Historisch Archief 1877-1940
No. 999
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
DAMEjg.
Een Postzepl-nnaestie,
Onder al de kleine zaken, die een groote rol in
onze moderne samenleving spelen, is er zeker geen,
die zich met meer brutaliteit overal weet in te
dringen en zich meer op den voorgrond zet dan
het nietige papieren vierkantje, dat men postzegel
Doemt. We grijpen bijna even vaak naar ons
postzegeldoosje als naar ons geldkistje; geen dag
gaat er om of we hebben er eenige noodig. Even
als de geldstukjes uit onze beurzen, schijnen ze
van zelf uit huil hokjes te verdwijnen.
We krijgen ze dagelijks in allerlei kleur onder
de oogen, op blieven, couranten, drukwerken, cir
culaires.
We houden er verzamelingen, verkoopingen,
veilingen, enz., enz. van.
We weeken ze af, plakken ze op, rangschikken
ze, bewaren ze.
Ze zijn langzamerhand van historische beteekenis
geworden en, waar men vroeger al kon. voldoen
met 't regeerend vorstenhuis van een land te weten,
moet men tegenwoordig op de hoogte zijn van de
postzegel-reeks van eiken staat.
En dan de veranderingen, de kleuren, de
teekeningen, de letters, o! 't is een studie-vak op
zich zelf en als 't zoo voortgaat zal er nog aan
elke hoogeschool een stoel komen voor een Pro
fessor in de Postzegel-leer en zullen er stu
denten zijn, die cuta laude in de philatelie zullen
promoveeren.
Waarom niet ?
Doeb 't is niet om over een mogelijk nieuwen
Professoralen stoel te spreken, dat ik heden een
oogenblik uw aandacht vraag.
't Is over een kleine quaestie op 't postzegel
gebied, vandaar mijn aanloopje.
Ik kan overigens kort zijn; mijn geheel betoog,
mijn quaeslion bruiante laat zich terng brengen tot
n simpele vraag: «Moet men in een brief, waarop
men antwoord wil hebben, een postzegel insluiten?"
Het verwondert mij werkelijk, dat daar nog
geen plebisciet over is uitgeschreven, want de
meeningen zijn er nog al verdeeld over.
De een vindt het onbeleefd om het niet te doen
en vindt het ook heel natuurlijk brieven met inge
sloten zegels te ontvangen.
De ander daarentegen is er beleedigd over en
mompelt terwijl hij liet onnoozele blauwe
dingske met verachting op zij legt : //Alsof ik
geen postzegel betalen kon."
Een derde vindt er iets onbeleefds in, een op
dringerigheid van den zender om een antwoord te
hebben.
Een vierde neemt 't feit aan als iets dat van
zelf spreekt en denkt er verder niet bij.
Een vijfde
Waarde lezer, mag ik even de plaats van No. 3
innemen ?
Niemand zal er mij, hoop ik, arrogant om vin
den, want de vijfde man neemt gewoonlijk een
bescheiden aandeel in de wereldsche zaken en heeft
bovendien een alles behalve benijdbare plaats.
Haast even erg als de faeheitx troisieme.
Dit in 't voorbijgaan; ik heb u de meening van
No. l, 2, 3 en 4 gezegd; mag ik u nu een oogen
blik lastig vallen met de mijne ?
Als de beruchte komkommertijd niet in gang
was, zou ik mogelijk aarzelen met u over zulk een
miniem quaestietje te spreken, doch in genoemden
tijd zijn juist de kleinigheden, waarover men
anders ternauwernood denkt, zeer in season.
Bij het insluiten van postzegels doen zicli voor
namelijk drie gevallen voor, en wel: Ie, men
schrijft aan zijn meerderen; 2e, aan zijn gelijken
of 3e, aan zijn minderen.
Eerste geval aan zijn meerderen: een
minister b.v. neemt niet gaarne iets ter waarde
van ets. 5 aan van een klerk; een professor even
min van een student; een mondaine al evenmin
van haar naaister.
Ik zou dus den klerk, den student en de uaaister
aanraden hun postzegel te bewaren en ueu brief
alleen van buiten te zegelen.
Derde geval vergeef mijne afwijking van den
algemeenen regel, die mij 't derde geval vóór 't
tweede doet beliandelen. Wij vrouwen hebben nu
eenmaal geen rekenhoofd . ..., ik doe 't met opzet.
Derde geval dus: aan zijn minderen;" juist in
den omgang met min-bevoorrechten moet men zoo
kiesch mogelijk zijn en daar zij eerder licht ge
raakt zijn dan anderen, moet men oppassen hen
niet te kwetsen. Ze mochten in 't toezenden van
een zegeltje iets beleedigeuds zien en dat moet
men vermijden, buitendien moet men al heel hard
op zijn, als men geen stuiver kan betalen.
Ik zou dus als artikel twee (doelende op geval
drie) van mijn postzegelwet vaststellen: «Sluit geen
postzegel in, als ge aan uw minderen schrijft."
Eindelijk geval twee: aan gelijken.
Gewoonlijk geschiedt 't insluiten van een post
zegel, als men een kleinen dienst wil vragen, b.v.:
getuige van den een of anderen dienstbareu geest,
of wel de een of andere inlichting. Xu redeneer
ik zoo : //Vandaag klopt mevrouw of meneer A bij
mij aan om zoo iets, morgen vraag ik mevrouw of
meneer B iets dergelijks, overmorgen is't mevrouw
of meneer C, die of de A's of mij noodig heeft."
Op 't einde van 't jaar staat 't precks gelijk,
men sluit eenige postzegels in, men ontvangt eeu
zeker aantal ingesloten, 't zou vrij wel 't, zelfde
zijn geweest als men, van weerskanten, deze ge
woonte niet had gevolgd.
Een fatsoenlijk mensch beantwoordt evengoed een
brief, waarin geen postzegel voor 't antwoord is
ingesloten, als eeu, waarbij dit wel is gedaan.
Men leest den brief en ziet naar de
handteekening en naar 't adres, doch heel zelden kijkt meu
er naar, of de kosten van 't antwoord wel gedekt
zullen zijn.
Dan nog iets. Waarom zou men wel een post
zegel insluiten en geen enveloppe en velletje papier r
Een stadsbrief kost tegenwoordig ets. 15; gelijk
men buiten de stad een postzegel insluit, doet men
't ook dikwijls in de stad, vooral bij de enorme
uitbreiding, die onze groote steden in de laatste
jaren gekregen hebben.
Vroeger deed men een zegeltje van ets. 5 in de
enveloppe, thans natuurlijk een van ets. 3.
Maar een velletje fraai gestempeld papier met
couvert of een prima qualitcit coirespondeatiekaart
kost toch meer dan ets. 3.
En toch schroomt men niet den geadresseerde
te jagen op de onkosten van papier en enveloppe,
zonder nog van pen en inkt te spreken.
't Wordt dus een soort van taxatie: een vel
letje papier kun je wel betalen, eeu enveloppe ook
nog, maar meer mag ik niet van je vergen, dat is
dan ook de grcus. Hier is een postzegel, dat spaart
je tenminste geld.''
Wel verplicht voor de ets. 3, 't haalt werkelijk
heel wat uit. 't Scheelt enorm in mijn. budget,
als ik zoo nu en dan zulk eeu kostbaar stukje
gestempeld papier in een enveloppe vindt."
Maar menscheu, wier tijd werkelijk kostbaar is,
zou men die dan niet een kleine vergoeding dienen
te geven ?
't Antwoorden van een brief neemt, alles en alles
bij elkander, toch licht tien minuten, en 't offer
van die tien minuten is zwaarder, dan 't geven
van een postzegel.
Tijd is geld, evenzeer als een postzegel geld is.
Zoudt ge dan wel 't eene vergoeden en niet 't
andere? In trouwe, 't toezenden van een postzegel
voor het antwoord is iets, dat men in onzen tijd,
nu de correspondentie in 't leven der meesten,
zulk een belangrijke plaats inneemt, achterwege
moest laten.
Ik geloof niet, dat er veel vóór te zeggen valt
en er is werkelijk heel veel tegen, vooral, daar 't
toch een gebrekkig systeem blijft, Ten eerste is 't
dikwerf moeielijk uit te maken, \vie den dienst
bewijst, de briefschrijver of de geadresseerde, men
vraagt dikwerf een inlichting, die blijkt van indirect
uut te zijn geweest voor dengeen, aan wien ze
gevraagd werd. Men bewijst menschen vaak een
eer of een genoegen door h uu in de gelegenheid
te stellen iets voor anderen te doen en zoo verder.
Dan, zoo lang elk land zijn eigen postzegels heeft
en zelfs die van de koloniën verschillen van die
van 't moederland, kan het insluiten alleen binnen
de grenzen toegepast, worden.
En dat is juist 't vreemde, 't onpraktische, men
vergoedt wel het port, van eeu ets. 3 brief in <le
zelfde stad, mnar als men b.v. na:-tr ludiëschrijft,
schroomt men niet den geadresseerde vijf maal zoo
veel te laten betalen.
Ik herhaal 't, men moest 't, insluiten van zegels
afschaffer).
Ik meen niet dat men een bond moest oprichten
en als bewijs van lidmaatschap een lintje moest
dragen evenals de geheel onthouders, oftewel de
leden van The Jllne Ribbnn Army" of dat meu
een bordje voor zijn deur moest hebben, zooals
b.v. van t Armenzorg" of een bizoudere manier van
hand geven, gelijk de vrijrnetselaars.
Keen zoo ver gaat, mijn verlangen niet, boven
dien er zijn al genootschappen en bonden genoeg
zonder mijn anli-po4zegels-inxluilen-Itoinl.
Wat ik wil is eenvoudig, dat men bovengenoemde
gewoonte achterwege laat.
't Had mogelijk iets vóór in 't, begin van 't
postzegel-bestaan, toen u de port zoo oneindig
veel duurder was ti 't brievenschrijven zoo veel
minder algemeen, maar heden ten dage is er, dunkt
mij, geen aanleiding meer voor.
//Hm, er zijn gevallen," hoor ik hier en daarzcggen.
O! wel zeker, er zijn gevallen, waarin 't heel
praktisch en nuttig en beleefd eu zelfs onvermij
delijk of brooduoodig kan zijn, doch dat zijn uit
zonderingen en die zullen er wel altijd bestaan
bij eiken regel, al was 't maar alleen om den regel
te ... a Ion eulcndi-ur-sulut.
Tnfcu?:sK HOVEN.
tMiiimniiimiinnumuimiiuitniiimmminiiiiHimmimiiimimiiuiiima
Rust. - KüMnin,
De zenuwsterkende zee. . . geen gewoel van
menschen . . . geen wedijverende toiletten. . . -ni.<l
voor lichaam en geest bij de meest zuivere lucht:
dit vindt men te Kijkduin.
Geen Kursaal, Goddank ! Geen gemetselde
straatwegen, het heerlijke zachte witte zand waar
je zoo langzaam in loopt, zonder je eigen tred
te hooren, zonder het geratel van rijtuigen en
opschrikkend gefluit van wielrijders. Zelfs geen
dorp waar de »bons villageois" reeds lang ge
leerd hebben met een idioten glimlach je alles
tegen verdubbelde prijzen te laten betalen.
Zandvoort wn.-t in der tijd iets dergelijks; toen
had men daar de zoogenaamde lin/ilii'/tnii/en, een
soort van houten schuurtje op l wielen, waar (i
menschen in konden gaan zitten op een houten
bank; dan, voor een uur?tegen betaling van
een cent per hoofd 'm d' ;<?<? gereden worden
om de essence van de zeelucht zoo direkt mogelijk
in te ademen; wij logeerden toon bij eer e boerin
daar, die de boter en de melk order haar bedstee
borg; men dacht aan geen bacteriën en zelfs de
physische en psychologische . . . microbes waren
nog weinig in de mode; de deftige" kinderen
liepen met bloote beenen in de zee, en do moeders
zaten in katoenen ochtendjassen, zonder corset
of hakken in den babbulwagen.
In onze 2de helft van deze eeuw vind men
bijna geen echt primitief, natuurlijk zeestrand
meer, waar zwakke gezondheden en kleine beurzen
wél bij varen, Kijkduin zou een dergelijke
ideaal-plaats zijn, indien... nu, men moet toch
iconen... en hier ontbreken ironini/cn.
Het Wilhelminabadhótel aldaar is zeker goed,
maar voor 't publiek waar ik het oog op heb
(dominés, leeraren, kleine ambtenaren, onder
wijzeressen, officiersfamilies) wel wat duur, uit
de aard der zaak.
Het zou voor een kapitalist zeler een goede
i geldbelegging zijn, hier een reeks van kamers
; en kleine woningen te laten bouwen, waar men
'. tegen een matige huur »chez soi" zou zijn, in |
i de nabijheid van 't hotel, om daar des noods
i de maaltijden te gebruiken. Wijk-aan-Zee is j
naar mijn smaak ook al wat «mondain" en j
i dan, niet ilircl.l aan Zee, zoodat zwakke loopers j
reeds uitgeput zijn door den afstand van hun ;
woning naar het strand.
Kijkduin is met den stoomtram die op de
Lijnbaan (tussehen Westeimle en de Prinsengracht)
afgaat, ,'!5 minuten van den Haag verwijderd.
Amsterdammers mijn stailgenooten »Veni,
vidi" ... en ... rust een weinig. In 't Badhótel
kunnen 50 groote en kleine i/asten opgenomen,
worden. De reis van den Haag uit, eerste klas
kost '25 cents.
Dagelijks correspondeeren 8 treinen uit Amster
dam op den stoomtram (Lijnbaan) die hier, achter
het hotel stilhoudt.
Ik schijn een reclame-artikel te schrijven....
»Schijn bedriegt;" ik ken niemand die eenig
voordeel zou hebben bij de welvaart van Kijk
duin ... o ja, loeit ik zie een reeks van bleeke
jonge moeders, onderwijzeressen, postbeambten,
«deftige" arme kinderen... zij zouden allen
gezondheid en vroolijkheid hier komen zoeken en
vinden ... Ik ken ze ... omdat ik allen ken en
lief heb die gebukt gaan onder de «struggle for
life" in den meest uitgebreiden zin van 't woord.
C.vm. Ai.n. Tuuji.
IHiimiiiiinilllijliillUHHtliiiiiililinniiiiitiiiiiiiiiiiHiiiiiiMiiiHimiiiiiiiiiill
Een VeietariërslüBCli. j
Augnstin I'ilon geeft in een Fransch blad ver- ;
slag van een bezoek in een Engelsen vegetariërs- i
restaurant. j
»llezer dagen reed ik in een hansom door
Holborn. Ik kwam uit de City en had den
cabman het adres van een restaurant in bet
WestEnd gegeven om daar te gaan lunchen. Het
rijtuigje moest een oogenblik stilstaan, om een
verwarring van omnibussen, en links kijkend, j
werden mijn oogen getroffen door eene matglazen
lantaren, waarop in zwarte letters dit opschrift: ;
«Vegetariërs-Restaurant".
Ik vond dat ik daar ook wel kon lunchen en
twee seconden later was ik een steile, nauwe
trap aan 't beklimmen, die regelrecht naar de j
eersie verdieping leidde. Een tweede iuee klom j
met mij mee, er een artikel over te schrijven,
en. afschuwelijke maar oprechte beken
tenis, den laatsten regel van dat artikel
had ik al klaar. Dat komt meer voor, geheele
brochures, geheele boeken worden naar zoo'n
laatsten regel toegebouwd ; als eenmaal de her- !
senmachine op zulk soort productie is ingericht,
werkt zij om zoo te zeggen van zelf. Die laatste
regel was: nadat ik van de vegetarianen, hun
leer, hun keuken, met den meest rnogelijken lof
en sympathie, misschien met geestdrift zou ge
sproken hebben, zou ik besluiten : >toen ging ik
naar huis en bestelde een biefstnk."
Dat soort van mystificatie is klassiek. De beste
schrijvers, van mad. de Sévignéen Labruyóre tot
op heden, geven er honderde voorbeelden van,
en het pakt altijd. Met een enkel woord, met
een glimlach gooit men omver al wat men be
weerd heeft, geeft op elegante manier te verstaan
wat men niet zegt en dus niet behoeft te be
wijzen ; dat is esprit franciis. Als we van die
kleine ironieën in onze opstellen hadden, likten
zich de leeraren in stijl tien minuten lang de
lippen af van pleizier. Maar er is iets beters
dan ironie : de waarheid. Ik was nog geen tien
minuten in het vegetarianen-restaurant of ik had i
mijn llnuwe aardigheid al opgegeven. i
Vooreerst voelde ik mij te midden van fatsoen
lijke, werkzame, eerlijke armoede, en daar heb
ik altoos diepen eerbied voorgehad. Ik weet zelfs
niet of er iets ter wereld is, waar ik meer eerbied
voor heb. In de eetzaal geen spoor van weelde ; j
niets van die vuile, vulgaire soort van sierlijk- i
heid, die de l'arijsche gaarkeukens onderscheidt.
In vergelijking hiermee kunnen de bouillons- Duval ;
puleizen heeteu. Lange smalle tafels met grove,
zindelijke tafellakens. Op de tafels, bladen
niet bruin brood en glazen schalen met witte ;
i klontjes of bruine suiker. Om de tafels wandelen i
drie of vier dienstmeisjes in x.wavte japonnen en l
witte boezelaar.-1. Een juffrouw zit aan de kas, i
houdt toezicht on ontvangt het geld. !
Ik ga aun een raam zitten, o)) een plaats die juist
leeg komt. Tegenover mij zit een jonge man
macaroni met tomatensaus te eten. bij drinkt er }
eeu glas gingerhier bij. Een juffrouw, rechts van [
riij, heelt een omelet met champignons voor zich ;
dan volgt een pannekoek eu een kop thee. De
jonge man leest een krant; de juffrouw kijkt
voor zich. Zij zien elkaar niet en zien mij niet.
Al gauw staan zij plotseling op, haastig, onver
schillig, slaan de kruiwpjes at', grijpen hun
parapluie, betalen en vertrekken. Zij worden ver
vangen door anderen, die ook al niet langer ;
blijven.
Ik weet wel dat op etenstijd alle restaurants
ter wereld er ongeveer eender uitzien ; maar
nergens nog kreeg' ik zoo intens als hier, tien
indruk van het verslindend snelle van bet moderne
leven. Ken van mijn buren heeft in zeven minuten '
geluncht; het is nog erger dan in een wacbtka- :
mer voor een sneltrein. In Frankrijk ziet men,
in welk restaurant ook, bij het eenvoudigste '.
menu, de menschen het nret aandacht lezen, i
doorbtudeeren, het genieten en er nog eens over
nadetikeu; anderen praten een paar woorden, i
dit uurtje, midden onder het werk. is wat ont- ,
spanning, wat gemak. Hier niet; het leven is l
van staal en van stoom ; men haast zich. ;
Deze haast is geen eisch van het vegetarianisme,
integendeel. Maar de menschen om mij heen zijn
ook geen vegetarianen van keus ; ze komen hier
vooral om de goedkoopte. Wel zijn in de laatste
twintig jaren de Londinsche restaurants over
't geheel goedkooper geworden ; den lunch die
toen drie shillings kostte krijgt men uu overal
voor anderhalven shilling, en in sommige bak
kerswinkels, heel zindelijk en bijna elegant, die
men A. l!. C. noemt, (afkorting van Arm/al liivml
Coni/iinuj) kan men heel goed terecht voor een shil
ling of minder. Maar de »vegetarian restaurants", er
zijn er nu negen te Londen,zijn nog watgoedkooper.
Mijn lunch had bestaan uit een half dozijn toma
ten, op een heel smakelijk grondje van
erwtenen aardappelenpuree, een vegetariaansch broodje
(wholemeal-bread), een portie plumpudding en
een kop koffie met melk, en ik had maar elf stuiver
betaald. Ik vond dat al aardig eenvoudig, maar
later heb ik gemerkt, dat ik redelijk buiten
sporig geweest was ; een vegetariër kan leven van
zes pence daags.
Ook had ik tegen het gebruik gehandeld door
een penny op tafel te laten- liggen. Het meisje
durfde hem nauwelijks opnemen ; zij scheen er
iets als verleiding, als een begin van
slechtigheid, in te zien. Met haar roode wangen en
stevigen bouw was zij een beeld van gezondheid.
Ik vroeg :
Ben je vegetariaan ?
O zeker mijnheer.
Sedert lang ?
Sedert ik hier in huis ben.
En hoelang ben je al hier in huis ?
Sedert Zaterdag.
Dat was niet erg afdoend ; maar wat mij zelf
betreft, ik voelde mij na mijn lunch heel prettig.
Toen ik weer in Holborn stond, had ik volstrekt
geen behoefte aan biefstuk. Alleen maakte ik
me een beetje ongerust over de plumpudding.
Eigenlijk is de plumpudding bestemd vojr den
gelukkigen leeftijd als men de onrijpe appels
uit de greppels opraapt en eet; hij past niet
meer voor twijfelende, voorzichtige magen, en de
plumpudding lag mij volstrekt niet zwaar. Later
heb ik uit de vegetarianen-boeken gemerkt, dat
het onverteerbaarste element ervan, de rerzel
f.tiii'/) uit de vegetarische keuken geweerd wordt."
Filon heeft zich daarna een heele bibliotheek
vegetariaansche boeken aangeschaft; statistisch,
physiologisch. wetenschappelijk wordt daarin het
vleescheten veroordeeld. Een der griezeligste is
JinIcJic.ri/ imil //.s hnri'<irn, door Josiah Oldüeld ;
als hij verteld heeft van de abattoirs en
slachtplaatsen, lust men in tijden geen vleesch meer.
De argumenten van de andere zijde worden na
tuurlijk met zorg verzwegen. Filon eindigt:
»IIonderd jaar geleden was de boer een
vegetariaan ; misschien wordt hij het over honderd
jaar weer. Het vegetarianisme is dus een schrede
achteruit of een schrede vooruit, zooals men wil,
het is een terugkeeren tot de natuur. Het is
een beredeneerd prote,-t tegen de overmaat van
beschaving waaraan wij lijden, waaraan wij ster
ven ; een practische poging om het volk weer
aan den veldarbeid te krijgen. Als men er niet
naar luistert, zal Europa binnen zekeren tijd onbe
woonbaar zijn -. broeders vleescheters, denkt
daaraan !"
tlfiiiuiiiiiiuiimtuiittuHiiiiiutiiitntmiiimimiiiiuiittii
de fait'i es.
Er is een nieuwe kleur van rose, rose de Chine
of rose-cerise, veel scheller en eigenlijk harder,
dan de vroegere nuances; en die toch goed staat,
maar men moet er heel voorzichtig mee zijn.
Een ceintuur ervan op een kleedje van beige of
grijs linon zou zeker heel goed staan; maar dan
moet men den kraag, of zelfs de uitstekende
oortjes of lapjes boven den kraag, er niet van
nemen. Men kan er daarentegen weer eeu col
Médicis mee voeren, of de opslagen van een
bolero, of de oortjes van een staanden kraag;
een geheele japon ervan zal misschien het volgend
jaar niet meer kwetsen, maar nu nog wel. De
kleur is het mooist in tiuweel, moiréen
geglaceerd taf; in satijn is zij te hard, en in grovere
stoffen gaat het 't geheel nog niet.
?* *
Men zal, zoowel op Fransche als op Engelsche
platen, opgemerkt hebben , hoe de bruidsmeisjes
bij voorkeur witte japonnen nemen, van een zelfde
stof en een zelfde model. Vroeger was dat meer
alpaca, nu ook surah, peau de soie, taille, en als
garnituur tulle point d'esprit of crêpe lisse. Dit
is zeker heel aardig en staat bijna iedereen goed;
alleen wordt vaak vergeten, Jat het bruidsmeisje
niet de bruid is. Om aan deze het voorrecht van
het enkel wit te laten, behooren de bruidsmeisjes
voor haar bouquet, haar linten, haar hoed, of het
een of ander versiersel, de eene of andere kleur
te kiezen, zoodat het onderscheid duidelijk blijft.
Bij de laatste carln/rx de nini'ii/fic werden weder
eenige polonaises gedragen: men voorspelt dat
deze vorm van japon weer in de mode zal komen.
Men garneert ze dan op den rug met kanten in
bolerovortn, deze komen op de borst bijeen en
ontmoeten daar een chiifonnëvan mousseline de
soie; tic ruk behoudt zijn twee plooien of zijn
groote godets. maar valt toch recht en rond neer.
Deze polonaises zullen als nieuwe vorm tegen
over de blouses gesteld worden, die men wil af
schaffen, maar die zich hardnekkig verzetten.
I'inn ilc /ui/ui'*. Men kookt in zout water vijf
a /.even mooie kroppen sla ; als ze gaar zijn,
hakt men ze tij n en mengt ze met wat b
chamelsaus. een paar lepels dikke room en vijf eieren
zoo stevig geklopt alsof men een ommalet wou
bakken, wat zout, peper, en als men wil noot
muskaat. Men zet het in een geboterden vorm
in den oven, en dient het met een jussaus, eene
witte saus of een maderasaus. Als koude schotel,
of zelfs in ijs gezet, is het bij brood uitmuntend ;
voor het gezicht kan men het nog garneeren met
vleeschgelei.
E-e.