De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 6 september pagina 6

6 september 1896 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1002 dit museum van de Amstelkring wenden moet, maar meer om als documenten en reliquien van vervlogen tijden, in hun beste encadrement, het huisje waarin zjj bewaard worden, uit een t(jd van veel wederwaardigheden en kommer de dingen van belang voor katholieke cultuur-ge schiedenis te gaan zien. (Slot VOlgt.) P. MOLKBKBOEB. 1) H. B. Klönne. Amstelodamensia, blz. 1262) idem. blz. 121. 3) idem. blz. 121. Het Hollandsch Tooneelgezelschap, directeur A. van Lier, zal voor het seizoen 1896?1897 als volgt zijn samengesteld : Dames : mevr. Andr Meuwissen, mevr. Buderman?v. Dijk (van af l October), mij. 0. Klein, mevr. de laMar Kley, mevr. v. Nieuwland Koning, mevr. l'oons?v. Biene, mej. v. Waardt. Heeren : Buderman, Delmonte, v. d. Hout, Kaart, Kreeft, Iscuard van Lier, v. Nieuwland, Onstee, v. Veelen, Wagemans. Hoofdregisseur : Iscuard van Lier ; kapelmeester : T. W. Timmer; costumier: W. N. Mulder. Het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem werd gedurende de maand Augustus bezocht door 718 personen. Door de bizondere welwillendheid van H. M. de Koningin-Regentes werd het bestuur in de gelegenheid gesteld om gedurende eenige dagen in genoemd Museum tentoon te stellen de kunstvoor werpen in zilver, die H.H. M.M. werden aangebo4en als huldeblijken bij het bezoek van H.H. M.M. aan Zwolle en Maastricht. De ten toonstelling dezer kunstvoorwerpen, die door den heer Brom te Utrecht werden vervaardigd, zal van G tot 14 September a.s. plaats hebben. De lessen der aan het Museum verbonden school, voor Kunstnijverheid zijn den Ie September we der hervat. Nieuwe leerlingen uit Haarlem, Arn hem, Zandpoort, Zaandam en Zandvoort werden ingeschreven. Weldra zal met de zoo zeer gewenschte uitbreiding der schoollokalen een be gin worden gemaakt. Bij de school zal worden aangebouwd een bijgebouw bevattende acht prach tige zalen, die uitsluitend voor de afdeeling tee kenen en schilderen zullen worden gebruikt, een bizondere afdeeling zal worden ingericht voor het teekenen en schilderen naar het levend model Door deze uitbreiding zullen ver der betere schoollokaliteiten beschikbaar zijn voor de ornamentale afdeeling dar decora tieschilders, en de afdeeling der modeleurs en beeldhouwers ; tevens zal een lokaliteit beschik baar kunnen gesteld worden voor de uitbreiding der boekerij. Deze boekerij zendt, zooals bekend is, boek- en plaatwerken, betrekking hebbende op het kunstambacht, gratis door het geheele land. Bij de firma E. J. v. Wisselingh & Co., Spui 23, is tentoongesteld een teeken ing van H. Val kenburg »Het sterfhuis" en voor het zijraam een teekening van G. H. Breitner «Cavalerie." De pscMeflenis van Jeanne d'Arc. Er is in de laatste jaren veel geschreven over de Jonkvrouw van Orleans. De oude geschie denis door een ieder op school of waar ook ge hoord, is door vele vorschers weder onderhanden genomen en aan de documenten getoetst. En wat was de uitkomst ? Bleek het dat de geschie denis een legende was en de glorievolle Maagd een schepping der opgewonden volksfantasie'? Is het noodig geworden de historie wederom van een ingeslopen fabel te reinigen V Hoort de Jonkvrouw met den moed van een held, de kracht van een veroveraar, de wijsheid van een grijsaard, de vroomheid van een heilige, de schoon heid, de bescheidenheid, de reinheid, de teeder heid van een godgewijde, de overtuiging van een martelares, de ziening van een profeet, hoort zij in de sprookjeswereld te huis 'i Niets van dat alles. Van geen mensch die leefde, is het leven zoo goed uit documenten be kend geworden als van de Jonkvrouw van Orleans, en geen historicus is zoo positief en nuchter, of hij moet het wonder van Jeanne d'Arc erkennen. Dit is de uitkomst der historische kritiek en zij roert veler harten. Want ook een schoone fantaisie kan treffen, doch treffender nog is het zoo wij van een schoon verhaal weten dat het waar is, en wij woorden en daden der heldin uit de documenten aannemen en tasten kunnen: wij gevoelen dan dat er iets zeer groots en schoons in het werkelijke leven bestaan kan. Dit roert veler harten en ook het gemoed van den humorist Mark Twain bleef niet ongedeerd, en hij heeft getracht in een eenvoudige vertelling den roem der waarachtige en heilige Jonkvrouw naar het getuigenis der oorkonden te loven. 1) Naar mijn meening is zijn verkondiging een nuttig doch geen mooi boek. Een mooi boek zou trillen van aandoening, zwaar zijn van pathos en waardig in ontroering. Het was mogelijk ge weest den knokigen middeneeuwschen stijl te gebruiken, en Balzac heeft bewezen hoe men kan uitgaan van de phrase der kroniekschrijvers en plaats vinden voor woorden van aanbidding en weemoed. Het was gewenscht, en min of meer plicht geweest om den tijd der Jonkvrouw te geven in al de ruwheid en beestachtigheid, ?waarvan Mark Twain zelf terloops spreekt, en A, GrevensM, t Calligraaf. Vorst .Lotaoff. f Prinses Heleua van Montenegro, De Kroonprins van Italië, zoo den stralenkrans nog meer te doen schitteren. De geschiedenis van Jeanne d'Are is een heroïsch verhaal, en met geen anderen dan een heroïschen styl of een zeer poëtischen wordt haar de ver heerlijking geschonken waarop zij recht heeft. Maar zoo Mark Twain met zijn negentiendeeeuwsch Britsch roman-realisme der Jonkvrouw het hare niet geheel geeft, zijn vertelling is redelijk onderhoudend en, naar het schijnt, met geweten naar de documenten bewerkt. Als een aangename geschiedbeschrijving van Johanna's leven zal zijn boek door velen gelezen worden, en aan velen veel goede inlichting over het won der van Jeanne d'Arc verschaffen. Slechts heeft men reden den schrijver zijn Anglische kieschheid te verwijten, waar bij terloops slechts de aanklacht van onkuischheid bespreekt. En toch was het zeer noodig op dit punt uitvoerig te zijn nu door Shakespeare de voorstelling populair is dat Jeanne d'Arc niet alleen met den duivel in betrekking stond doch ook een minnaar had, en Schiller zoo al niet van onkuischheid, dan toch van een verliefdheid gewaagt. Inderdaad heeft men hier reden tot mopperen, niet om het feit alleen, doch ook om de neiging, waar het op wijst. In een heroïschen stijl had alles kunnen gezegd worden, doch Mark Twain durft het niet aan, de heroïsche voordracht. En niet, naar ik mij verbeeld, in de eerste plaats uit gebrek aan bekwaamheid, maar in de eerste plaats omdat hij niet gelooft voor den heroïschen stijl een uit gebreid publiek te vinden. Zelfs waar de stof zoo wondervol is als haast geen tweede door de historie geleverd, ziet hij slechts heil in de alledaagscbe taal der alledaagsche romans, en richt hij zich naar de eischen dor huiskamer. Doch laat ons niet te lang mopperen. Indien de dichter van Jeanne d'Arc komt, zullen wij hem misschien weer andere dingen verwijten, en vinden dat hij de historie niet getrouw genoeg is. En naar het schijnt is Mark Twain bijna geheel nauwkeurig in zijn relaas. En met al mijn respect voor poëzie, ik twijfel er aan of het schoonste gedicht op Jeanne d'Arc meer nut doet dan een nuchter verhaal, indien het gedicht niet tevens de overtuiging van het nuchtere gebeurd-zijn geeft. Want schoone poëzie is er veel op de wereld, maar van een historische episode, zóó groot, zóó miraculeus en tevens zóó onbetwist baar gestaafd, zou ik niet gauw een tweede voor beeld kunnen vinden, en ik acht het van groot belang, dat het geloof aan het wonder van Jeanne d'Arc een bestanddeel van het historisch inzicht van allen wordt. Want zeer zeker is het goed bij het onder zoeken en verhalen der historie zijn kalmte te bewaren, voorzichtig te zijn en zelfs achterdoohtig tegenover fabelachtige berichten, dat men niet het slachtoffer worde van leugenaars, fan tasten, domoors en primitieven. Nuchterheid is een deugd van hem die geschiedenis onderzoekt en voordraagt, doch men zij niet al te nuchter. Men ontkenne niet van te voren de mogelijkheid van feiten, die aan ons kalme verstand wonder baarlijk toeschijnen, met hoeveel bezadigdheid men zulke feiten ook moet onderzoeken. Men beroepe zich niet op het rationeele om te betoogen dat wonderen onmogelijk zijn; want ratio neel is het, dat wonderen schaarsch zijn, en wat schaarsch is kan men niet goed plaatsen in het schema van de meerderheid onzer ervaringen. Nu heeft de historische kritiek veel wonderbaarlijks uit de geschiedenis geschrapt, en het gansche vak is een nuchtere leering geworden. Doch daarom juist is het goert dat een onbe twistbaar feit ons het onvolledige der nuchterheid leert, en ons dwingt het wondervolle ook met ons gezoi.d menschenverstand te erkennen. En die dienst bewijst ons de geschiedenis der Jonkvrouw van Orleans. Als ik van haar wonder spreek bedoel ik nog niet eenmaal haar ethische schoonheid, haar moed, haar reinheid, haar bescheidenheid, haar teederheid. Die bedoel ik hier nog niet eenmaal, want naast de zwartgalligen staat tot hun ergernis nog een overgroote schare van optimisten, die geen geschiedboek noodig hebben om aan het bestaan en bestaan-hebben van brave menschen te gelooven. Maar ik bedoel twee dingen, Jeanne's bekwaam heid in oorlog en diplomatiek en pleiten, en haar voorzieningsgave. De eerste kon men nog een wonder bij-wijzevan-sprekon noemen, en terugbrengen tot een rubriek, die reeds verscheidene gevallen bevat, de rubriek van wat men noemt wonderkinderen. Van Ihigo de (.ïroot, van Pascal, van Mozart zijn verhalen bekend en aangenomen, en in onze dagen ontbreekt het niet aan kinderen van een onge meen talent. Men kan ook als volkomen nuchter mensch gelooven dat Jeanne d'Arc een zeer bij zonderen aanleg had om de taktiek van krijg en staatkunde te doorgronden en te leeren; men kan ook gelooven, dat zij door haar heftig ver langen <>m te begrijpen en te kunnen, in een. als ik het zoo noemen mag, in een zeer bijzondere gevoeligheid van verstand geraakt was. Iets van denzelfden aard, maar toch een graad geheimzinniger, is Jeanne's behendigheid tegen over de rechtbank te Amiëns. Vele dagen aan een is zij vele uren aaneen door zestig en later door twaalf der meest geleerde juristen en theo logen aan strikvragen onderworpen, en zoo goed wist zij die te ontwijken, dat het alleen door de oneerlijkheid der juryleden gelukt is een uitge breide beschuldiging uit te spreken. Maar wat veel gelijkt op een wonder in den waren zin des woords is haar gave van voor spellen. Of zal men ook hierin rationalist kunnen zijn? Zal men zeggen, dat de dingen die komen hun wortels in het nu hebben, gelijk het nu de takken bevat van wat was V Dat Jeanne d'Arc slechts een uiterst scherpe vaardigheid had om. Stnöies in expressiou Li-Hiini-Cnaus,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl