De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 16 augustus pagina 6

16 augustus 1896 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTEKDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 999 De Mrat m Derlonderen's MnnrsclnlderiDi op fles teen Loffelt'i xDie oogen der heiligen doen mij denken b.v. aan Roodkapje's grootmoeder of eigenlijk den ?wolf: «Grootmoeder, wat heb je groote oogen !" » Waarom moeten al die maagden zoo precies eender worden voorgesteld, vlak achter elkaar, of naast elkaar ? 't Is als het kinderspellettje met dubbel genomen speelkaarten ; valt er een om, dan vallen ze allen »Maar dat ik den lezer bidden mag, hij vorme zijn oordeel vooral niet naar mijn persoonlijk oordeel." A. C. Loi'i'Ei/r in het Xieitics r. d. DUIJ. De Noord-Pool en de Sahara. Goddank! wij doen nu in beschaving ook niet meer onder voor Parijs, en wij hebben in Amster dam nu ook onzen Pèle-Nord, maar ze is meer Hollandsch, szij heet hier natuurlijk Nova-Zembla. Wat een genot, om zoo te weten dat er maar een passe-partout met de tram en twee kwartjes entree noodig zijn om van uit deze drukkende en benauwde Augustus-atmospheer in de stoffige stad, het dorado van ijsbeeren en zeerobben, Willem Barendts en Apol te kunnen binnen treden. Jammer, jammer dat de ontgoocheling zoo volkomen is. Want al is er met alle soorten van kunst en vliegwerk een zoo onzichtbaar mogel\jke afscheiding van echte en geschilderde rotsen verkregen, al is aan de schildering een zeker soort van effect, met het licht aan den eenen kant en het donker aan den anderen, niet te ontzeggen, al zou zelfs het effect nog veel grooter geweest zijn, toch is er iets ongewoons in, zoomaar in zomertenue, met dames en heeren om zich heen die 't bijzonder benauwd van de warmte hebben, van af een platform, onder een luchtballon, in »das volle Leben" van den Noord-Pool »hinein zu schauen". Waar is de alles verstijvende noordewind die giert over de kale, besneeuwde rotsen, die de handen verkleumt en ooren en neuzen bevriest; ik hoor niet het gebrul van gindschen voorwe reldlijk grooten ijsbeer, al komen die drie jagers met nog zooveel stoutmoedigheid van over het groote ijsveld op hem af. Ik hoor niet het geplons van die zeerobben in het water, noch zie ik die twee elanden aan den oever van dien grauwblauwen plas vluchten voor de dreigende sneeuwlawines van aankomende, zwarte wolken, en maken die klimmende watervallen dan geen donderender geraas dan het druppelend gelek van dat kleine duinwater-leiding-kraantje dat men schijnt vergeten te hebben dicht te draaien ? O, ja, zeker dat kan allemaal zoomaar niet heelemaal echt zijn, dan kwam zeker niemand hier kijken. Het is maar een illusie, f f et is voor een derde echt, voor een derde namaak, en het andere derde moet men zich er maar bij fantaseeren. Maar is dat billijk 'i Is dat het doel van een panorama, de grootste triumph van de grootste absurditeit die er ooit over kunst werd verkocht dat die natuurlijk, d. w. z. natuurnagemaakt-naturalistisch en zoo getrouw mogelijk moest zijn. Gelukkig de panorama-liefhebbers, die het zullen beleven dat men met behulp van den kinetoskoop, gekleurde photographieën, phonograaph, blaasbalgen enz. enz. in alle werkelijkheid den Noord-Pool zal kunnen doen verrijzen. Dat zal het meest »grossartige" zijn wat men ooit zag, dan komt het toch ook op doek, en is het dan geen kunst 'i Maar gelukkig zal het zoover wel nooit komen, nu de kunst op het punt heeft gestaan door de meest verderfelijke theorieën haar doel te verliezen, en daartegen komt heftige reactie, nu vind ik het opmerkelijk, en wel do aller grootste uiting van de stormachtige bewogen heid in de meeningsverschillen van deze tijden, dat men in Amsterdam op denzelfden dag twee tentoonstellingen van werken zag openen, wier beginsel zoover uit elkaar staan als ooit nog op aarde grooter kontrast, in welken tijd en in -welke plaats dan ook, gezien werd. Til. MoUvENBOEE. Bij de firma E. J. v. Wisselingh & Co., Spui -2:;, is tentoongesteld een schilderij van J. JNIaris: »Riviergezicht" en voor het zijraam een aquarel van Joh. Vlaanderen : «Bloeitijd". Hoe flie twee kielende wijven gestraft f orden. (Lustige lilüller.) NIEUWE UITGAVEN. Ingekomen hij de Redactie: Kleine Ktite'-lfisinits tier nieuwe si>elli>it/, ge grondvest op de beschaafde spreektaal, zijnde het onvolprezen, welluirende hollandsche dialect, nuttig en profijtelijk voor alle Nederlanders, on verschillig of zij met de Vries en te Winkel of met Kollewijn spellen, geschreven te Deurne in de binnenlanden van Xoord-Brabant door II. N. OUWELUI.. Gevolgd door een rij van stichtelijke refereinen. Zutfen, W. J. Thieme &, Co. S. C. J. HKHTKA..M, De Tnliitl;. Handleiding voor hen, die zich in het Tabaksvak bewegen of het wenschen te leeren, benevens eene opgave van invoerrechten op tabak over de geheele wereld. Prijs f "2.-2ö. Kompas voor hen, die zich aan eenig examen in moderne talen wenschen te onderwerpen. De Examen-Opgaven Nieuwe Talen J8!)5. Prijs/'l. Culemborg, Blom & Olivierre. Joost run den Vondel',-.' dichtwerken en oor spronkelijke prozaschreften, bewerkt door J. H. W. UN-CKÜ, llste atl. Leiden, A. W. Si.jthoff. Voor ile A'tiiderkniner, door I'. LOUWKRSK, all. S; De kinderwereld, onder Kedactie van P. LOTWEUSI: aft <S Zutphen, Whilleman & van Belham. bon. liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiimi Utrecht, 11 Aug. '!IÜ. (ieuclite lieer Iteilocltm'. Mag ik doch nu voor het laat>t wat deze kwestie betreft voor onderstaande een weinig plaats verzoeken V . i nlii'eïjien, .foi'dtieixii'ual jfOG'. l) AUg. '':>'). *A iiuct'. »Bij de bespreking heden over een en ander betre tiende de Tempeliers bracht ik de tekst boekjes ter sprake. Die kunt ge ~oo ije rerl;icsl geheel voor u zclven houden. \Vilt ge die dun te 1,'tr. laten drukken of hier V In 't laa'sto geval wil ik grang eens voor u informeeren naar prijs, provisie of honorarium. Doch voor daartoe over te gaan wenschte ik eerst inve gedachte daarover (eischen p('t. of honorarium) /»'/? /.wrm/c liosi te vernemen. Adres als aan 't hoofd dezer. «Inmiddels als altijd II. (was get.) MAKT. J. BOTMAN.'' Iliorop heb ik geantwoord: zal hier doen drukken. J A' . Pllll.ll'l'l. Op net kantoor, Inhoud van Tijdschriften. Inhoud van J-'iyen JTwtrd No. 33 : Een mariage de raison", door S. Hermina Croiset. (Slot). Onze Friesche kaatsers te Brussel, door "Wm. Muiier, met afbeeldingen naar teekeningen van den schrijver en poitret van den heer J. Bogstra. Uit het stroopersleven, door Jan van Katlijk. De herderin van Rolleboise. naar de schilderij van D. Ridgway-Knight. Gewapende Uitleggers, door J. tijsten, met afbeeldingen naar teekeningen van Jan van Oort. (Slot.) - Juffrouw Zeldenrust, door Esjee. Feuilleton. Advertentien. milllliiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMii Nieitice liedieitde : Y\ ie is dan toch die man, die daar zoo vreeselijk aangaat V Oudere colle/iu : Dat is een stille vennoot. Julins Prullclman Brommcijer. Daar heb je nu _ de proef op de som. In het HaiulclxUad schrijft Charles 't volgende: .,Er wordt iets heel grappigs van den (Jhineeschen onderkoning verteld, maar wij weten niet, of' het waar i?. Toen Li-IIung('hang tijdens zijn verblijf in Engeland een bezoek bracht aan het Lagerhuis, werd zijn aandacht zeer getrokken door een der heeren afge vaardigden en wel door den heer M'Evvan, afgevaar digde uit Edinburg. Dit geschied de niet zoozeer omdat de heer M'Ewan zoo'n bijzondere poli tieke persoonlijkheid is, want de heer M'Ewan is een zeer bescheiden politicus, maar alleen lijk omdat de afgevaardigde uit Edinburg een geel vest droeg. De oogen van den onderkoning bleven onafgebroken op den heer M'Ewan gevestigd en in geen der erkende kamer-grooiheden stelde Li meer belang." Is dat niet precies, zooals ik _ Hendrichs gezegd heb : Waarom hebben jullie niet alle maal een geel vest aangetrokken, je zou eens hebben gezien wat voor oogen hij had opgezet; en hoe hij tot alles te krijgen zou zijn geweest, als Hjoerd hem ten slotte zulk een kleedingstuk met de drie St. Andries kruisjes had uitgereikt.... Het, komt woordelijk uit. Van dat ene gele vest van M'Ewan was de man al in de war. Natuurlijk, zoo'n vest is voor hem meer dan het geheele Engelsche parlement, meer dan alle parlementen ter wereld. A kingdom f o r a waistcoat!... . Maar waarom noemt Charles die geschie denis zoo grappig, heel grappig zelfs? Ik vind daar niets grappigs aan, ze is eer droevig om te le/.en. Behalve ik, heeft in heel Europa maareen man begrepen, waarmee die zoogenaamde onderkonmg klein te krijgen was, en nu wordt M'Ewan zoo goed als zeker beloond voor zijn slimheid, terwijl mij, Hemh-ichs en de rest elke onderscheiding ontzegd blijft. En toch als daar op onze Arnsterdamsohe lïeurs dag aan dag een zeventig tal St. Jorissen rond wandelden, ieder mei, zijn draak dien hij vermeesterd had, wat. zoude;, wij als koopstad in aanzien stijgen. Want. al kwam het dan van den bi idensehen kant, en al liep er mis schien order die zeventig een enkele door, die zelf iets mier van een draak dan van St. .Jol is had, zoo veel heiligen als hier zou je in niet ren Mereunus-tempe! vinden. Hoe Charles, bij het missen van dezen zegen, die voor het grijpen lag, had men mijn advies maar gevraagd en opgevolgd, nog van iets heel grappige kan spreken, is mij een raadsel, en zoo zie je al wc er, dal bij al de iiei'de voor slad en land. waardoor hij om zoo te 'zeggen geblakerd wordt, hij toch niet, snapt wat beidon het nuiligst is. Dat bleek me duidelijker nog, toen ik hem onderhield over de lichtzinnige manier, waarop hij over dien Schot, ge.-chreven had. I.Jver zei ik, heb je genoeg, maar ijver zonder verstand. Dat dacht ik ook, toen ik je artikeltje over de theemarkt las. Jij, net, ais ik, zoudt wt-ergaas graag dien Engelsehen een loer draaien en hun een voordeeltje ontkapen gelijk ze ons er zoo menig hebben afgesnoept, maar daar kwam je met je degelijk betoog over de voor treffelijkheid van de llollandsehe pakhuis meesters t n makelaars, terwijl Li Jlung Chang alweer mijlen ver over de grenzen was, veer tien dagen te laat. .Jammer, duivels jam mer, vervolgde ik. mijn vingers op de lapel van zijn jas, had je je in die dagen maar goed gehouden, dan zou je ook nu niet zoo armzalig hier voor me staan, want al kon je het maar stoff'eeren met een draak, dat zou toch altoos beter zijn, dan ... Kom, riep Charles ongeduldig uit, neem me niet kwalijk, mijnheer Brommeijer, maar u verveelt, me met uw draak. Het ecnige wat ik van dat monster op prijs stel, is zijn bloed. Drachenblut. Nu werd ik op mijn beurt een beetje valsch en ik viel heftig uit: ja, ik begrijp je; het kan jou niet schelen waar je Int van daan haalt... van de Gironde of'van den Rijn, als het maar lekker is., het zal je nog eens gaan als Noach, met dit verschil, dat niet een deel van je nageslacht, maar jij zelf zoo zwart wordt als ebberihout, ook al ten gevolge van al die vaten inkt, die je ge bruikt. Ik zei eigenlijk iets meer dan ik ver antwoorden kon, want Charles is een matig man, maar was dat dan ook een antwoord, dat hij mij gaf! Ik dwaal af. Wat ik zeggen wou, is : mijn voorspellingen komen bijna altijd uit. Hoe veel adviezen heb ik nu al gegeven, diejuist zijn gebleken, en wat zouden stad en land er bij gewonnen hebben, als ze naar mijne aan wijzing zich^ steeds gedragen hadden. Maar dat mocht niet. Of 't een afspraak is, de pers zwijgt mij dood. Waarom? Omdat ze jaloersch zijn op zooveel gezond verstand ; ze vreezen dat hun _ lezers van hen merken zullen hoe povere sires zij zijn. Ze kunnen niet tegen me op. Konden ze de zon maar eens in het water zien schijnen ! Zoo'n geval als dat met dien mijnheer M'Ewan, moet het publiek toch de oogen openen. Maar jawel, nu zij het niet verzwijgen kunnen, deelen zij het mee als^ een grappig, een lieel grappig geval. Zoo doet^ zelfs Charles, met wien ik bevriend ben. Enfin, je kunt daaruit zien wat een mensen is, niet wat Charles is, maar de mensch in het algemeen. Als je hem op den keper beschouwt is hij al van een heel gemeen e stof, zelfzucht en trots zijn sche ring en inslag. Laat hem de dosis eigen waan, waarvan hij zoo is opgezet, purgeeren en wat blijft er over dan een magere schar minkel, dun als een lat. Je zoudt hem geen tik op zijn bloote willen geven, uit vrees van je handen te zullen bezeeren. En voor zulke soort van lui span ik me nu in. Maar dat ik me daartoe niet te hoog acht, bewijst juist hoe hoog ik sta. De ware wijsheid heeft altijd in nederigheid hare ver heffing gevonden en al dat grut, dat mij benijdt, heeft me nog niet van mijn troon kunnen stooten, omdat ik er in hun presentie nooit op zitten ga, maar ze over mijn schoe nen en tusschen mijn boenen door laat krui pen. Zoo zal ik dan ook nu mijn taak voort zetten en voor hoog en laag, zonder te vragen of' ik do vrucht van mijn arbeid zien zal. mijn opmerkingen verder ten beste geven, a! kan ik op mijn vingers narekenen, dat ook de rest van mijn werkzaamheid zooveel mo gelijk verdonkeremaand zal worden voor het groote publiek. Want Brommeijer moet ge negeerd. Goed, negeer hem maar, tot het te laat is. Op een goeden dag komen ze toch bij mijn graf staan en halen hun witte zak doeken uit. En als dan Böhringer, Gijs, Levy of Pij n appel, zoo radeloos als de wel sprekendste man slechts zijn kan, uitroept: wie zal zijn werk overnemen ? Wie ? 't dan zal je ze allen t egel ii k tot boven hun nek hun schouders zien optrekken, en hoorcn zuchten: Wie? Daar is er niet n! Ware ik niet in mijn overdenkingen ge stoord, wie weet waar dat gele vest van M'Ewan me nog gebracht zou hebben. Maar het toeval waardoor mijn leven nog veel meer dan dat van anderen schijnt beheerscht te worden wilde dat Jacob met ongewonen eerbied op zijn boeventroiiie mij het kaartje kwam overreiken van Jhr. de Ranitz. Zoo nam op eens mijn gedachtegang een keer, want weldra zat ik met mijn bezoeker diep vertrouwelijk in gesprek. Natuurlijk zou nu iedereen, en de kranlcnlui in de eerste plaats, graag willen weten, waarover wij samen het gehad hebben. Doch dat zijn staatsgeheimen, die ik alleen zou kunnen verklappen, als mijn ijdelheid het van mijn vorsten- en vaderlands liefde won, wat, ik behoef het ter nauwernood te zeggen, bij een ISrommeijer onmogelijk het geval kan zijn. Alleen wil ik, om aan de razende nieuwsgierigheid vooral van de zwak kere helft van ons geslacht Ie voldoen, mededeelen, dat van het, praatje uit dien Fransehen scheerwinkel, door de Panische Fi'jnm overgebahhehi, als zoude ons koninginuetje ecu Duiuchen man krijgen, geen steek aan is, Nog eens, ik zwijg natuurlijk van alles wat ik verder weet, maar dit kan ik wei zeggen, zonder mijn geheim te schonden... dat bericht heeft, die k-olijke inzeeper uit zijn weeken barbiersduim gezogen, en bezit even veel waarde als een van die witte klodders, die hij zoo'n heelen dag door van zijn vinders. strijkt en in zijn bekken smijt. N'>g wil ik hier bijvoegen, dat zij ook geen Kranschen man krijgt. Maar nu zeg ik over dit tcere onderwerp geen woord meer, en men kan zie!1 de moeite sparen mij verder de tong te schrapen. Treurig, dat zelfs in de beste stan den ieder met een groote mate van onbeschei denheid is bedeeld, om toch te weten te komen, welke huwelijksvooruilzichten een mei.-je heeft. Want op zijn beurt deed de Kanitz, die an ders, de ingetogenheid zelf is, zich toch weer kennen als niet beter dan de rest. We waren nog maar kort, in gesprok, of hij begon al: en uwe Théièse, mijn lieer Brommeijer, het koninginnetje van de Bocht, heeft zij al plan nen ? De vraag trol' me te meer, omdat ik in den laatsten tijd bij de bewaking van mijn Hof, eenig wild op spoor was gekomen. Och, antwoordde ik, dat zijn van die dingen, die je als vader in den regel 't laatst van allen verneemt ; nu je me er naar vraagt, moet ik je zeggen, dat ik van haar plannen nog niets gemerkt heb, maar dat ik dag aan dag hier

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl