De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 9 augustus pagina 3

9 augustus 1896 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 998 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Vromen, te wapen! (Slot.) Het is onze stellige overtuiging, dat slechts van geheel-onthouding heil te verwachten is. En 't heeft ons zeer verwonderd, dat de heer Frauk in bovengenoemde brochure van 54 bladzijden deze nitt eenmaal genoemd heeft als machtig strijd middel; te meer, waar hij erkent, dat niet slechts het misbruik, maar ook het gebruik verkeerd is, en dat het doel der drankbestrijdiug moet zijn de verkrijging van verbodswetten. We hebben ons afgevraagd: hoe wil de heer F. tot vcrbodswetten komen, hoe wil hij eene bevo king krijgen, rijp voor zulke wetten, zonder de propaganda voor geheel-onthouding ? Met den heer F. verwachten wij van de vrij making der vrouw, ook voor de drankbestrijding, veel; om de eenvoudige reden, dat slechts de vrij gemaakte vrouw hare volle kracht zal kunnen ont plooien. Maar die kracht zal zij eerst ontplooien, als zij zal kennen het kwaad en voelen hare ver plichtingen ; als zij zich eene overtuiging zal ge vormd hebben en die zal omzetten in daden ; dus ... niet in het heden, maar in de toekomst. Zeker, verschillende wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek, waardoor de vrouw ontvoogd wordt, als: het toekennen aan de gehuwde vrouw van het recht, om lo. het loon vau den man te innen, indien deze een losbandig leven leidt, het geld verkwist; 2o. eigen inkomsten zelf te ontvangen en er vrij over te beschikken; 3o. liet recht van schorsing of ontzetting uit de ouderlijke macht; wijzigingen, die ons ook, afgescheiden van het belang voor de drankbcstrijding, noodzakelijk voorgekomen, zullen eenigszins bijdragen, om het alcoholisme te ver minderen ; maar eene afdoende bestrijding van het kwaad verwachten wij niet van deze wetswijzigin gen, zooals de heer F. Ons dunkt, dat deze wel wat aan Principiënreiterei doet. Eene conclusie b.v. als deze: //Geef de gehuwde vrouw de be schikking over haar eigen inkomsten ; dan zal het alcoholisme zijn opgelost; want... in Belgiëbe draagt hetgeen de gehuwde vrouw verdient even veel als wat er aan alcohol wordt uitgegeven," zoo'n conclusie lijkt ons wel wat zeer naïef. Eene afdoende bestrijding zal slechts dan moge lijk zijn, wanneer gij, vrouwen en meisjes, zelf een werkzaam aandeel zult nemen ia den strijd. En al zult gij uu, zoolang ge nog gekneld zit in de banden van maatschappelijke en wettelijke be perkingen, niet uwe volle kracht kunnen ont plooien, gij zult toch reeds zeer veel vermogen, ?wanneer ge slechts breekt met de drinkgewoonte. Uw voorbeeld van onthouding zal, vooral als het de vrucht is van eene vaste overtuiging, niet na laten, een grooten iuvloed ten goede uit te oefenen op uwe broeders, vrienden, verloofden, op uwe echtgenooten, op uwe kinderen, wien de toekomst behoort; de toekomst, die geene verdere outaarding zal brengen, als gij ijverig medestrijdt, gij moeders vooral! Och, wij weten het allen zoo goed, dat ze vaak beslissend zijn voor geheel het leven, de indrukken, in de jeugd ontvangen, de gewoouten, in het huis gezin gevolgd ; wij hebben het zoo vaak gehoord en op onze beurt verkondigd, dat de eerste levens jaren waarin de opvoeding schier uil sluitend in handen der moeder is zoo groote beteekenis hebben ; wij weten het, dat er bij eenige overdrij ving misschien, toch ook veel waars ligt in het: «de hand, die de wieg schommelt, regeert de wereld." O, dat die hand dan eene liefderijke, zachte niet alleen, maar ook eene flinke, ervaren hand zij. Goede, d. w. z. verstandige, degelijke moeders met een hart vol liefde, vóór hare eigen kinderen niet alleen, maar voor alle menschenkinderen, dat is wat een volk noodig heeft. Maar zulke moeders moeten gevormd worden; die worden niet van zelf. Al gelooft men nog zoo gaarne, dat het kindje bij de geboorte de moeder de geschiktheid tot opvoeden medebrengt, we zien al te dikwijls, dat dat niet zoo is. Even min als, dank zij onze overbeschaving, elke jonge moeder in staat is, iiaar kind te voeden, evenmin brengt haar het moederschap de bekwaamheid om op te voeden. En toch wat wordt er gedaan om goede moeders te vormen ? waar leercu onze meii-jes die hoogst gewichtige en zoo moeielijke kun*t van opvoeden, die men il c taak der vrouw heet? Als het waar is, dat de bestemming der vrouw is, moeder te worden, eu de taak der moeder, hare kinderen op te voeden, dan moet ook elk jong meisje tot opvoedster gevormd worden. En al zullen dan vele vrouwen nooit de moeder vreugd smaken, daarom zal, wat zij leerden, nog niet verloren zijn; daar zijn zooveel kinderen op te voeden, kleine niet alleen, ook groote. Vouliii wij niet allen elkaar op, 't geheele leven door:' Wij vrouwen moeten gevormd worden tot goede opvoedsters; wij moeten leeren, wdke eischen ge steld worden wan eene gezonde ontwikkeling van lichaam, geest en ziel. En leereu wij dit en bren gen wij h(t in toepassing, dan zullen wij ook daardoor het alcoholisme lielprn bestrijden. Zooals een gezond, krachtig lichaam minder behoefte heeft j aan prikkels, dan een zwak, ziekelijk; zoo ook verlangt een geest, die op z'n tijd voldoende ge zond voedsel ontvangt, minder naar min gezonde, naar onedele genietingen. En wanneer aan de op voeding van lichaam eu geest de uooditrc zorg i wordt, besteed, heeft het werk aan de ziel zooveel meer kans van slagen. O, ze is van niet, weinig belang, do lichamelijke opvoeding; het is van niet weinig belaiur, dat den | aanstaanden moeders geleerd wordt, aan \veike eischeu de woning, de ligging, de klecdine, de voeding moet voldoen. Eu we geloovin met den i heer l'\, dat in 't belang der lichamelijke opvoc- j ding, en dus ook in 't belang der drai.kuestrijding, vau huishoudscholen, van kookscholen, een goede | invloed zal kunneu uitgaan. Altijd, wanneer direc ties en leeraars vau die inrichtingen zelf goed op de hoogte zijn. Zitt, we vinden het bedroevend, j als we hooren, dat op de kookschool van eene j onzer groote steden den aanstaanden moeders niet j wordt meegedeeld wat toch bij directie en leeraars van kookscholen bekend mag worden ver ondersteld en wat aanstaande moeders toch weten moeten , dat, mogen er nog medici gevonden worden, die niet overtuigd zijn van den nadeeligen invloed van een geregeld matig alcoholgebruik op het organisme van den volwassene, men het hier over wel eens is, dat voor onze kleinen elke hoe veelheid alcohol absoluut nadeelig is. We vinden het bedroevend, als we hooren, dat op die kook school schier geene to spijs waarin immers juist onze kleinen altijd zoo ferm smullen wordt toeb< reid zonder kirsch, marasquin. rum, cognac, madera e. a., welke dranken, zooals in de les wordt medegedeeld, geene andere bedoeling heb ben, dan een smaakje" aan het schoteltje te geven. We vinden het meer dan bedroevend, we vinden het ergerlijk, dat een doctor in de scheikunde daar bij vergissing kun vertellen, dat in 250 gram witte brood evenveel alcohol aanwezig is, als in een groot glas cognac ! en, op deze vergissing voort bordurend"^ het streven der geheel-onthouders be spottelijk maakt. Zoolang dergelijke dingen op onze hui. hmdscholen gebeuren, de heer F. zal 't ons tosgeven, zal daar voor de diankbestrijdiug geen goede invloed van die inrichtingen uitgaan. * * * Over eene gezonde ontwikkeling van lichaam, geest en ziel sprak ik en over den plicht der vrouw, om zich op de hoogte te stellen van wat hiervoor vereischt wordt. Ach, en nu denk ik aan die groote schare, voor wie dat alles bittere ironie is ; aan die groote schare van broeders en zusters, die niet gezond kunnen opvoeden, omdat ze niet hebben ; omdat hit hun aan het allernoodigste ontbreekt ; omdat ze niet hebben ef ne gezonde woning, maar wonen in krotten ; omdat ze niet hebben eene frissche, gezonde ligging, maar slapen op vuile vodden; omdat ze niet heb ben voldoende voedsel, maar juist genoeg, om het leven te houden, een ellendig leven ; omdat ze zelf gebrek lijden aan voedsel voor den geest, geheel verstoken zijn van hoogere genietingen ; die groote schare broeders en zusters, die werken lange, lange dagen en soms nog lange nachten; die be deeld zijn met de lasten des levens volop en smaken vau de genietingen geene - dan de allerlaagste. Dat velen van hen het alcoholisme ten prooi vallen, is het met natuurlijk? En is het eigenlijk niet te verwonderen, dat het aantal slachtoffers, dat de demon hier maakt, niet nog veel grooter is? Op voeding van lichaam, geest, en ziel onder deze omstandigheden en door deze opvoeders ! Beter bedeelde zusters! als wij onze taak als opvoedsters ruim opvatten, zou ruim, dat wij willen medehelpen, zoovelen als mogelijk is op te voeden tot mensch-zijn in den idealen zin, zullen wij dan niet medewerken aan de verbetering, aan eene radicale verbetering van de levensomstandigheden dezer groote schare arme broeders en zusters? Ja, tot meusch in den idealen zin zullen wij trachten op te voeden, onze jongens en onze meisjes. Eu daarom zullen wij kweeken in onze meisjes fijn gevoel, maar ook kracht; in onze jongens kracht, maar tevens fijn eevoel; wij zullen opvoeden onze jongens in reinheid, als onze meisjes; onze meisjes tot, zelfstandigheid, als onze jongens. Niet eene //beminnelijke zwakheid" zullen we kwee ken in onze meisjes; niet vrouwen van iiaar maken, die het echt ladylikc vinden, haar tijd door te brengen met beuzelarijen, hare jonge jaren te slijten iu hangen und bangen. ; we /.uilen niet kweeken in onze jongens di;: mauuc ij h -,d," die bestaat in rooken, drinken, vloeken eu onzedelijk leven. J n ue zedeleer zullen wij led'ii opvoeden. Dan zal het groote verschil in aantal der mannelijke c u vrouwelijke alcoholisten geringer worden; d. w. z. niet, dat der vrouwelijke zal stijgen, zooals, helaas! iu Londen het, geval is -,-:; der arrestatie» we gens dronkenschap geldt daar vrouwen, maar ook . . . het cijfer der vrouwelijke misdadigers nadert, duf, der mannen, terwijl het, in alle andere landen een zeer gering procent van het totaal-cijfer bedraagt niet dat, der vrouwelijke zal stijgen; maar dat der mannelijke zal dalen. Minder alcoholisten onderde mannen, d. w. z. minder onzedelijkheid, minder ziekte, minder misdaad onder hen; minder hysterie, minder zemiwzwakte, minder smart, en tranen onder de vrouwen; minder lichaamszwakte en zielsziekte onder de kinderen; minder lijden 01. der de meusch ? heid, meer levensgeluk voor allen! Nietwaar, vrouwen eu mei.-jrs, in de opvoeding hebben wij een kostelijk wapen, om alle kwaad en dus ook dat door den demon der bedwelming over de menschhcid gebracht, te bestrijden. Opgevat dan dit wapen en ten strijde! Ten strijde vontden vrede vau het, huisgezin, voor het, geluk van heel de maatschappij ! Laat u liet. voorbeeld en de heerlijke overwinningen van uwe Amerikaansc-he, Noorsehe, Finsche zusters een prikkel zijn, zij liclilu'ii gestreden, die vrouwen. En niet schitterend gevolg. Xiet vooral op ii'laiu!. Naast eu met den man hebben zij daar gestreden, heerlijke si rijd! En a's gelieel-outhoudcrs. En verwonnen hebben zij den machtigen vijand, afgemaakt. Algeheel ver bod o]) draiikhaudel, productie ( n invoer, zicda- r wat zij bereikt hebben, tic l-'insche strijders, die in 1S77 door eeue jonge onderwijzeres tot den strijd werden opgeroepen. Volg haar voorbeeld, Nederlaudschc vrouwen. Te wapen! Te wapen! BKKTHA VAN 'T STICHT. Mevr. C. Alberdingk Thijm (door omstandigheden las ik eerst dezer dagen de laatst verschenen nummers van dit weekblad.) En ik doe het te eer, waar ik in 't Kr. van '2 Aug. lees, dat, tegen over het schrijven van den heer Drabbe, zoovele brieven van instemming met dat van zijne tegen partij bij de Redactie inkwamen. Niet dat ik genoemden heer de hand boven 't hoofd wil houden waarmee hij wellicht zelfs niet van mij gediend is want ik vind ook, dat zijn ridiculiseeren minder gepast i?, waar hij staat tegenover een vrouw die het zoo wél .meent met hetgeen zij schrijft en zoo wél meent met hen, voor wie zij schrijft, al is het ook waar, dat het door haar ontworpen beeld van den vrijwilliger wel wat in contrast is met hetgeen die heeren sommigen hunner althans zelf mij al te vaak in onze steden te aanschouwen gaven ; maar goed, laten wij de dingen en de menschen maar van hun besten kant bezien ! .. . . Ik geef dan toe, dat zoo spoedig mogelijk ook de namen van gesneuvelde minderen dienen be kend gemaakt te worden ; zij hebben hun leven niet minder veil voor 't vaderland dan hun meer deren ; alleen blijft de vraag, of het wel mogelijk is gelijktijdig met den naam van den enkelen officier ook op te geven de namen van de zoo veel militairen beneden dien rang. Is het moge lijk, dat men dan niet noodeloos hun betrekkin gen in pijnlijke onzekerheid late ! Maar wat nu die benaming mindere betreft, houd mij ten goede Mevrouw Thijm, ik geloof dat uw goed hart u parten speelt. «Militairen ber eden den rang van officier" die naam kan op kortheid niet roemen, en is zeker ongeschikt voor telegramstijl worden niet met den naam «minderen" bestempeld omdat zij als mensen minder waard zijn (zooals de heer Drabbe juist opmerkt), ook niet omdat zij mintler rijk zijn (u schijnt met de «rijken" de officieren te bedoelen .... laat, mevrouw, de portemonnaie van de meesten dezer heeren 't niet hooren !) maar enkel en alleen omdat zij minder in run;/ zijn, fratres minores. Er ligt mijns inziens niets minachtends in die benaming 't is maar, al naar men 't opvatten wil. Men spreekt b.v. waar 't niet-militairen geldt van »de gemeene man" en wie zal er iets tegen dat woord hebber, dat niets te maken heeft met het onzijdige (het onzijdig geslacht geeft vaak verachtelijke, ongunstige beteekenis aan een woord, denk o. a. aan »het mensch") »het gemeen". Even zeer spreekt men nog, zonder eenige minachting te bedoelen, van een «gemeen soldaat", juist zoo als men in de oudheid sprak van den miles rjrcftiiriiixl) letterlijk: een van do duizend, een uit den grooten hoop. Niemand heeft er iets tegen om te spreken van «supérieuren", veilig kan men daarnaast stellen hun inforieuren", en op dien naam zou wellicht niemand iets tegen hebben, omdat zij wat mooier (V) klinkt, al komt hij op 't zelfde r.oêr als ons «minderen". En ten slotte dit nog. (Jeloof mij Mevrouw, ' mijn hart klopt niet minder warm voor onze strijders uit het heden, dan het doet voor onze oud-strijders, ik gevoel eer eerbied dan verachting ook voor den laagste in rang onder hen, maar den naam minderen" blijfik gebruiken, voor dien naam behoeft geen hunner zich te schamen en niemand behoeft zich om hunnentwille over dien naam te beklagen, wetende ook dit, dat bij de ouden niet slechts ntni/inlnitnx iiiinorcx waren, maar?en dit doet, dunkt mij de deur dicht zelfs Dti Miiiuri:*. <:riisUiiii;:cn, 5 Aug. '%. V. W. DUI.IVKU. 1) miles a. v. mille r= duizend, gregarius a. v. grex -- menigte. Wij ontvingen nog eenige ingezonden stukken naar aanleiding van het besproken onderwerp. Als het meest zakelijke plaatsen wij dit, terwijl wij hiermede de discussie over deze kwestie sluiten. De lic/laclie. iiiHtiiiiiiiiniiiiHiiiiiimiiiiiiumiiiiimimit IIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIHIIIIIII Nog eens let wtrrd Mindere", (Ken woordje «tin J/irr. C. Allicrdim/l; 'l'ltijiu.) Gedachtig aan 't bekende >du choc des opinions jaillit la veritc" neem ik de vrijheid een woordje mee te spreken in de quaestie, opgeworpen door j Bij het slot van het Parijsche saizoen kon men i constatceron, (lat de toestand der mode op dat \ ' oogenblik de volgende was: de mouwen steeds j aansluitend, dollen en godets steeds minder vol, | steeds stijver en hoekiger, de rokken steeds strak- j ker om de heupen, terwijl de volle wijdte van ; achteren in twee plooien of in eene fronce wordt bijeengenomen. Korte boléro's en Figaro-jakjes, breede ceintuurs; de boléio's van borduursel van kant, guipuro ot' kostbare stoii'en, de ceintuurs j van afstekende zijde ot' mousseline-chiitbn. dik- i ! wijls boog als een keursjo, met gerucheerden i rand of met een smaakvol gedrapeerde strik op zijde, van voren of van achteren gesloten. Ook in plaats van strik, tsveo lange einden, ieder met een smal lluwoeltje of oen klein plissévau mousselir.e-chitl'on afgezet. Voor deze ceintuurs is j zwarte zijde het meest gekozene, maar ook een i soort heel licht zonnig groen, re r f de litje, als de eerste jonge blaadjes in het voorjaar; deze kleur past (evenals die van de bloemstolen bij alle bloemen) bij bijna alle nuances, en vormt vooral ecu heel eigenaardige en aangename combinatie met de blauw- on witte foulards die zooveel ge dragen worden. Het teint lijkt hier al spoedig frisch bij. Behalve het costuum van de jonge gravin de Castellane op haar tuinfeest (écrn citamine op transparant van gele zijde, veel kant en zilveren pailletten en stola van sabelbont met hoogen Mcdiciskraag) was er onder do talrijke prachtige toiletten een dat bijzonder werd opgemerkt, om- j dat het een Koningin der Nacht scheen voor te stellen. liet was van zwarte tulle, geheel bezaaid met diamanten ; corsage en mouwen geheel gerucheerd op transparant van wit satijn, de rok verdeeld in een gladde tablier en verder gebouillonneerd, kraag en breed ceintuur van wit moiré. Daarbij een zwarte stroohoed, van voren opge slagen, en waarvan de rand door een fluweelen strik en een hoogen bos vau witte pluimen werd omhoog gehouden. Op het strand zal men het zich gemakkelijker maken dan te voorzien was. De vaporeuze toiletten van batist, linon, mousseline, rijk met kanten, linten, borduursels en strikken bezet, die zoo moeilijk in te pakken, frisch te houden en weer frisch te krijgen zijn, zal men kunnen afwisselen met een paar piqué-japonnen, die alles vóór heb ben. Ze zijn genre tailleur, dus veel eenvoudiger van vorm dan de luchtige dunne stoften, blijven veel langer schoon en zijn, gestreken, weer zoo goed als nieuw. Het piquéis plotseling in gunst gekomen en wordt dezen zomer verbazend veel gedragen; zelf in den herfst zal men het nog lang zien. Den piquérok behoeft men niet te voeren; in den breeden zoom, door stiksteken aan te duiden, kan men naar verkiezing wat gaas zetten, maar het is niet noodig. Voor het corsage kiest men blouse, overhemd, jacquette, smalle biais, breede revers, gestikte naden, wat men wil; men kan het opei.en op een gekleurd plastron, een wit vest, een halve onderblouse. Ook voor de velocijédecostumen wordt piqu veel genomen ; hier intusschen is het s'ijve, hoekige der stof eer een nadeel; ook is het te warm; de meer soepele stoffen als cheviot, serge, rlanel, alpacca, zoowel als laken, homespun en covertcoat geven meer vrijheid aan de bewegingen, vallen beter om het been en den arm, en staan onge dwongen. Twee fietscostumen: L Korte rok van zwart alpacca; zwarte slobkousen; zwart alpacca jakje, nergens aansluitend, maar toch vrij nauw van coupe, van achteren aan de beide rugnaden even ingeknipt, van voren met twee knoopen gesloten en zich openend op een wit batisten blouse met omgeslagen kraag, waaruit een Schotsche Lavallière te voorschijn kwam ; ronde witte stroohoed met zwart fiuweelen lint, zwarte opstaande lussen en trossen kersen. II Wit piqué, wit batisten blouse met ro.se moesjes, breede geel lederen gordel, gele rijglaarzen, bruinzijden kousen, ronde hoed met wit piquéovertrokken, groote bouquet van donkere rozen aan het ceintuur. In Engeland heeft de rechter in het DivorceCourt, Sir Francis Jeune, eene uitspraak gedaan, die zeker onder de meer formeele en meer ge bonden rechtspraak van het vasteland niet moge lijk zou zijn geweest en toch eenige billijkheid voor zich had. Men begint in Engtland in te zien, dat het niet aangaat, den man alle vrijheden toe te staan en de vrouw geen enkele. Het golj een eiscb van kapitein Fiancis William Robine, gegrond op ontrouw, dcor mrs Robins gepleegd. Het echtpaar Robins is sedert negen jaar van tafel en bed gescheiden, bij vonnis van de recht bank, wegens mishandelingen, door den kapitein jegens zijn vrouw gepleegd. In die negen jaren heeft de kapitein niet meer naar zijn vrouw om gezien, maar nu,willende h; rtrouwen, heeft hij haar laten bespionneeren en de overtu;ging gekregen dat zij hem bedroog. Hij vraagt nu echtscheiding en ontslag van de verplichting, hem door het vroeger vonnis opgelegd, orn mrs. Robins eene jaarlijksche toelage uittekeeren. De feiten zijn vrijwel bewezen, en Sir Francis Jeune concludeerde aldus : «Dat de vrouw ontrouw gepleegd heeft met een procureursklerk, daaromtrent bestaat geen twijfel ; ik constateer zelfs dat zij niet beproefd hoeft, de rechtbank do.)r nutteloos ontkennen te mis leiden. Zij had het recht ook, zich te vi rdedigen en heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Maar had, van den anderen kant, kapitein Robins het recht, eene aanklacht in te dienen '! Hij maakte zijne vrouw zoo ongelukkig, dat de rechtbank l-aar van hem heeft moeten scheiden, en hem zelfs verboden heeft, aan haar huis te komen. Kon hij onderstellen dat deze vrouw, nog jong, en als ik de portretten gelooven mag, nog mo i, haar leven ten einde zou brengen als martelares en slachtoffer van zijne mishandelingen ? Heeft hij kunnen meeren, dat zij ook geen recht had op het geluk, bemind te worden, en het leven baar geen vergoeding schuldig was V ... Welnu, de kapitein zal dat proces niet winnen. Dat zou nl te onbillijk zijn. Ik laat het vonnis tot scheiding van tafel en bed blijven zooals het is, en ik bevestig do uitspraak van den eersten rechter wat de verplichting tot levensonderhoud aangaat. Toch ben ik bereid, terstond zijn vonnis te ver anderen, zoodra de kapitein mij op zijn eerewoord kan verzekeren, dat hij sedert de uitspraak tot scheiding van tafel en bed, geen enkele maal zijne vrouw bedrogen heeft. Had hij zijne vrouw goed belnindeld, dan zou zij nog bij hem wonen ; ik constateer zelfs dat gedurende do eerste zeven jaren na de scheiding baar gedrag onberispelijk geweest is." De kapitein verdient zeer zeker geen ander vonnis. Toch klinkt het ons nog eenigzins vreemd wanneer de rechter tot do vrouw zegt: «gij zult door uwen man onderhouden worden, hij zal zich zelfs niet aan uwe woning mogen vervoegen en niet mogen hertrouwen, en intusschen geef ik u de vrijheid precies zoo ongeregeld te leven als ge verkiest.' Dit is ongetwijfeld, omdat wij door wet en gewoonte, altoos nog huwelijksrecht en huwelijkstrouw vooral uit het oogpunt van den man beschouwen. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl