De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 23 augustus pagina 2

23 augustus 1896 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1000 wel- in naam der billijkheid de Atnsterdamsche forensen wilden belasten, maar geen woord sprak om evenzeer de billijkheid in het licht te stellen, dat Amsterdam dan ook aan de overige gemeenten des Rijks, dat deel van het inkomen zijner burgers als belastingobject diende over te laten, hetwelk niet te Am sterdam, maar uit bezittingen daarbuiten gelegen, werd gewonnen. Een forensen-belas ting kan eerst een billijke belasting zijn als zij voor alle gemeenten tegelijk geldt, reeds daarom had de hoofdstad zulk een onbekookte daad niet moeten plegen. Komt er echter eenmaal een algemeene forensen-bedrijfsbelasting en (gemeentelijke) grondbelasting dan zal het zeer de vraag zijn of Amsterdam, zelfs indien de Vennoot schappen daarin betrokken worden veel zij bij zulk een regeling spinnen zal. Een belangrijk deel der Vennootschappen kan zijn domicilie te gemakkelijk naar den Haag of Rotterdam verleggen, dan dat juist de hoofdstad zich niet -eenige keeren zou moeten bedenken, vóór zij er op aandrong, dat deze lichamen tot het belastinggebied der gemeente, in plaats van tot dat des Rijks werden ge bracht. 2e wil men zich de vrijheid zien toege staan, nog andere belastingen te heffen dan de bestaande. .Dat dit echter de niet gefortuneerde bur gers eer na- dan voordeel belooft, nu er reeds een zuivere, ietwat progressieve inkom stenbelasting bestaat, is duidelijk. Een ver teringsbelasting b. v. kan niet anders dan nog eenige malen foutiever zijn dan de meest gebrekkige inkomstenbelasting. Een bedrijfsbelasting, naar het inkomen uit bedrijf of beroep genoten, is reeds in de inkomsten belasting begrepen. Accijnsen en heffingen van dergelijken indirecten aard, er kan niet aan worden gedacht. We bewegen ons in de richting van de afschaffing aller accijnsen op levensbehoeften, en zoo is het nog eer te onderstellen, dat men aan de gemeen ten weldra zal verbieden winst te trekken uit het hebben van drinkwaterleidingen goed drinkwater is toch wel een allereerste levensbehoefte! dan dat men, omgekeerd, tot iets, wat op de oude stedelijke heffingen gelijkt, terug zal Wat men alzoo met het troostwoord: uit breiding van belastinggebied, aan Amster dam zou kunnen beloven, is nog niet duide lijk. Ook zou met een grootere bevoegdheid ten opzichte van het eischen van retributie zeer weinig kunnen worden bereikt. Had de hoofdstad gedurende den tijd harer bloei, bij het wijzigen van allerlei toestanden, het aanleggen van straten en wegen, het dem pen van grachten, het verleggen van bruggen, het stichten van nieuwe wijken enz., steeds de bevoegdheid gehad, de rechtstreeks be langhebbenden en meest bevoordeelden een behoorlijk deel der kosten te doen betalen, de schuldenlast zou zeker iets minder zwaar zijn. Meermalen toch komt het voor, dat de bewoners van een stadsdeel op werkelijke of zoogenaamde verbeteringen aandringen, die niet slechts voornamelijk hunzelven ten goede komen, maar bovendien anderen benadeelen. Een dergelijk geval b. v. heeft men nu weder met de beweging om hst Rokin te dempen. Dit zou, behalve den bewoners, niemand eenig voordeel verschaffen, en zeer zeker op den duur de belangen van de eigenaars van huizen in de Kalverstraat schaden. Hoeveel tonnen gouds de stad heeft weggegeven, waardoor de een in zijn bedrijf of bezit geschaad en de ander gebaat werd, terwijl de ter wille van het algemeen belang benadeelde, om dit voor hem noodlottig doel te .bereiken, toch nog evengoed als de bevoor deelde mede zijn belastingpenningen moest opbrengen, is natuurlijk niet te berekenen. Maar wel moet men er zich over verbazen, dat nog maar altijd als regel geldt: het algemeen belang heeff er zich niet aan te storen of het sommigen nadeel berokkent, zelfs waar zulk nadeel heel wel is aan te wijzem en in geld te schatten. Van schade vergoeding is bij werken, die in het algemeen belang worden ondernomen behalve na tuurlijk bij onteigening nimmer sprake, en van een extra bijdrage door bijzonder bevoordeelden weet men sinds lang niets meer. Doch gesteld, dat de gemeenten de bevoegdheid bezaten aan de bevoordeelden eeu zwaarderen last op te leggen, hoe weinig zoude dat nog baten, daar tegenover die bevoegdheid ook de verplichting zou moeten staan, gebleken benadeeling te vergoeden, terwijl bij de meeste werken van eenige beteekenis, door ge meenten uitgevoerd, er aan het opmaken van een dergelijke rekening niet te denken valt. Wat voorts betreft de vergoeding van door de gemeente aan particulieren te bewijzen diensten, het behalen van winst met gemeenteleveranciën, van water, licht of van andere benoodigdheden; het in eigen exploitatie nemen van de tram of de telefoon, daar zal wel niemand zijn, die meent dat hieruit voor de gemeente-schatkist grooter voordeelen zijn te verwachten, dan thans worden geno ten, al zullen velen met ons er van overtuigd zijn, dat, om andere dan fiscale redenen, in het belang der burgerij eigen exploitatie verre te verkiezen is boven die door parti culieren. Maar nog eens: niet om fiscale redenen, want steeds zal men, en terecht, bij de gemeente aandringen op levering van het geen zij aanbiedt, zoo veel mogelijk tegen den kostenden prijs. Hoe men dus van een nieuwe regeling der gemeente-financiën zich groote voordeelen kan beloven, voor zoover die moeten voortvloeien uit de bevoegdheid der gemeente om belastingen te heffen en retributiën te innen, begrijpen wij niet. En indien in overeenstemming met het bericht uit de Asser Ct., het streven mocht bestaan, de opbrengst van de inkomstenbelasting nog te doen dalen, door de progressie weg te nemen, of tot behoud van het bedrag dier opbrengst, den kleinen man en den midden stand nog zwaarder te belasten, bij vermeer dering misschien van andere heffingen, die een onzuiverder grondslag hebben dan de in komstenbelasting, ??? wie gevoelt niet, dat men op deze wijs eer achteruit dan vooruit zou gaan? * * * Indien de nieuwe regeling der gemeentefinanciën de te zwaar gedrukte gemeenten eenige verlichting zal bezorgen, moet dat het gevolg zijn van eene rationeele verdeeling der lasten tusschen Rijk en gemeente, voor zoo ver zij betreflen uitgaven niet alleen in het gemeentelijk maar in het algemeen be lang. De schutterij is voor het Rijk misschien van nut, voor de gemeenten is zij dat zeker niet. Wat voor dat wapen ? wordt uitge geven, behoort uit de Rijksschatkist te wor den voldaan. De politie wordt voor een goed deel vereischt om de justitie te dienen voor een belangrijk bedrag moet dus hare bezoldiging ten laste van het departement van justitie, m. a. w. van het Rijk komen. Het lager- en vakonderwijs voor de onver mogenden, voor allen, die niet voldoende be talen kunnen, is een zaak ten algemeenen nutte, geregeld naar bepalingen der Rijks wet. Dat het Rijk dan in die behoefte voor zie, opdat alle burgers te samen, in de Rijks belasting, gelijkelijk daartoe bijdragen, onver schillig in welke gemeente zij wonen, en niet langer de burger in een stad of dorp met een zeer groot armenbevolking daarvoor vele malen het bedrag betale, hetwelk van den in woner van een stad of dorp met bijna in het geheel geen arme/ibevolking wordt gevorderd. Ten opzichte van de armenzorg, van elk onderdeel daarvan, geldt hetzelfde als van het onderwijs. Bij de vrijheid, die er in het Rijk bestaat om zich een domicilie te kiezen, kan de armenzorg niet gemeentelijk zijn, in dien zin, dat de gemeenten al de kosten der bedeeling en verpleging dragen, welke gevol gen zijn van werkloosheid, ziekte, invalidi teit etc. Indien iets, dan behoorde toch wel de officieele armenzorg er eene te zijn, die door alle burgers van hetzelfde land, in even redigheid van ieders vermogen, gelijkelijk werd bekostigd. Voor Amsterdam bestaat er nog een bij zonder bezwaar, dat niet bij een algemeene regeling der gemeente-financiën kan worden opgeheven. De groote uitgaven voor het Hooger onderwijs : gymnasium en universiteit. Uitgaven, die het Rijk voor een deel althans voor zijne rekening heeft te nemen, tenzij het, door een progressief schoolgeld ook bij de Rijksinrichtingen te vorderen, de hoofdstad in staat wil stellen, door zulk een schoolgeldheffing de burgerij te ontlasten van den al te zwaren druk, haar ten bate van de betrekkelijk weinigen, die daarvan profiteeren, opgelegd. Doch niet alleen voor Amsterdam doet zich nog een belangrijk punt Op, dat bij eene nieuwe regeling der gemeente-financiün niet buiten beschouwing mag blijven. De vraag dient gesteld : hoe zal het Rijk de gemeenten de mogelijkheid openen, geheel of gedeeltelijk de kosten der brandweer op de verzekeringmaatschappijen te verhalen, die nu aan de gemeenten het werk kunnen overlaten, dat baar dikwijls zeer lucratief bedrijf mogelijk maakt. Toch, al mocht eene in het algemeen hoogst billijke regeling der gemeente-financiën wor den getroffen, waarbij op de schouders van liet Rijk dat wil zeggen, ter gelijkmatige proportioneele verdeeling over alle staatsburjers die lasten werden gelegd, welke thans op de inwoners der onderscheiden gemeenten alleronevenredigst drukken het zal billijkheids-eisch zijn, dat er een vaste regel worde gesteld voor het verleenen van Rijks subsidie. Bij de niet geringe belastingbe dragen, die nu reeds van de weinig bezit«nde staatsburgers worden gevergd, is het onverdedigbaar, dat de gemeentebelasting in enkele gemeenten tot 8, tot 10, zelfs tot meer dan 10 pCt. van het inkomen vraagt. Ook bij de overigens beste regeling der gemeentefinanciün kan niet een bepaling gemist wor den, waarin, met inachtneming der plaatse lijke gesteldheid, het maximum percentage voor de totale gemeente-belastingheffing wordt aangegeven; een maximum, waarop, indien wodig, subsidie, onder de vereischte controle van het Rijk, volgt. En nu hopen wij van harte, dat zulk een Bepaling voor Amsterdam overbodig moge ilijven mair men kan niet weten, want gemeenten, en vooral zeer groote gemeenten wien het niet meeloopt, zijn in onzen tijd aan veel gevaar blootgesteld. Men moet niet vergeten, bij allen eerbied voor de autonomie der gemeenten, waarmee ook wij vervuld zijn, het karakter der ge meenten, en daarmede ook de eischen dier autonomie, zijn iets gewijzigd in het laatste vierendeel der eeuw. Door de beweeglijkheid, die betere verkeersmiddelen aan de indivi duen gegeven hebben, zijn ook de gemeenten in haar levensvormen iets minder stabiel geworden. Enkelen zijn plotseling en wel zeer snel begonnen te groeien, anderen kwijnden dientengevolge en namen dus in kracht en beteekenis af. De gemeente is niet langer zooals vroeger die bepaalde eenheid, welke zich eeuwen lang schier ge lijk bleef en langzaam aan iets machtiger werd door gestadigen aanwas, van het getal harer inwoners. Haar welstand is even als die der burgers veel minder gewaarborgd, veel meer bedreigd door de werking van niet te voorziene invloeden, dan weleer. De concurrentiegeest heeft dientengevolge ook haar aangegrepen, en wat we op dit gebied te zien kregen, is ongetwijfeld nog maar een begin van het kwaad. En tot welke gevol gen dit leiden moet, is gemakkelijk genoeg te voorzien. Onder deze omstandigheden en vooruitzichten is het alleszins wenschelijk, dat het Rijk, de groote gemeenschap, al deze kleine gemeenschappen zooveel mogelijk verhindere in de belastingheffing een reclameen concurrentie-middel te vinden, om andere gemeenten te benadeelen; anders gezegd: dat het Rijk, door een belangrijk deel der gemeente-uitgaven voor zijn rekening te nemen, een einde make aan de grove onbil lijkheid, thans dagelijks waarneembaar, dat een rijk of onafhankelijk burger slechts van domicilie heeft te veranderen, om eenige honderde, zoo niet duizende guldens aan belasting uit te winnen. * * Wij stippen slechts eenige punten aan... Men is het met ons eens of niet, doch ieder, die belang stelt in een goede regeling der gemeente-financian, zal zich over een zoo veel beteekenend onderwerp een meening hebben gevormd. En vooral onze gemeente raad, het Dag. Bestuur in de eerste plaats, zal weten in welke richting het een oplossing der finaneieöle quaestie voor de hoofdstad noodig acht. Alleen dit moeten wij constateeren : het publiek is met de resul taten der studie, door B. en W. aan dat onderwerp gewijd, niet bekend, en dat de Minister, die sedert geruimen tijd gezegd werd op een nieuwe regeling der gemeentefinar>ciën te zinnen, volledig op de hoogte is gebracht van hetgeen voor Arasterdam en andere steden behoort te geschieden, wij hebben tot dusver er niets van vernomen. Hebben B. en W. schriftelijk of mondeling den Minister hun inzichten kenbaar gemaakt? Is er naar den Minister, die een nieuwe regeling der gemeente-financiën ontwerpt, welke mede (en vooral niet in de laatste plaats) de hoofdstad uit de steeds stijgende moeielijkheden zal moeten helpen wel eens een deputatie van de meest belanghebben den, d. i. van B. en W., gezonden ? Hebben B. en W., die alleen over de daartoe noodige gegevens kunnen beschikken, een op feiten en cijfers gegronde verdediging opgesteld van het beginsel: dat het Rijk grootendeels de kosten van politie, onderwijs rn armenzorg moet dragen, wijl uit de bevol kingsstatistiek blijkt, hoe onevenredig groot het aantal behoeftigen, werkloozen, avontu riers zonder middelen van bestaan, uit de gevangenis ontslagenen enz. is, uit de provin ciën naar haar uitgeweken ? Heeft het Dag. Bestuur door zijn woorden en handelingen hieromtrent een openbare meening weten te vestigen; door zijn op treden grootere of kleinere gemeenten, in n of meer opzichten haars gelijken in deze, wak ker geschud? Wij hebben hiervan volstrekt niet* ge merkt. Noch de heer Treub als Wethouder van Financiën noch de heer v. Leeuwen als zijn opvolger, heeft iets van zich laten hooren. De eerste heeft zich vooral druk gemaakt met Sprenger v. Eijk en het Personeel, en de laatste misschien met iets anders, of zeker met iets anders, alleen wij weten niet waarmee! In een periode, dat de Minister de gnneentejlnancKii zal hervormen, twee, drie jaar achterean, heeft het Dag. Bestuur voor het gewicht van deze zaak naar het schijnt geen oog gehad. Juist dat allerbelangrijkste punt is, hoe ijverig de heeren ook gewerkt hebben, ab soluut verwaarloosd. Zoo schijnt het en moest het inderdaad blijken dat het niet slechts zoo schijnt, maar zoo is, dan is dat wel de ergste grief, die men tegen het beleid der laatste jaren kan inbrengen. Natuurlijk, als nu weldra dat ontwerp tot regeling der gemeente-financiün wordt ingediend dan zullen B. en W. van de hoofdstad zich niet onbetuigd laten. Dan komen de adressen, de nota's, de deputaties, dan komt de kritiek. Dan maar men behoeft geen profeet in ons Israël te zijn om het te weten : dïln is het te laat. Sociale, aawg&fóg&nfi&b&n. <y v mtmiiimiiiiiniiiMiiimimiiiiiimmiiiiHiHi Uit fle dnitscbe arbeidersbeweging. De lezer herinnert zich de groote werk staking in het confectie-vak, den afgeloopen winter te Berlijn uitgebroken, en weet, hoe een voorloopig compromis tusschen de ver schillende afdeelingen van deze samengestelde industrie tot stand kwam, door bemiddeling van het Gewerbegericht, de nijverheidsrechtbank, voor deze bijzondere gelegenheid uit gebreid met deskundigen en belanghebbenden, tot verzoeningsraad. Met groote belangstelling is deze eerste proef, om van de wettelijke bevoegdheid der nijverheidsrechtbanken, tot het fungeeren als verzoeningsraad, gebruik te maken, van wijd en zijd gadegeslagen. Wij zijn thans op een kritiek oogenblik van zijn werkzaamheid gekomen, en hebben dus gereede aanleiding, een en ander van zijn »faits et gestes" te verhalen. De verzoeningsraad had in der haast een minimum-tarief opgesteld, dat was goedge keurd door de vertegenwoordigers van alle partijen, patroons, tusschenpersonen en werk lieden, en aangenomen als norm voor den tijd die noodig zou zijn, om na nauwkeurig on derzoek bij alle soorten belanghebbenden, een uitgewerkt vast tarief voor dit vak in het leven te roepen. Onder voorzitterschap van den fa brikant Otto Weigert is daarop een enquête gehouden, die zes maanden lang heeft ge duurd : er zijn 65 zittingen geweest. Zij was openbaar, en wat de Duitschers noemen con tradictoir. Men trachtte iedere bewering van een werkman te controleeren door tegelijk met hem een patroon en een tusschenpersoon te on dervragen. Deze wijze van werken heeft, het ligt voor de hand, haar schaduwzijden. Zij is zelfs dikwijls niet mogelijk, omdat de werk man, en vooral de vrouw, niet geregeld wordt gevonden, die samen met zijn patrjon in diens zaak wil getuigen. Het voordeel is, dat men in veel gevallen tot de absolute waarheid komt, en dat veel misverstand en onklaarheid wordt vermeden en uit den weg geruimd. Wat bij deze enquête al spoedig aan het licht kwam, was dat de werklieden niet zon der reden hadden gestaakt. De loonen waren in menig geval gezonken tot een peil, dat dat een mensonwaardig bestaan voor den werknemer, trots ingespannen vlijt niet moge lijk maakte." Zoo spreekt het officieel verslag van den verzoeningsraad, en men kan zich dus de werklijkheid denken. De groote patroons beweerden, dat zij niet anders konden, omdat huu afzet voortdurend verminderde, en zij dus tegen elkander moesten concurreeren, om klanten te lokken. Neen, zegt het rapport, aan den afzet lag het niet, maar sommige firma's willen concurreeren tegen firma's van buiten. Zoo tracht men de Afschafienburgsche branche van de industrie te overvleugelen. Te Afschaffenburg echter is het heel wat goedkooper leven dan te Berlijn, en de Berlijnsche werklieden werden dus de dupe van die concurrentie. Volkomen gerechtvaardigd noemt de verzoeningsraad hun tegenstand, al waren er, behalve de slecht betaalde, ook goed betaalde kleermakers. Niet lang na het sluiten van den wapen stilstand, in Februari, werd bekend, dat het minimum-tarief door verschillende werkgevers werd ontdoken. Er is toen een wrijving geweest van invloeden, aan den eenen kant van de verzoeningsraad, aan den anderen van de tegenstrevende patroons, waarbij de laatsten het veld hebben behouden. De ver zoeningsraad heeft moeten erkennen, tegen over den onwil van sommige patroons, om het minimum-tarief te handhaven, machteloos te zijn. Waren de werklieden eenigszins sterk georganiseerd, zij zouden wel niet hebben geaarzeld, de ontduiking van de voorwaarde voor den wapenstilstand, met een nieuwe werkstaking te beantwoorden. Gelijk de zaken nu stonden, zijn zij blijven afwachten, en de verzoeningsraad is blijven doorwerken. Maar bet werd hoe langer hoe duidelijker, dat hij te vergeefs arbeidde. De Konfektionar, het vakblad der patroons, trok openlijk tegen den raad te velde, en gaf te kennen, dat indien :r nog eenig gevaar schuilde, dit in het be staan van den verzoeningsraad was gelegen een niet onjuiste opmerking, daar de vruch teloosheid van zijn arbeid een doorloopend protest was tegen de houding der patroons. Hij heeft intusschen zijn taak zoo goed moge lijk ten einde gebracht, en in de vorige week een samenkomst uitgeschreven der drie par tijen, waar het nieuwe minimum-tarief' is afgekondigd. Afgekondigd, d. w. z. gepubliceerd. Het oude tarief' is nu vervallen ; het nieuwe is nog minder bindend dan het oude. Op deze sa menkomst ontbraken de patroons; van de 92, die van het nieuwe tarief hadden kennis genomen, waren echter 21 antwoorden geko men, waarvan 17 beslist vijandig tegen het

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl