De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 13 september pagina 1

13 september 1896 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

B°. 1003 DE AMSTEKDAMMEE A°. 1896, WEEKBLAD YOOE NEDERLAND Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr. Dit nummer bevat een Bijvoegsel. Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124). Verschijnt eiken Zaterdagavond. Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORï', te Amsterdam, Singel bij de Vijzelstraat, 542. Zondag 13 September. Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65 Voor Indiëper jaar mail,, 10. Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0-12" Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer Reclames per regel 0.20 0.40 I N H O U D> VAN YEEBE EN VAN NABIJ: België's neutraliteit en zijne strijdkrachten. MUZIEK in de hoofdstad, door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: De Huygens Tentoonstelling. FEUILLETON: De op lossing van het Probleem, naar het Duitsch, van Paul A. Kirstein. VOOR DAMES: Heinrich Hoine en Mouche. Moderne moraliteit, door Ninon. Allerlei, door E-e. Museum van de Amstel Kring", door Theo Molkenboer. (Slot). Aanteekeningen Tijd schriften, door Ch. M. van Deventer. BECLAMES. SCHAAKSPEL. VAEIA. Losse bladen nit mijn reisboek, door Justus van Maurik. VI. (Slot volgt). PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN. België's neutraliteit en zijne strijdkrachten. Het Journal des Débats bevat een brief van zijn Brusselschen correspondent, die de vraag bespreekt, of Belgiëin staat is, zijne onzijdigheid te handhaven. De briefschrijver herinnert, hoe in Belgiënog steeds geen per soonlijke dienstplicht bestaat en hoe door het stelsel van plaatsvervanging de meergegoeden hunne zoons aan eiken dienstplicht kunnen onttrekken. In deze schreeuwende onbillijk heid ziet hij de voornaamste oorzaak van de overwinningen, door de Belgische socialisten behaald, sedert door de laatste kiesrechtuitbreiding het aantal kiezers vertienvoudigd is. Kort na de onlusten in de mijndistricten van Charleroi (1880) erkende de troonrede de noodzakelijkheid van militaire hervormin gen; maar in het volgende jaar stemde de rechterzijde alweer tegen de afschaffing der plaatsvervanging, en in 1889 verklaarde de toenmalige minister van oorlog, generaal Pontus, nadrukkelijk, dat het leger, de reserve en de burgerwacht, mits goed georganiseerd, van goede kaders voorzien en goed gebruikt, volkomen in staat waren het land te verde digen. En de heer Woeste haastte zich, als leider der rechterzijde, van deze verklaring acte te nemen. De briefschrijver noemt het eene groote dwaling, dat een land, welks onzijdigheid is gewaarborgd, minder voor zijne verdediging zou moeten doen dan landen, welke niet in dat geval verkeeren. »De vijf mogendheden, welke onze onzijdigheid waarborgen, hebben iiiiimiiiiiHiiitiii DE OPLOSSING VAN HET PROBLEEM. Naar het Duitsch, van PAUL A. KIRSTEIN. In de balzaal hadden zij elkander leeren kennen, zooals 't daar gebeurt, volgens alle regelen der kunst. In den kring der moeders, tantes en vriendinnen had zij daar gezeten en afgewacht, of en van welken kant een danser voor haar zou opdagen. Mistroostig was haar vader eindelijk opgestaan en had eens rondgekeken. Hij had veel liever een kaartje gelegd, maar hij kon zijn dochter toch niet al dadelijk bij de eerste reunie laten zitten; daarvoor was hij toch niet met haar naar de badplaats getrokken. Hij laveerde dus langzaam door de dichte menigte naar den uitgang en hield intusschen oplettend een oog in 't zeil. Aanvankelijk zag hij niets, maar een paar minuten later praaide hij eensklaps een oud handelsvriend. Die kon hem misschien dienstig zijn! Hij had wel is waar ook geen dansers voorhanden; maar een grooten, volwassen zoon. Die kon des noods de plaats van een der ontbrekende cavaliers vervullen. In allerijl werd deze dus geroepen en plechtstatig voorgesteld. »Hij is wel een geleerde," zei de vaderhandelsvriend verontschuldigend, »maar ' in het protocol van 27 Januari 1831 uitdruk kelijk verklaard, dat zij hiermede niet slechts het welzijn van België, maar ook de veilig beid der andere staten op het oog hadden. Belgiëmoest de rol van barrière overnemen, welke de tractaten van 1815 aan de Neder landen hadden toegekend. Lord Palmerston wilde, dat die barrière Holland en Pruisen zou beveiligen tegen Frankrijk, en Frankrijk tegen een aanval uit het noorden. De Fransche regeering heeft meer dan eens twijfel uitge drukt aan de soliditeit dezer barrière, met name vóór dat de forten aan de Maas wer den gebouwd. Toen zij in 1840 vreesde, dat de Engelschen Alexandriëen de Russen Constantinopel zouden bezetten, liet zij ons waarschuwen, dat zij tot haar leedwezen een deel van ons gebied zou moeten bezetten, indien wij de noordelijke Fransche grens niet op afdoende wijze konden beschermen. In 1807 zond Napoleon III generaal Lebrun naar Bel giëom te zien of dit »een kuras van staal of een kuras van karton" zou wezen. De generaal kwam terug met de weinig vleiende mededeeling, dat men hier het best kou spreken van »een kuras van blik". In 1870 vroegen de regeerin gen van Duitschland en van Frankrijk, of de 1 Belgische regeering in staat was, de onzijdig heid van het land te verdedigen; het ant woord luidde toen bevestigend. Generaal Wimpffen, die in den morgen van den Isten September het bevel over het Fransche leger overnam, trok het bevel in, een half uur vroeger door generaal Ducrot gegeven, om op Mezières te retireeren; ware dit bevel opgevolgd, dan zouden de Franschen op de Duitschers zijn gestuit en- over de Belgische grenzen zijn geworpen. Nu had Moltke reeds op 30 Augustus verklaard, dat indien de vijand, op Belgisch grondgebied overgaande, daar niet onmiddellijk ontwapend werd, de Duitsche troepen hem daar zouden volgen. Gelukkig stonden er 50.000 man Belgische troepen bij de Semois, en dit feit is zeker van invloed geweest op het intrekken van generaal Ducrot's order. Maar in elk geval blijkt daaruit, dat een neutrale staat bij machte moet zijn om die neutraliteit te ver dedigen. Bluntschli schrijft zelfs : »in geval van onmacht van een neutralen staat gaat, door dit feit zelf, de neutraliteit verloren." En Thiers schreef op 3 Augustus 1850 aan den Belgischen staatsman Rogier: «Zonder goede verdedigingsmiddelen zult gij de speel bal zijn van de geheele wereld. De voort durende neutraliteit is inderdaad een publiek rechtelijk servituut, voordeelig niet voor wie het ondergaat, maar voor wie het voorschrijft." De bouw der Maasforten beantwoordde volgens den briefschrijver aan eene volstrekte noodzakelijkheid. Reeds voor jaren had Sir iiiiiiiiiiliiiiiiiiiiriiiniii daarom toch niet geheel onbedreven in edele lichaamsoefeningen." Daar zagen zij elkaar dus voor het eerst. Toen kwamen later vier weken, dat zij dage lijks bijeen kwamen, zooals dat op een bad plaats gebruikelijk is en toen die tijd om was, waren zij beiden al recht innig op elkaar verliefd, zoodat Olga, de dochter van den .eenen, Willem, den zoon van den anderen, in in stilte reeds aldoor haar Wim, zelfs haar lieve Wim, noemde. Maar dat gebeurde voorloopig altijd nog heel in't geheim, alleen vergezeld van een zacht blosje en des te luider hartkloppingen. In stad, ja daar werd het gauw anders. Daar zeiden zij elkander dergelijke dingen openhartig genoeg, vaak zelfs .in nog veel grooter mate; maar het blozen bedaarde daarbij en hartklopping openbaarde zich slechts, als zij elkander verwachtten. Ook de ouders vernamen spoedig wat zij voor elkander gevoelden, en daar overigens alles goed en prachtig bij elkander paste, namen zij de verschillende handen, legden ze in elkander en spraken minder, dan zij in het diepst van hun gemoed voelden en dachten. Schitterend en plechtig werd toen het verlovingsfeest gevierd en toen aan beider vingers de blinkende ringen glansden, voelden zij zich zóó gelukkig, zóó opgetogen, dat de jonge bruidegrom, privaatdocent in de philosophie, aanstonds over een nieuwe definitie van het begrip »geluk" dacht. Zij blikte met stralende oogen naar hem op en haar hart zwol van trots over hem die zoo groot en heerlijk voor haar stond, haar bruidegom, haar eenigen, haar steun Charles Dilke opgemerkt: »Zoolang de Belgen een zoo beperkt leger zullen hebben en blij ven vasthouden aan hun systeem om zich onder de wallen van Antwerpen terug te trekken, zullen de Duitschers bij een aanval op Frankrijk hun weg over Belgiënemen." Thans zijn de Maasforten gebouwd, die een verandering in dezen toestand brengen, mits zij behoorlijk verdedigd kunnen worden. En generaal Brialmont heeft duidelijk aan getoond, dat dit onmogelijk is, tenzij de or ganisatie der levende strijdkrachten in Belgi op geheel andere wijze wordt geregeld. Op het oogenblik kan België, bij eene mobiiisatie, in het gunstigste geval beschikken over 119.000 man. Om de verdediging van Ant werpen te voltooien en die stad voor een bombardement te bewaren, om Termonde en Diest te maken tot hetgeen zij thans slechts op het papier zijn, om aan Luik, Huy en Namen behoorlijke garnizoenen te geven, zijn DG.000 man noodig. Daar er geen sprake meer is van een onmiddellijk terugtrekken op Antwerpen, zal de concentratie der Bel gische strijdkrachten, reeds bij het begin der vijandelijkheden, tusschen Namen en Luik moeten plaats hebben, ten einde een deioorlogvoerende mogendheden, hetzij Duitsch land, hetzij Frankrijk, den weg door de val lei der Maas of door die der Sambre te versperren. Waarschijnlijk zouden hiervoor 120.000 man voldoende zijn. Maar zoo komt men op een totaal van 210.000 man. of, als men voor de aanvullingsreserve op een ze vende van dit cijfer, stel op 30.000 man rekent, op eene totale legersterkte van 24G.OOO man. Onder die omstandigheden zou de plaats vervanging moeten wijken voor den persoon lijken dienstplicht en zouden alle burgers van 20 tot -10 jaar, die noch tot het leger, noch tot de reserve behooren, eene militaire belasting moeten betalen, zooals die reeds bestaat in Frankrijk, in Griekenland, in Zwitserland en in Oostenrijk, waar zij G fr. tot 150 fr. per hoofd bedraagt. Intusschen zou zulk eene belasting in Belgiëniet meer opbrengen dan 4 millioen francs, en de geheele begrooting voor het departement van oorlog zou zeker stijgen tot 52 millioen francs. De briefschrijver vindt dat cijfer pas rj-crsxif en dat is het zeker niet, wanneer er een afdoende landsverdediging voor te verkrijgen is. Onze Nederlandsche begrooting voor leger en vloot wijst een eindcijfer aau van ruim 80 millioen francs, en de meest opti mistische militarist zal niet kunnen beweren, dat onze landsverdediging op afdoende wijze is ingericht. Overigens zou in Belgiëper hoofd van de bevolking voor de oorlogsuitgaven, bij een budget van 52 millioen, en beschermer van nu afaan. Zacht vleide zij het hoofdje tegen zijn borst, als wilde zij dat gevoel voor de eerste maal stil, schuchter smaken. Toen sloeg ook hij zijn sterke armen onstuimig om haar tengere schouders en klemde haar tegen zich aan, als wilde hij haar van stonde afaan vasthouden, waar voortaan haar plaats, haar tehuis zou zijn. Angstig maakte zij zich van hem los, schuchter week zij terug voor het nieuwe dat nu in haar leven was gekomen, 't Kwam haar als een ontwijding voor van haar rein geluk. Zij hield niet van die onstuimigheid, omdat zij die niet kende en alles haar zoo vreemd voorkwam. Rustig en stil moest het branden, maar des te langer en vuriger. Dat zeide zij hem later ook eens, toen hij er naar vroeg en de docent, gewoon aan het oplossen van groote problemen, begon ijverig te vorscheu hoe, waarom, het gevoel van geluk der menschen zich zoo verschillend en anders uitte; maar hij vond zoo gemakkelijk geen oplossing. En toch achtervolgde hem dat vraagstuk, waar hij ook ging of stond. Bij alle engagements-visit.es, diners en feestelijkheden onophoudelijk moest hij er aan denken. Zij zat dan zoo rustig en lieftallig, zoo welop gevoed naast hem en kon met iedereen en over alles meepraten, alsof er volstrekt niets was voorgevallen; zij deed precies alsof zij niet verloofd was, terwijl hem het bloed zoo vurig en wild door de aderen bruischte, dat hij haar wel aan een stuk door had willen omklemmen en kussen. Zijn oogen vlamden als 't ware; hij voelde het. Hij had nergens anders meer oogen voor, dan voor haar, zijn 8 fr. 47 worden betaald, terwijl dit cijfer voor Oostenrijk !) fr. 75, voor Zwitserland 11 fr. 35, voor Duitschland 1(3 fr. 64, voor Engeland 21 fr. 90. en voor Frankrijk 22 fr. 53 bedraagt. Eindelijk is Belgiëmet het cijfer zijner legersterkte blijven staan op het standpunt, waarop het zich in ]8GG bevond, en dit feit is op zich zelf reeds welsprekend genoeg. De tegenwoordige Belgische minister van oorlog, generaal Brassine, was, vóór hij tot die betrekking werd geroepen, een groot voorstander van den persoonlijken dienst plicht. Als minister heeft hij tot dusver niet beantwoord aan de verwachtingen, die zijne geestverwanten van hem koesterden. Dit schijnt echter voor een goed deel het gevolg te zijn van den hardnekkigen tegen stand, waarop zijne voorstellen bij zijn ambtgenooten in het ministerie stuitten. Thans wil generaal Brassine klaarblijkelijk zelf standig optreden. Na afloop der pas gehouden groote manoeuvres heeft hij, in tegenwoor digheid van den kroonprins en van een groot aantal officieren een toespraak gehou den, waarin hij mededeelde, dat binnenkort een wetsontwerp zou worden ingediend, waarin de persoonlijke dienstplicht ten grondslag zou worden gelegd aan eene doortastende en omvangrijke legerhervorming. Of de collega's van den heer Brassine eindelijk door diens argumenten zijn over tuigd, dan wel of zij hunne toestemming hebben gegeven onder den invloed der socialistenvrees, waarop de briefschrijver in het Jourtifd des Débntx zinspeelt, kunnen wij niet beslissen. De hoofdzaak is, dat de Belgische regeering, zij het dan ook na lange aarzeling, eene schrede heeft gedaan op den goeden weg. U ziek in de Hoofdstad. De uitvoeringen van gewijde muziek krijgen hoe langer hoe meer beteekenis in ons muziekleven. Het aantal uitvoeringen door a cappella-koren wordt steeds grooter, want naast, het bestaande klein koor a cappella dat ons geregeld schoone uitvoeringen van werken van oudere meesters doet genieten, is thans door den heer Messehaert, in vereeuiging met de dames A. Noordewier-Keddingius en Cato Loman en den heer Kogmaus het Amsterdnmn<Jt Voc/wl-'Kicartct opgericht. Men weet hoezeer het gehalte van vocale uitvoeringen in de laatste jaren met reuzenschreden is vooruitkleine, aangebeden Olli en wanneer hij haar dan in gezelschap zulke hemelsche blikken toewierp, wenkte zij hem altijd ter sluik dat hij 't toch moest laten; de anderen be merkten 't immers ! Alsof daar iets aan gelegen was! De an deren en altijd weer de anderen ! Hij was er toch, hij in de eerste plaats en voor haar alleen. Dat zij dat niet voelde ! Hij werd diep bedroefd. Soms kreeg hij den indruk, alsof zij lang niet zoo gelukki<* was als hij en zooals hij het zich had voorgesteld. Anders kon zij niet altijd zoo ingetogen en. .. stemmig zijn. ns moest dan toch haar ware gevoel zich aan den band van zelfbedwang ontrukken. Neen, zij kon hem bepaald niet zoo liefhebben, zij kon niet gelukkig zijn. Maar als hij dan met haar alleen was, zag hij haar weer in de lieve oogen, en alle twijfel was voorbij. Zooveel liefde en trouw voor hem sprak er uit, en haar zachte hand druk getuigde van zooveel vertrouwen en toewijding, dat hij zichzelf' beknorde en ern stig boos werd om zijn wantrouwen. Eens had hij het haar, uit boosheid op zichzelf, ook gezegd. Toen waren haaroogen vochtig geworden, met zacht bevende handen had zij zijn donker hoofd omvat en gekust toen was zij verdwenen. Hij kon haar een half' uur lang niet vinden. Zij had zeker geschreid. Met stille vreugde herdacht hij altijd dat alleen bij elkaar zijn. Hij dacht er zoo veel aan, dat bij er de oplossing van zijn pro blemen bijna om vergat. Heel zijn verlangen strekte zich daarnaar uit.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl