De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 9 augustus pagina 6

9 augustus 1896 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 998 Inhoud van verschillende bladen. Het Handelsblad, l Aug. Toeslaande rij wielen" (door Mars) 4 Aug. Een tehuia voor militairen op Atjeh" (ingez. door H. ten Kate.) De doorgaande spoor wegverbinding op Java.1' De Standaard. 3 Aug. De nieuwe kieswet" (kiezerslijsten, reclames). Het Centrum.. 3 Aug. Waar zijn de bondgenooten ?" (de partijverhoudingen in België) door Dr. Lucas. 4 Aug. De Jesuïten." 6 Aug. Organiseeren" (de Katholieke partij). Het Volksdagblad. 6 Aug. Kiezersvangst." 7 Aug. Den Hartog ontslagen". Am s t. C t. 3 Aug. Levensverzekering" I. De laatste brief van Den Hartog." Het Nieuws v. d. Dag. 3 Aug. Lezers." De T ij d. l Aug. Altijd gevaarlijk" (ingezonden). 8 Ang. Hongarije's naaste toekomst1' I. N. B o 11 e r d. C r t. 2 Aug. De kieswet in de Eerste Kamer''. De (autir.) Nederland er. 3 Aug. Onbillijke regeling" (peraioen bij in of door den dienst ontstane gebreken). 6 Aug. Te zijn of niet te zijn" (graanrechten). De Maasbode, l Ang. De Katholieke kei k en de volkeren van Europa", I. 2 Aug. Hit loon van den soldaat". Het Vaderland. 2 en 3 Aug. Het pachtcontract", I. Haagsch Dagblad. 2/3 Aug. ,Staatkundig overzicht der week." De Avondpos t. 2 en 3 Aug. Het militaire jaar 1896". Bescherming van minderjarigen". Pro v. Gr o n. C t. 3 Aug. De Eerste Kamer en de kieswet." N. W i n s c h. C t. 2 Aug. Naar aanleiding van..." (de zaak-Deu Hartog). Zaanl. Ct. 5 Aug. Straatschenderij." Limb. Koerier. 4 Aug. Nog eens de Maas brugkwestie." N. A r n h. C t. l Aug. Arbeid als koopwaar." N. H o 11. W k b 1. l Aug. Plus royalisle que Ie roi." N. Leeuw. C r t. l Aug. Vrijland?" II. Soc. Weekbl. l Aug. Noodige medewerking" I (door Mr. A. Kerdy'k). Het werkliedenverbond Patrimonium" en de arbeidersbeweging" (door W. H- Vliegen). De Werkmansbode. Aug. Over weerstandskassen enz." Het Frieseh Volksblad. 2 Aug. Grond gebruik en onteigeningsrecht" (door Societas). De Nederlander (Weekblad), l Aug. De * familie-afkomst der Juristen'. Een pleidooi voor stumpenjes (bedelarij). De Volksstem. l Aug. Een beklaagde aan het woord'' (zaak den Hartog). De lloomschen en het Socialisme". Groote woorden" (de Zeeuwsche afgevaardigde naar de Eerste Kamer). Fabrieksinspectie en overheid in Pruisen". Sigarenmakers in Duitschland". Veenkoloniën in Duitschland". Patrimonium, l Aug. Is overheidshulp in zaken op het maatschappelijk terrein gelegen altijd af te keuren ?"' De Volksbanier (R.K. Volksbond). 31 Juli. Neutraal ? Och kom !" (Vakvereenigingen). De S o c i a a 1-d e m o k r a a t. l Aug. De inter nationale klassenstrijd". > De Volkstribuun. l Aug. Onze bestrijders.' Ouderdomspensioenen in Denemarken." Evolutie. 5 Aug. Een onvermijdelijk overzicht." De Vrijdenker, l Aug. Onderzoek naar het vaderschap". N. Snrin. C t. l Juli. De 5de jaars intreding". 12 Juli. De vrouw." Het Nieuwe Schoolblad. 31 Juli. Die twa-jongens l" (slot). De Protestant, l Aug. Ziet toe!1' In sulinde. 4 Aug. Militaire causerie". Wbld. voor de Burg. Admin. 6 Ang. Art. 164, 162 en 98 der Militiewei" De Accountant. De wetenschappelijke oplei ding voor den handel". Accountants en Naaml. Vennootschappen". De wettelijke bepalingen op de koopman&boeken." Feiten, die te denken geven". iiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimu Pancatantra. Arische levenswijsheid uit Itet oude Indit. 1) Indertijd heb ik in ditzelfde weekblad eene korte aankondiging geschreven van het eerste deel der Pancatantra-vertaling van den heer H. G. van der Waals alhier, die daardoor dit zoo belangrijke en rijke fabelboek uit oud-Indi in onze letterkunde heeft ingeleid. Thans is het tweede en derde deel, getiteld »Het verwerven van vrienden" en »De oorlog tusschen de uilen en de kraaien", verschenen, en mogen wij alweer den talentvollen vertaler dank zeggen voor zijn arbeid. Daar mij evenwel ten eenenmale de tijd ontbreekt, bij zoovele andere bezigheden, om den oorspronkelijken tekst met de vertolking te ver gelijken, moet ik er mij toe bepalen het boek geheel te behandelen als een Nederlandsen letterkundig werk, en mag slechts enkele opmer kingen daaraan toevoegen, onder verwijzing naar mijn vorig artikel. Toen echter heb ik onder meer verzuimd n zaak te noemen, die hooge waarde aan het boek bijzet, het zijn nl. de zeer origineele titelplaatjes, waarmede beide deelen voorzien en versierd zijn, en die naar het mij voorkomt uitstekend passen bij den inhoud. Ook thans weer vinden wij een rijke verzame ling van spreuken vol levenswijsheid, meestal gegoten in metrischen vorm, waarbij de vertaler (in navolging van de zoo rijke Indische metriek) van allerlei somtijds zeer uiteenloopendo versmalen heeft gebruik gemaakt. Echt-Indische praedestinatie vinden wij op blz. 5 : Voorwaar, niet dat geschiedt, dat niet geschieden moet; Hetgeen geschieden moet, schoon gij geen moeite doet, Het zal geschiên! En dat, wat u niet is beschoren, Al ligt het op uw hand, dan gaat het nog verloren. Een vrouwenhaat, Euripides waardig, op blz. 15 : Zelfs al bezit men Een schat van geld, Zoo men vertrouwen In vrouwen stelt, Vrouwen volkomen Van liefde ontbloot, Zeker, dan vindt men Daardoor den dood ! Treffend is verder onder anderen (want bij een zoo rijken inhoud kan men slechts aanstip pen) het gedicht over de armoede op blz. 33?34, treffend het gedicht over daad en dader op blz. 45, en evenzeer de spreuk op blz. 56: Geen andere schat als de mildheid zoo ryk ! Geen vijand op aarde aan begeerte gelijk ! Geen siersel gelijk aan een edel gemoed! Tevreden te zijn is het heerlijkste goed! Vooral de vriendschap wordt op allerlei wijze bezongen en verheerlijkt, zoo in het waarlijk schoone distichon : Parel, wie heeft u geschapen, o tweelettergrepige vriendschap, Vat van vertrouwen en deugd, redding in drei gend gevaar ? dat, evenals andere, onze letterkunde met fraaie kernspreuken verrijkt (blz. 64), Zeer vol van Bchalkschen humor is het kleine versje op blz. 86: De schelm, hij heet als mensch barbier, En jakhals als verscheurend dier, En witte monnik als asceet, Terwijl hij kraai als vogel heet. 2) Maar genoeg. Ieder leze zelf dit boek, vol Arische levenswijsheid, d. i. levenswijsheid van de besten onzer voorouders, of althans van hen die nauw met onze voorouders verwant waren, het boek door Benfey's meesterhand voor onze Oostelijke stamverwanten, door v. d. Waals' talent voor Nederland ontsloten. Het vraagstuk van de aauteekeningen, waar omtrent de vertaler zich in de voorrede verant woordt, vereischt nog bespreking. Het moge waar zijn, zooals hij zegt, dat in ons land aanteekeningen schrijven bij een vertaald Sanskritwerk gelijk staat met het schryven eener ver handeling over de godenleer, de zeden, de geschiedenis, de beschaving, de kunst, de weten schappen en wijsbegeerte, in n woord over alles en nog eens alles bij de Indische Ariërs maar toch komt het mij voor dat de aanteekeningen anders hadden kunnen worden ingericht. Eene vertaling, waardoor het Pantsjatantra bij de Nederlandsche letterkunde wordt ingelijfd, kon minstens van alle vreemde, van alle eigennamen eene duidelijke verklaring bevatten; zelfs verdient het overweging of die eigennamen, die goed vertaald kunnen worden, niet ook in onze taal moeten worden overgebracht, zooals op blz. 88 Caturdanta, welke naam van den olifant door »Viertand" vertolkt mag worden. Ook kon in de aanteekening op blz. 12!) het woord «Soma" (het heilige sap van een plant, de godendrank) even goed verklaard wezen als bij de Maruts staat opgeteekend dat het windgoden waren, enzenz. Maar genoeg, mijn algerneene indruk is dat de aanteekei;ingen van den heer van der Waals of te veel of te weinig geven; verlangt men verkla ring van eenige mythologische namen, niets meer, dan staat hier en daar misschien zelfs te veel, ver langt men eigenlijk een soort van doorloopenden commentaar (en dit zou mij meer toelachen), dan staat er aan het eind van het boekje te weinig. Misschien zouden korte noten aan den voet der bladzijden nog het best voldoen, zoo leest men op blz. 2!) van het »palagewicht'', op blz. 115 van »Ucanas" (eigennaam van een oud heilige, enz.), maar hier en elders verdienden toch die vreemde woorden eenige toelichting. Ik beperk mij tot deze weinige voorbeelden, omdat de ruimte mij niet toelaat meer aan te halen. De heer van der Waals noemt de vertalingen van Eritzsche en van Benfey, maar de ook volgens prof. Krumbacher >interessante" vertaling van Dimitrios Galanos had ook wel vermeld kunnen worden. Zij verscheen in 1851 te Athene, waar trouwens (vergis ik mij niet) alle hand schriften van Galanos, die in Indiëzelf geleefd heeft, worden bewaard; een korte beschrijving daarvan vindt men in den (Griekschen) catalogus der handschriften van de Universiteitsbibliotheek aldaar. Nu ik toch aan dit onderwerp bezig ben, voeg ik er in n adem aan toe dat, naar ik hoop, hetzij de talentvolle heer v. d. Waals of een ander ons bij gelegenheid ook eene geschiedenis van dit fabelboek in zijne verschillende redacties geven zal. Benfey heeft in zijn bekend standaard werk over het Pancatantra (Pantsjatantra, hetgeen evenmin als de andere schrijfwijze volkomen nauwkeurig de uitspraak teruggeeft) reeds \èel verzameld, maar ook in Nederland zou zulk een overzicht wellicht belangstelling wekken. Wanneer men bedenkt dat er redacties van den -vorsten spiegel", die gedeeltelijk in het Pancatantra verwerkt ir, bestaan in het Arabisch, in het Syrisch, in het Hebreeuwse!), in het Grieksch en Latijn, in de Slawische talen (misschien naar een Grieksche bewerking), in ht,t Spaansch. het Italiaansch, enz. enz., en dat uit al deze bewer kingen en omwerkingen in de 11 en 15e eeuw weer een groot aantal nieuwere vertalingen in allerlei Europeesche talen zijn gevloeid, dan begrijpt men eenigszins het belang voor de literatuurgeschiedenis van dit overoude populaire werk. De vergelijkende letterkunde, een ook ten onzent dikwijls verwaarloosd vak van studie, zou bijna geen schooner onderwerp kunnen kiezen, vooral omdat op dit gebied nog zoo veel nieuws te vertellen is, en er nog zooveel onuit gegeven en bijna geheel onbekende handschriften van dit werk bestaan (én codex o. a. te Upsala). Reeds meermalen heb ik, in artikelen in den Ned. Spectator zoowel als elders, er op gewezen welk een groot veld van studie hier eigenlijk nog braak ligt, met allen eerbied voor de enkele vaderlandsche geleerden die hier hun stappen hebben gezet, 3) en ik zal niet ophouden voor het denkbeeld te strijden, dat aan onze Itoor/escholen bijzondere leerstoelen roor de vergelij kende literatuur moeten u-orden geopend, een wetenschap die naast de vergelijkende taaistudie alle reden van bestaan heeft. De letterkunde van een volk, vergelijkend beschouwd, is minstens even belangrijk immers als b.v. de klankleer, die tegenwoordig, bij onze naburen vooral, zoozeer, haast zou ik zeggen overdreven, in de mode is. En die vergelijkende letterkunde, ik herhaal het, kan bijna geen beter, althans geen rijker, onder werp van studie vinden dan het Pancatantra. Amsterdam. Dr. II. C. MULLER. 1) Novellen, vertellingen, fabelen, uit het Sanskrit vertaald door II. G. v. d. Waals, leeraar aan de eerste II. B. school met 3j. cursus te Amsterdam. Leiden, J. M. N. Kapteyn 1896. 4°. 132 blz. [Pancatantra ongeveer uit te spreken als Pantsjatantra enz.] 2) Voor het groote publiek, dat deze vertaling moge genieten, ware misschien een verklaring van het woord »asceet" wenschelijk. Ook van «arbiter" op blz. 02. Mij dunkt, men kan nooit genoeg moeite doen om eene vertaling algemeen leesbaar en begrijpelijk te maken. 3) Ook wijlen mijn collega dr. G. Penon was op dit gebied geen vreemdeling.?De Grieksche bewerking van dit fabelboek draagt den titel »Stephanites en Ichnelates", en is zeer goed uitge geven door I'untoni. llllltllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIU BOEKBEOORDEELING. S. SCHANDOEPII : ir/77». 11'a H/7's Studentenjaren. Meer dan de studentenjaren en de daaraan voorafgegane opvoeding van den jongen Wang heeft Schandorph niet willen beschrijven en wij verlaten den held van het verhaal of liever gezegd de held van het verhaal laat ons achter met de vraag op de lippen: wat is er van den man ge worden ? ,luist die belangstelling in den persoon van Wang toont hoe scherpen indruk het boek op den lezer maakt, liet plotseling afbreken schijnt eenmaal tot de opvatting van Noorsche kunst te behooren ; de dramatische haei't succes met het raadselachtige, het onbevredigd laten van den toeschouwer, de Noorscho romantiek past een dergelijke manier toe en ontleent daaraan het saillante. Ligt het aan de natuur van het land, aan de onverwachte wisselingen in de blauwe meren, aan het ho< kige, onaf'gewerkte der groene rotsen, aan het verschijnsel dat om den hoek eener kaap zich plotseling een windvlaag of waterzwelling voordoet, die aan de andere zijde niet gemerkt wordt? Gelukkig wie de oorzaak aller dingen kan zeggen. /eker is het dat menig Noorsch schrijver zijn onderworp behandelt als de plastische kunstenaar. Uit de impressies van een reeks momenten moet de lezer of toeschouwer zich het beeld der gebeurtenissen vormen : minder actie, beperkte dialoog, temeer grime kenmerken het Noorsche drama. Daardoor is er plaats voor verscheidenheid van opvatting en uiteenloopende beschouwingen. Het boven aangekondigde boek is in den aangeduiden trant geschreven. L)e zeer aristokratische ambtenaar Wang heeft een nog aristokratischer echtgenoot, aan wie hij de opvoeding van hun eenigen zoon beter toevertrouwd acht dan aan zich ze,f. De aristokratie van den vader is wel degelijk te omlijnen, niet zoo vaag en mystiek als wel eens die trek van een enkelen stand be schreven wordt als bestaande uit veel negatieve, enkele positieve eigenschappen, maar uit nog veel meer »ick en weet niet wat's, uit wier complex dan het begrip aristokratie opgemaakt moet worden. De oude vVang is van een familie, die steeds eenig vermogen bezat, en hooge anbten bekleedde ; hij had een zeer goeden aanleg en een grootte hoeveelheid gezond verstand : maar toch niet zooveel, dat hem niet de minachting voor den opkomenden Deenschen burgerstand, welken hij niet veel ontwikkelder achtte dan een troep ossen, benevelde. In zijn woning heerschte veel smaak, allerlei goede boeken over koriomie, letteren en kunst en veel goeds is er in Denemarken over kunst geschreven, dat hier onbekend is werden aangekocht en gelezen; er heerschte een beschaafde toon en in zoover het niet dat alles gepaard kon gnan vrij heid. Maar wat vader bij zijn diplomatieker! arbeid en moeder in overmaat van zorgvuldigheid verzuimden was den zoon geleidelijk te leeren gebruik te maken van vrijheid en evenredigheid te brengen in het onderwijs van den aanstaanden man. Opgevoed naar het bij ons nug slechts door weinigen gehuldigde kastenstelsel bleef de groote maatschappij en haar leerschool voor den jongen Wang een afgesloten terrein, totdat du onver biddelijke leeftijd zijn eisohen deed gelden en de wereld van kennis te eng werd. Plotseling staat de student in het rijke, volle studentenleven ; hij zonder ervaring, zonder menschenkennis. bijna zonder oordeel des onderscheid» op de groote zee gelaten komt aan de verkeerde kust te land. De kleine man in Denemarken bleef langen tijd onverschillig voor de hoogere politiek, l lij kende geen zorgen, tenminste geen groote ; de vlijtige arbeidde, de trage, de luiaard deed het niet en dronk zooals het overal gaat. De zoons volgden den vader in diens bedrijf of niet, de dochters werden huismoeders op een enkele na, een zeer enkele na, die .... nu ja, sapienti sat ! De koning en de hoogere ambtenaren hielden den goeden gang wel in de zaken. Maar de storm van het socialisme bereikte ook Denemarken. Kopen hagen het eerst. De Jezus en de Judas namen ook in het Noorden de worsteling togen elkaar op ; de volkredenaars, zooals Felix llallaender ze kan teekenen, wekten ook in Denemarken den volksgeest. De verver, timmer man en consorten hebben veel geld verdiend en verdienen nog dagelijks. Ook hunne zonen be zoeken de akademie, ook hunne dochters krijgen veel onderwijs. Bij hen, die er oog en aanleg voor hebben xindt die inplanting van kennis en wetenschap een door en door gezonden bodem en daar ontwikkelen die krachtig en snel: waar de bodem niet deugt ontaardt het individu geheel Maar het individu zelf bemerkt niets van die wan verhouding tueschen de vormen en den inhoud en menigeen deert zij ook niet, ook al is zij hem duidellijk. De vrucht moet toch vallen, rijp of onrijp, als de storm ze nenrwerpt; ruw of gepolijst, de steen treft toch ieder tegen wien hij heengeslingerd wordt en die niet wijken wil. De demo cratie breekt zich baan en vordert haar aandeel in de rechten. Wie van de oude bezitters niet toegeven wil, bezwijkt; wie zich met haar ver mengt ontvangt nieuw en krachtig leven. De ouders van Wang gaan den eenen weg op, de j mge Wang kiest den anderen ; de vader volhardt bij het stijve realisme, de zoon volgt het l venwekkend idealisme; en bij den strijd dier elemenmenten voltooit de volksontwikkeling haar taak. Dit »boek van zeden" is een der mooiste uit den jongsten tijd. De heeren Pot en Honig zullen velen aan zich verplichten. L. HI.T. Een buste der koningin. De bekende beeldhouwer Bart van Ilove heeft een buste van de Koningin geboetseerd ter hoogte van 70 centim. (natuurgrootte.) De KoninginRegentes heeft over dezen arbeid hare ingenomen heid te kennen gegeven, en den vervaardiger eenige exemplaren er van besteld. De afbeel dingen doen dan ook goede verwachtingen koes teren van dit beeld, dat tegen f'20.?in pleister verkrijgbaar is. Bestellingen moeten worden ge daan bij inteekening, bij den beeldhouwer zelf,. daar de artistieke eigendom van werken als deze niet tegen namaak is beschermd. Inhoud van Woord en lieeïd Aug. '!)(>. Kitty, novelle van M. C. A. Snijder van Wissenkerke Spaansche kroniek, door de la Mancha Jan Frederik Willem Conrad, door J. Tideman. Een liefde in het Noorden, door Jan van Oort. Het vertrek van een mailboot der maatschappij Nederland, door C. Koppenol. Bruin Oogelijn. door Bernard Zweers, woorden van G. W. Lovendaal. lacht-acte of de Irenri/je /jcrolijoi der Gnlanierie ; drama in twee bedrijven van LUC DE Vos. EERSTE BED RUI''. (()]> ll('l COIItHlilixdI'ilKit l'llll fioli <lii(irtie>' des 7>'r<xsms te 1'arij*.} in In De beambte, een galant jongmensch, vijand van onaangenaamheden. Vier personen komen het vertrek binnen: de gravin de (irisemine, de graaf en twee getuigen. D e b e a m b t e. U wenschf, mijnheer? De graaf. Ean j acht-acte. De beambte. Voor u zelf, mijnheer? De graaf. Neen, voor mijn vrouw. De beambte. Uitstekend. (Bij zichzelf) : Dat wordt een lastig geval! Nu is oppassen de boodschap. ? (Tot de gravin). Mevrouw, u zult mij mijn onbescheidenheid ten goede houden; maar ik ben gedwongen uw signalement op te nemen. (Hij kijkt haar in het gelaat). Uw haar'.-1 De graaf. Blond. De beambte (bij zichzelf). Je bent donkerbruin; maar laten wij geen moeilijkheden maken; vooruit: blond.?(Luide). Oogen ? De graaf'. Blauw. De beambte (bij zichzelf). Je meent grijs. Maar wat komt het er op aan? Vóór alles beleefd zijn. Laten wij blauw schrijven. (Luide), Uw neus? De graaf. Recht. De b o a m b t e (bij zichzelf). Hij is zoo krom als een bochel, maar ik heb er niet mee te maken. Dus: recht. (Luide). Uw gelaatskleur? De gr a a f. Rose. De beambte (bij zichzelf)- Zij is ZOG geel als een citroen. Maar dat is mijn zaak niet. Vooruit: Rose. (Luide). Mevrouw, de wet dwingt mij, u te vragen hoe oud u is. De gr a a f. Vijf en twintig jaar. De beambte (hrj zichzelf, zich op do lippen bijtend). /ij heeft zek^r vier krui-jes achter den rug, maar mijn hoofd zal het niet kosten. Dus : vijf en twintig.?(Luide) Hn nu. mevrouw, moet ik u nog opmeten. De graaf (ongerust). Opmeten? ! De beambte. Pardon, ik wou zeggen; de lengte opnemen. (Tot de gravin). Ma5 ik u verzoeken, mevrouw, hier tegen den muur te gaan staan, wa:-.r de centimeters zijn aangegeven? Da gravin doet dit. De graaf. Ei;n nieter zeventig. De beambte (hij zichzelf).?Zij smokkelt minstens vier centimeter ; maar laat ons tot het einde toe beleefd zijn; dus schrijf ik zeventig. l Luide.) Mag ik de heeren getuigen verzoeken te teekenen ? De beide getuigen zetten hun naam. De gravin tot haar man. Een beleefde jongen ! TWEEDE BEDRIJF. Gravin de Grisemine in jachtcostuum. /ij is haar gezelschap kwijt geraakt, en gaat zitten om een oogenblik uit te rusten. De oude Michel, vroeger ttrcoper, thans jachtopziener, nadert. Hij grinnikt van woede als hi*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl