Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1002
dit museum van de Amstelkring wenden moet,
maar meer om als documenten en reliquien van
vervlogen tijden, in hun beste encadrement,
het huisje waarin zjj bewaard worden, uit een
t(jd van veel wederwaardigheden en kommer de
dingen van belang voor katholieke cultuur-ge
schiedenis te gaan zien.
(Slot VOlgt.) P. MOLKBKBOEB.
1) H. B. Klönne. Amstelodamensia, blz.
1262) idem. blz. 121.
3) idem. blz. 121.
Het Hollandsch Tooneelgezelschap, directeur
A. van Lier, zal voor het seizoen 1896?1897 als
volgt zijn samengesteld : Dames : mevr. Andr
Meuwissen, mevr. Buderman?v. Dijk (van af l
October), mij. 0. Klein, mevr. de laMar Kley,
mevr. v. Nieuwland Koning, mevr. l'oons?v.
Biene, mej. v. Waardt. Heeren : Buderman,
Delmonte, v. d. Hout, Kaart, Kreeft, Iscuard van
Lier, v. Nieuwland, Onstee, v. Veelen, Wagemans.
Hoofdregisseur : Iscuard van Lier ; kapelmeester :
T. W. Timmer; costumier: W. N. Mulder.
Het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem
werd gedurende de maand Augustus bezocht door
718 personen.
Door de bizondere welwillendheid van H. M.
de Koningin-Regentes werd het bestuur in de
gelegenheid gesteld om gedurende eenige dagen in
genoemd Museum tentoon te stellen de kunstvoor
werpen in zilver, die H.H. M.M. werden
aangebo4en als huldeblijken bij het bezoek van
H.H. M.M. aan Zwolle en Maastricht. De ten
toonstelling dezer kunstvoorwerpen, die door den
heer Brom te Utrecht werden vervaardigd, zal van
G tot 14 September a.s. plaats hebben.
De lessen der aan het Museum verbonden school,
voor Kunstnijverheid zijn den Ie September we
der hervat. Nieuwe leerlingen uit Haarlem, Arn
hem, Zandpoort, Zaandam en Zandvoort werden
ingeschreven. Weldra zal met de zoo zeer
gewenschte uitbreiding der schoollokalen een be
gin worden gemaakt. Bij de school zal worden
aangebouwd een bijgebouw bevattende acht prach
tige zalen, die uitsluitend voor de afdeeling tee
kenen en schilderen zullen worden gebruikt, een
bizondere afdeeling zal worden ingericht voor
het teekenen en schilderen naar het levend
model Door deze uitbreiding zullen ver
der betere schoollokaliteiten beschikbaar zijn
voor de ornamentale afdeeling dar decora
tieschilders, en de afdeeling der modeleurs en
beeldhouwers ; tevens zal een lokaliteit beschik
baar kunnen gesteld worden voor de uitbreiding
der boekerij. Deze boekerij zendt, zooals bekend
is, boek- en plaatwerken, betrekking hebbende
op het kunstambacht, gratis door het geheele
land.
Bij de firma E. J. v. Wisselingh & Co., Spui
23, is tentoongesteld een teeken ing van H. Val
kenburg »Het sterfhuis" en voor het zijraam een
teekening van G. H. Breitner «Cavalerie."
De pscMeflenis van Jeanne d'Arc.
Er is in de laatste jaren veel geschreven over
de Jonkvrouw van Orleans. De oude geschie
denis door een ieder op school of waar ook ge
hoord, is door vele vorschers weder onderhanden
genomen en aan de documenten getoetst. En
wat was de uitkomst ? Bleek het dat de geschie
denis een legende was en de glorievolle Maagd
een schepping der opgewonden volksfantasie'? Is
het noodig geworden de historie wederom van
een ingeslopen fabel te reinigen V Hoort de
Jonkvrouw met den moed van een held, de
kracht van een veroveraar, de wijsheid van een
grijsaard, de vroomheid van een heilige, de schoon
heid, de bescheidenheid, de reinheid, de teeder
heid van een godgewijde, de overtuiging van een
martelares, de ziening van een profeet, hoort zij
in de sprookjeswereld te huis 'i
Niets van dat alles. Van geen mensch die
leefde, is het leven zoo goed uit documenten be
kend geworden als van de Jonkvrouw van Orleans,
en geen historicus is zoo positief en nuchter, of
hij moet het wonder van Jeanne d'Arc erkennen.
Dit is de uitkomst der historische kritiek en
zij roert veler harten. Want ook een schoone
fantaisie kan treffen, doch treffender nog is het
zoo wij van een schoon verhaal weten dat het
waar is, en wij woorden en daden der heldin uit
de documenten aannemen en tasten kunnen: wij
gevoelen dan dat er iets zeer groots en schoons
in het werkelijke leven bestaan kan.
Dit roert veler harten en ook het gemoed van
den humorist Mark Twain bleef niet ongedeerd,
en hij heeft getracht in een eenvoudige vertelling
den roem der waarachtige en heilige Jonkvrouw
naar het getuigenis der oorkonden te loven. 1)
Naar mijn meening is zijn verkondiging een
nuttig doch geen mooi boek. Een mooi boek
zou trillen van aandoening, zwaar zijn van pathos
en waardig in ontroering. Het was mogelijk ge
weest den knokigen middeneeuwschen stijl te
gebruiken, en Balzac heeft bewezen hoe men kan
uitgaan van de phrase der kroniekschrijvers en
plaats vinden voor woorden van aanbidding en
weemoed. Het was gewenscht, en min of meer
plicht geweest om den tijd der Jonkvrouw te
geven in al de ruwheid en beestachtigheid,
?waarvan Mark Twain zelf terloops spreekt, en
A, GrevensM, t
Calligraaf.
Vorst .Lotaoff. f
Prinses Heleua van Montenegro,
De Kroonprins van Italië,
zoo den stralenkrans nog meer te doen schitteren.
De geschiedenis van Jeanne d'Are is een heroïsch
verhaal, en met geen anderen dan een heroïschen
styl of een zeer poëtischen wordt haar de ver
heerlijking geschonken waarop zij recht heeft.
Maar zoo Mark Twain met zijn
negentiendeeeuwsch Britsch roman-realisme der Jonkvrouw
het hare niet geheel geeft, zijn vertelling is
redelijk onderhoudend en, naar het schijnt, met
geweten naar de documenten bewerkt. Als een
aangename geschiedbeschrijving van Johanna's
leven zal zijn boek door velen gelezen worden,
en aan velen veel goede inlichting over het won
der van Jeanne d'Arc verschaffen. Slechts heeft
men reden den schrijver zijn Anglische
kieschheid te verwijten, waar bij terloops slechts de
aanklacht van onkuischheid bespreekt. En toch
was het zeer noodig op dit punt uitvoerig te
zijn nu door Shakespeare de voorstelling populair
is dat Jeanne d'Arc niet alleen met den duivel
in betrekking stond doch ook een minnaar had,
en Schiller zoo al niet van onkuischheid, dan
toch van een verliefdheid gewaagt.
Inderdaad heeft men hier reden tot mopperen,
niet om het feit alleen, doch ook om de neiging,
waar het op wijst. In een heroïschen stijl had alles
kunnen gezegd worden, doch Mark Twain durft
het niet aan, de heroïsche voordracht. En niet,
naar ik mij verbeeld, in de eerste plaats uit gebrek
aan bekwaamheid, maar in de eerste plaats omdat
hij niet gelooft voor den heroïschen stijl een uit
gebreid publiek te vinden. Zelfs waar de stof
zoo wondervol is als haast geen tweede door de
historie geleverd, ziet hij slechts heil in de
alledaagscbe taal der alledaagsche romans, en richt
hij zich naar de eischen dor huiskamer.
Doch laat ons niet te lang mopperen. Indien
de dichter van Jeanne d'Arc komt, zullen wij
hem misschien weer andere dingen verwijten, en
vinden dat hij de historie niet getrouw genoeg is.
En naar het schijnt is Mark Twain bijna geheel
nauwkeurig in zijn relaas. En met al mijn respect
voor poëzie, ik twijfel er aan of het schoonste
gedicht op Jeanne d'Arc meer nut doet dan een
nuchter verhaal, indien het gedicht niet tevens
de overtuiging van het nuchtere gebeurd-zijn
geeft. Want schoone poëzie is er veel op de
wereld, maar van een historische episode, zóó
groot, zóó miraculeus en tevens zóó onbetwist
baar gestaafd, zou ik niet gauw een tweede voor
beeld kunnen vinden, en ik acht het van groot
belang, dat het geloof aan het wonder van Jeanne
d'Arc een bestanddeel van het historisch inzicht
van allen wordt.
Want zeer zeker is het goed bij het onder
zoeken en verhalen der historie zijn kalmte te
bewaren, voorzichtig te zijn en zelfs
achterdoohtig tegenover fabelachtige berichten, dat men
niet het slachtoffer worde van leugenaars, fan
tasten, domoors en primitieven. Nuchterheid is
een deugd van hem die geschiedenis onderzoekt
en voordraagt, doch men zij niet al te nuchter.
Men ontkenne niet van te voren de mogelijkheid
van feiten, die aan ons kalme verstand wonder
baarlijk toeschijnen, met hoeveel bezadigdheid
men zulke feiten ook moet onderzoeken. Men
beroepe zich niet op het rationeele om te
betoogen dat wonderen onmogelijk zijn; want ratio
neel is het, dat wonderen schaarsch zijn, en wat
schaarsch is kan men niet goed plaatsen in het
schema van de meerderheid onzer ervaringen.
Nu heeft de historische kritiek veel
wonderbaarlijks uit de geschiedenis geschrapt, en het
gansche vak is een nuchtere leering geworden.
Doch daarom juist is het goert dat een onbe
twistbaar feit ons het onvolledige der nuchterheid
leert, en ons dwingt het wondervolle ook met ons
gezoi.d menschenverstand te erkennen. En die
dienst bewijst ons de geschiedenis der Jonkvrouw
van Orleans.
Als ik van haar wonder spreek bedoel ik nog
niet eenmaal haar ethische schoonheid, haar moed,
haar reinheid, haar bescheidenheid, haar
teederheid. Die bedoel ik hier nog niet eenmaal, want
naast de zwartgalligen staat tot hun ergernis nog
een overgroote schare van optimisten, die geen
geschiedboek noodig hebben om aan het bestaan en
bestaan-hebben van brave menschen te gelooven.
Maar ik bedoel twee dingen, Jeanne's bekwaam
heid in oorlog en diplomatiek en pleiten, en haar
voorzieningsgave.
De eerste kon men nog een wonder
bij-wijzevan-sprekon noemen, en terugbrengen tot een
rubriek, die reeds verscheidene gevallen bevat,
de rubriek van wat men noemt wonderkinderen.
Van Ihigo de (.ïroot, van Pascal, van Mozart zijn
verhalen bekend en aangenomen, en in onze dagen
ontbreekt het niet aan kinderen van een onge
meen talent. Men kan ook als volkomen nuchter
mensch gelooven dat Jeanne d'Arc een zeer bij
zonderen aanleg had om de taktiek van krijg en
staatkunde te doorgronden en te leeren; men
kan ook gelooven, dat zij door haar heftig ver
langen <>m te begrijpen en te kunnen, in een.
als ik het zoo noemen mag, in een zeer bijzondere
gevoeligheid van verstand geraakt was.
Iets van denzelfden aard, maar toch een graad
geheimzinniger, is Jeanne's behendigheid tegen
over de rechtbank te Amiëns. Vele dagen aan
een is zij vele uren aaneen door zestig en later
door twaalf der meest geleerde juristen en theo
logen aan strikvragen onderworpen, en zoo goed
wist zij die te ontwijken, dat het alleen door de
oneerlijkheid der juryleden gelukt is een uitge
breide beschuldiging uit te spreken.
Maar wat veel gelijkt op een wonder in den
waren zin des woords is haar gave van voor
spellen. Of zal men ook hierin rationalist kunnen
zijn? Zal men zeggen, dat de dingen die komen
hun wortels in het nu hebben, gelijk het nu de
takken bevat van wat was V Dat Jeanne d'Arc
slechts een uiterst scherpe vaardigheid had om.
Stnöies in expressiou Li-Hiini-Cnaus,