waren achtereenvolgens
voorzitter. De eerste bijeenkomst was zeer komiek.
Ik was in de rue des Petits Champs door een
regenbui overvallen, en was, daar ik geen
parapluie had gevlucht in de Passage Choiseul. De
regen wilde maar niet ophouden, en ik was blij, na
een kwartier Victor Lefranc te ontmoeten, die even
eens hier kwam schuilen. Sedert ken ik hem zeer
goed; wij hebben zelfs samen in een ministerie
gezeten. Maar toen kende ik hem nog maar opper
vlakkig, hoewel wij collega's waren geweest in de
Constituante. Wij begonnen te babbelen en het
schijnt, dat het gesprek hem even goed beviel als
mij, want het duurde bijna een uur. Tegen
achten scheen Lefranc, die mij belang in ging
boezemen, weg te willen. Hij was, zeide hij,
gedwongen mij alleen te laten, want hij moest
in de nabijheid van de rue Bourdonnais dineeren.
»Maar weet gij wat," zeide hij op hartelijken
toon tot mij, »de vriend bij wien ik ga eten, is
een oude bekende van u : Le Blond, een aller
aangenaamst man. Kom zonder complimenten
mee. Ik neem het op mij, u te inviteeren, en ik
ben zeker, dat hij het heel geschikt zal vinden."
»Heel graag," zeide ik kalm, »ik ga mee."
»Gaat gij mee 'i" Ik zag wel, dat hij een weinig
verlegen was met zijn succes. »Hij zal het uit
stekend vinden," zeide ik, »dat verzeker ik u.
Hij is een beste kerel, ik ben bij hem alsof ik
bij mij thuis was."
Ik liet hem verder maar redeneeren, want ik
zag wel, dat hij zichzelf moed wilde inspreken.
Hij haalde zijn horloge uit. »llet is tijd. Breng
mij tenminste tot aan de deur."
Ik ging mede, zonder een woord te spreken.
»Maar," zeide hij, «waarom gaat gij de trap
niet op V Hij woont in het entresol en heeft
menschen, want ik zie zijn heele huis verlicht.
Kom !"
Dit »kom" zeide hij, alsof het moest beteekenen :
»maak dat gij weg komt!"
Hij gaat vooruit, belt en reikt mij de hand.
»0p mijn woord", ging hij voort, »gij hebt mij
een paar aangename uren bezorgd; tot weerziens."
Men had de deur opengemaakt. Langzaam
trok hij zijn jas uit, hij was doodverlegen, dat
ik hetzelfde deed. »Arme drommel", dacht hij
ongetwijfeld, >hij weet zeker niet waar hij eten
vandaan moet halen." Op dit oogenblik kwam
Le Blond de voorkamer binnen en zeide : »Kom
toch, achterblijver, het wachten is alleen op u !"
«Hoor eens", zeide Lefranc ongerust, en nam
hem apart, >ik stoor misschien uw regeling, maar
ik ben zoo onbeleefd geweest, Jules Simon uit
te noodigen, dien ik in de Passage Choiseul
aantrof".
«Jules Simon", riep Le Blond, »die is al sedert
veertien dagen uitgenoodigd; hij heeft aange
nomen ook, en wij wachten alleen op hem!
Gij behoort tot de huisvrienden, wij zouden op u
niet gewacht hebben!"
Lefranc kon het maar niet op, dat ik zoo lang
zwijgend naast hem had geloopen. Bij dit diner
nu stelde Sénard voor, het eens in de maand te
houden, en doopte ik het »het doodenmaal".
Een toespraak van Napoleon.
Karakteristiek voor de manier, waarop Napoleon
met zijn troepen omging, is een redevoering die
graaf Chamans, voormalig adjudant van den veld
heer, mededeelt in zijn Mémoires. Het vierde
linie-regement van de Infanterie had bij Austerlitz
in een attaque van de russische cavalerie zijn
vaandel verloren; het was zonder dit symbool
uitgerukt ter revue, en de keizer hield de vol
gende toespraak tot de soldaten:
«Waar is uw vaandel ? (stille). Gij zijt het
eenige regiment der fransche armee, waaraan ik
dit moet vragen. Liever had ik mijn linker arm
verloren, dan mijn vaandel. Men zal het in
triomf naar Petersburg brengen en nog na hon
derd jaren zullen de Kussen het met trots
vertoonen. De veertig vaandels die wy hun hebben
afgenomen, zijn samen niet zooveel waard als
uw eene. Hebt gij dan vergeten, u tegen de
ruiterij te verdedigen ? Wie voerde het regiment
aan 'l Welke maatregelen heeft hij getroffen
toen hij zich zag aangevallen ? Waar waren
uw officieren; uw grenadiers V Hadt gij allen
niet liever moeten sterven dan uw vaandel ver
liezen ? Ik heb zooeven een aantal regimenten
gezien, die bijna geen officieren of bijna geen
manschappen meer hadden, maar allen hebben
zij hun vaandel, hun eer gered. En gij V Uw
compagnies zijn sterk en talrijk, maar ik vind
in uw rijen mijn standaard niet terug Wat
zult gij doen, om dezen smaad uit te wisschen,
om uw oude kameraden van de armee het zwijgen
op te leggen, wanneer zy' bij uw aanblik zeggen :
dat is het regiment, dat zijn standaard heeft
verloren ? (stilte). Bij de eerste gelegenheid de
beste moet uw regiment mij vier vaandels van
den vijand brengen; dan zal ik zien, of ik u
het uwe zal teruggeven."
Met luider stemme en in groote drift werden
deze woorden gesproken. Zij maakten op allen
die ze hoorden, een onbeschryfelijken indruk.
Een rilling, zegt Chamans, liep mij over de leden ;
het koude zweet brak mij uit. Had men dit regi
ment een oogenblik later in het vuur gebracht,
het had wonderen van dapperheid verricht. Een
jaar later, bij een revue te Berlijn, kreeg het
regiment een nieuw vaandel.