De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 2 augustus pagina 6

2 augustus 1896 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 997 JUGEND. Duitsch Weekblad, Uitgegeven door GEORG HIRTH. O! dieae Jugend! Met dezen kreet van wan hoop en bezwaar grijnst de oude heer met zijnen kalen schedel ons aan. Waar moet dat alles toch heen? Dat deels vluchtige, symbolieke, fantastische, met vermijding van het sentimenteele, weeke! Kinderen, waar moet dat heen ? En wij ?... Wij moeten mede. Het is onze plicht, het goede, dat de nieuwe tijd geeft, te leeren waardeeren, al wijken de vormen, waarin de gedachten gekleed zijn, ook af van die van voorheen. Elke generatie heeft eene gewijzigde levensopvatting moeten accepteeren, want ongeveer met elke vijfen-twintig jaren verandert de geest des tijds. Om hiervan overtuigd te zijn, is het onnoodig de geschiedenis te doorvorschen. Wij behoeven slechts de uitingen der bouw kunst na te gaan, die ongeveer vier keer in eene eeuw zich wijzigt. Geen der beschaafde landen van Europa heeft in den laatsten tijd eene zoo groote omwenteling ondergaan als Duitschland. Sinds Bismarck met ijzeren arm de Duitschers te zamen smeedde, is hier een geheel nieuw leven ontstaan. Het zelfbewuste wezen van den grooten staatsman heeft meer of min velen geëlektriseerd, en zoo heeft het karakter en het gevoel van eigenwaarde zich krachtiger ont' plooid. Ongetwijfeld moest de invloed van deze gunstigere Duitsche toestanden zich in de kunst doen gevoelen, en het is daarom geen toeval, dat sinds ongeveer 1890 een nieuw kunsttijdperk is aangebroken. Om zich een juist beeld van de Duitsche kunstontwikkeling te geven, verplaatse men zich in gedachten ongeveer een dertigtal j aren bij ons terug, in den tijd toen, in 1862,1863, de Marissen opdoken, Mesdag voor het eerst in 1869 te Parijs exposeerde, en deze schil ders met Jozef Israëls en Willem Roelofs de steunpilaren der hollandsche schilderschool werden, die in dit oogenblik de eerste der ?wereld mag genoemd worden. De hollandsche bouwkunst won aan pittigheid destijds in de gemoederen van enkele bevoorrechte artiesten, om langzamerhand door meerderen met succes beoefend te worden. Welnu, dat tijdperk der Hollandsche kunst, is hier in Duitschland in aantocht. Dearchitektuur, waarin, van Iö70 1890, slechts enkele kunstenaars uitmuntten, neemt meer of min in de laatste zes j aren over het geheele rijke in intimiteit toe een nieuwe tijd is aan het kiemen. Ook de schilder- en de teekenkunst geven hiervan blijken, en een ieder die de Tentoon stellingen der laatste jaren te München bezocht, zal moeten toestemmen, dat de Duitschers zich zeer hebben aangepakt. Zij heb ben met vlijt en volharding de goede tech niek der Fransche schilders en de gezonde en ware opvatting der natuur, den Hollandschen artiesten eigen, bekeken. Wel openbaart zich voorloopig door het bestudeeren der buitenlandsche kunst een ietwat uitheemsch element, maar wij vermoeden, dat dit zal wijken en de duitsche schilderschool weldra haar eigen koloriet zal bezitten. Zal dit eens werkelijkheid worden? Want een internationale kunst bestaat niet. Dat is een onding, zoo zegt met recht de oude heer, die uit vrees, dat de uitheemsche faktor uit de duitsche kunst niet wijken zal, met zijne gevouwen handen dermate zijn kin te zamenperst, dat zijn neus er niet sierlijker op geworden is. Hij transpireert van angst, daar hij er van doordrongen is, dat karak ter en geïnspireerde liefde voor het Vader land tot de eerste en grootste deugden ten allen tijde te rekenen zijn. En toch deden de Duitschers goed, eens flink over de grenzen te kijken. Zij gevoelden, dat hun land, hoe schoon en romantisch ook, niet dat biedt, wat Holland door zijne groote tintenpracht en innigheid van het landschap den artiest geeft. Het is daarom in de laatste jaren mode, gewoonte en verlangen geworden, om het hier weinig ontwikkelde kleurengevoel aan de stille oevers van de Vecht of aan de duinstreken van Zandvoort te louteren. Deze keus der Duitschers, juist dit hoogere in Nederland te zoeken, pleit voor hun juist inzicht. Immers, geheel Holland staat als het ware in den dienst der kunst. Maat houden is echter op elk gebied moeilijk, en zoo zijn de Duitschers met hunne bewondering voor het nederlandsche landschap te ver gegaan. Vele schilders namelijk, trachten Hollandsche motieven te creëeren, en zijn van meening, dat zij op hunne doeken ook het koloriet van daar weergeven. Dat LIEBE l N WÖRIS^OFEN (Jugend.) Als de Duitsche Koloniale Armee in Afrika komt: Een nette boel! {Jugend,No.7.pag. 105.)

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl