Historisch Archief 1877-1940
N<x 1003
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Heinricli Reine en loncne,
De vorige week is de troosteres van Heine's
laatste uren, »Mouche", te Orsay gestorven. Zij
was het, voor wie hij zijn laatste verzen schreef en
die hy, ofschoon half blind en verlamd, met harts
tochtelijke, melancholieke liefde vereerde. In
1848 waren Heine's beenen verlamd geworden,
hij bleef nog acht jaren aan zijne rustbank ge
ketend, dag en nacht pijn lijdend. Langzamerhand
waren al zijne Parijsche vrienden, die zoo vaak
de geestige scherpheden van »Enrienne" hadden
toegejaicht, den weg naar zijne kamer gaan
verleeren; men weet hoe hij tot Berlioz zeide,
toen deze hem een bezoek kwam brengen: »Een
visite! Wat, Berlioz, je zult toch altoos een
origineel bljjven!"
Heine hield niet anders over dan de vulgaire,
lichtzinnige en mooie Mathilde, zyn vroegere
maïtresse, die hij den dag vóór een duel uit
edelmoedigheid gehuwd had. Indertijd had hij
haar afgodisch liefgehad om haar
godinnengestalte en hare gratie, maar toen hy ziek was,
kon zy' geen ernstige ziekenverpleegster zijn. Zor
geloos en verkwistend, wist zij hem noch met rust,
noch methartelykheid,noch met waardigheid of zelfs
een schyn van welvaart te omgeven. Hij kende
Mathilde en hare deugden en gebreken genoeg
om te weten dat hij niet meer mocht eischen dan
z\j geven kon, maar toch was voor een
fijngevoeligen en prikkelbaren zieke het leven naast
deze materieele onverschillige vrouw eene dubbele
kwelling.
Een jaar voor zyn dood, in 1855, ontving Heine
een bezoek van eene jonge weduwe, mevr de K.,
eene Czechische van geboorte; zij bracht hem
wat muziek uit Duitschland mee, een geschenk
van een vriend De zieke lichtte met den vinger
zijn verlamd ooglid omhoog en beschouwde zijne
bezoekster; hij vond haar lief, sympathiek en
eenvoudig, praatte wat met haar, en verzocht
haar, nog eens terug te komen. Zoo kwam zij
weer, en in zijn oud hart ontbrandde nog eens
eene heftige wanhopige liefde. Zij bracht in zijn
droeve woning nog eenig geluk ; »la Mouche",
zooals hij haar noemde, verbrak de atmosfeer van
grove alledaagschheid, waarin de dichter onder
ging, 's Nachts, in zijn slapelooze uren, schreef
hij voor haar nog verzen, men heeft ze in zijne
nalatenschap, toen hij op 2G Februari 185(5 ge
storven was, gevonden. Ze zijn minder bekoorlijk,
maar dieper, bitterder, droeviger dan hij er ooit
geschreven heeft.
»Mouche" behield tien jaren lang het geheim
van haar pseudoniem; toen noemde een van
Heine's vrienden in het publiek haren naam en
zij kwam er voor uit; mevr. de K., werd Camille
Selden, en nam een levendig aandeel in de
Parijsche litteratuurbeweging tusschen 18G5 en
1880. Toen werd zy leerares in het Duitsch aan
het meisjeslyceum te Rouaan. Zij bleef er vroolijk
en levendig, maar op den duur moeilijk te ge
naken voor vreemden ; er waren al zoovele
Duitsche journalisten en leeraren en touristen en
hunne dames naar Rouaan gekomen om bij haar
wat stof over lange litteratuur-artikelen over
Heine te komen halen. Voor wie haar niet
exploiteeren wou was zij vriendelijk en interessant.
Mad. Camille Selden is nu overleden te Orsay;
de velen, die de geschiedenis van Heine's laatste
levensjaren met aandoening en belangstelling
gevolgd hebben, hebben »Mouche'"s naam steeds
met dankbaarheid gelezen.
Motae moraliteit.
(Ingezonden).
Het veelvuldig geschrijf over do wenschelijkheid
der opheffing van art. 342 en de meestal nzij
dige beschouwing, als zou deze wijziging in ons
B. W. gemotiveerd worden door de onbillijke
bevoorrechting van den man boven de vrouw,
die over 't algemeen ons B. W., maar vooral
art. 342 wordt verweten, deed mij overwegen, of
niet te veel over 't hoofd werd gezien, /rat men
door deze wijziging bereiken zou; terwijl men
zich bepaalt tot het opsommen en aanprijzen
van het doel dat men beoogt.
Immers het doel dier wijziging is hoofdzakelijk
verheffing van de rechten der vrouw, door den
man mede den last te doen torschen, dien hij
met/c deed ontstaan, en die tot nog toe door zijne
medeplichtige alleen werd gedragen. En het
middel, dat men koos is onderzoek. Xu stel ik
de vraag: wat zal 't gevolg zijn van dit middel V
En rnijn antwoord luidt: niet zal het doel bereikt
worden, dan ten 'koste van iets veel
verschrikkelijkers dan hetgeen tot nog toe geschiedde.
Ziehier hoe 't gaan zal: de man zal n in zijn
geheelen levenswandel n vooral op 't beslissende
oogenblik beheerscht worden door de gedachte :
»ik mag niet zondigen, inmt de inenschen zullen
het weten en het zal mij geld kuilen .'"
Behoeft het nu betoog, dat iemand door zulke
motieven geleid niet op zal zien tegen welk
middel ook dat hem dien kwaden dans ontsprin
gen doet? En waarlijk die middelen zijn voor
't grijpen, dank zij de verdraaiers van de zuivere
leer van Malthus en de behendige wijze waarop
zij hunne duivelsche predicatiën verspreid hebben.
Maar wat zal dan het lot van de verleide vrouw
zijn V Zal haar toestand niet gevaarlijker, haar
toekomst niet duizendmaal meer kommerlijk zijn
dan thans? Of is do keus nog moeielijk tusschen
de positie van haar, die door een harde les is vijs
geworden, en van haar die suiar.KiU)'' heeft hoe
ze straffeloos zondigen kan? Zij wier onschuld
\ aan den eersten val vaak bepleit wordt op grond
i van onwetendheid en machteloosheid tegen de
verleiding, zij zal gevrijwaard worden tegen n
ongeluk in haar leven ten koste van bedreiging
met totalen moreelen ondergang! Immers de
voorstanders der wetswijziging noemen haren
toestand van machteloos-verleide-onschuld regel
en die der opzettelijk speculeerende vrouwen
' uitzondering, om aldus het beduidende gevaar
voor een veelvuldig ««sbruik weg te redeneeren.
Welnu, wanneer de wijziging wordt verlangd roor
de onschuldige maagdekens, dan is ze dus gericht
| tegen de mannen met de zinspreuk: »we trouwen
immers toch." Die mannen zullen eenvoudig
hun zinspreuk ruilen tegen die andere: »erkomt
toch niets van." Wie toch gelooft dat zij dit niet
zullen verkiezen boven de geboorte van een kind
dat hen sociaal en financieel benadeelen zal; en
zoo zal dan het aantal vadcrloo.se kinderen afne
men en de maatschappij zal zich verheugen over
de uiterlyke ordeverbetering, zich weinig bekreu
nend om de verfijnde ontucht die ze gezaaid heeft!
Maar, hoor ik dan een en ander mij tegen
werpen : »de Wet wil geen zielenredder zijn, de
Wet wil slechts regelen de verhoudingen van de
leden der Maatschappij onderling!"
Hun wil ik antwoorden : de vraag ij hier niet
wat de wet tml doen, maar: wat de wet KOET;
en wanneer wij dan kunnen voorzien, welk een
invloed een in te voeren bepaling op de gedra
gingen der menschen hebben zal, dan volgen wij
struisvogelpolitiek, door zulk een bepaling toe te
laten op grond van de nobele bedoeling, die de
ontwerpers er aan hebben toegeschreven.
NlNON.
De rijinel-orerlieerxeliing. Mode.
hupse/. Zingen en ii'ielrij/len.?In
Amenku. Jlece/>ten.
Wie in een paar jaar niet te Parijs geweest
is, zal op het fashionabel uur het bois de
Boulogne nauwelijks herkennen. Waar vroeger de
equipages en ruiters de meerderheid vormden,
zijn het nu de bicyclettes en bicycles; eene
gansche bevolking zit op het rijwiel. Nu de
vrouwen zich de velocipède-mode hebben aan
getrokken, is er geen houden aan; de nieuwe
mode heeft invloed op het geheele maatschappe
lijke leven. De boekverkoopers beweren dat er
niet meer als vroeger jaren kisten vol boeken
ter lectuur mee naar buiten genomen worden;
men neemt enkel de Bondskaart mee, en laat
zich een wielrijderstijdschrift nasturen; dat is
voldoende.
In het damescostuum heeft in Frankrijk de broek,
wijd of nauw het van den rok gewonnen ;
voorts ziet men de bonte tricotcorsages. de lichte
chemisetten, de gele schoenen en jockey petten
in alle qualiteiten; daarentegen komen de kost
bare hoeden en kostbare kanten, die mondaines
en demi-mondaines vroeger 's middags lieten zien,
weinig meer te pas; het meest elegante
iietscostuum verschilt van de honderd daaropvolgende
al heel weinig.
Ook in het Quartier Litin, op den boulevard
Saint-Micliel, in het oude Parijs moet de be
zoeker getroffen worden door de heerschappij van
het wielrad, speciaal wat de vrouw betreft. Xiet
alleen staan er bij de cafó's honderden vélocipéjrs,
maar de vrouwen die er bij de studeerende jeugd
behooren, hetzij dan tudiantes of wat men vroeger
grisettes noemde, komen den ganschen dag niet
uit haar tiets-costuum. Vaak hebben ze geen
ander. Eenige hebben in het \vielrijden zooveel
smaak gekregen, dat ze er alle andere luxe voor
laten, slechts zooveel geld verdienen als voor
haar levens-onderhoud en dat van haar rijwiel
noodig is, en den gnnschen dag weinig anders
doen dan trappen. Met de mannelijke bevolking
is dat trouwens even erg: er is eene geheele
klasse van menschen, studenten die in geen zes
maanden hun colleges bezocht hebben, werklieden
die niet meer werken, kooplieden zonder zaken,
ambtenaren die hun bureau niet meer kennen,
dit alles door een soort onschadelijke razernij
aangegrepen, schamel levend van het beetje w:tt
zij hebben, om maar den heelen dag wiel te rijden
| of wielrijders-races te volgen.
* *
In plaats van gedrapeerde corsages heeft men
te Trouville een aantal geheel gladde corsages
gezien, de taille mouleerend en er over gespannen,
met zichtbare naden; maar zij nemen nog niot
op, men vindt zj kaal en ongekleed. Ook komt
met dezen vorm iedere kleine onvolmaaktheid
van de draagster, van haai- onderkleeding of van
het corsage zelf duidelijk uit, zooal niet tersiond,
dan toch de derde of vier,ie maal dat men de
j japon draagt. Als dit niet noodig is. nu toch de
l corsages gedrapeerd mooier zijn, wil men het
j liever vermijden.
Wat de rokken betreft, zooals wij zeiden neemt
men ze hoe langer hoe meer van voren glad, de
heupen mouleerend, en laat ook van achteren de
plooien eerst tamelijk ver berieden de taille
beginnen. De wij Ite van onderen is l a ij meter;
de vorm moet verkregen worden zonder kleine
naden of inhaa'sels. alleen door het zorgvuldig
passen en afronden der groote schuine naden.
Om de plooien van den rok op hun plaats te
houden, hecht men ze, op :>0 centimeter vanden
benedenrand, met een band elastiek, op de voering
genaaid, liet is beter dit elastiek van plooi lot
plooi in stukken te nemen, dan het te laten
doorloopen ; in het laatste geval wordt het trekken
lichter op de bovenstof zichtbaar.
Wat de winter aan mantels geven zal is nog
niet te voorspellen. Men begint van den collet
genoeg te krijgen, ook is hij bij een kouden
winter onvoldoende; zijn heerschappij verleden
jaar stond zeker wel met den zachten winter in
verband. Nu de mouwen platter worden is er ook
voor jnquetten weer meer kans. Men denkt over
een aardig en vry origineel manteltje, een wijd
veston, bijna niet langer dan de taille, met groote
ballonmouwen en een heel hoogen opstaanden
kraag. Het zal bij tailleur-coshnnen van laken
kunnen zijn, maar de vorm leent zich ook tot
de rijkste visitemanteltjes in zijde en fluweel,
met bont, borduursels, pailletten en guipure op
gesierd.
*
-x*
Niet iedere wijs van zich te kappen staat
iedereen goed, en gelukkig is de mode niet zóó
tyranniek, of zij geeft op dat punt heel wat
vrijheid en verscheidenheid. Zal men zijn haren
friseeren, onduleeren, ze recht omhoog zetten,
ze deelen in twee diep neerhangende bandeaux
a la Cléo, ze laag in den nek tot een bos ver
eenigen, ze als Diana op de kruin samenbinden,
of ze op Engelsche wijs in oen stijven knot
bijeendraaien ?
De mode heeft op dit oogenblik maar n
voorschrift: geen valsch haar; dus ook geen
gecompliceerde en zwaarwichtige kapsels, geen
torens, geen gebouwen. Overigens moet ieder
dragen wat haar het best staat.
Enkelen zijn zeer bevoorrecht: de haren vormen
om haar voorhoofd zelf de klassieke teekening
met zeven punten, de middelste punt betrekkelijk
diep op het vooihoofd, de punten op de slapen
vol en scherp geteekend. Wie dat heelt, zou wel
dwaas doen, door eenig frison, eenige krul of dof,
die regelmatige schoonheid te verstoren.
Daarentegen heeft de een een te hoog voorhoofd
en doet daarom goed, het wat te beschaduwen;
de ander te kale slapen en doet daarom goed,
het haar wat te laten zakken; een derde onre
gelmatige voorhoofdhoeki'n, en moet dan n
van beiden: of dit maskeeren, zoodat beide
kanten gelijk schijnen, of het haar zoo schuin
opmaken, dat de onregelmatigheid als motief in
het kapsel meewerkt. Wie een vrij breede kaak
heeft, moet het voorhoofd niet te nauw begren
zen; ze doet beter, het haar naar de kruin op
te maken, en zelfs wat veel in den hals te laten
hangen, het boven de slapen smal te houden en
het gelaat flink rond en open te laten.. Daaren
tegen voor kleine smalle gezichten, met puntige
kin, met smalle wangen, is niets zoo vleiend op
dit oogenblik, als de laag over de ooren vallende
bandeaux. Dit is ook Clóo's geheim.
Iets wat veel vrouwen te weinig doen, en zelfs
m een en dat in die onthouding verdienste steekt,
is, in den spiegel te zien. Alleen door veel in
i den spiegel te zien, er zich in te bestudoeren,
kan men die harmonie tusschen uiterlijk en be
weging verkrijgen, die een deel van de bekoor
lijkheid der mondaine vrouw uitmaakt. Wie in
groot toilet is, met uitgewerkt kapsel, mag zich
daarvan wel rekenschap geven, om door de
waardigheid der gestes den indruk dien haar
j toilet maakt, te versterken; wie in luchtige
vaporeus buitentoilet is, enkel niches en strooken
en een hoed met vliegende strikken van mous
seline chiffon, kan zich door een blik in den
spiegel overtuigen, dat daarbij geen al te strak
j gezicht behoort.
De mode der bandeaux, de lage dollen, is al l
i heel gunstig voor de verschillende soorten van
schoonheid, omdat men in die bandeaux zooveel
variatie kun brengen. Wie niet schroomt, zich
! te doen opmerken en een heel regelmatig smal j
' gezichtje heeft, met fijnen neus, niet te lang,
klein mondje en smaile kaak, draagt ze geheel J
als ('!éo de Merode of als de eerste de beste i
i middeleeuwschn heilige uit een oud missaal, die]), i
plat, laag en bij feestelijke gelegenheden met het
smalle gouden handje erom, dat Cléo ook erbij ;
draagt. Als men daarbij een hoed met breede
randen, eene voile en een hooge halsruchc draagt,
kost het eenige moeite om door de beste kennis
sen herkend te worden. Een bezwaar is, dat
deze bandeaux altijd netjes moeten zitten; wie
maar de geringste slordigheid ermee vertoont, of
zelfs wier haar wat te blond, wat te bruin, wat
te grof, wat te los is. ziet er al gauw moe uit
als een vrouw bij een kormiswag^n.
Heel weinig flatteus daarentegen is eenandere
soort bandeaux, de twee kleine, donkere, gladde
gordijntjes, die hard op het voorhoofd liggen,
boven ieder oog een vettig half cirkeltje met de
haren strak op de slapen weggetrokken, zooals
1 wij ze ons uit onze jeugd van bull'eljutl'rouwen :
! en naaisters herinneren. Wie de bandeaux kort l
en op het voorhoofd wil hebben, doet best, het
haar op de kruin heel hoog te nemen, en het :
vandaar los gegolfd, naar beide zijden of schuin
naar voren te laten vallen, om in elk geval het
strakke te vermijden.
liet is volst-okt niet noodig, als men mooie
. ooren heeft dit is toch een heel bijzondere en
vrij zthlxame schoonheid die te bedekken. Men
i omlnieert dan eenvoudig bet baar, laat het
midden van liet voorhoofd vrijwel ontbloot, brengt
de bandeaux op de slapen naar \oren en werpt
i ze boven de ooren weer naar achteren : dit kan
i een heel gunstige coiffure zijn, wie wat
<rehoorzaam baar heeft kan met eens om de dag of tien
onduleeren volstaan. Heeft men daarentegen
breede slapen en geen mooie ooren, dan is een
! 'ecrepeerdü, gefaseerde, of dik geonduleerde :
bandoau, van het midden valland, aangewezen,
Eene fout waarin men, zich regelend naar de ?'
platen van ls;',o, bij het kappen met bandeaux
' allicht zou vervallen, is, ze van boven te glad te
nemen, dan wijd uit, en dan plotseling weer
ineengeyat; dat laatste vooral wil de tegenwoor
dige mode niet; de bandeaux moeten zacht
uit, loopend het ovaal van bet gezicht oncadreeren,
niet als twee groote driehoeken, zooals op de
oude portretten, er naast staan. i
Slechts enkele gezichten kunnen een scheiding ,
op zijde verdragen; wie dat kan. doet goed, i
dikwijls de scheiding te verleggen, dat geei't iets i
pikants en houdt de haren veerkrachtig. Maar
men kan dit alleen met een zeer correct, hoog
hartig, aristocratisch fraai gezicht dragen, zoodat
men nooit gevaar loopt, er op onaangename wijs
de aandacht mee te trekken.
De meeste voorhoofden zijn voor de tegen
woordige mode te hoog; wie intusschen een te
laag voorhoofd heeft, kan daaraan ook iets doen.
Zij moet de haren in 't midden wat omhoog
onduleeren en ze daarna op de i-lapen naar be
neden brongen : de voorhoofdstreep lijkt dan
hooger dan zij is.
Daar bandeaux nooit s'ordig mogen zitten,
worden er heel wat kammetjes in de kapsels
gestoken, soms wel tien of twaalf, eenige zicht
baar, anderen onzichtbaar, maar alle zoo een
voudig mogelijk, van blond of bruin schildpad
met gladden rand.
* *
*
Tegen de bewering van eenige Londensche
zangonderwijzers, als zou wielrijden bevorderlijk
zijn voor den zang, komt mad. Marchesi, de
beroemde Parijsche sterrenkweekster, in een brief
die is meegedeeld in Die igmde, ten sterkste
op. Mad. Marchesi is te Tréport en schrijft over
koetjes en kalfjes, een echte vacantiebrief. »llier
te Trép >rt wandelt bijna niemand op zijn voeten.
Een deel van de gasten gaat tochtjes in bootjes
op zee maken en komt met krijtwitte gezichten
en blauwe neuzen thuis; een ander deel schom
melt op rampzalige ezeltjes; het grootste deel
zit den heelen dag op velocipèdes." Dan spreekt
de bejaarde en natuurlijk nog al conventioneele
dame veel over het sportcostuum en de wijdeen
nauwe broekjes, waarmee de wielrijdsters ook
wandelen, -.sKortom, het is een onbeschrijfelijk
carnaval. Maar wat aan dit geheele gedoe de
kroon opzet, is, dat zekere zangonderwijzers het
wielrijden tot bevordering der stemvorming aan
raden ! Voor krachtige gezonde menschen kan
het misschien de ontwikkeling der longen be
vorderen, maar voor de stemorganen, zoowel als
voor teere gestellen, beweer ik dat het snel door
snijden der lucht, zooals dat bij het wielrijden
voorkomt, feitelijk gevaarlijk kan worden. Ik
verbied daarom dezen sport aan al mijn zang
vogels."
* *
#
In sommige groote steden heeft men dezen zomer
kunnen opmerken, dat de corsetwinkels eene
buitengewone prijsvermindering annonceerden,
zoo buitengewoon, dat er iets onder moest schui
len. De reden ligt in de omstandigheid, dat, naar
de corsethandelaren wel weten, eene geheele revo
lutie in den vorm van dit toiletartikel hare vol
tooiing nadert. Het oude corset heeft feitelijk
uitgediend en een geheel nieuwe vorm is er voor
in de plaats gekomen. Of de vorm veel hygiëni
scher, veel onschadelijker is dan de vroegere, is
de vraag, maar rnen zou bijna zeggen van wel.
De vorige vorm van corset, die tot verleden
jaar gold, bad een vrij sterke inkrimping op de
maag, terwijl daarboven en daaronder, juist door
die inkrimping, het embonpoint te sterker naar
voren kwam ; op den rug was het plat. Het nieuwe
corset daarentegen geeft eene bijna rechte lijn
van voren, en neemt diezelfde inkrimping in den
rug en op de heupen, zoodat men bijna zou
kunnen zeggen, dat een oud corset achterste
voren gedragen, voor een nieuw kon gelden. Het
is weer ongeveer de vorm, die men op portretten
uit den Spaanschen tijd vindt, met weinig ruimte
gelaten voor den boezem en een zoo lang moge
lijke lijn van den hals tot het uiteinde van het
puntcorsage. Maar terwijl men ze toen van ijzer
maakte, is nu zelfs het baleinwerk betrekkelijk
gering; alleen de middenbalein van voren moet,
om de neiging tot buiging te weerstaan en de
maag vooral te sparen, vrij stevig zijn. De taille
wordt nu van voren veel langer dan van achteren,
of liever men kan ze zoo lang nemen als men
verkiest, omdat de siihouette van de buste in
profiel absoluut recht is of zelfs naar buiten
gebombeerd. Deze vorm is ook oorzaak, dat de
corsetten van zeer verschillende lengte en vorm
zijn; te breede heupen worden liefst besloten in
een geheel harnas, een zeer slanke liguur heeft
niet veel meer dun een smallen gordel noodig,
die van voren wat langer is dan van achteren.
I h- I/ol/'tiulfcln' J.elie is onlangs onder redactie
van Mevr. v. Wermeskerken?,l unius haar tienden
jaargang ingetreden. Als specimen van den inhoud
kan de opgave van een der nummers, b.v. dat
van L'<; Augustus dienen:
Hoofdartikel: Kleinigheden, door S. l1'. K.-G.;
Week-kalender; Kngeische Fabrieksrneisjes, IV;
De Bloemenmaakaters; Mardies Ondervinding,
door Ivate Dickinson Sweetser, vrij gevolgd naar
het Amerikaansch door X. 1-'. Kuiper; Vormen,
Op reis, door Tante Jo; De ex-keizerin Eiigónie,
een karakterschets (naar het Engelsch van II. L.);
Ku toch...., Avond aan Zee en De Starrenhemel
(gedichtjes) door P. Keuning: Correspondentie.
* TT
*
!\,IS/UI,ji'/nii i/i r. Wie in zijn tuin veel wilde
kastanjes heeft, behoeft niet al die vruchten
nutteloos te laten. Door ze te pellen, te ra.-;pen,
liet aldus verkregen meel te zeven en dan 111
il en oven te drogen, krijgt men een poeder, dat
als waschmiddel voor de handen uitstekend is en
ze blank en zacht maakt. Wil men het bewaren,
dan moet uien dat in bukken doozen of busjes
doen, die men niet te groot neemt, omdat het,
eenmaal opengemaakt, spoedig bederft. Men kan
het poeder part'umeeren met iris de Florence of
violengeur.
Van dit meel kan men nog op een andere
manier partij trekken. Men stort het in een kom,
giet er kokend water op. roert sterk en laat het
dan bezinken; het water is dan eane emulsie
geworden waar men laken en wollen stollen zonder
zee]i uitmuntend mee kan schoon krijgen. Hier
voor behoeft het meel niet gezeefd te worden.
E-e.