De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 2 augustus pagina 3

2 augustus 1896 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 997 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. MEIUSINE. Wat wreed een lot, Palmira ! ach gevangen! In 's vijands hand! Door christenen geroofd l En alle liefde, hopen en verlangen Der liefdevlammen gruw/aam wreed gedoofd! Vergeefs vloeit mij het liefdevuur door d' ad'ren, Dat vuur welks gloed mij innerlijk verteert. (Zeer hartstochtelijk). O, Saladijn! Uw Melusine te midden van verraad'ren Tot gevaog'nc verueêrd ! PALMIRA (luchtig). In 's vijands nmoht, 't is waar, Maar 't krij^sgeluk kan keercu ! Vertwjjflen y.al ik nooit, Wanneer was ik ooit vrij ? Gevangenschap zoo erg ? En dat bij Tempelhceren ? Oeh kom ! Mij vrijheid is t ich slavernij. De moed des mans alleen Kun vrouwenharten hoeien, Hij heet Jan Tempelier of .Muzelman. HEKMAN. Der vronwen liefdegloed heeft wel een groot vermogen, Het inensch'lijke in den mensrh zwicht voor lieftalligheid, Maar wie wat hoogers mint, wordt niet dour haar bedrogen, Voor mij is 't minnevnur thans niets dan ijdelheid ! en in de derde acte: Ons wacht de schoone laak, de Christcnbende Als kaf den wiud ten prijs te strooien. "Wij zullen dien onstuim'gen 'lYinpelridd'rcn, Die werv'len als de s.imoen der woestijn, De wakk're tegenstander zijn. Bij Mohammed, wij zullen hen doen sidd'renl De lotusbloem in 't haar, Den gloed der min in d' oogcn. Zoo tree U u d' odaliske voor. En d'opgeheven arin In sierelijke bogen Onthult geheel haar mintrezoor. Ik wil niet te veel ruimte vergen, anders zou ik nog meer aanhalen, doch dit is dunkt mij voldoende, om den lezer te bewijzen dat ik niet te sterk in mjjn oordeel ben geweest. VAX MlLLlüEN. Miitiiiiiiiiiiiimiiiiimiiiniiiii iiiiiiiimiiiMiiiiin De Priz-de-Rome te Parus, Ieder jaar, in het midden van de heete Julimaand, kan men in de groote bovenzaal van de Ecole-des-Beaux-Arts, aan den Seine-kant, de antwoorden komen bezien die de ijverige mede dingers naar den Prix-de-Rome hebben ingezon den. Hier in Holland komen zulke tentoonstel lingen meest in het najaar voor als er ten minste een concours geweest is en of men dit te Parijs in Juli doet om minder menschen iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiliHiiimiiiiiHU iiinicMiiiiimiimiiiiiiiiiittiiiiiiiiHiiimiiiiiiij CHIFFON's HUWELIJK. 15) Naar 't Fransch, van GYP. Tien dagen lang kou Chiffou getn voet ver zetten, zouder den kleinen Baifleur op haar schrede:'. 1e viudeu. Ook kwam hij verscheidene malen bij de De Bray's, quasi om boodschappen voor zijn mama over te brengen en eens vond Coryse, '.s avonds naar liet salon gaande oai te dineereu, hem tusscheu haar ouders zitten, /ij had hem tagen een uur of zes in zijn rijtuigje zien aan komen, maar meende, dat hij reeds lang vertrokken was en bleef verbaasd bij de deur staan. Mijnheer de Barfleur is zoo vriendelijk, bij ons te willen blijven dineeren ... zei de markiezin, die merkwaardig goed gehumeurd scheen ; wij /.uilen, hem van avond, als we uitgaan, even t'huis brengen .. . Gedurende de warme dagen gingen mijnheer en mevrouw de Bray 's avonds na het, diner uit rijden in namen gewoonlijk Cuiffon mee, die deze rijtoertjes gruwelijk vond. Rechtop tegenover haar ouders in den landauer gezeten, durfde zij zich nauwelijks verroeren of lachen eu zoo bleef zij onverschillig' eu houterig zitten, zooals zij steeds in haar moeders tegen woordigheid was, in afwachting van de bom, die zij vreesde te zien losbarsten. Toen Mare de Bray op zijn beurt binnenkwam, drukte zijn gezicht zulk een onuitsprekelijke ver bazing uit, dat Coryse begon te lachen. Eu terwijl haar moeder zich aan den arm van den burggraaf naar de eetzaal begaf, fluisterde zij oom Mare, die ernstig ontstemd scheen, toe: Dat had je niet verwacht, |,è. ? Oogenschijulijk zouder zijn broeders bezorgde blikken op te merken, antwoordde hij : Hum ! dus hij is tegenwoordig al huisvriend geworden, tieee kluiten boter?.... Nog niet! . . .. zei Chiffou lachend, maar hij probeert liet! .. .. Eensklaps bleef oom Mare staan : Wat bedoel je daarmee ? .... vroeg hij driftig. /ijn broeder, die achter hem stond, duwde hem zachtjes voort, op ruin of meer smeekenden toon aandringend: lastig te vallen, weet ik niet, in ieder geval zou het lofwaardig zijn, dezen t\jd aan te bevelen, omdat hij aan het eind van den cursus, voor de vacantie valt, en dus deze wedstrijd daardoor een zweem van een eindexamen verkrijgt, wat hij, op zijn algeheel academische strekking let tend, dan ook werkelijk verdiende te zijn, hier zoowel als te Parijs. De bekende Arsène Alexandre schreef er in den F-igaro van 18 Juli j.l. over, en deze heer is blijkbaar een beetje ontstemd, naar den toon van zijn schrijven te oordeelen. -- Zou dit misschien zijn om de weerlegging van zijn meening omtrent de door het Louvre nieuw aangekochte gouden tiara van Saithapharnès, die hij op gezag van een russisch archeoloog voor minder authentiek hield, en zou hij (het uit de natuur vrij voort komende kunstgevoel) zich ee.i beetje beleedigd gevoelen door het antwoord van den directeur van het Louvre (de offieiëele kunstopvatting) in ]eder geval gaat hij zelf te keer tegen het on derwerp dat dit jaar als sujet voor het concours moest dienen. »Une légende odieuse et absurde a fait les frais du concours de Home pour 189(5". 't Is namelijk Marsyas, op bevel van Apollo door een slaaf gevild, en A. zegt dat men zou willen gelooven dat de ouden de woestheid der litteratoren (critici) hiermede hebben willen symboliseeren. Maar in werkelijkheid vindt Alexandre een diepere beteekenis in deze legende, zij geeft ons te verstaan dat de vrije kunst, die direct uit de natuur ont kiemt, hier door Marsyas wordt verbeeld, en dat die altijd door de Academische wordt overwonnen en allerschandelijkst behandeld. Nu wil ik gaarne aannemen dat er verschillende gevallen zouden aan te halen zijn tot staving van deze bewering, maar aan beide zijden is waarschijnlijk wel eenige schuld, en de een kan het zonder de ander niet stellen. De in zich zelf reeds zoo zeer verloopen academische richting zou veel van de vrije kunst hebben kunnen keren, als zij niet to veel haar hoofd dogma van den canon van l'olyceiltos gemaakt had; en de vrije kunst zou zoi.der haar veel te grooten aanleg voor de bohème en al te ergerlijk grof liberalisme een deel van de waardigheid van het academische hebben kunnen overnemen, en beiden zouden dan misschien (?) gewonnen heb ben, maar noch het academische bestaat thans meer, noch heeft de vrije kunst weer dien algemeenen invloed van voor een paar jaar; en een reactie tegen beide zou misschien het begin kunnen zijn van een nieuw leven met dien verstande dat het van het academische het inzicht van de onmisbaarheid van een bedaarde en drooge voorbereiding zou overnemen, en van de vrije kunst de even onmisbare passie voor dat wat men voelt en maakt. En daarom is het zoo verbazend moeielijk uit te maken wat beter ware. afschaffing of in stand houding van die jaarlijksche concoursen, waar, bij zoo verbazend uiteenloopende opvattingen iiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiniiiHiiiiitiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiu Vooruit, kinderen .... komt dan toch .... Kom ! kom ! riep de markiezin op stekeligen toon, en wees op den kleinen Baiileur, die naast zijn stoel stond waarom blijf jelui zoo achter?.... Mijnheer de Barfleur wacht op je om te gaan zitten .... Van den aanvang vau het diner af zat de burg graaf, die recht tegenover Coryse was geplaa'st, haar met smachtende blikken, en zeer onwelleveiid aan te kijken. Het, meisje sloeg er in 't geheel geen acht op, maar Mare de Bray merkte die a>mstellerij op en ergerde er zich over. Zijn ergernis liep zelfs zoo in het oog, dat Chili' m plotseling vroeg: Zeg, oom !. . . . wat, heb je van avond iu vredesnaam toch? .... je kijkt, zoo sip. ... Niets.... antwoordde hij geprikkeld dat, wil zeggen, 'k heb een beetje hoofdpijn.... Maar in weerwil van zijn voorgewende hoofd pijn, begon hij met zijn nicht te praten, zonder haar verder eeu oogenblik gelegenheid te geven, het, hoofd naar den anderen kant te draaien. Ontevreden over Coryse's houding, die zij bcleedigend tegenover haar beschermeling oordeelde, zocht, de markiezin haar verscheidene malen in het algemeeiie gesprek te betrekken, maar telkens wist zij dien toeleg te verijdelen. Toen, begrijpend dat zij met list niets gedaan kou krijgen, besloot mevrouw de Bray haar ge«'one taktiek te volgen en riep : Coryse ! . . . . je gedraagt, je alles behalve zooals 't, hoort ! . . , . je ratelt .... we kunnen onze woorden hier niet verstaan ! . . . . Het, meisje zweeg, zonder zelfs den zin, waar aan zij begonnen was, te voleindigen, en deed geen mond meer open. Neen, ik verbied je niet te praten hernam de markieziu en mijnheer de BaiiL'ur te ant woorden, die juist zei : dat.... Mijnheer de Barlleur spreekt vau niets anders dan paarden eu wedrennen .... zei Coryse op zachten, welleveuüen toon .... allemaal dingen waar ik een hekel aan heb, en waar ik niemendal van begrijp.... ? Waar wenschf u dan over te praten .'.... vroeg de kleine Barfleur voorkomend. Op denzelfden zedigeii en onderworpen toon antwoordde zij : Nergens over mijnheer.... ik kau het best zonder praten stellen .... Dat zou men straks niet, gezegd hebben! merkte mevrouw de Bray vinnig aan. Ja .... ik was wat druk .... excuseer .... Eu met neergeslagen oogen op haar bord turend bleef zij tot het einde van het diner halstarrig zwijgen. Toen Chiffou iu de billardkamer de koffie had gediend, ging zij buiten, in eeu grooten rieten onder de mededingers reeds, allen gedwongen worden, hun meeningen aan den kant te zetten j en zoolang maar thuis te laten, alsof het een ; boek of schets ware, die zoo streng bij deze concoursen worden geweerd ; om de meeningen ( van anderen in zich op te nemen en te bewerken in een compositie, die zij zelf, hun innigste ge- j voelens volgend, zeker nimmer zouden hebben \ bedacht, veel minder zouden hebben uitgevoerd. , En toch als eindexamen van een Academie, i die onmisbaar is, zou zulk een concours z\jn : zeer goeden kant kunnen hebben, en al zulke dingen, zooals Alexandre zegt, se passoif si luiii de Tart dat men er eerder over redenoeren moet als een onderwijs-kwestie dan wel als over iets '? anders. l In hoe verre dan, bij een onderzoek naar de werkelijke capaciteiten van den medsdinger te zien in een zeor eenvoudige studie zonder meer ook zou moeten onderzocht worden in hoeverre hij inzicht bleek te hebben in andere, misschien heel wat meer essentielle dingen dan anatomie en pers pectief ik meen in dingen, in verband met de steeds sterker wordende gedachte dat kunst er zoo maar niet alleen tot genot is, maar ook wel degelijk een bruikbaarheidskant heeft, m. a. w. de ver- i houding van de kunst tot het gezamenlijke leven, i zou moeielijk dadelijk zijn uit te maken, en mis- i schien eerst een ideaal van voor veel later tijden ; zijn. Voorloopig mogen wij het goed vinden : dat de zaak er is, al is de uitvoering minder verkwikkelijk om aan te zien. Til Moi.KENllOF.K. zich in zyne schilderwijze aansluit aan de school van Barbizon, die in de scheppingen van een Corot, Diaz, Rousseau, Trojon e. a., vooral in de jaren van 1830?18(50 uitblinkt. Voorzeker heeft ook dit doek van Jacque vele schoone eigenschappen, echter bespeuren wij wederom hoezeer de meesters der genoemde Fransche school, die den bloeitijd der schilder kunst in Frankrijk vertegenwoordigen, steeds in te donkere, sombere tinten de natuur weer gaven. Waarin vooral de Hollandsche kunst der laatste dertig jaren, in tegenstelling tot de groote school van Barbizon uitsteekt, bastaat in eene meer juiste, meer gezonde en meer ware op vatting der natuur. Dit kan niet genoeg gewaar deerd worden. Mauve bewijst in dit groote doek een der schit terendste vertegenwoordigers dezer goede richting onzer school te zijn, en het is vooral daarom eene zaak van nationale eer, dat dit prachtig schilderij in eene der Hollandsche musea ingelijfd worde. Zelfs onze eerste meesters, als zij groot gezien een stuk natuur weergever,, vervallen somtijds in eene i« twat vluchtige bewerking, maar bij Mauve's schilderij is dit geenszins het geval. Hij heeft bij de creatie van dit veestuk het nerveuahaastige ontgaan. Dit schoone gewrocht geeft een ongekend ge not. Beziet tnen het van nabij, dan geniet men echt en degelijk schilderwerk; op een afstand aa«schouwd. boeit het eenvoudige tafereel door de groote intimiteit, waarmede Anton Mauve de stille, lieflijke duinstreek niet het grazend vee weergeeft. J. H. S. Deze Mauve mi niet liet M nit. Indien Frans Hals, Ruysdael of I'otter zelfs even het schilderij van onzen grooten veeschilder, dat op het oogenblik bij A. Preyer in de Kalverstraat is tentoongesteld, konden bezien, zouden zij ongetwijfeld Mauve begroet hebben : wel niet van onzen bloede, maar toch groots, groote ver wantschap, broeder, wij reiken u de hand ! Het werk van onzen te vroeg ontslapen Mauve behoort tot eene der schoonste schilderstukken onzer eeuw, dat ook later, als het oude en ietwat moede Europa nogmaals een tijdperk van kunst mocht doorleven, zeer gewaardeerd zal worden. Het ontstond ongeveer in 1S8:! en behoort tot de creaties van den schilder gedurende zijn verblijf in den Haag. In 1SS4 werd het stuk te Brussel geëxposeerd ; het beviel, en Mauve ontving voor dit doek de groote medaille en werd tot ridder in de Leopoldsorde benoemd. Groot gezien en groot weergegeven, laat de l begaafde kunstenaar ons ecu stuk van Dekkers j duin met eene kudde schapen aanschouwen, met i dien eenvoud en die waarheid van opvatting, die j slechts het eigendom van de meest bevoorrechten zijn. Toevallig is ook bij den heer Preyer een ander veestuk uitgestald, en v/el van den be roemden l-'ranscken schilder Ciiarles Jacque, die De alomrne bekende en geestige mede-redacteur van den «Woordenschat'1, dr. E. Laurillard, ont ziet geen moeite om de juiste iieteekenis van allerlei vreemde woorden en uitdrukkingen aan het licht te brengen. Zoo wendde hij zich dezer dagen tot de lezers van «de Xavorscher", om inlichtingen betreffende eigenaardige spreekwij zen, als : smeesinuilen", ^spijkers op laag water zoeken", »bij handtasting ontslagen", een uitdruk king die de doctor eens in een boek van ouden datum vond, doch, helaas, niet meer wist welk. 1) Onze lezers zullen zeker in het belang van den door de heeren Laurillard en de Meer onder nomen arbeid een handje willen helpen, en het voorbeeld volgen van »Navorscher's" redacteur, die voor de bt-teekenis van het woord «magazijn" den heer L. naar prof. Vercouillie's bekend werk verwees. Xaar wij tevens met ingenomenheid kunnen vermelden, bestaat bij eenige vereerders van don man der Laurillarigtieden het voornemen, den mederedacteur van «Woordenschat" e?n exem plaar aan te bieden van Vercouillie's «Etymolo gisch woordenboek der Nederl. taal", terwijl hem verder op het Sint Nicolaasfeest een ex. van Van Dale's woordenboek wacht, hetwelk hij maar al te lang op zijn schrijftafel heeft moeten missen. 1) Dit zal wellicht geweest zijn een ex. van de nog altijd geldende militaire wetboeken; ot mis schien een couranten-berichtje over een krijgsraadzaak. (Xoot van den zetter.) 13. liiiiiliiiiiiiiiiiMiiiitniiHiniiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiniiiiimiiniiiiiiiiiniiiiiiiiifiM luicrstoel zitten en keek schommelend naar de st,-. rren, die mat aan den nog helderen hemel door kwamen, /ij werd uit ham1 overpeinzing opgeschrikt door haar moeder, die met haar hoed kwam aan dragen. Kom '...,. ben je nog niet klaar .... 't Rij tuig is al 'lang voor .... je bent toch zoo zorgeloos en ougi inanierd .... Oeh!.... antwoordde het meisje, dat zich nitt verroerde u kunt gerust heengaan ! . .. . Tegen dat u terug komt, om 't vergeteue te haieti . . .. ben ik lang en breed klaar! .... Oom Mare proestte het uit, en de heer de Bray moest zich omdraaien, om den glimlach te verber gen, die hem onwillekeurig om de lippen kwam. De niarkioziii, die paarscli vau toorn was geworden, keerde zich dreigend naar Chiil'ou: \Vat /.eg je (laai r ... Zonder haar kalmte te verliezen, herhaalde zij: Jk zeg dat er icdcreu avond naar huis terug wordt gereden, om het veru'eteuc te halen ... en binnensmonds voegde zij erbij en van avond eerder twee keer dan eens . . . /ij zinspeelde hiermede op een der vele kleingce.stigheden harer moeder. Klciugeestighedeu, die geen sterveling opmerkte, meende de markieziu, zoo innig was zij ovcrhrgd iedereen, die met haar wedijverde, de loef af te steken. \ crzo!; op overdreven weelde, vertoon, in n woord alles wat, volgens haar meening liet publiek" moet bctooveren en verblinden, had mevrouw de liray haar man het, leven net z/>o lang /.uur ge maakt, tot zij eindelijk gedaan had gekregen, dat hij voor haar genoegen zijn rijtuigen en livrei voorbeelden van eenvoud en goeden smaak door anderen vervutg. De landauer met ziiverblauwgehikten b'ïk, met enorme eu relief gebeeld houwde wapens op de portieren en rood onderste), was een monster van wansmaak, maar de markiezin gevoelde zich niet gelukkiger, dan wanneer zij l'ont-S.ir-ISartlie van het, begin tot, het einde in dit, opzienwi-kkend voertnii, doorkruiste. Daarom moest Coryso tegen wil en dank aan die saaie reclameritjes deelnemen. Als zij niet van de partij was, werd de vicloria genomen, die iets minder opzich tig was. Wanneer mevrouw de Bray, in een indrukwekkende houding achter in den sehreeu\veuden landauer met de bonte wapens en het, blin kende tuig, overladen met, metalen beslag, tijdens liet vermoutli-uurtje voorbij de koffiehuizen en restauraties op het plein van het Pa'eis kou defileeren, genoot zij met volle teugen, usschen zes en acht uren wemelde het er van menseheu en overslroomden de dichtbezette tafeltjes de breede trottoirs, tot ver over den rijweg. De geheele elegante wereld en bet oJlicier-corps van Poiit-Sur-Sarthe ontmoette elkaar bij Gilbcrt" de restauratie van den allereerstcu rang, of in het caféPerault. En in plaats van den koetsier te gelasten, den minder woeligen, vasten griutweg te volden, die regelrecht, buiten de stad voerde, moest, hij steevast op mevrouw de Br.'iy's bevel, het; met, afschuwelijk puntige en glibberige kleine keiljes bcstratc plein oversteken. Meestal sprong- /ij aan den i.'igaug vau een der straten, die haar vau die geliefkoosde plek verwijderden, plotseling op en gelastte //om te koeren.''' Maar al te wel kende Chiffon haar: O, hemel! . . . daar heb ik alweer mijn parasol vergelen...'' of: ,/iniju avonddoek, mijn z-ikdoek, mijn handschoenen," die ha-ir In t voorwendsel aiu de hand deden, om den laudauer weer, en HOL; eens weer, voorbij de heerlijke café's te laten p-ira leeren, /ij had een iunigeii hekel aan die vertooniuü-eu en wanneer zij al die gezichten vol nieuwsgierig heid op het rijtuig zaïgericht, en het s. kletter der degens eu het gerinkel der sporen hoorde van de ollieiert'ii, die opstonden om te salueeren, sloeg zij wrevelig de oogen neer en dacht : Wat zulle.i /e ons in stilte uitlachen pi die lui! ? Eu woedend was ze, /.ij die zoo eenvoudig eu niets aanstellerig was, over haar gedwongen aj'iuleel in de manoeuvres liarcr moeder, die hen allen bespottelijk maakten. De markies en zijn broeder hadden ook zeer gord opgemerkt, wat de dienstboden '.et valsch alarm" noemden, maar zij hadden elkaar huti ge dachten daaromtrent nooit medegedeeld, en CYill'on's antwoord verraste en vernnakte hen. De markiezin trad op haar dochter toe, en vroeg bleek, met, suijdeiide stem, zoo dicht voor haar gezicht, dat haar l.ppcn bijna Coryse's brutaal neusje raakten : Waarom vau avond eerder tweemaal dan eens, zeg ! . . . waarom ? .. . Omdat, antwoordde C)ryse, na zich te hebben overtuigd, dat de kleine Barfleur, die zich hield alsof hij achter in het salon naar zijn hoed zocht, buiten gehoor was?,/twee kluiten boter" van avond voor de burgerij moeten worden ten toongesteld . . . Maar terwijl zij zoo ronduit haar opinie z'.'ide, bedacht zij opeens, dat zij straks ten aauseh uwe vau iedereen naast, den burggraaf, in de zilverbhuwe koets zou rijden. Meer was niet noodig iu Po.itSur-Sarthe, oiu dadelijk aan een huwelijk te doen gelooven en dat wilde Coryse tot eiken prijs ver mijden, 't, Was tot, dusver nog nooit in ha'ir op gekomen dat zij zelf iets beteekende, of meetelde. Iu hair eigen oogen bleef zij eenvoudig »C!nü'on,:' //het kind" dat nog niet voor vol wordt aangezien. Het aanzoek van den heer d'Aubières eu Pater Ragpu's toespelingen hadden haar geleerd, dat, zij nu een jong meisje was, dat de eerste liefhad en waarop de protégévan den tweede zich bemoeide in schijn te verüeven. Vóór haar moeder cca

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl