De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 23 augustus pagina 1

23 augustus 1896 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

. 1000 DE AMSTERDAMMER A°. 1896, WEEKBLAD YOOR NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat een Bijvoegsel. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORï', te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 23 Augustus. Abonnement per 3 maanden f 1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12" Ad verten tien van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20 Reclames per regel _ 0.40 I N H O U Ds VAN VEBBE EN TAN NABIJ: Fridtjof Nansen's terugkeer. Amsterdamsche gemeente-financiën. SOCIALE AANGELEGENHEDEN: Uit de Duitsche arbeidersbeweging, door P. M. C. MUZIEK, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: Het nieuwe stationsgebouw te 's Hertogenbosch, door J. H. S. BECLAME8. FEUILLETON: Chiffon's Huweiyk, naar het Fransch, vanGyp. XVIII. YOOK DAMES: Parijs, IV, door Elisc Haighton. Moderna en Peggy. Allerlei, door E-e. Tentoonstelling van Teekeningen van Dr. P. H. J. Cuypers in het Pavilloen te Haarlem, door Th. Molkenboer. Een erotisch boek, door Ch. M. van Deventer. SCHAAKSPEL. SCHETSJES. Ook een Museum, door Q. N. -VAEIA. Losse bladen uit mijn reisboek, door Justus van Manrik. V. INGEZONDEN. ADVEETENTIEN. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitinii iiiiiiiiitiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiniiniinm Fridljof Nansen's Terugkeer. In de maand Maart van dit jaar liep het gerucht, dat de koene Noordpool-reiziger Nansen met zijn schip de Fram (Voorwaarts) van zijn avontuurlijken tocht behouden was teruggekeerd. Het gerucht is gebleken on juist te zijn. Thans is echter Nansen met n enkelen reismakker werkelijk terugge komen, doch zijn schip zet den tocht voort, en Nansen twijfelt niet, of ook de Fram en hare wakkere bemanning zullen, vroeger of later, in behouden haven terugkeeren. Wel mag men den tocht, door Nansen on dernomen, avontuurlijk noemen. Het grootste gevaar, dat den onderzoeker in de Noordpoolstreken dreigt, bestaat daarin, dat zijn schip tusschen de ijsmassa's beklemd raakt en, indien het al niet onder de ontzettende drukking wordt verpletterd, toch in de on mogelijkheid is om een eigen koers te vol gen en gedurende maanden, wellicht gedu rende jaren, de beweging dier ijsmassa's moet mede maken. Dat gevaar is door Nansen opzettelijk opgezocht. Walvischvaarders hadden reeds voor lang opgemerkt, dat wanneer hun vaartuigen tus schen Spitsbergen en Groenland in het ijs beklemd geraakten, de kansen op behoud nog niet zoo slecht waren. Immers in deze streken wordt het ijs door constante stroomingen in zuidelijke richting gevoerd, waar het langzamerhand smelt, en zijn gevangenen, als die het zoo lang hebben kunnen uithou den, vrijlaat, zoodat zij de Deensche neder zettingen in Groenland bereiken. Worden zij echter ten noorden van Siberiëdoor het ijs ingesloten, dan worden zij medegesleept in noordelijke richting en dan moeten zij zich, of althans hun schip, als verloren be schouwen. De onderstelling, dat deze beide stroo mingen eigenlijk slechts ne enkele vormen, wordt door sommige omstandigheden zeer waarschijnlijk gemaakt. De ontzaglijke hoe veelheden drijfhout, welke geregeld door de Behringstraat naar de Ijszee worden ge voerd, komen voor een groot deel aan de kusten van Groenland terug. Onder dit drijfhout vindt men boomen, die van de kus ten der Stille Zuidzee afkomstig zijn, maar ook andere, die door de Siberische rivieren in de Ijszee zijn gebracht. Er schijnt dus eene strooming te bestaan, die van de noordkust van Siberiëlangs of over de pool naar de kusten van Groenland gaat. Een nieuw bewijs voor deze onderstelling werd geleverd, toen door Eskimo's in de nabijheid van Julianshaab, drie jaren na het vergaan van de Jeannette, op welke zich de door Gordon Bennett uitgeruste Poolexpe ditie bevond, tal van voorwerpen werden gevonden, welke aan de bemanning van het verongelukte schip hadden toebehoord. De Jeannette moest ten noorden van de NieuwSiberische eilanden door de bemanning wor den verlaten, omdat zij aan de ijspersing geen weerstand had kunnen bieden; de be manning trachtte zich te redden, door ten deele in booten, ten deele over het ijs, in zuidelijke richting te trekken, en zij bemerkte toen. dat zij, niettegenstaande al hun in spanningen, door de strooming toch in noor delijke richting werden gedreven. Zoo be vonden zij zich, na eene week lang in zuide lijke richting te hebben gemarcheerd, 28 mijlen noordelijker dan op het tijdstip van hun vertrek. Door ontberingen en vermoeie nissen bezweken de meesten van hen; slechts twee slaagden er in, de noordelijkste Rus sische posten te bereiken. Op grond van deze waarnemingen en fei ten was Nansen tot de overtuiging gekomen, dat de watermassa, welke de Atlantische Oceaan, in zijn algemeene beweging naar het Noord-Oosten, naar de streken ten noor den van Noorwegen en Nova-Zembla voert, vermeerderd met het water der Siberische rivieren en met dat uit de Behringstraat, n enkelen stroom levert, die weder langs de kust van Groenland, althans tusschen Groenland en Spitsbergen, terugkeert. Zijn plan, dat hierop berustte, was zeer eenvou dig. Hij wilde zich met een bij uitstek sterk, voor eene reeks van jaren van levensmid delen voorzien schip door het ijs laten in sluiten, liefst daar, waar de stroomingen, van welke wij boven spraken, zich in noor delijke of noordwestelijke richting vereenigen. En dan zou hij, naar hij hoopte, met schip en ijs tezamen, door den poolstroom langs de pool worden medegevoerd, om ergens bij Groenland weder vrij te komen De voorbereiding der expeditie had op de zorgvuldigste wijze plaats. De Fram is inder daad een »buitenmodel" schip, zooals reeds een leek op de hier bijgevoegde afbeelding kan zien aan den vorm van den achter steven. De geringe lengte van het vaartuig (34 Meter langs de waterlijn) in verband met eene grootste breedte van 11 Meter en met de sterk uitstaande zijden geven het schip een zeer gedrongen vorm. Die zijwan den zijn van 70 tot 80 cM. dik: zij moesten een stootje kunnen verdragen! Op 24 Juni 1893 aanvaardde Nansen met elf reisgenooten zijn tocht. Drie maanden later had hij het punt bereikt, waar het eigenlijke waagstuk zou beginnen. »Op 22 September maakten wij ons vast aan een ijsschots op 78°50' N.B. en 133°37' O L. eu lieten ons schip door het ijs insluiten." En inderdaad werd de Fram in noordelijke en noordwestelijke richting voortgedreven. Maar het ging langzaam: eerst op 21 October van het volgende jaar werd de 82ste breedtegraad gepasseerd, en op Kerstmis 1894 kwam men op 83°24' en sloeg daar mede het record van alle Noordpoolreizigers. De Fram hield zich voortreffelijk en de ge zondheid der reizigers liet, niettegenstaande de uiterst lage temperatuur soms daalde de thermometer tot 62°onder nul niets te wenschen over. Den 14den Maart 1894 was het schip gekomen op 83°59' N. B. eu 102°27' O. L. Nansen was nu meer dan ooit overtuigd van de juistheid zijner theo rieën. Wetende dat hij het schip veilig kon overlaten aan de bekwame leiding van kapi tein Sverdrup, en vertrouwende, dat het ook de tweede helft van het programma zou vol brengen, verliet hij het, om met slechts n metgezel, luitenant Johansen, de zee naar het noorden te onderzoeken, de hoogst moge lijke breedte te bereiken en dan over FransJozefs-land te gaan naar Spitsbergen, waar hij zeker was een schip te zullen vinden. Klaarblijkelijk had Nansen op een korter tocht gerekend, want de twee reizigers namen slechts voor drie maanden proviand mede, en het voedsel voor de honden, die hun sleden en zeildoeken booten moesten trekken, ?was zelfs maar voor dertig dagen berekend. Met groote inspanning en zeldzame volhar ding, verstoken van alles wat het verblijf aan boord nog betrekkelijk aangenaam had gemaakt, zetten de twee reizigers hun ge vaarlijken tocht voort en drongen, onder de moeielijkste omstandigheden, nog 430 kilo meters verder noordwaarts door dan n hunner voorgangers gekomen was. Er viel echter niet aan te denken, bij tijds Spits bergen te bereiken, en dus besloten Nansen en Johansen nogmaals in het onherbergzame Noorden te overwinteren. In zijn telegrafisch bericht uit Vardoe spreekt hij daarover, als gold het de eenvoudigste zaak ter wereld : »Wij schoten beren en walrussen en bouwden een hut van steenen, aarde en mos ; het dak maakten wij van walrushuiden, die met tou wen gespannen en met sneeuw bedekt wer den. Traan gebruikten wij voor het koken van het eten, voor verlichting en verwarDE FRAM. ming; berenvleesch en traan maakten ge durende tien maa; den ons voedsel uit en berenhuiden vormden onze bedden en slaap zakken. Wij kwamen den winter goed door, wij waren beiden in Wakenden welstand." Ten slotte nog een avontuurlijke reis naar Frans Jozefs-land, waar een gelukkig toeval hen de expeditie van den heer Jackson deed ontmoeten en hen in staat stelde huiswaarts te gaan met de II 7i>tdward, d ie juist gekomen was om deze expeditie van levensmiddelen te voorzien. Audaccs fortuna juvat. Moge de fortuin Fridtjof Nansen, den stoutmoedigen man, wien geen gecharterde compagnieën ter zijde staan, maar die in wilskracht, volhardingen eerlijken, wetenschappelijk ondernemenden zin met de besten zijner tijdgenooten mag worden vergeleken, ook verder behulpzaam zijn, en een spoedige en gelukkige terugkeer van de Fram de kroon zetten op zijn roem vol streven. Amslerdamsclie GemeenteDezer dagen heeft eene commissie uit den Raad van Assen een onderhoud gehad met den Minister van Binnenlandsche zaken, ter bespreking van de heffing van den hoofdelijken omslag, welke men daar ter stede progressief wilde geregeld zien. De heer v. Houten had tegen zulk een progressieven hoofdelijken omslag principieel bezwaar. Wel mocht men z. i. van elk inkomen een zeker bedrag aftrekken voor noodzakelijk levens onderhoud, maar de percentage moest voor alle klassen dezelfde zijn. Dit zou dan reeds een belasting naar draagkracht geven met stijgende progressie. Volgens de Asser Crt. zou het wetsontwerp tot regeling der ge meente-financiën, thans in bewerking, dit beginsel willen doen gelden ten opzichte der heffing van den hoofdelijken omslag in het algemeen. Dus ook voor de gemeentelijke inkomstenbelastingen. Dat dit bericht 't kwam trouwens in de bondsdagen eenige opschudding heeft verwekt, is ons niet gebleken. Doch verwon deren over de kalmte, waarmee men deze tijding heeft gelezen, mag men zich niet, daar nu reeds gedurende eenige jaren de regeling der gemeente-financiën in uitzicht is gesteld, en de eerst-belanghebbenden bijna onverpoosd hebben gezwegen. En toch, een betere regeling der gemeente-financiën, is voor vele plattelandsgemeenten, maar vooral voor de hoofdstad, een zaak van het meeste ge wicht. Een juiste, billijke regeling der Rijks belastingen heeft groote waarde, maar niet minder beteekenis heeft voor een stad als Amsterdam een richtige regeling der gemeentefinanciön, daar een slechte regeling der gemeente-hnancicn voor hare burgers den toe stand onhoudbaar kan maken. De regeling der gemeente-financiën raakt vier zaken: lo. den omvang van het belas tinggebied; 2o. het recht van de gemeente, om van de belanghebbenden vergoeding te vragen voor door de gemeente aan particu lieren bewezen diensten; 3o. de verhouding tusschen het Rijk en de gemeente ter vol doening van uitgaven, waartoe de laatste door de Wet ook in het Rijksbelang verplicht is; 4o. het vaststellen van de voorwaarden, waarop de noodlijdende gemeenten op Rijks subsidie aanspraak kunnen maken. Wat aangaat het belastinggebied heeft men het oog op twee zaken; lo. uitbreiding van het belastinggebied zóó dat de gemeente ook hen tot hare uitgaven kan doen medebetalen, die buiten de gemeente wonen, waarin zij, geheel of ten deele hun inkom sten verwerven. Vooral voor de plattelands gemeenten kan dit een voordeel zijn, daar de grootste grondbezitters vaak buiten de gemeenten wonen, waar hun landerijen liggen. Ook voor Amsterdam heeft men zulk een uitbreiding van beJastinggebied gewenscht. Bekend is de forensen-quaestie. Bij de oplos sing die de heer Treub heeft beproefd, stond op den voorgrond de billijkheid, dat de uitwonenden zouden mede-bijdragen tot de in komsten der gemeente, die ook voor hen uitgaven deed. Afgezien van al het overige waarop onder de heerschende gemeentewet deze ondoordachte poging moest afstuiten, moest men haar veroordeelen, omdat men

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl