Historisch Archief 1877-1940
B°. 1003
DE AMSTEKDAMMEE
A°. 1896,
WEEKBLAD YOOE NEDERLAND
Onder Redactie van J. DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Dit nummer bevat een Bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORï', te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 13 September.
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar mail,, 10.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0-12"
Advertentiën van 1?5 regels ?1.10, elke regel meer
Reclames per regel
0.20
0.40
I N H O U D>
VAN YEEBE EN VAN NABIJ: België's neutraliteit
en zijne strijdkrachten. MUZIEK in de hoofdstad,
door Van Milligen. KUNST EN LETTEREN: De
Huygens Tentoonstelling. FEUILLETON: De op
lossing van het Probleem, naar het Duitsch, van Paul
A. Kirstein. VOOR DAMES: Heinrich Hoine en
Mouche. Moderne moraliteit, door Ninon. Allerlei,
door E-e. Museum van de Amstel Kring", door
Theo Molkenboer. (Slot). Aanteekeningen Tijd
schriften, door Ch. M. van Deventer. BECLAMES.
SCHAAKSPEL. VAEIA. Losse bladen nit mijn
reisboek, door Justus van Maurik. VI. (Slot volgt).
PEN- EN POTLOODKRASSEN. ADVERTENTIËN.
België's neutraliteit en
zijne strijdkrachten.
Het Journal des Débats bevat een brief
van zijn Brusselschen correspondent, die de
vraag bespreekt, of Belgiëin staat is, zijne
onzijdigheid te handhaven. De briefschrijver
herinnert, hoe in Belgiënog steeds geen per
soonlijke dienstplicht bestaat en hoe door het
stelsel van plaatsvervanging de meergegoeden
hunne zoons aan eiken dienstplicht kunnen
onttrekken. In deze schreeuwende onbillijk
heid ziet hij de voornaamste oorzaak van de
overwinningen, door de Belgische socialisten
behaald, sedert door de laatste
kiesrechtuitbreiding het aantal kiezers vertienvoudigd
is. Kort na de onlusten in de mijndistricten
van Charleroi (1880) erkende de troonrede
de noodzakelijkheid van militaire hervormin
gen; maar in het volgende jaar stemde de
rechterzijde alweer tegen de afschaffing der
plaatsvervanging, en in 1889 verklaarde de
toenmalige minister van oorlog, generaal
Pontus, nadrukkelijk, dat het leger, de reserve
en de burgerwacht, mits goed georganiseerd,
van goede kaders voorzien en goed gebruikt,
volkomen in staat waren het land te verde
digen. En de heer Woeste haastte zich, als
leider der rechterzijde, van deze verklaring
acte te nemen.
De briefschrijver noemt het eene groote
dwaling, dat een land, welks onzijdigheid is
gewaarborgd, minder voor zijne verdediging
zou moeten doen dan landen, welke niet in
dat geval verkeeren. »De vijf mogendheden,
welke onze onzijdigheid waarborgen, hebben
iiiiimiiiiiHiiitiii
DE OPLOSSING VAN HET PROBLEEM.
Naar het Duitsch, van
PAUL A. KIRSTEIN.
In de balzaal hadden zij elkander leeren
kennen, zooals 't daar gebeurt, volgens alle
regelen der kunst. In den kring der moeders,
tantes en vriendinnen had zij daar gezeten
en afgewacht, of en van welken kant een
danser voor haar zou opdagen. Mistroostig
was haar vader eindelijk opgestaan en had
eens rondgekeken. Hij had veel liever een
kaartje gelegd, maar hij kon zijn dochter
toch niet al dadelijk bij de eerste reunie
laten zitten; daarvoor was hij toch niet met
haar naar de badplaats getrokken.
Hij laveerde dus langzaam door de
dichte menigte naar den uitgang en hield
intusschen oplettend een oog in 't zeil.
Aanvankelijk zag hij niets, maar een paar
minuten later praaide hij eensklaps een oud
handelsvriend. Die kon hem misschien
dienstig zijn! Hij had wel is waar ook
geen dansers voorhanden; maar een grooten,
volwassen zoon. Die kon des noods de
plaats van een der ontbrekende cavaliers
vervullen. In allerijl werd deze dus geroepen
en plechtstatig voorgesteld.
»Hij is wel een geleerde," zei de
vaderhandelsvriend verontschuldigend, »maar '
in het protocol van 27 Januari 1831 uitdruk
kelijk verklaard, dat zij hiermede niet slechts
het welzijn van België, maar ook de veilig
beid der andere staten op het oog hadden.
Belgiëmoest de rol van barrière overnemen,
welke de tractaten van 1815 aan de Neder
landen hadden toegekend. Lord Palmerston
wilde, dat die barrière Holland en Pruisen
zou beveiligen tegen Frankrijk, en Frankrijk
tegen een aanval uit het noorden. De Fransche
regeering heeft meer dan eens twijfel uitge
drukt aan de soliditeit dezer barrière, met
name vóór dat de forten aan de Maas wer
den gebouwd. Toen zij in 1840 vreesde, dat
de Engelschen Alexandriëen de Russen
Constantinopel zouden bezetten, liet zij ons
waarschuwen, dat zij tot haar leedwezen een
deel van ons gebied zou moeten bezetten,
indien wij de noordelijke Fransche grens niet
op afdoende wijze konden beschermen. In 1807
zond Napoleon III generaal Lebrun naar Bel
giëom te zien of dit »een kuras van staal of
een kuras van karton" zou wezen. De generaal
kwam terug met de weinig vleiende
mededeeling, dat men hier het best kou spreken van »een
kuras van blik". In 1870 vroegen de regeerin
gen van Duitschland en van Frankrijk, of de
1 Belgische regeering in staat was, de onzijdig
heid van het land te verdedigen; het ant
woord luidde toen bevestigend. Generaal
Wimpffen, die in den morgen van den Isten
September het bevel over het Fransche leger
overnam, trok het bevel in, een half uur
vroeger door generaal Ducrot gegeven, om
op Mezières te retireeren; ware dit bevel
opgevolgd, dan zouden de Franschen op de
Duitschers zijn gestuit en- over de Belgische
grenzen zijn geworpen. Nu had Moltke reeds
op 30 Augustus verklaard, dat indien de
vijand, op Belgisch grondgebied overgaande,
daar niet onmiddellijk ontwapend werd, de
Duitsche troepen hem daar zouden volgen.
Gelukkig stonden er 50.000 man Belgische
troepen bij de Semois, en dit feit is zeker
van invloed geweest op het intrekken van
generaal Ducrot's order. Maar in elk geval
blijkt daaruit, dat een neutrale staat bij
machte moet zijn om die neutraliteit te ver
dedigen. Bluntschli schrijft zelfs : »in geval
van onmacht van een neutralen staat gaat,
door dit feit zelf, de neutraliteit verloren."
En Thiers schreef op 3 Augustus 1850 aan
den Belgischen staatsman Rogier: «Zonder
goede verdedigingsmiddelen zult gij de speel
bal zijn van de geheele wereld. De voort
durende neutraliteit is inderdaad een publiek
rechtelijk servituut, voordeelig niet voor wie
het ondergaat, maar voor wie het voorschrijft."
De bouw der Maasforten beantwoordde
volgens den briefschrijver aan eene volstrekte
noodzakelijkheid. Reeds voor jaren had Sir
iiiiiiiiiiliiiiiiiiiiriiiniii
daarom toch niet geheel onbedreven in edele
lichaamsoefeningen."
Daar zagen zij elkaar dus voor het eerst.
Toen kwamen later vier weken, dat zij dage
lijks bijeen kwamen, zooals dat op een bad
plaats gebruikelijk is en toen die tijd om
was, waren zij beiden al recht innig op elkaar
verliefd, zoodat Olga, de dochter van den
.eenen, Willem, den zoon van den anderen, in
in stilte reeds aldoor haar Wim, zelfs
haar lieve Wim, noemde. Maar dat gebeurde
voorloopig altijd nog heel in't geheim, alleen
vergezeld van een zacht blosje en des te
luider hartkloppingen.
In stad, ja daar werd het gauw anders.
Daar zeiden zij elkander dergelijke dingen
openhartig genoeg, vaak zelfs .in nog veel
grooter mate; maar het blozen bedaarde
daarbij en hartklopping openbaarde zich
slechts, als zij elkander verwachtten. Ook
de ouders vernamen spoedig wat zij voor
elkander gevoelden, en daar overigens alles
goed en prachtig bij elkander paste, namen
zij de verschillende handen, legden ze in
elkander en spraken minder, dan zij in
het diepst van hun gemoed voelden en dachten.
Schitterend en plechtig werd toen het
verlovingsfeest gevierd en toen aan beider
vingers de blinkende ringen glansden,
voelden zij zich zóó gelukkig, zóó opgetogen,
dat de jonge bruidegrom, privaatdocent in
de philosophie, aanstonds over een nieuwe
definitie van het begrip »geluk" dacht.
Zij blikte met stralende oogen naar hem
op en haar hart zwol van trots over hem
die zoo groot en heerlijk voor haar stond,
haar bruidegom, haar eenigen, haar steun
Charles Dilke opgemerkt: »Zoolang de Belgen
een zoo beperkt leger zullen hebben en blij
ven vasthouden aan hun systeem om zich
onder de wallen van Antwerpen terug te
trekken, zullen de Duitschers bij een aanval
op Frankrijk hun weg over Belgiënemen."
Thans zijn de Maasforten gebouwd, die een
verandering in dezen toestand brengen,
mits zij behoorlijk verdedigd kunnen worden.
En generaal Brialmont heeft duidelijk aan
getoond, dat dit onmogelijk is, tenzij de or
ganisatie der levende strijdkrachten in Belgi
op geheel andere wijze wordt geregeld. Op
het oogenblik kan België, bij eene
mobiiisatie, in het gunstigste geval beschikken over
119.000 man. Om de verdediging van Ant
werpen te voltooien en die stad voor een
bombardement te bewaren, om Termonde en
Diest te maken tot hetgeen zij thans slechts
op het papier zijn, om aan Luik, Huy en
Namen behoorlijke garnizoenen te geven, zijn
DG.000 man noodig. Daar er geen sprake
meer is van een onmiddellijk terugtrekken
op Antwerpen, zal de concentratie der Bel
gische strijdkrachten, reeds bij het begin der
vijandelijkheden, tusschen Namen en Luik
moeten plaats hebben, ten einde een
deioorlogvoerende mogendheden, hetzij Duitsch
land, hetzij Frankrijk, den weg door de val
lei der Maas of door die der Sambre te
versperren. Waarschijnlijk zouden hiervoor
120.000 man voldoende zijn. Maar zoo komt
men op een totaal van 210.000 man. of, als
men voor de aanvullingsreserve op een ze
vende van dit cijfer, stel op 30.000 man
rekent, op eene totale legersterkte van
24G.OOO man.
Onder die omstandigheden zou de plaats
vervanging moeten wijken voor den persoon
lijken dienstplicht en zouden alle burgers
van 20 tot -10 jaar, die noch tot het leger,
noch tot de reserve behooren, eene militaire
belasting moeten betalen, zooals die reeds
bestaat in Frankrijk, in Griekenland, in
Zwitserland en in Oostenrijk, waar zij G fr.
tot 150 fr. per hoofd bedraagt. Intusschen
zou zulk eene belasting in Belgiëniet meer
opbrengen dan 4 millioen francs, en de
geheele begrooting voor het departement van
oorlog zou zeker stijgen tot 52 millioen francs.
De briefschrijver vindt dat cijfer pas rj-crsxif
en dat is het zeker niet, wanneer er een
afdoende landsverdediging voor te verkrijgen
is. Onze Nederlandsche begrooting voor
leger en vloot wijst een eindcijfer aau van
ruim 80 millioen francs, en de meest opti
mistische militarist zal niet kunnen beweren,
dat onze landsverdediging op afdoende wijze
is ingericht. Overigens zou in Belgiëper
hoofd van de bevolking voor de
oorlogsuitgaven, bij een budget van 52 millioen,
en beschermer van nu afaan. Zacht vleide zij
het hoofdje tegen zijn borst, als wilde zij dat
gevoel voor de eerste maal stil, schuchter
smaken. Toen sloeg ook hij zijn sterke
armen onstuimig om haar tengere schouders
en klemde haar tegen zich aan, als wilde
hij haar van stonde afaan vasthouden, waar
voortaan haar plaats, haar tehuis zou zijn.
Angstig maakte zij zich van hem los,
schuchter week zij terug voor het nieuwe
dat nu in haar leven was gekomen, 't Kwam
haar als een ontwijding voor van haar rein
geluk. Zij hield niet van die onstuimigheid,
omdat zij die niet kende en alles haar zoo
vreemd voorkwam. Rustig en stil moest het
branden, maar des te langer en vuriger.
Dat zeide zij hem later ook eens, toen hij
er naar vroeg en de docent, gewoon aan het
oplossen van groote problemen, begon ijverig
te vorscheu hoe, waarom, het gevoel van
geluk der menschen zich zoo verschillend en
anders uitte; maar hij vond zoo gemakkelijk
geen oplossing.
En toch achtervolgde hem dat vraagstuk,
waar hij ook ging of stond. Bij alle
engagements-visit.es, diners en feestelijkheden
onophoudelijk moest hij er aan denken. Zij
zat dan zoo rustig en lieftallig, zoo welop
gevoed naast hem en kon met iedereen en
over alles meepraten, alsof er volstrekt niets
was voorgevallen; zij deed precies alsof zij
niet verloofd was, terwijl hem het bloed zoo
vurig en wild door de aderen bruischte, dat
hij haar wel aan een stuk door had willen
omklemmen en kussen. Zijn oogen vlamden
als 't ware; hij voelde het. Hij had nergens
anders meer oogen voor, dan voor haar, zijn
8 fr. 47 worden betaald, terwijl dit cijfer
voor Oostenrijk !) fr. 75, voor Zwitserland
11 fr. 35, voor Duitschland 1(3 fr. 64, voor
Engeland 21 fr. 90. en voor Frankrijk 22 fr.
53 bedraagt. Eindelijk is Belgiëmet het
cijfer zijner legersterkte blijven staan op het
standpunt, waarop het zich in ]8GG bevond,
en dit feit is op zich zelf reeds welsprekend
genoeg.
De tegenwoordige Belgische minister van
oorlog, generaal Brassine, was, vóór hij tot
die betrekking werd geroepen, een groot
voorstander van den persoonlijken dienst
plicht. Als minister heeft hij tot dusver
niet beantwoord aan de verwachtingen, die
zijne geestverwanten van hem koesterden.
Dit schijnt echter voor een goed deel het
gevolg te zijn van den hardnekkigen tegen
stand, waarop zijne voorstellen bij zijn
ambtgenooten in het ministerie stuitten. Thans
wil generaal Brassine klaarblijkelijk zelf
standig optreden. Na afloop der pas gehouden
groote manoeuvres heeft hij, in tegenwoor
digheid van den kroonprins en van een
groot aantal officieren een toespraak gehou
den, waarin hij mededeelde, dat binnenkort
een wetsontwerp zou worden ingediend, waarin
de persoonlijke dienstplicht ten grondslag
zou worden gelegd aan eene doortastende en
omvangrijke legerhervorming.
Of de collega's van den heer Brassine
eindelijk door diens argumenten zijn over
tuigd, dan wel of zij hunne toestemming
hebben gegeven onder den invloed der
socialistenvrees, waarop de briefschrijver in
het Jourtifd des Débntx zinspeelt, kunnen
wij niet beslissen. De hoofdzaak is, dat de
Belgische regeering, zij het dan ook na lange
aarzeling, eene schrede heeft gedaan op den
goeden weg.
U
ziek
in de Hoofdstad.
De uitvoeringen van gewijde muziek krijgen hoe
langer hoe meer beteekenis in ons muziekleven.
Het aantal uitvoeringen door a cappella-koren
wordt steeds grooter, want naast, het bestaande
klein koor a cappella dat ons geregeld schoone
uitvoeringen van werken van oudere meesters doet
genieten, is thans door den heer Messehaert, in
vereeuiging met de dames A.
Noordewier-Keddingius en Cato Loman en den heer Kogmaus het
Amsterdnmn<Jt Voc/wl-'Kicartct opgericht. Men
weet hoezeer het gehalte van vocale uitvoeringen
in de laatste jaren met reuzenschreden is
vooruitkleine, aangebeden Olli en wanneer hij haar
dan in gezelschap zulke hemelsche blikken
toewierp, wenkte zij hem altijd ter sluik
dat hij 't toch moest laten; de anderen be
merkten 't immers !
Alsof daar iets aan gelegen was! De an
deren en altijd weer de anderen !
Hij was er toch, hij in de eerste plaats
en voor haar alleen. Dat zij dat niet voelde !
Hij werd diep bedroefd. Soms kreeg hij
den indruk, alsof zij lang niet zoo gelukki<*
was als hij en zooals hij het zich had
voorgesteld. Anders kon zij niet altijd zoo
ingetogen en. .. stemmig zijn. ns moest
dan toch haar ware gevoel zich aan den
band van zelfbedwang ontrukken. Neen,
zij kon hem bepaald niet zoo liefhebben, zij
kon niet gelukkig zijn.
Maar als hij dan met haar alleen was,
zag hij haar weer in de lieve oogen, en alle
twijfel was voorbij. Zooveel liefde en trouw
voor hem sprak er uit, en haar zachte hand
druk getuigde van zooveel vertrouwen en
toewijding, dat hij zichzelf' beknorde en ern
stig boos werd om zijn wantrouwen.
Eens had hij het haar, uit boosheid op
zichzelf, ook gezegd. Toen waren haaroogen
vochtig geworden, met zacht bevende handen
had zij zijn donker hoofd omvat en gekust
toen was zij verdwenen. Hij kon haar
een half' uur lang niet vinden. Zij had zeker
geschreid.
Met stille vreugde herdacht hij altijd dat
alleen bij elkaar zijn. Hij dacht er zoo veel
aan, dat bij er de oplossing van zijn pro
blemen bijna om vergat. Heel zijn verlangen
strekte zich daarnaar uit.