De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 23 augustus pagina 4

23 augustus 1896 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1000 Ik had verwacht de uitvoering te hooren onder leiding van een dezer beide groote kunstenaars, doch voor den vierden cyclus debuteerde Siegfried Wagner. De uitkomst heeft bewezen dat Mevrouw Cosima Wagner te lichtvaardig hare toestemming heeft gegeven dat haar zoon die voorzeker groote begaafdheid heeft als dirigent, zooals de concerten bewezen hebben die hij reeds dirigeerde deze opvoeringen zou leiden, want het is heel wat anders een mnzikaal-dramatisch werk te dirigeeren dan een orkestwerk, en het bleek maar al te dik wijls, dat de routine en de beheersching van het geheel nog veel te wenschen overlieten. Er zijn in het orkest ditmaal heel wat ongelukjes voorgevallen en waren alle orkestleden niet zoo slagvaardig geweest en zoo doordrongen van liet gewicht en den ernst van hun taak, zouden on danks de heerlijke samenstelling van het orkest en de voortreffelijke instudeering groote storingen niet zijn uitgebleven. Vooral in DieWalküre ver keerde de hoorder voortdurend in onrust. Zonder den dirigent te kunnen zien, gevoelde men gejaagdheid en onzekerheW bij den dirigent en angst en spanning bij het orkest. Te vroeg invallen of wel wegblijven van een of ander motief kwamen meer dan eens voor, ook was de rhytbmiek vaak zeer onrustig. Het mag niet verzwegen worden dat Siegfried Wagner thans nog niet het recht had, de plaats van een Richter of Mottl in te nemen. Het is te verwonderen dat Mevr. Wagner, die zoo vaak ge toond heeft zulk een machtigen veldheersblik te bezitten, door hare toestemming te geven zooveel op het spel heeft gezet, want zoo iets moet het vertrouwen van velen schokken en moet nadeelig werken op latere opvoeringen. Het schijnt wel dat niemand te Bayreuth den moed heeft Mevr. Wagner te raden, want ik ver nam dat zij zich tegenover velen had uitgelaten dat alle medewerkers even verrukt waren over Siegfried's leiding, terwijl ik zeker weet dat zulks niet het geval was en dat kan ook niet. Nu is wel de opmerking te maken dat men van dezen jongen man niet alles te gelijk mag vergen en dat hij in ieder geval groote begaafd heid als dirigent getoond heeft, doch hij mocht zich niet oefenen in tegenwoordigheid van een publiek dat van heinde en verre was gekomen om model uitvoeringen te hooren en nog minder uit piëteit tegenover de werken van zijn genialen vader. Er zijn reeds spotgeschriften verschenen waarvan het artikel: Die Drehorgel in de Bayreuther AbendZeitung wel het scherpst is. Hoewel Siegfried Wagner den redacteur voor het gerecht heeft ge daagd kan men toch niet ontkennen dat hij er eenige aanleiding toe heeft gegeven. Hoe grooter de indruk is van het streven en van hetgeen door samenwerking bereikt is en die indruk was zeer groot hoe scherper de dissonant moest zijn door deze leiding teweegge bracht, te meer nu men het niet noodig achtte dat Siegfried Wagner zich door meer dan een repetitie vertrouwd maakte met zijn taak. Ik verneem dat Richter en Mottl na de derde opvoering reeds voorgoed zijn afgereisd, zoodat ook de vijfde cyclus door Siegfried zal worden gedirigeerd. Staat dit afreizen in verband met ontevredenheid over den gang van zaken en ook over Siegfried's brief waarin hij den regisseur verheft ten koste van den kapelmeester? Ik heb dit van verschil lende kanten hooren verzekerer. Hoe het ook zij: het is nu gebleken, dat hoe Siegfried over de waarde van den kapelmeester moge denken, hij in ieder geval nog wel wat licht vaardig denkt over het gewicht van het dirigeeren van: Der Ring des Nibelungen. Ik sprak straks over de zatnenstelling van het orkest. Het deed mij goed, dat twee Nederlandsche musici zulke gewichtige plaatsen in dit orkest iiiiiiiniiliiiiiniMl innamen. Piet Kruyswyk, de eerste hnboïst van de Hof-opera te Buda-Pesth vervulde liier op voor treffelijke wijze de eerste hoboe-partij 'n Rheingold en Die Walkure en Bram Eldeiing, de talentvolle concertmeester uit Meiningen, fungeerde als tweede concertmeester. Voor mij ligt een werkje van Houston Stewart Chamberlain: Die ersten zwanzig Jahren der Bayreuther Bühnenfestspiele. Hij zegt daarin o. a.: Bayreuth is tot nu eene geheel persoonlijke schepping, het is de schepping van een man. Wat er geniaals aan die schepping is moet het eigendom van dien man blijven, doch aan de /,Selbstlosigkeit", waaruit dit werk ont stond, zouden wij allen kunnen deelnemen, en dan eersten zouden wij medescheppende" vrienden zijn, dan eerst zouden wij van ons Bayreuth kunnen spreken!" Na het Duitsche, van Wagner's streven in het licht te hebben gesteld vraagt hij: Kan zulk een werk onder ons mitschöpferische Freunde" vinden? Zooveel selbstlose" vrienden dat het ook verder bloeie en groeie en voor het menschdom datgene worden waartoe het door zijn maker bestemd was? Dat vragen wij ons angstig af. De beschouwing van het verleden kan zeer veel goeds uitwerken." De schatbewaarders van Wagner's meesterwerken te Bayreuth moeten, dunkt mij, ook die Selbstlosigkeit" blijven betrachten, zooals zij tot nu toe steeds deden en daarom hopen wij dat hetgeen nu ge schied is, eene ernstige waarschuwing moge ge weest zijn voor het vervolg. (Wordt vervolgd.} VAN MILLIGEN. Dat doet er niet toe!... meng je in 't gesprek!... Het meisje ging verlegen weer zitten. Zij ver stond niet de kunst van praten, zonder iets te zeggen, en daar zij zich tot dusver alleen met haar studiën en wetenschappelijke of kinderlijke dingen had bezig gehouden, viel het haar wezenlijk lastig, over zuiver wereldsche zaken mede te converseeren. Te vergeefs spande zij zich in om een woordje mee te kunnen praten, en bleef zwijgen, totdat zij het eindelijk opgaf en aan iets anders begon te denkeu, in weerwil van de woedende blikken harer moeder. Terwijl zij zoo met haar gedachten bij oom Mare verwijlde, die op dat oogenblik zeker zijn couranten zat te lezen, of aan Gribouille, die om dien tijd zijn eten kreeg, bemerkte zij dat er in het salon iets gaande was. Naar aanleiding eener discussie over d3 echtheid van een portret van Henri IV aan den wand tegenover haar, nam de kleine Barfleur een lamp, die hij ternauwernood scheen te kunnen torsen, klom er mee op een stoel en trachtte een zoo goed mogelijk licht op het portret_ te laten vallen. Krachtig en beenig kwam het figuur van den koning uit, alsof het zich van het oude, sombere doek losmaakte. Chiffon, die den leelijken maar sympathieken kop met aandacht bekeek, riep eensklaps luid: Sakkerloot! ... dat is er een, die ten minste geen protestantsche tronie had . .. Henri IV !!! Eenige seconden was het onheilspellend stil en Chiffon, die het dadelijk merkte, herinnerde zich, dat de de Liron's protestant waren. Om de ge dachten een andere wending te geven, hernam zij daarom snel: En toch is 't zijn schuld, dat ik zoo'n mallen naam draag !... Een mallen naam ?. .. Hoezoo ?... vroeg de kleine Barfleur welwillend en galant. Nou, Corysande !... ik heet Corysande ... 'n belachelijke naam ... wist u dat niet r... . Zeker, freule, zeker! ... maar dat is geen belachelijke naam ... integendeel! een heel lieve. Smaken verschillen !... ik vind 'm afschu welijk ... En waarom is 't dan de schuld van Henri IV ... dat u zoo'n naam hebt gekregen, die u niet bevalt ?.. . Zijn schuld eigenlijk niet direct... 't is ter herinnering aan de schoone Corysaude ... en ziende dat twee kluiten boter er niets van begreep, her haalde zij: De schoone Corysande ?... U weet Het nieuwe Stationsgebouw te 's HcrtogenuOscL Wat blijft het altijd moeilyk, een werk, dat met de kunst niets gemeen heeft, en toch aanspraak maakt eene uiting van iets hoogers te zijn, te omschrijven en de geringe artistieke waarde er van juist te schatten. Wij verliezen ons by de beschouwing in allerlei overdenkingen, grij pen ons aan om in het gewrocht iets te vinden, dat pakt en bevredigt, om ten slotte na lang peinzen wederom te zijn aangeland van waar men uitging. Wij worden boos op ons zelf, dat geen enkele frissche gedachte opduikt, totdat men eindelijk tot de ware verklaring geraakt, namelijk niet dat wij zoo doodsch en vervelend zijn maar dat het voorwerp zelf, waarvan de intellectueele in houd zal gemeten worden, zoo innig saai en leeg is. Na deze gemoedsworsteling te hebben doorleefd, schept de bescheiden beoordeelaar nieuwen moed. Hy gelooft wederom aan zichzelf en gevoelt kracht en lust zich te uiten. Tot onzen spijt behoort het groote, kortelings ingewijde stationsgebouw te 's Hertogenbosch met het stedelyk museum der Amstelstad, den grooten Schouwburg en het Telephoongebouw te Amiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiii toch ?... Ah, juist!... antwoordde hij weifelend. Omdat 't net leek, of u niet erg op de hoogte waart ?.. . Nu goed, 't was de gravin de Guiche, de schoone Corysande ! ... Zij was peet van een van de d'Avesnes... in 1589 ... en sinds dien tijd.. . hebben alle d'Avesnessen hun dochters Corysande genoemd ... dat is de traditie !... .?Uitstekend!... maar ik begrijp nog altijd niet, in welk opzicht Henri IV ... Zei ik het niet! ... dat u er niets van scheen te weten !.. . riep Chiffon lachend. Henri IV komt er toch bij te pas ... want de beroemdheid van de schoone Corysande maakte dat men het zich tot een eer rekende, haar tot peet te hebben.. . en zoo is die traditie in de wereld gekomen ... en beroemd is ze ... de schoone Corysande .. . omdat Henri IV ... u weet wel, niet ?. .. Zeker .. . zeker ! . . . viel levendig mevrouw de Barfleur in, die telkens vreesde de onkunde van haar zoon glashelder aan den dag te zien komen. Zelf ook tamelijk onwetend, gaf zij zich ter dege goed rekenschap van het gevaar, en bezat in hooge mate de tact van zwijgen, die vrouwen in derge lijke gevallen gewoonlijk eigen is. De hertog van Aubières stond intusschen de andere portretten te bekijken en vroeg, op een generaal in de uniform van het keizerrijk wijzend : Wie is dat ?.. . Dat... antwoordde twee kluiten boter, met een onverschilligen blik op zijn voorvader, een breed geschouderden Hercules, die in krijgshaftige houding op zijn zwaard stond geleund dat is mijn grootvader . .. O ! ... riep Chiffon verrast . nou, hij lijkt, niets op u !... En terwijl zij den ouden ijzervreter met aan dachtige ingenomenheid bleef beschouwen, voegde zij er bij : 't Is toch niet te verwonderen, dat zulke mannen groote dingen tot stand brachten !. . . 't Is alleen maar jammer verklaarde ticte kluiten boter verwaand, dat die groote dingen voor de glorie van Bonaparte gebeurden ... Voor de glorie van Frankrijk ... wilt u zeg gen?... verbeterde Chiffon. Neen ! antwoordde de kleine Barfleur, ge lukkig eindelijk een onderwerp te hebben, waarover hij kon meepraten, dat heeft nergens toe gediend dan om Bonaparte's roem te vergrooteu en Bona parte zal, in 't oog van de wereld, nooit iets anders zijn dan een overweldiger.. . een vijand van sterdam tot die nieuwe werken, waarop wy niet trotsch mogen zyn. De ontwerper van het ge noemde Spoorgebouw heeft ons niets te zeggen en wat hy ons vertellen wil, heeft geene intimi teit. Daarbij is de ordonnantie der hoofddeelen monotoon, en het hooge middenstuk, hetwelk door twee torens geflankeerd wordt, kan ons niet scha deloos stellen voor de verveling, die door de gelijkvormigheid der onderdeelen wordt veroor zaakt. In welke flauwe karaktelooze trekken is dit middenstuk ontworpen ! En toch maakt juist dit gedeelte van het stationsgebouw aanspraak om bekeken en gewaardeerd te worden. Dat pretentieuse, hier uitgedrukt, verhoogt helaas onze teleurstelling van het geheel. Het binnenste de wachtkamers ? zijn van gelijk gehalte als de gevels. Ook hier ontmoet men weinig wat doordacht is, en dat wat door wikken en wegen is ontstaan, boeit niet en laat koud. In alles ontbreekt het beste een talent. Het toeval wilde, dat Nijmegen op mijn weg lag. Daar eerst werd my duidelijk en helder, wat hoofd en hart op de vorige verblijfplaats moesten verduren. Even als in het dagelyksch leven de kennismaking van den eenen mensch ons eenen scherperen blik doet slaan in het bestaan van den anderen, zoo brengt in de waar deering op kunstgebied dikwyls de vergelijking van twee of meer werken, onmiddellyk uitgevoerd, klaarheid in ons zelven. Daar ging my' by het uitstappen aan de Waal een licht op. Welk een lust voor het oog, als men den blik laat gaan over dien langen, langen binnengevel, waarin het den kunstenaar gelukt is aan het eentonigste motief een groote, uitgestrekte rij van deuren en vensters, die tot de verschillende wachtkamers en andere lokalen behooren door artistieke kracht en overtuiging van uitdrukking geest en pit te verleenen! Ge hebt u dan toch niet vergist, riep eene stem in mijn binnenste mij toe; hier is leven, in den Bosch was alles doodsch. Het Nijmeegsche station, in 1894 in dienst ge steld, behoort onder het beste wat de hollandsche architektuur dezer eeuw heeft voortgebracht. Ook hier vormt het gebouw een lang uitgestrekte massa. Maar hoe heeft de ontwerper het begrepen, om in de fagade van elk deel het doel en de bestemming uit te drukken. Men bezie het post kantoor, de woningen van den stationschef en van den restaurateur, de bestelkantoren voor goederen vervoer. Al deze onderdeelen bezitten hunne physionomie. Het ernstige karakter van het geheel geeft stemming, het strenge doet nadenken. Hier geen monotonie, die uwe verbeelding afmat, maar schilderachtige werking door het vermijden van een zekere gelijkvormigheid, niet het gelukkig ste erfdeel der Renaissance. Geen detail, ook niet het geheel, maakt pretentie, hoewel de ar tistieke waarde ervan dit zoude veroorlooven. Wij bevinden ons voor een echt kunstwerk, eene waarachtige creatie welke den stempel der ingetogenheid draagt het stationsgebouw te Nijmegen. J. H. S. De burgemeester van Venetië, tevens voorzitter van de eerstvolgende tentoonstelling van beel dende kunst, in '97 te houden, Signor Grimani, heeft den inval gehad, om niet alleen medailles voor de beste schilderyen, maar ook prijzen, in geld, van 1500, 1000 en 500 lire, uit te loven voor de beste kritieken! By de firma E. J. v. Wisselingh & Co., Spui 23, is tentoongesteld een schilderij van Ileyerdahl: »Geen hoop meer" en voor het zijraam een krijtteekening van N. Bastert. MiiMiiiiminiiiiiiii ....... niiiiiiii Frankrijk .. . In 't oog van de menschen van de wereld . . . wilt u zeggen ? riep Chiffon, wier oortjes eens klaps vuurrood werden een vijand van Frank rijk ? ... de keizer !. .. en 't zijn nog wel do teruggekeerden van Coblentz die dat durven zeg gen!... die zich in Frankrijks neêrlaag verheug den!... om tot een chiqueu afloop te komen... 't was ook wat chics ! Lodewijk XV11I!... Lodewijk XVIII verklaarde de kleine Barfleur zalvend was een groot koning! ... Een groot koning !... riep Coryse hef tig, een groot koning ? . .. die pronker ... die vergulde ledepop . . . enfin, dat kan u minder sche len, niet ? . .. u maalt er net zooveel om, als om die tafel, om Lodewijk XVI11!... u verdedigt den koning, net zooals u de mis bijwoont. . . omdat 't een kwestie van chic is, en omdat u vindt, dat 't niet chic staat imperialist te wezen . .. aange zien de imperialisten allemaal arme schooiers ol ophakkers zijn . .. daarom . . . Dank u voorde imperialisten ...freule Coryse !.. lachte de hertog van Aubières. Mevrouw de Bray schoot op Chiffon af en bed haar dreigend in 't oor: Zwijg ! .. . je slaat een onmogelijk figuur !.. Dat verwondert mij niet! . . . antwoordde h meisje luid en op ernstigen toon . .. maar waarom hebben zij er ook pret in, om me mijn keizer te bederven... en bovendien, u hebt me zelf gezegd, dat ik spreken moest... 't kwam er niet op aan waarover ... als ik maar geen stemmetje speelde . .. Meer dan half benauwd, haar telg opnieuw in een gesprek verward te zien raken ging mevrouw de Barfleur voor de piano zitten, terwijl zij voor stelde : Er zijn drie danseresjes ... zouden de jonge lui niet eens een walsje maken ? . .. Door een en dezelfde opwelling gedreven, schoten de onweerstaanbare de Trene, de heer de Bernay en graaf de Liron tegelijkertijd op Chiffon toe. Maar de kleine Barfleur, die het dichtst bij stond, had zich schielijk van het meisje meester gemaakt. Toen zij zich zoo onvoorbereid om haar middel voelde pakken, strekte Chiffon haar lenig lichaam en zei achteruit wijkend. Neen ... ik ... Ik dans met meneer d'Aubiires wilde zij zeggen, en den hertog een wenk geven, om haar te hulp te komen, maar zij bedacht, dat dat ner gens toe zou dienen. Hoe vaag haar begrippen van etikette ook waren, voelde zij toch heel goed, 40 cents per regel. milllniimiuimiiimiiiiniiiiiiiiiiiiii .......... inu ..... 11111 ..... niiiui Hoofd-Depöt Dr. JAEGER'S ORIG. Somaal-WolartMen. K.F. DEUSCHLE-BENGER, Amsterdam, Kalverstraat 157. Eenig specialiteit in deze artikelen in geheel Nederland. Magazijn KEIZERSHOF", Nienweudgk 196. Zudenstoffen. Grootste sorteering zwarte en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerde Zjjde, Satijn en Surah. De nieuwste des sins en kleuren steeds voorhanden. SCHADE & OLDENKOTT. H. R AH R te Ut recht Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Huurpiano's. iiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiim IIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIHN dat zij, al was 't ten minste ns, met den heer des huizes diende te dansen. En daar twee kluiten boter verbouwereerd staan blijvend, iets wilde zeg gen, voorkwam zij hem met een schielijk: Neen . . . niets . . . vooruit maar! . . . Al sprak de afstammeling der de Barfleurs slecht, hij walste uitstekend en Chiffon smaakte een waar genot, toen zij zich zwevend door het ruime salon voelde meevoeren. Na een paar toeren ging haar cavalier met haar in de flauw verlichte galerij, waar, volgens zijn zegden, meer ruimte was. Maar ... de anderen ? . .. vroeg Chiffon, rondkijkend of Genevicve de Lussy en mevrouw de Liron hen volgden. De burggraaf hield bij de deur even stil om de andere paren te roepen. Zij komeu!. . . zei hij en zijn arm opnieuw om haar leest slaande, walste hij door. Zij bleven echter alleen in de groote kale ruimte. Mevrouw de Liron walste alleen voor de toe schouwers, en mevrouw de Lussy, die haar dochter kende, wilde haar niet uit het moederlijk oog laten gaan. Ze wordt algemeen mooi gevonden . .. me vrouw de Liron, niet?... vroeg Chifl'on eensklaps. Van 's ochtends af, achtervolgde haar het beeld der jonge vrouw, en zij kon niet nalaten over haar te spreken. 't Is voornamelijk uw oom de Bray, die haar mooi vindt... antwoordde de kleine Bar fleur afgetrokken. Ah! . . . riep Coryse ernstig. Maar u, freule . . . hoe vindt u haar? .. . Veel te rond en te vet ... en u ? . . . Ik!... antwoordde twee kluiten boter, Coryse iets vaster tegen zich aanklemmend ik. . . ik kijk haar niet aan ... ik zie alleen jou . .. voor mij ben jij mooi! heerlijk mooi!... en heel zachtjes voegde hij erbij: want ik bemin je!... Chiffon had het niet gehoord. Weggesleept door het genot van dien wals aan den arm van een goed danser, gaf zij er zich geheel aan over. Hierdoor stoutmoedig geworden boog hij zich tot haar over en fluisterde op een toon, die hij moeite deed hartstochtelijk te doen klinken: Ik heb je lief!!!... Hij sprak zoo dicht aan haar oor, dat zij heur haren door zijn adem voelde opwaaien. Verbaasd bleef zij opeens staan en schielijk terug deinzend riep zij verontwaardigd : neen, maar dat 's kras! . .. (Wordt vervolgd).

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl