De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 2 augustus pagina 11

2 augustus 1896 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No. 997 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 11 De ontvangst der Duitsche socialisten te Rijssel. GJORMANIA. : ..Doch hab' ich meine Freude d'ran." Is 't moeielijk om op zoo'n cither te spelen ? Volstrekt niet, met 'n beetje oplettend heid en wat maatgevoel breng je het een heel eind ver. Kijk maar! al de snaren en toetsen zijn genummerd en de muziek ook. De dokter sloeg een paar bladen om van het muziekboekje, dat op 't lessenaartje lag en speelde a prima vista »Freu/le schoner Oötterfunken.'" Zie je wel dat 't goed gaat, als je maar oplet, het klinkt, betoel, heel aardig! Weer sloeg hij een blaadje of wat om, maar toen hij het daarop staande lied, »Leine, leiac, frommel' Wcise," Agathens gebed uit /Ier Freischiitx, begon te spelen, trilden zijn vin gers en zuchtte hij een paar maal. Hij hield eensklaps op en zei, met een min of meer vreemden blik, mij aanziende: Ik kan dat ding nooit hooren zonder beroerd te worden, ik wist niet dat het in dit boekje stond. Ik heb het in lang niet gehoord. Vroeger was het een aria die ik machtig graag hoorde, maar later ging het me altijd koud door de leden als iemand ze speelde. Zelfs nu nog word ik er zenuwachtig van. Hoe zoo dokter? Hij zag me een oogenblik aan. 'k Wil het toch uitspelen, zei hij zacht, maar zijn lippen beefden. Nog een paar maten van de liefelijk-melancholische melodicn trilden uit de snaren, toen hield hij op: Arme kerel! zei de dokter binnensmonds 't is eeuwig zonde en jammer geweest! Met nerveus bewogen vingers speelde hij tot het einde en toen, terwijl hij het beekje haastig dichtsloeg, als wilde hij die noten niet meer zien, vroeg hij: vindt je me niet kinderachtig??maar het was ook zoo'n trouwe kameraad, zoo'n beste jongen! Zijn goedige bruine oogen werden vochtig en ik zag hoe zijn onderlip beefde, hij beet een paar maal op zijn knevel, voor hij ver telde : Dat eenvoudig stukje muziek brengt me altijd een treffende episode voor den geest, uit den tijd toen ik in Atjeh was. 't Waren moeilijke dagen, die we er doorbrachten, menig makker heb ik daar verloren, gedurig hadden we te lijden van de verraderlijke overvallen van de Atjehers. Je was geen oogenblik zeker, ze beschoten ons, waar en wanneer ze maar konden. Soms hadden we weken achtereen een rust, maar je bleef na tuurlijk altijd in spanning. Ik ben wel dikwijls 's nachts plotseling uit mijn bed geblazen, 't Is een angstig gehoor zoo'n signaal: »0m den dokter!" het klinkt onheimeiijk uit de verte, van de posten. Destijds had ik een goed vriend, een tweede luitenant, jong en opgeruimd evenals ik. 't Was een kranig officier, een kerel als een boom en kern gezond. Hij had altijd schik in zijn leven, geestig en grappig was hij de ziel van onze gezellige bijeenkomsten. Als hij er maar bij was, kon je zeker zijn dat een fuif goed en prettig atliep. En !n har telijke jongen ! uitstekend, humaan, goed voor iedereen, 'k Herinner me nog dai ik eens van een rit langs de posten terugkwam in een hevige koorts ik voelde dat ik wat, onder de leden had. 'k Zag geen kans meer om mijn huis te bereiken 'k viel dus bij hem binnen. Kerel! riep ik, geei me gauw wat Brandy-kSoda, 'k ga anders van m';i slokje, 'k Had nog juist de kracht om dat te zeggen. Hij heeft me verpleegd, totdat er andere hulp was; hij holde zelf naar de Soos om champagne en ij*. Enfin ! hij heeft alles voor me gedaan, alles beredderd, want ik werd zwaar r.iek en d i champagne ik heb heel wat lleschjes gebruikt kostte zijn lieve duiten, liet tractement van 'n luitenant permitteert anders zoo'n luxe niet, ja V - Maar hij was van die kracht, weet je, dat hij zei : 't :in>"l er wezen, en dan kwam het er! In n woord hij was een kerel met een hart als van goud, 'n beetje zieltje zonder zorg, die soms dacht dat een dubbeltje twintig centen had, maar overigens een officier, die hoog stond aangeschreven; een vent waar ze op aan konden. Hij had verbazend goed slag om met de soldaten om te springen, hij kroeg alles van ze gedaan, want hij behandelde ze als menschen, zie je? Ze vlogen voor hem en toch was hij streng, hard als 'tnooilig was. Van tijd tot tijd had hij, wat, hij zelf noemde. zwarte buien". Dan was hij somber en in zichzelf gekeerd, soms dagen lang. Meestal hield hij zich dan schuil er, wou niemand zien: ..hij wou geen niensch met zijn mis troostig bakkes vervelen," zei hij en piekerde liever alleen. Wonderlijk genoeg had hij dan, na zoo'n bui, altijd een voorgevoel. Soms zei hij dan plotseling: Over een paar maanden is die of die er geweest. Zeg 'm maar goeien das1, als je 'm nog ontmoet!" In den beginne lachten we hem uit, we noemden hem do ongeluksraaf en ik zei : =ik zal je 'ris wat geven, kameraad, je digestie is bepaald weer niet goed." Maar toen zijn prol'etiëa een paar malen waren uitgekomen, konden we er den d ra .H k niet meer mee steken, 't Was te akelig. We zeien dus: Amice, hou die dingen liever voor je." Dan keek hij je meestal zoo zonder ling aan en zei: 'k Wou dat ik hec kon !" 't Was alsof langzamerhand die eigenaar digheid bij hem uitsleet, want hij zei niets van dien aard meer en was de joligste, pret tigste makker, dien we verlangen konden, maar eens op een avond, wel een jaar later, j begon hij weer. We hadden met, een clubje ! makkers in rijn voorzalen} gezeten, heel ge zellig bij mekaar. We dronken brandy-soda en zetten een boom op, over allerlei dingen. l Hij wa_s de gezelligste, van allen, tapte de i eene ui na de andere en was nog moppiger dan anders. We soupeerden wat', staken de i lekkere Ilavana's op, die ze hem van huis, i uit Holland, hadden trezonden en toen we eindelijk opstapten, hield hij mij terug en zei : t Doktertje, jou moet ik nog even n part spraken." Ik dacht dal hij een of andere kleinigheid \ mankeerde en «ring weer y.ilten, de anderen ' marcheerden af', lachend en zingend. l _?Wel wat is er? vroeg ik, pillen, poeiers of dnnkjes noodig? Neen! antwoordde hij kalm, ik hel) geen van j'3 viezi<rheden meer rood i»1. Steek nu 1 eerst nog een van die lekkere H a van a's op en luistei- dan even met, attentie, ja? : Ivero] ! wat ben ie. opeens ernstig ge,; worden; ik zei hei, omdat ik min of meer ont stelde toen ik hem goed aankeek. Hij was bieek, met. bhiuwe kringen en dikke wallen i onder <!e oogen. Was dar. zoo opeens gekomen of had ik liet niet. eerdei' opgemerkt, door de jool die we sr.meühadden gemaakt. Ik wist hot niet, iiüvar ik kreeg een koude rilling over mijn rug toen hij, met een flauw gliinli'chje /ei : Steek nog w;\t van die sigaren l)'1 j je, doktertje! Jou smaken ze en ik za! ze niet meer noodig hebben, 'k Heb weer een voorgevoel gehad.... O,.-!;, Soe.h'h! T malle dwaasheid! .... over mo zelf, gin s» hij, kalm en ern st i g sprekend, voort, zonder zich aan mijn uinoop ie ;-toren. '|< Heb me zelf gezien dood! Over een paar dagen ga ik er van door ! D:'l!itr'»c_-id! riep ik. mnar ik kon niet lachen. Hij nam er geen notitie van en zei eeiiV'ï'idig: -?J.- weel. het is weer gedurig mis aan de huiteniinic.daar zullen ze me te pakken nemen, lel maar op! Overmorgen ga i'f er zeker-met mijn compasniie heen -- gisterennacht, wist ik het in m;jn slaap. aal .'" toeh zoon dwaasheid niet in ie, hnof!, je hebt misschien te zwaar gesoupeerd 1 en benauwd gedroomd, dat is een gewoon gaMri.suh verschijnsel ! Ik wou hem van dat denkbeeld afbrengen, maar liet lukte, me niet. Hij lachte weemoedig en zei : Je bent ' een goeie vent, dokt.erije ! -ie wil het me uit mijn hoofd praten, maar dat kun je toch niet. Ik weef, wat ik weet och ' jij kunt dat zoo nier begrijpen, m:iar het is zóó en niet anders. : Eer, i'.ogenblikje keek hij naar buiten, waar de bnomen en struiken zon mooi in het heldere maanlicht stonden. 't Is toch wel mooi en 1 lekker hier, ja? Jammer dat we niet langer bij mekaar zullen blijven. Wil jij juist : terwijl hij weer naar mij omkeek begon op j tafel een speeldoos, die er stond, te spelen. j A! pratend had hij, zonder er bij te denken! zijn hand op de doos gelegd en 't knopje van l de mechaniek aangeraakt. i .. I/iise, leise, frommer Weise'." speelde ! de doos,. Zuiver en helder klonk het eenvou dige lied in den stillen nacht, 't Kan in j Indiëzoo doodstil zijn 's nachts, dat het schijnt j alsof_ons gehoor dubbel scherp wordt. Hij luisterde zwijgend en toen het air uit was zette hij de doos op een aantal waterglazen en deed haar het stuk herhalen. 1 ^?_ Dat, is een van de mooiste melodiën, ; die ik ken, zei hij zacht; ze is zoo innig aan grijpend, eenvoudig en lief en nu, Soedan: Hij liet de speeldoos ophouden. Luister nu even «iokk'ertje ! Wat ik je zeggen wou is dit: jij bant hier altijd mijn intimus geweest,^ ja.'! Doe je me nu ook'plezier en regel mijn boeltje als ik er niet meer ben. Ik heb nog een paar beertjes, d i.; moet je maar zien te temmen, zoo goed en kwaad als 't gant, in mijn cassette gg-'n nog een paar brieven, die moet je maar verbranden en jij, ii'.emand anders, dan jij, hoor moet aan mijn tamilie schrijven, hoe alles is gebeurd ... i Maat- beste kerel ! .. .. i -Neen, val me nu niet in de rede l?.ten we alle discussie maar slaken, 't is tijd ver spillen. (Jocf me i in maar een hart'elijken handdruk. Zoo! Hink zóó! nog eens! -ie b.aoof, me alles, ja? En zeg me nu eens ferm goeden dag. Hij omarmde" mij en kneep mijn tuind->iH>ijiui lijn 't was zoo'n kraehiige kerel ! Toen duwde hij mij vooruit, het erfop en zei: Ivi mi naar huis. 'tHla-.it! nog eenmaal greep hij mij handen, drukte die zei: (tod zegen je makker, Shimat tidor ! en keerde in huis terug. ; '*** Twee dagen later klonk van een van de posten, tegen het vallen van den avond, liet ; iKxa-nsignaa! 'om den dokter!" : Daar lag hij, mijn urine, brave makker. /oo'n vuile sloeber had hem een kogel midden door het voorhoofd gejaagd. Morsdood! meer kou ik niet zeggen, mijn hart zat: nu in de keel. 1 l lij heeft gevochten als een k-e v w, zt i een luitenant, die z\vart van rook en stol' ? kwam aanloopen. _?Hij viel vlak naast me neer en vóór hij stierf kon hij nog even zeggen : neem het, | bevel over, ik heb mijn portie ! DJ dokter pakte zijn accord-cuher in d-' doos, IM 't n>.LU;ekboekje er boven op ea ze:: \\ o /.allen, 't er voor van daag maar bi| laten ea -- in zichzelf, even zuchtend, 't \va.s een baste jongen, Kassian !

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl