Historisch Archief 1877-1940
No.1001
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Yronwelie jonraalisten,
Vrouwelijke journalisten zijn bij ons te lande
nog dun gezaaid. Al is het aantal dames, die nu
en dan medewerken aan dagbladen of tijdschriften
legio, al heeft een onzer groote bladen eene cor
respondente naar Weenen gezonden, die van daar
uit geregeld hare brieven inzendt, vaste vrouwe
lijke journalisten zijn hier nog weinig of niet. Maar
in Engeland en Frankrijk, in Amerika vooral, zijn
er zeer vele en voor haar die meenen mochten
dat een weinig talent, een weinig gemakkelijkheid
in bet stellen, en veel goede wil voldoende zijn
om eene journaliste te vormen, kan het zijn nut
hebben kennis te nemen van eenige wenken, die
eene harer Amerikaansche zusteren, zelve het vak
machtig, ten beste geeft.
Bij vergelijking gesproken, is de vrouwelijke
journaliste een product van den laatsten tijd, voort
gesproten uit hare behoefte aan werk en bruikbaar
naarmate er vraag is naar hare diensten. Hare
positie is geene sinecure. Niet dat haar werk
harder is dan dat van den middelmatigen man in
gelijke betrekking, maar eenvoudig omdat, wegens
Baar vrouwelijk temperament, zij moeilijkheden en
hinderpalen ontmoet, die niet binnen de ervaring
van het sterker geslacht vallen.
New-York is vol van jonge vrouwen, probeerend
om vooruit te komen" in dit vak. Van alle zijden
komen zij er haar geluk zoeken in het nog onbe
proefd strijdperk der omstandigheden. Eenige harer
hebben misschien beschrijvende artikelen geleverd
in provinciale bladen, terwijl zij nog in liet veilig
Ouderlijk nest waren, waardoor zij op de plaats
harer inwoning lauweren hebben verworven en
den indruk gekregen, dat voor de couranten te
schrijven iets vrij gemakkelijks is. Andere zagen
misschien een paar korte schetsen opgenomen in
een goed blad in de hoofdstad, waarvan de natuur
lijkheid en de locale tint de beste aanbeveling
waren, terwijl nog andere bij toeval het vak van
schrijfster hebben opgevat, als harde noodzakelijk
heid haar dwong om wat te gaan verdienen. Daar
zij geen bepaald talent voor een bijzonder soort
van werk toonden, komt men tot de conclusie dat
men het wel eens met schrijven zou kunnen
probeeren, daar goede vrienden het feit in herinnering
brachten, dat zij altijd zulke aardige brieven
schreven."
Teleurstelling en ontmoediging, met slechts nu
en dan eenig succes, zijn haar aller deel, tot zij
als het ware hare sporen hebben verdiend, zij
zichzelven goed beginnen te verstaan en ontwaken tot
het besef van haar eigen beperktheid en de ge.
beurlijkheden van den toestand.
De schrijfster die met zooveel gevoel kon uit
weiden over de schoonheid der rozen in Juni en
de tinten van den zonsondergang op het meer,
ontdekt dat ongevoelige uitgevers niets geven om
mooie frases en fraaie beelden. De enthusiaste, die
het schrijven om zichzelf liefheeft, bevindt dat het
kleine hoekje van den aardbol dat zij kent en
waarover zij schrijven kon, wat algemeene belang
rijkheid aangaat, slechts staat als een molshoop
tegenover een berg, vergeleken met het leven en
de bedrijvigheid der groote wereld die trilt in de
hoofdstad. Wat betreft het meisje, //dat zulke aar
dige brieven kon schrijven" haar weg is eveneens
moeilijk, maar daar zij niet zulke hooge aspiraties
heeft als de anderen, zijn hare teleurstellingen niet
zoo grievend en hare ontgoochelingen minder bit
ter. Is zij gelukkig genoeg om gezond verstand
te bezitten en eene aantrekkelijke persoonlijkheid,
dan //komt zij op haar pooten terecht', zooals men
zegt, doet routine werk voor eene vaste som per
week en vecht niet meer tegen het lot.
//Hoe kan ik leeren om journaliste te worden?"
vroeg een jong meisje aan een uitgever die haar
gehoor verleende.
De man van ondervinding keek belangstellend
naar het smeekend gelaat en aarzelde te ant
woorden.
Het is geen vak dat men iemand leeren kan," zei
hij eindelijk, hoewel er veel in te leeren valt.
Wij kunnen u helpen in het technisch gedeelte,
u wijzen hoe gij goede kopy kunt schrijven]; maar
het verdere hangt van uzelve af. Gij moet denk
beelden halen uit de wereld om u heen, onder
werpen afleiden uit uwe kennis van hetgeen de
menschen interesseert. De lucht vloeit over van
onderwerpen," voegde hij er aanmoedigend bij,
terwijl hij zich terugtrok in zijn heiligdom.
De lucht vloeit over van onderwerpen," peinsde
het meisje, toen zij weer op straat liep. Maar voor
haar was er niets dan de wind die waaide en de zon
die scheen en een eindelooze menigte menschen
rijtuigen en ratelende wagens die her- en der
waarts gingen in verschillende richtingen, en
ondertusschen moest zij leven en bestaan en geld genoeg
verdienen om iedere week haar kost te betalen.
Hier is eene vraag voor u om te beantwoorden,"
zei de uitgever tot eene schrijfster, wier brein ge
scherpt was door er vijftien maanden lang allerlei
denkbeelden in op te nemen. Een meisje vraagt
hoe zij journaliste worden kan."
Zijne toehoorster glimlachte geheimzinnig. Ik
zou haar eenige eigenschappen kunnen noemen die
onontbeerlijk zijn," zei ze, ,/eenige hoedanigheden
die zij of nu reeds bezitten moet, of verkrijgen
vóór zij slagen kan."
Wat zijn die?" zei de uitgever.
//In de allereerste plaats dan, geduld,
onuitput'telijk geduld; vervolgens onveranderlijke opge
wektheid en beminnelijkheid en eene zekere mate
van tact en onderscheidingsvermogen. Als zij heel
bevattelijk is, en de gave heeft om van alles den
lichtkant te zien, zooveel te beter. Alle overge
voeligheid die misschien in haar huist, moet zij
afschudden en in plaats daarvan aankweeken eene
absolute onverschilligheid voor stootjes of ontmoe
diging van elke soort, hoewel goede smaak en ver
fijnde manieren haar van veel dienst zullen zijn.'
//Gij hebt geen bekwaamheid gevoegd bij de lijst
harer eigenschappen."
//Dat heb ik vergeten, maar dat spreekt natuur
lijk van zelf. En wat hare houding aangaat, zoo
moet zij afstooten terwijl zij. aantrekt en hoewel
bescheiden en zonder pretensie, moet zij toch waar
digheid genoeg bezitten om opgemerkt te worden.
Nog iets zeer belangrijks is volharding taaie,
aanhoudende volharding van de soort die nooit
een denkbeeld los laat of zij moet er alles uitge
haald hebben. Als het jonge meisje deze hoeda
nigheden bezit, met eene sterke gezondheid, dan
zal zij slagen. Maar wee haar! zoo zij behoort
tot de ongelukkigen voor wie eene roos niets meer
is dan eene roos, bij wie voorwerpen en gebeur
tenissen geenerlei gedachten wekken. Het ware
haar beter dat er een molensteen om haar hals
werd gehangen, dan dat zij probeeren zou om met
journalistiek haar brood te verdienen.
Als de vrouwelijke journaliste ongetrouwd is,
woont zij boven in een goed pension of op de
tweede verdieping van een minder goed, of anders
woont zij samen met eene andere zwerveling en
de twee leven samen, zorgend voor hare eenvou
dige, huiselijke behoeften en ruimschoots gelegen
heid vindend om de gave in praktijk te brengen
van overal den lichtkant op te zoeken. Als zij
getrouwd is, wint zij veel door die huiselijke ban
den, maar verliest toch ook iets, daar zij altijd er
aan denken moet hoe het met de kinderen gaat en
of de meid hare orders omtrent het eten wel ont
houden heeft.
Voor de gevestigde journaliste is echter de
quaestie wat zij eten en waarmee zij zich kleeden
zal iets dat zij beschouwt als niet te behoorentot
de hoofdzaak van haar leven. Zij gebruikt hare
maaltijden als zij ze krijgen kan, nu hier dan daar,
tusfchen een gedrang van half uitgehongerde kler
ken en bedienden, de een nog begeeriger dan de
ander om maar gedaan te hebben en weer weg te
kunnen gaan. Daar zij geen tijd over heeft voor
het eindelooze aanpassen bij de japonnenmaakster,
koopt zij hare kleeren klaar in den winkel en
hoewel zij het resultaat betreurt als zij haar beeld
in den spiegel ziet weerkaatst, vergeet zij die
teleurstelling spoedig als zij weer wordt bezig ge
houden door haar werk. Zij heeft de hulp eener
naaister noodig om hare rokken opnieuw te boor
den en ontbrekende knoopen aan te zetten en ter
wijl hare zusters, die er den tijd voor hebbeu, 't
een of ander fijn toiletartikel vervaardigen, dat
haar nog meer frischheid en bekoorlijkheid zal
verleenen, is zij geheel verdiept in beschouwingen
over hetgeen zij gebruiken kan voor haar couran
tenartikel.
Matinees bezoekt zij van tijd tot tijd evenals
familiaire bijeenkomsten met verwante zielen in baar
eigen departement; nu en dan neemt zij deel aan
een feestelijk dinertje of lunch en doet alsof zij
voor 't oogenblik alle studie aan den kant heeft
gezet.
Maar al dien tijd voelt zij dat al dergelijke din
gen slechts schaduwen zijn van hetgeen zij zou
willen vasthouden. Van boeken houdt zij veel
en zij geniet er van als zij er tijd voor heeft,
maar het ne boek, dat zij zoo vlijtig leest, het
boek der menschelijke natuur, van uitvindingen,
hulpmiddelen, gelegenheden en beperkingen, neemt
hare aandacht zoodanig in beslag, dat alle boeken
met handen gemaakt, er bijna door worden uitge
sloten, al zijn er in het eerste bladzijden die zij
niet verstaat.
Hier, daar en overal doorzoekt de vrouwelijke
journaliste alle hoogten, laagten en diepten om
dat mysterieuse artikel te vinden, stof" genaamd,
dat het geraamte vormen moet voor hare haastige
schetsen, schetsen die in druk zullen verschijnen
gedurende enkele korte uren om dan te verdwijnen
in de vergetelheid. In alles meent zij stof" te
vinden. Stof zweeft boven de stoffige trappen waar
mee zij de bovenste verdiepingen beklimt van
hooge gebouwen en in de vochtige atmosfeer
van donkere souterrains. Stof is te vinden in de
smaakvolle salons der rijken en verbergt zich ach
ter de schermen der schouwburgen. Stof zweeft
haar tegemoet over de toonbanken der winkeliers,
in de bloemenwinkels, te midden van het luid
ruchtig geraas der fabrieken. Zij haalt die van
de lippen van den predikant, den geneesheer, den
onderwijzer, den bankier en den sportsman. Zij
wenkt haar toe uit kantoren, uit kapperswinkels,
uit vrouwen-clubs, uit leesbibliotheken, van het
bal, de wielrijdersbaan en de manege. Dag uit
dag in achtervolgt zij die, soms geheel te vergeefs,
's avonds ontmoedigd en teleurgesteld terugkeerend
naar hare kamers, om 's morgens vroeg weer op
te staan en denzelfden buit te gaan zoeken op een
nieuw spoor. Dikwijls gebeurt het dat, na zorg
vuldig en aanhoudend zoeken, de stof die zij ont
dekt onbruikbaar" blijkt en er is geen
veelbeteekenender uitdrukking iu de taal voor den
jachtmaker op nieuwtjes. Kalm en vasthoudend volgt
zij haar moeilijken weg, tevreden als zij deze week
evenveel geld verdient als de vorige of maar een
weinig meer het vertrouwen wint van het dag
blad dat zij dient.
Zij brengt een systeem van geestelijke gymnas
tiek in praktijk, waarvan variatie het
hoofdvereischte is. Nu eens moet zij uitweiden over de
verdiensten van gaskachels, dan weer worden deze
verdreven uit haar geest door de vurige begeerte
om uit te vinden welk soort van blanketsel het
meest wordt gebruikt, of te ontdekken of er eenige
kans is dat vrouwen aan den zak in hare kleedereu
eene verstandige plaats zullen geven. Zij staat
's morgens vroeg op om een man te gaan zoeken,
wiens adres onzeker is en die als hij gevonden is,
haar misschien de gewenschte inlichtingen weige
ren zal en de middag ziet haar zwerven door de
parken en aan den oever der stroomen om de
kinderen te zien stoeien op het ijs. Al deze en
tallooze andere onderwerpen nemen al hare krach
ten in beslag, met uitsluiting van de geueuchten
van het vleesch of de begeerten van den geest;
als zij niet slaagt in het vinden van de begeerde
.stof' verzinkt zij in de diepste diepten van wan
hoop, terwijl de goedkeuring van den redacteur
haar hoogste geluk uitmaakt.
En wat weegt daar nu tegen op?'; zal men
vragen. Staat er dan niets tegenover al dat getob ?"
Zeer zeker, daar is het tegenwicht dat het
natuurlijke gevolg is van krachtige, onvermoeide
inspanning en het bewustzijn dat men, in zekere
mate, alle zelfverweekelijking den baas is geworden.
De journalistiek oefent den blik en het brein en
verruimt den geest. De vrouwelijke journaliste
zal misschien soms het gevoel hebben, dat haar
leven, uit een maatschappelijk oogpunt, beperkt
en afgesloten is en zij zelve zal wellicht minder
conventioneel, minder verslaafd aan allerlei vrou
welijke zwakjes en snufjes zijn, dan vóór zij de
wereld van alle kanten bekeek ; maar zij stelt nu
belang in duizenden diagea die vroeger waarde
noch beteekenis voor haar hadden en zij verstaat
het leven op andere wijze, het beteekent meer voor
haar, zij beschouwt het meer objectief dan zij ooit
zou gedacht hebben, terwijl zij de verschillende
phases er van nog niet kende en de moeilijkheden
er van niet had doorgemaakt.
H. M. K.
Mrs. McKinley en Irs. Bryan.
Zooals men weet, zrjn voor de verkiezing van
een president der Vereenigde Staten in November,
de twee belangrijke candidaten de H.H. McKinley
en Bryan; gedurende de twee eerste maanden
worden van beide zvjden alle krachten ingespan
nen om de overwinning te bereiken. Naar gemeld
wordt zullen de vrouwen der beide candidaten
machtige helpsters zijn in dien strijd; ofschoon
in geheel ongelijke omstandigheden. De vrouw
van den republikeinschen candidaar, mrs. Mc
Kinley, is evenals hij, niet jong meer; zij komt
niet van haar ziekenstoel, haar beide kinderen
zijn gestorven en zij lijdt aan eene zenuwziekte,
die haar iederen stap pijnlijk maakt. Maar zij is
zeer talentvol, zeer intelligent, en vol geestdrift
voor haar man's theorieën. Vóór haar trouwen
was Ida Saxton eene «modern woman" zoo sterk
als ze er maar in Amerika gevonden worden; ze
had in Europa gereisd, en verdiende haar inko
men als kassier in haar vader's bank. Het was
zelfs door het loketje van haar kassiershokje, dat
hare helder blauwe oogen het eerst den man
zagen, die haar waarschijnlijk Lady van het Witte
Huis te Washington zal maken. Het huwelijk
werd in 1871 gesloten. McKinley heeft voor
haar eene ridderlijke, hartelijke toewijding, en
geeft haar zooveel tijd als de eisehen van zijne
politieke loopbaan toelaten.
Mrs. Bryan daarentegen, de vrouw van den
jongen, schitterenden candidaat der democraten,
is nog geen dertig jaar. Zij heeft vier kinderen,
maar is toch de onafscheidelijke gezellin van
haren man geweest in zijne korte, maar won
derlijk fortuinlijke politieke loopbaan. Men be
weert dat zij niet weinig aandeel heeft in het
samenstellen van de electriseerende speechen, die
hij met zooveel virtuositeit uitspreekt, en alleen
wanneer zij er bij was, behaalde hij zijn grootste
successen, /ij is, evenals mrs. McKinley
zeer ontwikkeld; zij was onderwijzeres in den
zelfden tijd toen haar man schoolmeester was.
Hun huwelijk was een huwelijk uit liefde tusschen
'l heel jonge lui; en mrs. Bryan legde zich er
dadelijk op toe, haren man te helpen in zijn vak.
Zij ging in de rechten studeeren, werd tot de
balie toegelaten en haar positie als de goede
genius van haar man werd zoo algemeen erkend,
dat bij de eindstemming te Chicago, zijn aan
hangers zich met bijna bijgeloovige omzichtigheid
van stemmen onthielden, tot mrs. Bryan in de
zaal was. Toen Bryan haar zag komen, glim
lachte hij en zeide tot zijn vrienden: »Nu kunnen
we stemmen, onze Mascotta is er."
HoiiqiHtlten maliën in Jajxin. JMcusuï.
In XieiUK-Zedand. Zingen en
fietsen, Recept.
Van de bekoorlijke Japansehe kunst zal nu
de fleur wel afgaan, daar ze een wetenschap gaat
worden. Aan de Sorbonne is er een leerstoel
voor opgericht, en reeds is er een doctoraat in
de letteren behaald door den heer Michel Revon,
op twee dissertaties, een in het Latijn over het
bouquetten maken der Japansehe meisjes, en eene
in het Fransch over de kunst van den schilder
Ilokusaï. Michel Revon is professor in de rechten
aan de universiteit te Tokio, maar wat hij zegt
over de bloemen in Japan is in.'t geheel niet
dor-juridisch.
De kunst om bouquetten te maken wordt in Japan
hooger geacht dan poëzie of muziek. In de
opvoeding der jonge meisjes bekleedt zij onge
veer de plaats die bij ons aan pianospelen gegeven
wordt; maar ook geletterden, priesters en groote
heeren wijden zich er aan, en als een Japansch
minister zich aan de staatszaken onttrekt, betee
kent dat, dat hij zijn dagen gaat doorbrengen
met bouquetten maken. Die kunst is de bron
van deugd en geluk. Zij is van godsdienstigen
oorsprong, zooals de Grieksche tragedie en de
beeldhouwkunst. Maar zij heeft heel wat gecom
pliceerder regelen dan die van de drie eenheden,
er zijn er een '20.000, zoodat Aristoteles er zeker
in verward zou zijn geraakt. De heer Miehel
Revon geeft ze niet alle, maar resumeert toch
eenige grondbeginselen.
De Japansehe ruiker moet vooreerst een model
van schoonheid en losheid zijn. Terwijl men in
Europa de stelen, verminkt en tegen elkaar ge
kneusd, als houvast laat dienen, terwijl de bladen
worden afgerukt en de bloemen op een hoop
gebonden, neemt de Japansehe artist de takken
zooals de natuur ze hem geeft, plaatst ze in de
vaas en buigt en groepeert ze dan, volgens de
regelen der kunst, zoodat ze een samenstel van
harmonische en kunstige lijnen vormen. Groene
planten, bamboestengels, dennetakken, worden
als bloemen beschouwd en waarom niet 'l Vaak
spelen de bladen in een bouquet grooter rol dan
de bloemen. Geheel veroordeeld zijn symetrie
en banden, omdat beide in strijd zijn met de
natuur. Ook de roos wordt veracht, omdat hare
lynen en profil niet mooi zijn. Boven alles
stelt men in Japan den kerseboom om de
gracieuse buiging van zyn takken en het fijne bleeke
rose van zijn bloemen. De kerseboom wordt
gekweekt om de bloemen; de kers wordt weinig
gegeten.
Revon had over Japan ook de woorden van
Pierre Loti aangehaald, over een lotusbouquet :
»Het waren late Septemberbloemen; in dit saizoen
worden ze zeldzaam, kosten veel geld en wiegen
zich op langer stelen. Chrysanthème had aan de
waterplanten haar groote bladen gelaten, van
droevig zeegroen en ze gemengd met tengere
riethalmen. Als ik er naar kijk, denk ik met
eenigen spot aan de groote ronde ruikers, als
bloemkoolen, die onze bouquetières in Frankrijk
maken, met een rand van wit papier en uitge
slagen kanten er om heen."
Bij het bespreken van de thesis in de faculteit is
er een beetje tegen de bewering van Pierre Loti
geprotesteerd; de professoren hebben doen uit
komen dat niet alle bouquetten meer op bloem
koolen geleken en dat de Europeesche bloemisten
tegenwoordig corbeilles samenstellen even gracius
van bouw, even los en bekoorlijk als de Japansehe,
die soms eer op takkebossen of bezems dan op
bloemruikers geleken.
In de tweede dissertatie beweerde Devon, dat
Ilokusaï, die door de »Japonisants" in Europa,
in de eerste plaats door de Goncourt, zoo hoog
geprezen wordt, in Japan zalf lang niet tot de
eersten wordt gerekend. Evenals het
bloemenschikken heeft ook het teekenen in Japan
zijn grondstellingen, en deze kent Ilokusa
naar den zin der Japansehe geletterden niet
genoeg, of hij verwaarloost ze. Voor hen is hij
een kladder, een waaghals, een vulgair en grof
kunstenaar, een reclamemaker, die den bijval der
menigte zoekt, maar den kieschen lof der ken
ners verbeurt Naar aanleiding dezer stelling ont
spon zich in de faculteit een lang debat over
kunst en aesthetica, waaraan vooral profi'.
Lemonnier, Larroumet en Séailles deelnamen, en waarin
de heer Revon nogal ruw onderhanden werd
genomen. Dit kon hem niet verwonderen na een
phrase als deze : »Als een oude Griek weer op
de wereld kwam, zou hij in ons vreemdelingen,
in de Japanners broeders weervinden".
* *
-XZooals meri weet, hebben in Nieuw-Zeeland de
vrouwen het stemrecht en het recht om gekozen
te worden. Curieus is het, dat deze verandering
in de landswet indertijd niet als afzonderlijk
vraagpunt aan de kiezers is voorgelegd geworden,
maar als een gewone wet, toen er eene meerder
heid voor aanwezig was, is doorgegaan. De
NieuwZeelandsche constitutie schijnt zooiets toe te laten.
Het resultaat is niet, zooals in Europa wel
eens gevreesd wordt, eene overwinning der
reactie geweest. Toen de geestelijkheid het
nationale stelsel van kosteloos, verplicht
engodsdienstloos onderwijs wilde aanvallen, schaarden
de vrouwen zich aan de liberale zijde. In n
opzicht zijn zij wat tyranniek: haar streven is
een volkomen wettelijk verbod van alcoholgebruik,
maar naar het schijnt zijn de toestanden in
Australiëzoo erg, dat zij deze inquisitoriale
bemoeizucht bijna verklaren. Door haar hulp is
eene wet tot bescherming van jonge kinderen
aangenomen, eene verbodswet op kinderarbeid,
het aanstellen van vrouwelijke inspecteurs voor
krankzinnigengastichten, fabrieken, scholen enz.,
verbeteringen in de wetten op adoptie, op
industriescholen, en eene strenge wet tegen het houden
van slecht befaamde huizen.
Ook in South-Australia hebben de vrouwen
deel aan de wetgeving ; er waren bij de laatste
stemming 774J>(i mannelijke en !i!)()(Jtj vrouwelijke
kiezers. In Nieuw-Zeeland was de verhouding
bok 5 tot 4. Max O'Rell, de schrijver van Joltn
Huil et non le en verdere boeken over de
Engelsen sprekende wereld, heeft beweerd dat
de vrouwen het in Nieuw-Zeeland zoo bont ge
maakt hadden dat men haar het stemrecht weer
ontnomen had ; dit is niet zoo, en men begrijpt
hoe in Amerikaansche en Engelsche tijdschriften
de beleedigde dames hij had ook beweerd dat
alleen leelijke oude vrouwen aan de politiek
deden er met verontwaardiging tegen opkomen.
* *
De Londensche zangonderwijzers beweren dat
de veloeipède een machtig hulpmiddel is voor
den zang, omdat de longen er door verzuimd
worden. Mrs. Marion Veltrino, die reeds tal van
leerlingen aan de Londensche theaters heeft afge
leverd, heeft in St. James Hall eene conferentie
en concert gegeven, waarin zij een aantal van
haar leerlingen heeft laten optreden als bewijs
voor deze stelling. Eene jonge dame, die de studie
van den zang had moeten opgeven omdat zij geen
adem genoeg had, is na ijverig fietsen weer kunnen
beginnen en heeft nu een stem als een klok.
Mrs. Veltrino heeft eerst de fietsende zangers en
j zangeressen laten hooren en daarna de niet
fietsende; de eerste zongen onbetwistbaar mooier.
| Een niet-sympathiek verslaggever heeft ge
nsi| nueerd, dat Mrs. Veltrino misschien haar leer
lingen geen mooie stemmen gaf door ze te leeren
fietsen, maar alleen die fietsen leerde die mooie
stemmen hadden. Dit laatste is zeker gemak
kelijker.
# *
*
l''ih'l <lc bot: a f liéanmiyi'. Hiervoor behoeft men
niet eens filet te hebben; men snijdt van malsck
rundvleesch lapjes van li a l centimeter dik;
wrijft ze in met zout en peper; laat ze op een
sterk vuur drie minuten aan den eenen en vier
minuten aan den anderen kant roosteren, en
geeft ze met de volgende
]l<'<ti'iiuiin'-i«ins. In een kastrol roert men met
een houten lepel op heel zacht vuur vier lepels
olie, vier lepels water, een lepel azijn, wat zout,
peper, een lepel fijngehakte dragon
enviereierdooiers. De saus moet zoo dik worden als
mayonnaise. Voor zes personen is een kilo
vleesch voldoende.
E?e.