Historisch Archief 1877-1940
No. 998
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Vromen, te wapen!
(Slot.)
Het is onze stellige overtuiging, dat slechts van
geheel-onthouding heil te verwachten is. En 't
heeft ons zeer verwonderd, dat de heer Frauk in
bovengenoemde brochure van 54 bladzijden deze
nitt eenmaal genoemd heeft als machtig strijd
middel; te meer, waar hij erkent, dat niet slechts
het misbruik, maar ook het gebruik verkeerd is,
en dat het doel der drankbestrijdiug moet zijn de
verkrijging van verbodswetten. We hebben ons
afgevraagd: hoe wil de heer F. tot vcrbodswetten
komen, hoe wil hij eene bevo king krijgen, rijp
voor zulke wetten, zonder de propaganda voor
geheel-onthouding ?
Met den heer F. verwachten wij van de vrij
making der vrouw, ook voor de drankbestrijding,
veel; om de eenvoudige reden, dat slechts de vrij
gemaakte vrouw hare volle kracht zal kunnen ont
plooien. Maar die kracht zal zij eerst ontplooien,
als zij zal kennen het kwaad en voelen hare ver
plichtingen ; als zij zich eene overtuiging zal ge
vormd hebben en die zal omzetten in daden ; dus ...
niet in het heden, maar in de toekomst.
Zeker, verschillende wijzigingen in het Burgerlijk
Wetboek, waardoor de vrouw ontvoogd wordt, als:
het toekennen aan de gehuwde vrouw van het recht,
om lo. het loon vau den man te innen, indien
deze een losbandig leven leidt, het geld verkwist;
2o. eigen inkomsten zelf te ontvangen en er vrij
over te beschikken; 3o. liet recht van schorsing
of ontzetting uit de ouderlijke macht; wijzigingen,
die ons ook, afgescheiden van het belang voor de
drankbcstrijding, noodzakelijk voorgekomen, zullen
eenigszins bijdragen, om het alcoholisme te ver
minderen ; maar eene afdoende bestrijding van het
kwaad verwachten wij niet van deze wetswijzigin
gen, zooals de heer F. Ons dunkt, dat deze wel
wat aan Principiënreiterei doet. Eene conclusie
b.v. als deze: //Geef de gehuwde vrouw de be
schikking over haar eigen inkomsten ; dan zal het
alcoholisme zijn opgelost; want... in Belgiëbe
draagt hetgeen de gehuwde vrouw verdient even
veel als wat er aan alcohol wordt uitgegeven,"
zoo'n conclusie lijkt ons wel wat zeer naïef.
Eene afdoende bestrijding zal slechts dan moge
lijk zijn, wanneer gij, vrouwen en meisjes, zelf
een werkzaam aandeel zult nemen ia den strijd.
En al zult gij uu, zoolang ge nog gekneld zit in
de banden van maatschappelijke en wettelijke be
perkingen, niet uwe volle kracht kunnen ont
plooien, gij zult toch reeds zeer veel vermogen,
?wanneer ge slechts breekt met de drinkgewoonte.
Uw voorbeeld van onthouding zal, vooral als het
de vrucht is van eene vaste overtuiging, niet na
laten, een grooten iuvloed ten goede uit te oefenen
op uwe broeders, vrienden, verloofden, op uwe
echtgenooten, op uwe kinderen, wien de toekomst
behoort; de toekomst, die geene verdere
outaarding zal brengen, als gij ijverig medestrijdt, gij
moeders vooral!
Och, wij weten het allen zoo goed, dat ze vaak
beslissend zijn voor geheel het leven, de indrukken,
in de jeugd ontvangen, de gewoouten, in het huis
gezin gevolgd ; wij hebben het zoo vaak gehoord
en op onze beurt verkondigd, dat de eerste levens
jaren waarin de opvoeding schier uil sluitend in
handen der moeder is zoo groote beteekenis
hebben ; wij weten het, dat er bij eenige overdrij
ving misschien, toch ook veel waars ligt in het:
«de hand, die de wieg schommelt, regeert de
wereld." O, dat die hand dan eene liefderijke,
zachte niet alleen, maar ook eene flinke, ervaren
hand zij. Goede, d. w. z. verstandige, degelijke
moeders met een hart vol liefde, vóór hare eigen
kinderen niet alleen, maar voor alle
menschenkinderen, dat is wat een volk noodig heeft.
Maar zulke moeders moeten gevormd worden;
die worden niet van zelf. Al gelooft men nog
zoo gaarne, dat het kindje bij de geboorte de
moeder de geschiktheid tot opvoeden medebrengt,
we zien al te dikwijls, dat dat niet zoo is. Even
min als, dank zij onze overbeschaving, elke jonge
moeder in staat is, iiaar kind te voeden, evenmin
brengt haar het moederschap de bekwaamheid om
op te voeden. En toch wat wordt er gedaan
om goede moeders te vormen ? waar leercu onze
meii-jes die hoogst gewichtige en zoo moeielijke
kun*t van opvoeden, die men il c taak der vrouw
heet? Als het waar is, dat de bestemming der
vrouw is, moeder te worden, eu de taak der
moeder, hare kinderen op te voeden, dan moet ook
elk jong meisje tot opvoedster gevormd worden.
En al zullen dan vele vrouwen nooit de moeder
vreugd smaken, daarom zal, wat zij leerden, nog
niet verloren zijn; daar zijn zooveel kinderen op
te voeden, kleine niet alleen, ook groote. Vouliii
wij niet allen elkaar op, 't geheele leven door:'
Wij vrouwen moeten gevormd worden tot goede
opvoedsters; wij moeten leeren, wdke eischen ge
steld worden wan eene gezonde ontwikkeling van
lichaam, geest en ziel. En leereu wij dit en bren
gen wij h(t in toepassing, dan zullen wij ook
daardoor het alcoholisme lielprn bestrijden. Zooals
een gezond, krachtig lichaam minder behoefte heeft j
aan prikkels, dan een zwak, ziekelijk; zoo ook
verlangt een geest, die op z'n tijd voldoende ge
zond voedsel ontvangt, minder naar min gezonde,
naar onedele genietingen. En wanneer aan de op
voeding van lichaam eu geest de uooditrc zorg i
wordt, besteed, heeft het werk aan de ziel zooveel
meer kans van slagen.
O, ze is van niet, weinig belang, do lichamelijke
opvoeding; het is van niet weinig belaiur, dat den |
aanstaanden moeders geleerd wordt, aan \veike
eischeu de woning, de ligging, de klecdine, de
voeding moet voldoen. Eu we geloovin met den i
heer l'\, dat in 't belang der lichamelijke opvoc- j
ding, en dus ook in 't belang der drai.kuestrijding,
vau huishoudscholen, van kookscholen, een goede |
invloed zal kunneu uitgaan. Altijd, wanneer direc
ties en leeraars vau die inrichtingen zelf goed op
de hoogte zijn. Zitt, we vinden het bedroevend, j
als we hooren, dat op de kookschool van eene j
onzer groote steden den aanstaanden moeders niet j
wordt meegedeeld wat toch bij directie en
leeraars van kookscholen bekend mag worden ver
ondersteld en wat aanstaande moeders toch weten
moeten , dat, mogen er nog medici gevonden
worden, die niet overtuigd zijn van den nadeeligen
invloed van een geregeld matig alcoholgebruik op
het organisme van den volwassene, men het hier
over wel eens is, dat voor onze kleinen elke hoe
veelheid alcohol absoluut nadeelig is. We vinden
het bedroevend, als we hooren, dat op die kook
school schier geene to spijs waarin immers juist
onze kleinen altijd zoo ferm smullen wordt
toeb< reid zonder kirsch, marasquin. rum, cognac,
madera e. a., welke dranken, zooals in de les
wordt medegedeeld, geene andere bedoeling heb
ben, dan een smaakje" aan het schoteltje te geven.
We vinden het meer dan bedroevend, we vinden
het ergerlijk, dat een doctor in de scheikunde daar
bij vergissing kun vertellen, dat in 250 gram witte
brood evenveel alcohol aanwezig is, als in een
groot glas cognac ! en, op deze vergissing voort
bordurend"^ het streven der geheel-onthouders be
spottelijk maakt. Zoolang dergelijke dingen op
onze hui. hmdscholen gebeuren, de heer F. zal 't
ons tosgeven, zal daar voor de diankbestrijdiug
geen goede invloed van die inrichtingen uitgaan.
* *
*
Over eene gezonde ontwikkeling van lichaam,
geest en ziel sprak ik en over den plicht der
vrouw, om zich op de hoogte te stellen van wat
hiervoor vereischt wordt. Ach, en nu denk ik
aan die groote schare, voor wie dat alles bittere
ironie is ; aan die groote schare van broeders en
zusters, die niet gezond kunnen opvoeden, omdat
ze niet hebben ; omdat hit hun aan het
allernoodigste ontbreekt ; omdat ze niet hebben ef ne
gezonde woning, maar wonen in krotten ; omdat
ze niet hebben eene frissche, gezonde ligging,
maar slapen op vuile vodden; omdat ze niet heb
ben voldoende voedsel, maar juist genoeg, om
het leven te houden, een ellendig leven ; omdat
ze zelf gebrek lijden aan voedsel voor den geest,
geheel verstoken zijn van hoogere genietingen ; die
groote schare broeders en zusters, die werken lange,
lange dagen en soms nog lange nachten; die be
deeld zijn met de lasten des levens volop en smaken
vau de genietingen geene - dan de allerlaagste.
Dat velen van hen het alcoholisme ten prooi vallen,
is het met natuurlijk? En is het eigenlijk niet te
verwonderen, dat het aantal slachtoffers, dat de
demon hier maakt, niet nog veel grooter is? Op
voeding van lichaam, geest, en ziel onder deze
omstandigheden en door deze opvoeders !
Beter bedeelde zusters! als wij onze taak als
opvoedsters ruim opvatten, zou ruim, dat wij willen
medehelpen, zoovelen als mogelijk is op te voeden
tot mensch-zijn in den idealen zin, zullen wij dan
niet medewerken aan de verbetering, aan eene
radicale verbetering van de levensomstandigheden
dezer groote schare arme broeders en zusters?
Ja, tot meusch in den idealen zin zullen wij
trachten op te voeden, onze jongens en onze meisjes.
Eu daarom zullen wij kweeken in onze meisjes
fijn gevoel, maar ook kracht; in onze jongens
kracht, maar tevens fijn eevoel; wij zullen
opvoeden onze jongens in reinheid, als onze meisjes;
onze meisjes tot, zelfstandigheid, als onze jongens.
Niet eene //beminnelijke zwakheid" zullen we kwee
ken in onze meisjes; niet vrouwen van iiaar maken,
die het echt ladylikc vinden, haar tijd door te
brengen met beuzelarijen, hare jonge jaren te slijten
iu hangen und bangen. ; we /.uilen niet kweeken in
onze jongens di;: mauuc ij h -,d," die bestaat in
rooken, drinken, vloeken eu onzedelijk leven. J n
ue zedeleer zullen wij led'ii opvoeden. Dan zal
het groote verschil in aantal der mannelijke c u
vrouwelijke alcoholisten geringer worden; d. w. z.
niet, dat der vrouwelijke zal stijgen, zooals, helaas!
iu Londen het, geval is -,-:; der arrestatie» we
gens dronkenschap geldt daar vrouwen, maar ook . . .
het cijfer der vrouwelijke misdadigers nadert, duf,
der mannen, terwijl het, in alle andere landen een
zeer gering procent van het totaal-cijfer bedraagt
niet dat, der vrouwelijke zal stijgen; maar dat der
mannelijke zal dalen. Minder alcoholisten onderde
mannen, d. w. z. minder onzedelijkheid, minder
ziekte, minder misdaad onder hen; minder hysterie,
minder zemiwzwakte, minder smart, en tranen onder
de vrouwen; minder lichaamszwakte en zielsziekte
onder de kinderen; minder lijden 01. der de meusch ?
heid, meer levensgeluk voor allen!
Nietwaar, vrouwen eu mei.-jrs, in de opvoeding
hebben wij een kostelijk wapen, om alle kwaad en
dus ook dat door den demon der bedwelming over
de menschhcid gebracht, te bestrijden. Opgevat
dan dit wapen en ten strijde! Ten strijde
vontden vrede vau het, huisgezin, voor het, geluk van
heel de maatschappij ! Laat u liet. voorbeeld en de
heerlijke overwinningen van uwe Amerikaansc-he,
Noorsehe, Finsche zusters een prikkel zijn, zij
liclilu'ii gestreden, die vrouwen. En niet schitterend
gevolg. Xiet vooral op ii'laiu!. Naast eu met den
man hebben zij daar gestreden, heerlijke si rijd!
En a's gelieel-outhoudcrs. En verwonnen hebben
zij den machtigen vijand, afgemaakt. Algeheel ver
bod o]) draiikhaudel, productie ( n invoer, zicda- r
wat zij bereikt hebben, tic l-'insche strijders, die
in 1S77 door eeue jonge onderwijzeres tot den
strijd werden opgeroepen.
Volg haar voorbeeld, Nederlaudschc vrouwen.
Te wapen! Te wapen!
BKKTHA VAN 'T STICHT.
Mevr. C. Alberdingk Thijm (door omstandigheden
las ik eerst dezer dagen de laatst verschenen
nummers van dit weekblad.) En ik doe het te
eer, waar ik in 't Kr. van '2 Aug. lees, dat, tegen
over het schrijven van den heer Drabbe, zoovele
brieven van instemming met dat van zijne tegen
partij bij de Redactie inkwamen. Niet dat ik
genoemden heer de hand boven 't hoofd wil
houden waarmee hij wellicht zelfs niet van
mij gediend is want ik vind ook, dat zijn
ridiculiseeren minder gepast i?, waar hij staat
tegenover een vrouw die het zoo wél .meent met
hetgeen zij schrijft en zoo wél meent met hen,
voor wie zij schrijft, al is het ook waar,
dat het door haar ontworpen beeld van den
vrijwilliger wel wat in contrast is met hetgeen die
heeren sommigen hunner althans zelf mij
al te vaak in onze steden te aanschouwen gaven ;
maar goed, laten wij de dingen en de menschen
maar van hun besten kant bezien ! .. . .
Ik geef dan toe, dat zoo spoedig mogelijk ook
de namen van gesneuvelde minderen dienen be
kend gemaakt te worden ; zij hebben hun leven
niet minder veil voor 't vaderland dan hun meer
deren ; alleen blijft de vraag, of het wel mogelijk
is gelijktijdig met den naam van den enkelen
officier ook op te geven de namen van de zoo
veel militairen beneden dien rang. Is het moge
lijk, dat men dan niet noodeloos hun betrekkin
gen in pijnlijke onzekerheid late !
Maar wat nu die benaming mindere betreft,
houd mij ten goede Mevrouw Thijm, ik geloof
dat uw goed hart u parten speelt. «Militairen
ber eden den rang van officier" die naam kan
op kortheid niet roemen, en is zeker ongeschikt
voor telegramstijl worden niet met den naam
«minderen" bestempeld omdat zij als mensen
minder waard zijn (zooals de heer Drabbe juist
opmerkt), ook niet omdat zij mintler rijk zijn (u
schijnt met de «rijken" de officieren te bedoelen
.... laat, mevrouw, de portemonnaie van de
meesten dezer heeren 't niet hooren !) maar enkel
en alleen omdat zij minder in run;/ zijn, fratres
minores. Er ligt mijns inziens niets minachtends
in die benaming 't is maar, al naar men
't opvatten wil.
Men spreekt b.v. waar 't niet-militairen geldt
van »de gemeene man" en wie zal er iets tegen
dat woord hebber, dat niets te maken heeft met
het onzijdige (het onzijdig geslacht geeft vaak
verachtelijke, ongunstige beteekenis aan een woord,
denk o. a. aan »het mensch") »het gemeen". Even
zeer spreekt men nog, zonder eenige minachting
te bedoelen, van een «gemeen soldaat", juist zoo
als men in de oudheid sprak van den miles
rjrcftiiriiixl) letterlijk: een van do duizend, een uit
den grooten hoop.
Niemand heeft er iets tegen om te spreken van
«supérieuren", veilig kan men daarnaast stellen
hun inforieuren", en op dien naam zou wellicht
niemand iets tegen hebben, omdat zij wat mooier (V)
klinkt, al komt hij op 't zelfde r.oêr als ons
«minderen".
En ten slotte dit nog. (Jeloof mij Mevrouw,
' mijn hart klopt niet minder warm voor onze
strijders uit het heden, dan het doet voor onze
oud-strijders, ik gevoel eer eerbied dan verachting
ook voor den laagste in rang onder hen, maar
den naam minderen" blijfik gebruiken, voor dien
naam behoeft geen hunner zich te schamen en
niemand behoeft zich om hunnentwille over dien
naam te beklagen, wetende ook dit, dat bij de
ouden niet slechts ntni/inlnitnx iiiinorcx waren,
maar?en dit doet, dunkt mij de deur dicht
zelfs Dti Miiiuri:*.
<:riisUiiii;:cn, 5 Aug. '%. V. W. DUI.IVKU.
1) miles a. v. mille r= duizend, gregarius a. v.
grex -- menigte.
Wij ontvingen nog eenige ingezonden stukken
naar aanleiding van het besproken onderwerp.
Als het meest zakelijke plaatsen wij dit, terwijl
wij hiermede de discussie over deze kwestie
sluiten. De lic/laclie.
iiiHtiiiiiiiiniiiiHiiiiiimiiiiiiumiiiiimimit
IIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIMIIMIIIIIIIIIIIIHIIIIIII
Nog eens let wtrrd Mindere",
(Ken woordje «tin J/irr. C. Allicrdim/l; 'l'ltijiu.)
Gedachtig aan 't bekende >du choc des opinions
jaillit la veritc" neem ik de vrijheid een woordje
mee te spreken in de quaestie, opgeworpen door
j Bij het slot van het Parijsche saizoen kon men
i constatceron, (lat de toestand der mode op dat \
' oogenblik de volgende was: de mouwen steeds
j aansluitend, dollen en godets steeds minder vol, |
steeds stijver en hoekiger, de rokken steeds strak- j
ker om de heupen, terwijl de volle wijdte van
; achteren in twee plooien of in eene fronce wordt
bijeengenomen. Korte boléro's en Figaro-jakjes,
breede ceintuurs; de boléio's van borduursel van
kant, guipuro ot' kostbare stoii'en, de ceintuurs j
van afstekende zijde ot' mousseline-chiitbn. dik- i
! wijls boog als een keursjo, met gerucheerden
i rand of met een smaakvol gedrapeerde strik op
zijde, van voren of van achteren gesloten. Ook
in plaats van strik, tsveo lange einden, ieder met
een smal lluwoeltje of oen klein plissévau
mousselir.e-chitl'on afgezet. Voor deze ceintuurs is j
zwarte zijde het meest gekozene, maar ook een i
soort heel licht zonnig groen, re r f de litje, als de
eerste jonge blaadjes in het voorjaar; deze kleur
past (evenals die van de bloemstolen bij alle
bloemen) bij bijna alle nuances, en vormt vooral
ecu heel eigenaardige en aangename combinatie
met de blauw- on witte foulards die zooveel ge
dragen worden. Het teint lijkt hier al spoedig
frisch bij.
Behalve het costuum van de jonge gravin de
Castellane op haar tuinfeest (écrn citamine op
transparant van gele zijde, veel kant en zilveren
pailletten en stola van sabelbont met hoogen
Mcdiciskraag) was er onder do talrijke prachtige
toiletten een dat bijzonder werd opgemerkt, om- j
dat het een Koningin der Nacht scheen voor te
stellen. liet was van zwarte tulle, geheel bezaaid
met diamanten ; corsage en mouwen geheel
gerucheerd op transparant van wit satijn, de rok
verdeeld in een gladde tablier en verder
gebouillonneerd, kraag en breed ceintuur van wit moiré.
Daarbij een zwarte stroohoed, van voren opge
slagen, en waarvan de rand door een fluweelen
strik en een hoogen bos vau witte pluimen werd
omhoog gehouden.
Op het strand zal men het zich gemakkelijker
maken dan te voorzien was. De vaporeuze toiletten
van batist, linon, mousseline, rijk met kanten,
linten, borduursels en strikken bezet, die zoo
moeilijk in te pakken, frisch te houden en weer
frisch te krijgen zijn, zal men kunnen afwisselen
met een paar piqué-japonnen, die alles vóór heb
ben. Ze zijn genre tailleur, dus veel eenvoudiger
van vorm dan de luchtige dunne stoften, blijven
veel langer schoon en zijn, gestreken, weer zoo
goed als nieuw. Het piquéis plotseling in gunst
gekomen en wordt dezen zomer verbazend veel
gedragen; zelf in den herfst zal men het nog lang
zien. Den piquérok behoeft men niet te voeren;
in den breeden zoom, door stiksteken aan te
duiden, kan men naar verkiezing wat gaas zetten,
maar het is niet noodig. Voor het corsage kiest
men blouse, overhemd, jacquette, smalle biais,
breede revers, gestikte naden, wat men wil; men kan
het opei.en op een gekleurd plastron, een wit vest,
een halve onderblouse.
Ook voor de velocijédecostumen wordt piqu
veel genomen ; hier intusschen is het s'ijve, hoekige
der stof eer een nadeel; ook is het te warm; de
meer soepele stoffen als cheviot, serge, rlanel,
alpacca, zoowel als laken, homespun en covertcoat
geven meer vrijheid aan de bewegingen, vallen
beter om het been en den arm, en staan onge
dwongen.
Twee fietscostumen: L Korte rok van zwart
alpacca; zwarte slobkousen; zwart alpacca jakje,
nergens aansluitend, maar toch vrij nauw van
coupe, van achteren aan de beide rugnaden even
ingeknipt, van voren met twee knoopen gesloten
en zich openend op een wit batisten blouse met
omgeslagen kraag, waaruit een Schotsche
Lavallière te voorschijn kwam ; ronde witte stroohoed
met zwart fiuweelen lint, zwarte opstaande lussen
en trossen kersen. II Wit piqué, wit batisten
blouse met ro.se moesjes, breede geel lederen
gordel, gele rijglaarzen, bruinzijden kousen, ronde
hoed met wit piquéovertrokken, groote bouquet
van donkere rozen aan het ceintuur.
In Engeland heeft de rechter in het
DivorceCourt, Sir Francis Jeune, eene uitspraak gedaan,
die zeker onder de meer formeele en meer ge
bonden rechtspraak van het vasteland niet moge
lijk zou zijn geweest en toch eenige billijkheid
voor zich had. Men begint in Engtland in te
zien, dat het niet aangaat, den man alle vrijheden
toe te staan en de vrouw geen enkele. Het golj
een eiscb van kapitein Fiancis William Robine,
gegrond op ontrouw, dcor mrs Robins gepleegd.
Het echtpaar Robins is sedert negen jaar van
tafel en bed gescheiden, bij vonnis van de recht
bank, wegens mishandelingen, door den kapitein
jegens zijn vrouw gepleegd. In die negen jaren
heeft de kapitein niet meer naar zijn vrouw om
gezien, maar nu,willende h; rtrouwen, heeft hij haar
laten bespionneeren en de overtu;ging gekregen
dat zij hem bedroog. Hij vraagt nu echtscheiding en
ontslag van de verplichting, hem door het vroeger
vonnis opgelegd, orn mrs. Robins eene jaarlijksche
toelage uittekeeren.
De feiten zijn vrijwel bewezen, en Sir Francis
Jeune concludeerde aldus :
«Dat de vrouw ontrouw gepleegd heeft met een
procureursklerk, daaromtrent bestaat geen twijfel ;
ik constateer zelfs dat zij niet beproefd hoeft,
de rechtbank do.)r nutteloos ontkennen te mis
leiden. Zij had het recht ook, zich te vi rdedigen
en heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Maar
had, van den anderen kant, kapitein Robins het
recht, eene aanklacht in te dienen '! Hij maakte
zijne vrouw zoo ongelukkig, dat de rechtbank
l-aar van hem heeft moeten scheiden, en hem zelfs
verboden heeft, aan haar huis te komen. Kon
hij onderstellen dat deze vrouw, nog jong, en
als ik de portretten gelooven mag, nog mo i,
haar leven ten einde zou brengen als martelares
en slachtoffer van zijne mishandelingen ? Heeft
hij kunnen meeren, dat zij ook geen recht had
op het geluk, bemind te worden, en het leven
baar geen vergoeding schuldig was V ... Welnu,
de kapitein zal dat proces niet winnen. Dat
zou nl te onbillijk zijn. Ik laat het vonnis tot
scheiding van tafel en bed blijven zooals het is,
en ik bevestig do uitspraak van den eersten rechter
wat de verplichting tot levensonderhoud aangaat.
Toch ben ik bereid, terstond zijn vonnis te ver
anderen, zoodra de kapitein mij op zijn eerewoord
kan verzekeren, dat hij sedert de uitspraak tot
scheiding van tafel en bed, geen enkele maal
zijne vrouw bedrogen heeft. Had hij zijne vrouw
goed belnindeld, dan zou zij nog bij hem wonen ;
ik constateer zelfs dat gedurende do eerste zeven
jaren na de scheiding baar gedrag onberispelijk
geweest is."
De kapitein verdient zeer zeker geen ander
vonnis. Toch klinkt het ons nog eenigzins vreemd
wanneer de rechter tot do vrouw zegt: «gij zult
door uwen man onderhouden worden, hij zal zich
zelfs niet aan uwe woning mogen vervoegen en
niet mogen hertrouwen, en intusschen geef ik u
de vrijheid precies zoo ongeregeld te leven als
ge verkiest.' Dit is ongetwijfeld, omdat wij door
wet en gewoonte, altoos nog huwelijksrecht en
huwelijkstrouw vooral uit het oogpunt van den
man beschouwen.
E-e.