Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1000
Ik had verwacht de uitvoering te hooren onder
leiding van een dezer beide groote kunstenaars,
doch voor den vierden cyclus debuteerde Siegfried
Wagner.
De uitkomst heeft bewezen dat Mevrouw Cosima
Wagner te lichtvaardig hare toestemming heeft
gegeven dat haar zoon die voorzeker groote
begaafdheid heeft als dirigent, zooals de concerten
bewezen hebben die hij reeds dirigeerde deze
opvoeringen zou leiden, want het is heel wat
anders een mnzikaal-dramatisch werk te dirigeeren
dan een orkestwerk, en het bleek maar al te dik
wijls, dat de routine en de beheersching van het
geheel nog veel te wenschen overlieten.
Er zijn in het orkest ditmaal heel wat ongelukjes
voorgevallen en waren alle orkestleden niet zoo
slagvaardig geweest en zoo doordrongen van liet
gewicht en den ernst van hun taak, zouden on
danks de heerlijke samenstelling van het orkest
en de voortreffelijke instudeering groote storingen
niet zijn uitgebleven. Vooral in DieWalküre ver
keerde de hoorder voortdurend in onrust.
Zonder den dirigent te kunnen zien, gevoelde
men gejaagdheid en onzekerheW bij den dirigent
en angst en spanning bij het orkest.
Te vroeg invallen of wel wegblijven van een of
ander motief kwamen meer dan eens voor, ook
was de rhytbmiek vaak zeer onrustig.
Het mag niet verzwegen worden dat Siegfried
Wagner thans nog niet het recht had, de plaats
van een Richter of Mottl in te nemen. Het is te
verwonderen dat Mevr. Wagner, die zoo vaak ge
toond heeft zulk een machtigen veldheersblik te
bezitten, door hare toestemming te geven zooveel
op het spel heeft gezet, want zoo iets moet het
vertrouwen van velen schokken en moet nadeelig
werken op latere opvoeringen.
Het schijnt wel dat niemand te Bayreuth den
moed heeft Mevr. Wagner te raden, want ik ver
nam dat zij zich tegenover velen had uitgelaten
dat alle medewerkers even verrukt waren over
Siegfried's leiding, terwijl ik zeker weet dat zulks
niet het geval was en dat kan ook niet.
Nu is wel de opmerking te maken dat men
van dezen jongen man niet alles te gelijk mag
vergen en dat hij in ieder geval groote begaafd
heid als dirigent getoond heeft, doch hij mocht zich
niet oefenen in tegenwoordigheid van een publiek
dat van heinde en verre was gekomen om model
uitvoeringen te hooren en nog minder uit piëteit
tegenover de werken van zijn genialen vader.
Er zijn reeds spotgeschriften verschenen waarvan
het artikel: Die Drehorgel in de Bayreuther
AbendZeitung wel het scherpst is. Hoewel Siegfried
Wagner den redacteur voor het gerecht heeft ge
daagd kan men toch niet ontkennen dat hij er
eenige aanleiding toe heeft gegeven.
Hoe grooter de indruk is van het streven en
van hetgeen door samenwerking bereikt is en
die indruk was zeer groot hoe scherper de
dissonant moest zijn door deze leiding teweegge
bracht, te meer nu men het niet noodig achtte
dat Siegfried Wagner zich door meer dan een
repetitie vertrouwd maakte met zijn taak.
Ik verneem dat Richter en Mottl na de derde
opvoering reeds voorgoed zijn afgereisd, zoodat ook
de vijfde cyclus door Siegfried zal worden gedirigeerd.
Staat dit afreizen in verband met ontevredenheid
over den gang van zaken en ook over Siegfried's
brief waarin hij den regisseur verheft ten koste
van den kapelmeester? Ik heb dit van verschil
lende kanten hooren verzekerer.
Hoe het ook zij: het is nu gebleken, dat hoe
Siegfried over de waarde van den kapelmeester
moge denken, hij in ieder geval nog wel wat licht
vaardig denkt over het gewicht van het dirigeeren
van: Der Ring des Nibelungen.
Ik sprak straks over de zatnenstelling van het
orkest. Het deed mij goed, dat twee
Nederlandsche musici zulke gewichtige plaatsen in dit orkest
iiiiiiiniiliiiiiniMl
innamen. Piet Kruyswyk, de eerste hnboïst van
de Hof-opera te Buda-Pesth vervulde liier op voor
treffelijke wijze de eerste hoboe-partij 'n Rheingold
en Die Walkure en Bram Eldeiing, de talentvolle
concertmeester uit Meiningen, fungeerde als tweede
concertmeester.
Voor mij ligt een werkje van Houston Stewart
Chamberlain: Die ersten zwanzig Jahren der Bayreuther
Bühnenfestspiele.
Hij zegt daarin o. a.: Bayreuth is tot nu eene
geheel persoonlijke schepping, het is de schepping
van een man. Wat er geniaals aan die schepping
is moet het eigendom van dien man blijven, doch
aan de /,Selbstlosigkeit", waaruit dit werk ont
stond, zouden wij allen kunnen deelnemen, en dan
eersten zouden wij medescheppende" vrienden zijn,
dan eerst zouden wij van ons Bayreuth kunnen
spreken!"
Na het Duitsche, van Wagner's streven in het
licht te hebben gesteld vraagt hij:
Kan zulk een werk onder ons mitschöpferische
Freunde" vinden? Zooveel selbstlose" vrienden
dat het ook verder bloeie en groeie en voor het
menschdom datgene worden waartoe het door zijn
maker bestemd was?
Dat vragen wij ons angstig af. De beschouwing
van het verleden kan zeer veel goeds uitwerken."
De schatbewaarders van Wagner's meesterwerken
te Bayreuth moeten, dunkt mij, ook die
Selbstlosigkeit" blijven betrachten, zooals zij tot nu toe steeds
deden en daarom hopen wij dat hetgeen nu ge
schied is, eene ernstige waarschuwing moge ge
weest zijn voor het vervolg.
(Wordt vervolgd.} VAN MILLIGEN.
Dat doet er niet toe!... meng je in 't
gesprek!...
Het meisje ging verlegen weer zitten. Zij ver
stond niet de kunst van praten, zonder iets te
zeggen, en daar zij zich tot dusver alleen met haar
studiën en wetenschappelijke of kinderlijke dingen
had bezig gehouden, viel het haar wezenlijk lastig,
over zuiver wereldsche zaken mede te converseeren.
Te vergeefs spande zij zich in om een woordje
mee te kunnen praten, en bleef zwijgen, totdat zij
het eindelijk opgaf en aan iets anders begon te
denkeu, in weerwil van de woedende blikken harer
moeder.
Terwijl zij zoo met haar gedachten bij oom Mare
verwijlde, die op dat oogenblik zeker zijn couranten
zat te lezen, of aan Gribouille, die om dien tijd
zijn eten kreeg, bemerkte zij dat er in het salon
iets gaande was. Naar aanleiding eener discussie
over d3 echtheid van een portret van Henri IV
aan den wand tegenover haar, nam de kleine Barfleur
een lamp, die hij ternauwernood scheen te kunnen
torsen, klom er mee op een stoel en trachtte een
zoo goed mogelijk licht op het portret_ te laten
vallen. Krachtig en beenig kwam het figuur van
den koning uit, alsof het zich van het oude,
sombere doek losmaakte.
Chiffon, die den leelijken maar sympathieken kop
met aandacht bekeek, riep eensklaps luid:
Sakkerloot! ... dat is er een, die ten minste
geen protestantsche tronie had . .. Henri IV !!!
Eenige seconden was het onheilspellend stil en
Chiffon, die het dadelijk merkte, herinnerde zich,
dat de de Liron's protestant waren. Om de ge
dachten een andere wending te geven, hernam zij
daarom snel:
En toch is 't zijn schuld, dat ik zoo'n mallen
naam draag !...
Een mallen naam ?. .. Hoezoo ?... vroeg de
kleine Barfleur welwillend en galant.
Nou, Corysande !... ik heet Corysande ...
'n belachelijke naam ... wist u dat niet r...
. Zeker, freule, zeker! ... maar dat is geen
belachelijke naam ... integendeel! een heel lieve.
Smaken verschillen !... ik vind 'm afschu
welijk ...
En waarom is 't dan de schuld van Henri
IV ... dat u zoo'n naam hebt gekregen, die u niet
bevalt ?.. .
Zijn schuld eigenlijk niet direct... 't is ter
herinnering aan de schoone Corysaude ... en ziende
dat twee kluiten boter er niets van begreep, her
haalde zij: De schoone Corysande ?... U weet
Het nieuwe Stationsgebouw te 's HcrtogenuOscL
Wat blijft het altijd moeilyk, een werk,
dat met de kunst niets gemeen heeft, en toch
aanspraak maakt eene uiting van iets hoogers
te zijn, te omschrijven en de geringe artistieke
waarde er van juist te schatten. Wij verliezen ons
by de beschouwing in allerlei overdenkingen, grij
pen ons aan om in het gewrocht iets te vinden, dat
pakt en bevredigt, om ten slotte na lang peinzen
wederom te zijn aangeland van waar men uitging.
Wij worden boos op ons zelf, dat geen enkele
frissche gedachte opduikt, totdat men eindelijk
tot de ware verklaring geraakt, namelijk niet
dat wij zoo doodsch en vervelend zijn maar dat
het voorwerp zelf, waarvan de intellectueele in
houd zal gemeten worden, zoo innig saai en
leeg is.
Na deze gemoedsworsteling te hebben doorleefd,
schept de bescheiden beoordeelaar nieuwen moed.
Hy gelooft wederom aan zichzelf en gevoelt kracht
en lust zich te uiten.
Tot onzen spijt behoort het groote, kortelings
ingewijde stationsgebouw te 's Hertogenbosch met
het stedelyk museum der Amstelstad, den
grooten Schouwburg en het Telephoongebouw te
Amiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii
toch ?...
Ah, juist!... antwoordde hij weifelend.
Omdat 't net leek, of u niet erg op de hoogte
waart ?.. . Nu goed, 't was de gravin de Guiche,
de schoone Corysande ! ... Zij was peet van een
van de d'Avesnes... in 1589 ... en sinds dien
tijd.. . hebben alle d'Avesnessen hun dochters
Corysande genoemd ... dat is de traditie !...
.?Uitstekend!... maar ik begrijp nog altijd niet,
in welk opzicht Henri IV ...
Zei ik het niet! ... dat u er niets van scheen
te weten !.. . riep Chiffon lachend. Henri IV
komt er toch bij te pas ... want de beroemdheid
van de schoone Corysande maakte dat men het zich
tot een eer rekende, haar tot peet te hebben.. .
en zoo is die traditie in de wereld gekomen ... en
beroemd is ze ... de schoone Corysande .. . omdat
Henri IV ... u weet wel, niet ?. ..
Zeker .. . zeker ! . . . viel levendig mevrouw
de Barfleur in, die telkens vreesde de onkunde van
haar zoon glashelder aan den dag te zien komen.
Zelf ook tamelijk onwetend, gaf zij zich ter dege
goed rekenschap van het gevaar, en bezat in hooge
mate de tact van zwijgen, die vrouwen in derge
lijke gevallen gewoonlijk eigen is.
De hertog van Aubières stond intusschen de
andere portretten te bekijken en vroeg, op een
generaal in de uniform van het keizerrijk wijzend :
Wie is dat ?.. .
Dat... antwoordde twee kluiten boter, met
een onverschilligen blik op zijn voorvader, een
breed geschouderden Hercules, die in krijgshaftige
houding op zijn zwaard stond geleund dat is
mijn grootvader . ..
O ! ... riep Chiffon verrast . nou, hij
lijkt, niets op u !...
En terwijl zij den ouden ijzervreter met aan
dachtige ingenomenheid bleef beschouwen, voegde
zij er bij :
't Is toch niet te verwonderen, dat zulke
mannen groote dingen tot stand brachten !. . .
't Is alleen maar jammer verklaarde ticte
kluiten boter verwaand, dat die groote dingen
voor de glorie van Bonaparte gebeurden ...
Voor de glorie van Frankrijk ... wilt u zeg
gen?... verbeterde Chiffon.
Neen ! antwoordde de kleine Barfleur, ge
lukkig eindelijk een onderwerp te hebben, waarover
hij kon meepraten, dat heeft nergens toe gediend
dan om Bonaparte's roem te vergrooteu en Bona
parte zal, in 't oog van de wereld, nooit iets anders
zijn dan een overweldiger.. . een vijand van
sterdam tot die nieuwe werken, waarop wy niet
trotsch mogen zyn. De ontwerper van het ge
noemde Spoorgebouw heeft ons niets te zeggen
en wat hy ons vertellen wil, heeft geene intimi
teit. Daarbij is de ordonnantie der hoofddeelen
monotoon, en het hooge middenstuk, hetwelk door
twee torens geflankeerd wordt, kan ons niet scha
deloos stellen voor de verveling, die door de
gelijkvormigheid der onderdeelen wordt veroor
zaakt. In welke flauwe karaktelooze trekken is
dit middenstuk ontworpen ! En toch maakt juist
dit gedeelte van het stationsgebouw aanspraak
om bekeken en gewaardeerd te worden. Dat
pretentieuse, hier uitgedrukt, verhoogt helaas
onze teleurstelling van het geheel.
Het binnenste de wachtkamers ? zijn van
gelijk gehalte als de gevels. Ook hier ontmoet
men weinig wat doordacht is, en dat wat door
wikken en wegen is ontstaan, boeit niet en laat
koud. In alles ontbreekt het beste een talent.
Het toeval wilde, dat Nijmegen op mijn weg
lag. Daar eerst werd my duidelijk en helder,
wat hoofd en hart op de vorige verblijfplaats
moesten verduren. Even als in het dagelyksch
leven de kennismaking van den eenen mensch
ons eenen scherperen blik doet slaan in het
bestaan van den anderen, zoo brengt in de waar
deering op kunstgebied dikwyls de vergelijking
van twee of meer werken, onmiddellyk uitgevoerd,
klaarheid in ons zelven.
Daar ging my' by het uitstappen aan de Waal
een licht op. Welk een lust voor het oog, als
men den blik laat gaan over dien langen, langen
binnengevel, waarin het den kunstenaar gelukt
is aan het eentonigste motief een groote,
uitgestrekte rij van deuren en vensters, die tot
de verschillende wachtkamers en andere lokalen
behooren door artistieke kracht en overtuiging
van uitdrukking geest en pit te verleenen!
Ge hebt u dan toch niet vergist, riep eene
stem in mijn binnenste mij toe; hier is leven, in
den Bosch was alles doodsch.
Het Nijmeegsche station, in 1894 in dienst ge
steld, behoort onder het beste wat de hollandsche
architektuur dezer eeuw heeft voortgebracht. Ook
hier vormt het gebouw een lang uitgestrekte
massa. Maar hoe heeft de ontwerper het begrepen,
om in de fagade van elk deel het doel en de
bestemming uit te drukken. Men bezie het post
kantoor, de woningen van den stationschef en van
den restaurateur, de bestelkantoren voor goederen
vervoer. Al deze onderdeelen bezitten hunne
physionomie. Het ernstige karakter van het geheel
geeft stemming, het strenge doet nadenken. Hier
geen monotonie, die uwe verbeelding afmat, maar
schilderachtige werking door het vermijden van
een zekere gelijkvormigheid, niet het gelukkig
ste erfdeel der Renaissance. Geen detail, ook
niet het geheel, maakt pretentie, hoewel de ar
tistieke waarde ervan dit zoude veroorlooven.
Wij bevinden ons voor een echt kunstwerk,
eene waarachtige creatie welke den stempel der
ingetogenheid draagt het stationsgebouw te
Nijmegen.
J. H. S.
De burgemeester van Venetië, tevens voorzitter
van de eerstvolgende tentoonstelling van beel
dende kunst, in '97 te houden, Signor Grimani,
heeft den inval gehad, om niet alleen medailles
voor de beste schilderyen, maar ook prijzen, in
geld, van 1500, 1000 en 500 lire, uit te loven
voor de beste kritieken!
By de firma E. J. v. Wisselingh & Co., Spui
23, is tentoongesteld een schilderij van
Ileyerdahl: »Geen hoop meer" en voor het zijraam
een krijtteekening van N. Bastert.
MiiMiiiiminiiiiiiii ....... niiiiiiii
Frankrijk .. .
In 't oog van de menschen van de wereld . . .
wilt u zeggen ? riep Chiffon, wier oortjes eens
klaps vuurrood werden een vijand van Frank
rijk ? ... de keizer !. .. en 't zijn nog wel do
teruggekeerden van Coblentz die dat durven zeg
gen!... die zich in Frankrijks neêrlaag verheug
den!... om tot een chiqueu afloop te komen...
't was ook wat chics ! Lodewijk XV11I!...
Lodewijk XVIII verklaarde de kleine
Barfleur zalvend was een groot koning! ...
Een groot koning !... riep Coryse hef
tig, een groot koning ? . .. die pronker ... die
vergulde ledepop . . . enfin, dat kan u minder sche
len, niet ? . .. u maalt er net zooveel om, als om
die tafel, om Lodewijk XVI11!... u verdedigt
den koning, net zooals u de mis bijwoont. . . omdat
't een kwestie van chic is, en omdat u vindt, dat
't niet chic staat imperialist te wezen . .. aange
zien de imperialisten allemaal arme schooiers ol
ophakkers zijn . .. daarom . . .
Dank u voorde imperialisten ...freule Coryse !..
lachte de hertog van Aubières.
Mevrouw de Bray schoot op Chiffon af en bed
haar dreigend in 't oor:
Zwijg ! .. . je slaat een onmogelijk figuur !..
Dat verwondert mij niet! . . . antwoordde h
meisje luid en op ernstigen toon . .. maar waarom
hebben zij er ook pret in, om me mijn keizer te
bederven... en bovendien, u hebt me zelf gezegd,
dat ik spreken moest... 't kwam er niet op aan
waarover ... als ik maar geen stemmetje speelde . ..
Meer dan half benauwd, haar telg opnieuw in
een gesprek verward te zien raken ging mevrouw
de Barfleur voor de piano zitten, terwijl zij voor
stelde :
Er zijn drie danseresjes ... zouden de jonge
lui niet eens een walsje maken ? . ..
Door een en dezelfde opwelling gedreven, schoten
de onweerstaanbare de Trene, de heer de Bernay
en graaf de Liron tegelijkertijd op Chiffon toe.
Maar de kleine Barfleur, die het dichtst bij stond,
had zich schielijk van het meisje meester gemaakt.
Toen zij zich zoo onvoorbereid om haar middel
voelde pakken, strekte Chiffon haar lenig lichaam
en zei achteruit wijkend.
Neen ... ik ...
Ik dans met meneer d'Aubiires wilde zij
zeggen, en den hertog een wenk geven, om haar
te hulp te komen, maar zij bedacht, dat dat ner
gens toe zou dienen. Hoe vaag haar begrippen
van etikette ook waren, voelde zij toch heel goed,
40 cents per regel.
milllniimiuimiiimiiiiniiiiiiiiiiiiii .......... inu ..... 11111 ..... niiiui
Hoofd-Depöt
Dr. JAEGER'S ORIG.
Somaal-WolartMen.
K.F. DEUSCHLE-BENGER,
Amsterdam, Kalverstraat 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Nederland.
Magazijn KEIZERSHOF", Nienweudgk 196.
Zudenstoffen. Grootste sorteering zwarte
en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde
Zjjde, Satijn en Surah. De nieuwste des
sins en kleuren steeds voorhanden.
SCHADE & OLDENKOTT.
H. R AH R te Ut recht
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Huurpiano's.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiim
IIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIHN
dat zij, al was 't ten minste ns, met den heer
des huizes diende te dansen. En daar twee kluiten
boter verbouwereerd staan blijvend, iets wilde zeg
gen, voorkwam zij hem met een schielijk:
Neen . . . niets . . . vooruit maar! . . .
Al sprak de afstammeling der de Barfleurs slecht,
hij walste uitstekend en Chiffon smaakte een waar
genot, toen zij zich zwevend door het ruime salon
voelde meevoeren. Na een paar toeren ging haar
cavalier met haar in de flauw verlichte galerij,
waar, volgens zijn zegden, meer ruimte was.
Maar ... de anderen ? . .. vroeg Chiffon,
rondkijkend of Genevicve de Lussy en mevrouw
de Liron hen volgden.
De burggraaf hield bij de deur even stil om de
andere paren te roepen.
Zij komeu!. . . zei hij en zijn arm opnieuw
om haar leest slaande, walste hij door.
Zij bleven echter alleen in de groote kale ruimte.
Mevrouw de Liron walste alleen voor de toe
schouwers, en mevrouw de Lussy, die haar dochter
kende, wilde haar niet uit het moederlijk oog
laten gaan.
Ze wordt algemeen mooi gevonden . .. me
vrouw de Liron, niet?... vroeg Chifl'on eensklaps.
Van 's ochtends af, achtervolgde haar het beeld
der jonge vrouw, en zij kon niet nalaten over
haar te spreken.
't Is voornamelijk uw oom de Bray, die
haar mooi vindt... antwoordde de kleine Bar
fleur afgetrokken.
Ah! . . . riep Coryse ernstig.
Maar u, freule . . . hoe vindt u haar? .. .
Veel te rond en te vet ... en u ? . . .
Ik!... antwoordde twee kluiten boter,
Coryse iets vaster tegen zich aanklemmend ik. . .
ik kijk haar niet aan ... ik zie alleen jou . .. voor
mij ben jij mooi! heerlijk mooi!... en heel
zachtjes voegde hij erbij: want ik bemin je!...
Chiffon had het niet gehoord. Weggesleept door
het genot van dien wals aan den arm van een
goed danser, gaf zij er zich geheel aan over.
Hierdoor stoutmoedig geworden boog hij zich
tot haar over en fluisterde op een toon, die hij
moeite deed hartstochtelijk te doen klinken:
Ik heb je lief!!!...
Hij sprak zoo dicht aan haar oor, dat zij heur
haren door zijn adem voelde opwaaien. Verbaasd
bleef zij opeens staan en schielijk terug deinzend
riep zij verontwaardigd : neen, maar dat 's kras! . ..
(Wordt vervolgd).