De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 16 augustus pagina 3

16 augustus 1896 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 999 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. DAMEjg. Een Postzepl-nnaestie, Onder al de kleine zaken, die een groote rol in onze moderne samenleving spelen, is er zeker geen, die zich met meer brutaliteit overal weet in te dringen en zich meer op den voorgrond zet dan het nietige papieren vierkantje, dat men postzegel Doemt. We grijpen bijna even vaak naar ons postzegeldoosje als naar ons geldkistje; geen dag gaat er om of we hebben er eenige noodig. Even als de geldstukjes uit onze beurzen, schijnen ze van zelf uit huil hokjes te verdwijnen. We krijgen ze dagelijks in allerlei kleur onder de oogen, op blieven, couranten, drukwerken, cir culaires. We houden er verzamelingen, verkoopingen, veilingen, enz., enz. van. We weeken ze af, plakken ze op, rangschikken ze, bewaren ze. Ze zijn langzamerhand van historische beteekenis geworden en, waar men vroeger al kon. voldoen met 't regeerend vorstenhuis van een land te weten, moet men tegenwoordig op de hoogte zijn van de postzegel-reeks van eiken staat. En dan de veranderingen, de kleuren, de teekeningen, de letters, o! 't is een studie-vak op zich zelf en als 't zoo voortgaat zal er nog aan elke hoogeschool een stoel komen voor een Pro fessor in de Postzegel-leer en zullen er stu denten zijn, die cuta laude in de philatelie zullen promoveeren. Waarom niet ? Doeb 't is niet om over een mogelijk nieuwen Professoralen stoel te spreken, dat ik heden een oogenblik uw aandacht vraag. 't Is over een kleine quaestie op 't postzegel gebied, vandaar mijn aanloopje. Ik kan overigens kort zijn; mijn geheel betoog, mijn quaeslion bruiante laat zich terng brengen tot n simpele vraag: «Moet men in een brief, waarop men antwoord wil hebben, een postzegel insluiten?" Het verwondert mij werkelijk, dat daar nog geen plebisciet over is uitgeschreven, want de meeningen zijn er nog al verdeeld over. De een vindt het onbeleefd om het niet te doen en vindt het ook heel natuurlijk brieven met inge sloten zegels te ontvangen. De ander daarentegen is er beleedigd over en mompelt terwijl hij liet onnoozele blauwe dingske met verachting op zij legt : //Alsof ik geen postzegel betalen kon." Een derde vindt er iets onbeleefds in, een op dringerigheid van den zender om een antwoord te hebben. Een vierde neemt 't feit aan als iets dat van zelf spreekt en denkt er verder niet bij. Een vijfde Waarde lezer, mag ik even de plaats van No. 3 innemen ? Niemand zal er mij, hoop ik, arrogant om vin den, want de vijfde man neemt gewoonlijk een bescheiden aandeel in de wereldsche zaken en heeft bovendien een alles behalve benijdbare plaats. Haast even erg als de faeheitx troisieme. Dit in 't voorbijgaan; ik heb u de meening van No. l, 2, 3 en 4 gezegd; mag ik u nu een oogen blik lastig vallen met de mijne ? Als de beruchte komkommertijd niet in gang was, zou ik mogelijk aarzelen met u over zulk een miniem quaestietje te spreken, doch in genoemden tijd zijn juist de kleinigheden, waarover men anders ternauwernood denkt, zeer in season. Bij het insluiten van postzegels doen zicli voor namelijk drie gevallen voor, en wel: Ie, men schrijft aan zijn meerderen; 2e, aan zijn gelijken of 3e, aan zijn minderen. Eerste geval aan zijn meerderen: een minister b.v. neemt niet gaarne iets ter waarde van ets. 5 aan van een klerk; een professor even min van een student; een mondaine al evenmin van haar naaister. Ik zou dus den klerk, den student en de uaaister aanraden hun postzegel te bewaren en ueu brief alleen van buiten te zegelen. Derde geval vergeef mijne afwijking van den algemeenen regel, die mij 't derde geval vóór 't tweede doet beliandelen. Wij vrouwen hebben nu eenmaal geen rekenhoofd . ..., ik doe 't met opzet. Derde geval dus: aan zijn minderen;" juist in den omgang met min-bevoorrechten moet men zoo kiesch mogelijk zijn en daar zij eerder licht ge raakt zijn dan anderen, moet men oppassen hen niet te kwetsen. Ze mochten in 't toezenden van een zegeltje iets beleedigeuds zien en dat moet men vermijden, buitendien moet men al heel hard op zijn, als men geen stuiver kan betalen. Ik zou dus als artikel twee (doelende op geval drie) van mijn postzegelwet vaststellen: «Sluit geen postzegel in, als ge aan uw minderen schrijft." Eindelijk geval twee: aan gelijken. Gewoonlijk geschiedt 't insluiten van een post zegel, als men een kleinen dienst wil vragen, b.v.: getuige van den een of anderen dienstbareu geest, of wel de een of andere inlichting. Xu redeneer ik zoo : //Vandaag klopt mevrouw of meneer A bij mij aan om zoo iets, morgen vraag ik mevrouw of meneer B iets dergelijks, overmorgen is't mevrouw of meneer C, die of de A's of mij noodig heeft." Op 't einde van 't jaar staat 't precks gelijk, men sluit eenige postzegels in, men ontvangt eeu zeker aantal ingesloten, 't zou vrij wel 't, zelfde zijn geweest als men, van weerskanten, deze ge woonte niet had gevolgd. Een fatsoenlijk mensch beantwoordt evengoed een brief, waarin geen postzegel voor 't antwoord is ingesloten, als eeu, waarbij dit wel is gedaan. Men leest den brief en ziet naar de handteekening en naar 't adres, doch heel zelden kijkt meu er naar, of de kosten van 't antwoord wel gedekt zullen zijn. Dan nog iets. Waarom zou men wel een post zegel insluiten en geen enveloppe en velletje papier r Een stadsbrief kost tegenwoordig ets. 15; gelijk men buiten de stad een postzegel insluit, doet men 't ook dikwijls in de stad, vooral bij de enorme uitbreiding, die onze groote steden in de laatste jaren gekregen hebben. Vroeger deed men een zegeltje van ets. 5 in de enveloppe, thans natuurlijk een van ets. 3. Maar een velletje fraai gestempeld papier met couvert of een prima qualitcit coirespondeatiekaart kost toch meer dan ets. 3. En toch schroomt men niet den geadresseerde te jagen op de onkosten van papier en enveloppe, zonder nog van pen en inkt te spreken. 't Wordt dus een soort van taxatie: een vel letje papier kun je wel betalen, eeu enveloppe ook nog, maar meer mag ik niet van je vergen, dat is dan ook de grcus. Hier is een postzegel, dat spaart je tenminste geld.'' Wel verplicht voor de ets. 3, 't haalt werkelijk heel wat uit. 't Scheelt enorm in mijn. budget, als ik zoo nu en dan zulk eeu kostbaar stukje gestempeld papier in een enveloppe vindt." Maar menscheu, wier tijd werkelijk kostbaar is, zou men die dan niet een kleine vergoeding dienen te geven ? 't Antwoorden van een brief neemt, alles en alles bij elkander, toch licht tien minuten, en 't offer van die tien minuten is zwaarder, dan 't geven van een postzegel. Tijd is geld, evenzeer als een postzegel geld is. Zoudt ge dan wel 't eene vergoeden en niet 't andere? In trouwe, 't toezenden van een postzegel voor het antwoord is iets, dat men in onzen tijd, nu de correspondentie in 't leven der meesten, zulk een belangrijke plaats inneemt, achterwege moest laten. Ik geloof niet, dat er veel vóór te zeggen valt en er is werkelijk heel veel tegen, vooral, daar 't toch een gebrekkig systeem blijft, Ten eerste is 't dikwerf moeielijk uit te maken, \vie den dienst bewijst, de briefschrijver of de geadresseerde, men vraagt dikwerf een inlichting, die blijkt van indirect uut te zijn geweest voor dengeen, aan wien ze gevraagd werd. Men bewijst menschen vaak een eer of een genoegen door h uu in de gelegenheid te stellen iets voor anderen te doen en zoo verder. Dan, zoo lang elk land zijn eigen postzegels heeft en zelfs die van de koloniën verschillen van die van 't moederland, kan het insluiten alleen binnen de grenzen toegepast, worden. En dat is juist 't vreemde, 't onpraktische, men vergoedt wel het port, van eeu ets. 3 brief in <le zelfde stad, mnar als men b.v. na:-tr ludiëschrijft, schroomt men niet den geadresseerde vijf maal zoo veel te laten betalen. Ik herhaal 't, men moest 't, insluiten van zegels afschaffer). Ik meen niet dat men een bond moest oprichten en als bewijs van lidmaatschap een lintje moest dragen evenals de geheel onthouders, oftewel de leden van The Jllne Ribbnn Army" of dat meu een bordje voor zijn deur moest hebben, zooals b.v. van t Armenzorg" of een bizoudere manier van hand geven, gelijk de vrijrnetselaars. Keen zoo ver gaat, mijn verlangen niet, boven dien er zijn al genootschappen en bonden genoeg zonder mijn anli-po4zegels-inxluilen-Itoinl. Wat ik wil is eenvoudig, dat men bovengenoemde gewoonte achterwege laat. 't Had mogelijk iets vóór in 't, begin van 't postzegel-bestaan, toen u de port zoo oneindig veel duurder was ti 't brievenschrijven zoo veel minder algemeen, maar heden ten dage is er, dunkt mij, geen aanleiding meer voor. //Hm, er zijn gevallen," hoor ik hier en daarzcggen. O! wel zeker, er zijn gevallen, waarin 't heel praktisch en nuttig en beleefd eu zelfs onvermij delijk of brooduoodig kan zijn, doch dat zijn uit zonderingen en die zullen er wel altijd bestaan bij eiken regel, al was 't maar alleen om den regel te ... a Ion eulcndi-ur-sulut. Tnfcu?:sK HOVEN. tMiiimniiimiinnumuimiiuitniiimmminiiiiHimmimiiimimiiuiiima Rust. - KüMnin, De zenuwsterkende zee. . . geen gewoel van menschen . . . geen wedijverende toiletten. . . -ni.<l voor lichaam en geest bij de meest zuivere lucht: dit vindt men te Kijkduin. Geen Kursaal, Goddank ! Geen gemetselde straatwegen, het heerlijke zachte witte zand waar je zoo langzaam in loopt, zonder je eigen tred te hooren, zonder het geratel van rijtuigen en opschrikkend gefluit van wielrijders. Zelfs geen dorp waar de »bons villageois" reeds lang ge leerd hebben met een idioten glimlach je alles tegen verdubbelde prijzen te laten betalen. Zandvoort wn.-t in der tijd iets dergelijks; toen had men daar de zoogenaamde lin/ilii'/tnii/en, een soort van houten schuurtje op l wielen, waar (i menschen in konden gaan zitten op een houten bank; dan, voor een uur?tegen betaling van een cent per hoofd 'm d' ;<?<? gereden worden om de essence van de zeelucht zoo direkt mogelijk in te ademen; wij logeerden toon bij eer e boerin daar, die de boter en de melk order haar bedstee borg; men dacht aan geen bacteriën en zelfs de physische en psychologische . . . microbes waren nog weinig in de mode; de deftige" kinderen liepen met bloote beenen in de zee, en do moeders zaten in katoenen ochtendjassen, zonder corset of hakken in den babbulwagen. In onze 2de helft van deze eeuw vind men bijna geen echt primitief, natuurlijk zeestrand meer, waar zwakke gezondheden en kleine beurzen wél bij varen, Kijkduin zou een dergelijke ideaal-plaats zijn, indien... nu, men moet toch iconen... en hier ontbreken ironini/cn. Het Wilhelminabadhótel aldaar is zeker goed, maar voor 't publiek waar ik het oog op heb (dominés, leeraren, kleine ambtenaren, onder wijzeressen, officiersfamilies) wel wat duur, uit de aard der zaak. Het zou voor een kapitalist zeler een goede i geldbelegging zijn, hier een reeks van kamers ; en kleine woningen te laten bouwen, waar men '. tegen een matige huur »chez soi" zou zijn, in | i de nabijheid van 't hotel, om daar des noods i de maaltijden te gebruiken. Wijk-aan-Zee is j naar mijn smaak ook al wat «mondain" en j i dan, niet ilircl.l aan Zee, zoodat zwakke loopers j reeds uitgeput zijn door den afstand van hun ; woning naar het strand. Kijkduin is met den stoomtram die op de Lijnbaan (tussehen Westeimle en de Prinsengracht) afgaat, ,'!5 minuten van den Haag verwijderd. Amsterdammers mijn stailgenooten »Veni, vidi" ... en ... rust een weinig. In 't Badhótel kunnen 50 groote en kleine i/asten opgenomen, worden. De reis van den Haag uit, eerste klas kost '25 cents. Dagelijks correspondeeren 8 treinen uit Amster dam op den stoomtram (Lijnbaan) die hier, achter het hotel stilhoudt. Ik schijn een reclame-artikel te schrijven.... »Schijn bedriegt;" ik ken niemand die eenig voordeel zou hebben bij de welvaart van Kijk duin ... o ja, loeit ik zie een reeks van bleeke jonge moeders, onderwijzeressen, postbeambten, «deftige" arme kinderen... zij zouden allen gezondheid en vroolijkheid hier komen zoeken en vinden ... Ik ken ze ... omdat ik allen ken en lief heb die gebukt gaan onder de «struggle for life" in den meest uitgebreiden zin van 't woord. C.vm. Ai.n. Tuuji. IHiimiiiiinilllijliillUHHtliiiiiililinniiiiitiiiiiiiiiiiHiiiiiiMiiiHimiiiiiiiiiill Een VeietariërslüBCli. j Augnstin I'ilon geeft in een Fransch blad ver- ; slag van een bezoek in een Engelsen vegetariërs- i restaurant. j »llezer dagen reed ik in een hansom door Holborn. Ik kwam uit de City en had den cabman het adres van een restaurant in bet WestEnd gegeven om daar te gaan lunchen. Het rijtuigje moest een oogenblik stilstaan, om een verwarring van omnibussen, en links kijkend, j werden mijn oogen getroffen door eene matglazen lantaren, waarop in zwarte letters dit opschrift: ; «Vegetariërs-Restaurant". Ik vond dat ik daar ook wel kon lunchen en twee seconden later was ik een steile, nauwe trap aan 't beklimmen, die regelrecht naar de j eersie verdieping leidde. Een tweede iuee klom j met mij mee, er een artikel over te schrijven, en. afschuwelijke maar oprechte beken tenis, den laatsten regel van dat artikel had ik al klaar. Dat komt meer voor, geheele brochures, geheele boeken worden naar zoo'n laatsten regel toegebouwd ; als eenmaal de her- ! senmachine op zulk soort productie is ingericht, werkt zij om zoo te zeggen van zelf. Die laatste regel was: nadat ik van de vegetarianen, hun leer, hun keuken, met den meest rnogelijken lof en sympathie, misschien met geestdrift zou ge sproken hebben, zou ik besluiten : >toen ging ik naar huis en bestelde een biefstnk." Dat soort van mystificatie is klassiek. De beste schrijvers, van mad. de Sévignéen Labruyóre tot op heden, geven er honderde voorbeelden van, en het pakt altijd. Met een enkel woord, met een glimlach gooit men omver al wat men be weerd heeft, geeft op elegante manier te verstaan wat men niet zegt en dus niet behoeft te be wijzen ; dat is esprit franciis. Als we van die kleine ironieën in onze opstellen hadden, likten zich de leeraren in stijl tien minuten lang de lippen af van pleizier. Maar er is iets beters dan ironie : de waarheid. Ik was nog geen tien minuten in het vegetarianen-restaurant of ik had i mijn llnuwe aardigheid al opgegeven. i Vooreerst voelde ik mij te midden van fatsoen lijke, werkzame, eerlijke armoede, en daar heb ik altoos diepen eerbied voorgehad. Ik weet zelfs niet of er iets ter wereld is, waar ik meer eerbied voor heb. In de eetzaal geen spoor van weelde ; j niets van die vuile, vulgaire soort van sierlijk- i heid, die de l'arijsche gaarkeukens onderscheidt. In vergelijking hiermee kunnen de bouillons- Duval ; puleizen heeteu. Lange smalle tafels met grove, zindelijke tafellakens. Op de tafels, bladen niet bruin brood en glazen schalen met witte ; i klontjes of bruine suiker. Om de tafels wandelen i drie of vier dienstmeisjes in x.wavte japonnen en l witte boezelaar.-1. Een juffrouw zit aan de kas, i houdt toezicht on ontvangt het geld. ! Ik ga aun een raam zitten, o)) een plaats die juist leeg komt. Tegenover mij zit een jonge man macaroni met tomatensaus te eten. bij drinkt er } eeu glas gingerhier bij. Een juffrouw, rechts van [ riij, heelt een omelet met champignons voor zich ; dan volgt een pannekoek eu een kop thee. De jonge man leest een krant; de juffrouw kijkt voor zich. Zij zien elkaar niet en zien mij niet. Al gauw staan zij plotseling op, haastig, onver schillig, slaan de kruiwpjes at', grijpen hun parapluie, betalen en vertrekken. Zij worden ver vangen door anderen, die ook al niet langer ; blijven. Ik weet wel dat op etenstijd alle restaurants ter wereld er ongeveer eender uitzien ; maar nergens nog kreeg' ik zoo intens als hier, tien indruk van het verslindend snelle van bet moderne leven. Ken van mijn buren heeft in zeven minuten ' geluncht; het is nog erger dan in een wacbtka- : mer voor een sneltrein. In Frankrijk ziet men, in welk restaurant ook, bij het eenvoudigste '. menu, de menschen het nret aandacht lezen, i doorbtudeeren, het genieten en er nog eens over nadetikeu; anderen praten een paar woorden, i dit uurtje, midden onder het werk. is wat ont- , spanning, wat gemak. Hier niet; het leven is l van staal en van stoom ; men haast zich. ; Deze haast is geen eisch van het vegetarianisme, integendeel. Maar de menschen om mij heen zijn ook geen vegetarianen van keus ; ze komen hier vooral om de goedkoopte. Wel zijn in de laatste twintig jaren de Londinsche restaurants over 't geheel goedkooper geworden ; den lunch die toen drie shillings kostte krijgt men uu overal voor anderhalven shilling, en in sommige bak kerswinkels, heel zindelijk en bijna elegant, die men A. l!. C. noemt, (afkorting van Arm/al liivml Coni/iinuj) kan men heel goed terecht voor een shil ling of minder. Maar de »vegetarian restaurants", er zijn er nu negen te Londen,zijn nog watgoedkooper. Mijn lunch had bestaan uit een half dozijn toma ten, op een heel smakelijk grondje van erwtenen aardappelenpuree, een vegetariaansch broodje (wholemeal-bread), een portie plumpudding en een kop koffie met melk, en ik had maar elf stuiver betaald. Ik vond dat al aardig eenvoudig, maar later heb ik gemerkt, dat ik redelijk buiten sporig geweest was ; een vegetariër kan leven van zes pence daags. Ook had ik tegen het gebruik gehandeld door een penny op tafel te laten- liggen. Het meisje durfde hem nauwelijks opnemen ; zij scheen er iets als verleiding, als een begin van slechtigheid, in te zien. Met haar roode wangen en stevigen bouw was zij een beeld van gezondheid. Ik vroeg : Ben je vegetariaan ? O zeker mijnheer. Sedert lang ? Sedert ik hier in huis ben. En hoelang ben je al hier in huis ? Sedert Zaterdag. Dat was niet erg afdoend ; maar wat mij zelf betreft, ik voelde mij na mijn lunch heel prettig. Toen ik weer in Holborn stond, had ik volstrekt geen behoefte aan biefstuk. Alleen maakte ik me een beetje ongerust over de plumpudding. Eigenlijk is de plumpudding bestemd vojr den gelukkigen leeftijd als men de onrijpe appels uit de greppels opraapt en eet; hij past niet meer voor twijfelende, voorzichtige magen, en de plumpudding lag mij volstrekt niet zwaar. Later heb ik uit de vegetarianen-boeken gemerkt, dat het onverteerbaarste element ervan, de rerzel f.tiii'/) uit de vegetarische keuken geweerd wordt." Filon heeft zich daarna een heele bibliotheek vegetariaansche boeken aangeschaft; statistisch, physiologisch. wetenschappelijk wordt daarin het vleescheten veroordeeld. Een der griezeligste is JinIcJic.ri/ imil //.s hnri'<irn, door Josiah Oldüeld ; als hij verteld heeft van de abattoirs en slachtplaatsen, lust men in tijden geen vleesch meer. De argumenten van de andere zijde worden na tuurlijk met zorg verzwegen. Filon eindigt: »IIonderd jaar geleden was de boer een vegetariaan ; misschien wordt hij het over honderd jaar weer. Het vegetarianisme is dus een schrede achteruit of een schrede vooruit, zooals men wil, het is een terugkeeren tot de natuur. Het is een beredeneerd prote,-t tegen de overmaat van beschaving waaraan wij lijden, waaraan wij ster ven ; een practische poging om het volk weer aan den veldarbeid te krijgen. Als men er niet naar luistert, zal Europa binnen zekeren tijd onbe woonbaar zijn -. broeders vleescheters, denkt daaraan !" tlfiiiuiiiiiiuiimtuiittuHiiiiiutiiitntmiiimimiiiiuiittii de fait'i es. Er is een nieuwe kleur van rose, rose de Chine of rose-cerise, veel scheller en eigenlijk harder, dan de vroegere nuances; en die toch goed staat, maar men moet er heel voorzichtig mee zijn. Een ceintuur ervan op een kleedje van beige of grijs linon zou zeker heel goed staan; maar dan moet men den kraag, of zelfs de uitstekende oortjes of lapjes boven den kraag, er niet van nemen. Men kan er daarentegen weer eeu col Médicis mee voeren, of de opslagen van een bolero, of de oortjes van een staanden kraag; een geheele japon ervan zal misschien het volgend jaar niet meer kwetsen, maar nu nog wel. De kleur is het mooist in tiuweel, moiréen geglaceerd taf; in satijn is zij te hard, en in grovere stoffen gaat het 't geheel nog niet. ?* * Men zal, zoowel op Fransche als op Engelsche platen, opgemerkt hebben , hoe de bruidsmeisjes bij voorkeur witte japonnen nemen, van een zelfde stof en een zelfde model. Vroeger was dat meer alpaca, nu ook surah, peau de soie, taille, en als garnituur tulle point d'esprit of crêpe lisse. Dit is zeker heel aardig en staat bijna iedereen goed; alleen wordt vaak vergeten, Jat het bruidsmeisje niet de bruid is. Om aan deze het voorrecht van het enkel wit te laten, behooren de bruidsmeisjes voor haar bouquet, haar linten, haar hoed, of het een of ander versiersel, de eene of andere kleur te kiezen, zoodat het onderscheid duidelijk blijft. Bij de laatste carln/rx de nini'ii/fic werden weder eenige polonaises gedragen: men voorspelt dat deze vorm van japon weer in de mode zal komen. Men garneert ze dan op den rug met kanten in bolerovortn, deze komen op de borst bijeen en ontmoeten daar een chiifonnëvan mousseline de soie; tic ruk behoudt zijn twee plooien of zijn groote godets. maar valt toch recht en rond neer. Deze polonaises zullen als nieuwe vorm tegen over de blouses gesteld worden, die men wil af schaffen, maar die zich hardnekkig verzetten. I'inn ilc /ui/ui'*. Men kookt in zout water vijf a /.even mooie kroppen sla ; als ze gaar zijn, hakt men ze tij n en mengt ze met wat b chamelsaus. een paar lepels dikke room en vijf eieren zoo stevig geklopt alsof men een ommalet wou bakken, wat zout, peper, en als men wil noot muskaat. Men zet het in een geboterden vorm in den oven, en dient het met een jussaus, eene witte saus of een maderasaus. Als koude schotel, of zelfs in ijs gezet, is het bij brood uitmuntend ; voor het gezicht kan men het nog garneeren met vleeschgelei. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl