De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 13 september pagina 3

13 september 1896 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

N<x 1003 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Heinricli Reine en loncne, De vorige week is de troosteres van Heine's laatste uren, »Mouche", te Orsay gestorven. Zij was het, voor wie hij zijn laatste verzen schreef en die hy, ofschoon half blind en verlamd, met harts tochtelijke, melancholieke liefde vereerde. In 1848 waren Heine's beenen verlamd geworden, hij bleef nog acht jaren aan zijne rustbank ge ketend, dag en nacht pijn lijdend. Langzamerhand waren al zijne Parijsche vrienden, die zoo vaak de geestige scherpheden van »Enrienne" hadden toegejaicht, den weg naar zijne kamer gaan verleeren; men weet hoe hij tot Berlioz zeide, toen deze hem een bezoek kwam brengen: »Een visite! Wat, Berlioz, je zult toch altoos een origineel bljjven!" Heine hield niet anders over dan de vulgaire, lichtzinnige en mooie Mathilde, zyn vroegere maïtresse, die hij den dag vóór een duel uit edelmoedigheid gehuwd had. Indertijd had hij haar afgodisch liefgehad om haar godinnengestalte en hare gratie, maar toen hy ziek was, kon zy' geen ernstige ziekenverpleegster zijn. Zor geloos en verkwistend, wist zij hem noch met rust, noch methartelykheid,noch met waardigheid of zelfs een schyn van welvaart te omgeven. Hij kende Mathilde en hare deugden en gebreken genoeg om te weten dat hij niet meer mocht eischen dan z\j geven kon, maar toch was voor een fijngevoeligen en prikkelbaren zieke het leven naast deze materieele onverschillige vrouw eene dubbele kwelling. Een jaar voor zyn dood, in 1855, ontving Heine een bezoek van eene jonge weduwe, mevr de K., eene Czechische van geboorte; zij bracht hem wat muziek uit Duitschland mee, een geschenk van een vriend De zieke lichtte met den vinger zijn verlamd ooglid omhoog en beschouwde zijne bezoekster; hij vond haar lief, sympathiek en eenvoudig, praatte wat met haar, en verzocht haar, nog eens terug te komen. Zoo kwam zij weer, en in zijn oud hart ontbrandde nog eens eene heftige wanhopige liefde. Zij bracht in zijn droeve woning nog eenig geluk ; »la Mouche", zooals hij haar noemde, verbrak de atmosfeer van grove alledaagschheid, waarin de dichter onder ging, 's Nachts, in zijn slapelooze uren, schreef hij voor haar nog verzen, men heeft ze in zijne nalatenschap, toen hij op 2G Februari 185(5 ge storven was, gevonden. Ze zijn minder bekoorlijk, maar dieper, bitterder, droeviger dan hij er ooit geschreven heeft. »Mouche" behield tien jaren lang het geheim van haar pseudoniem; toen noemde een van Heine's vrienden in het publiek haren naam en zij kwam er voor uit; mevr. de K., werd Camille Selden, en nam een levendig aandeel in de Parijsche litteratuurbeweging tusschen 18G5 en 1880. Toen werd zy leerares in het Duitsch aan het meisjeslyceum te Rouaan. Zij bleef er vroolijk en levendig, maar op den duur moeilijk te ge naken voor vreemden ; er waren al zoovele Duitsche journalisten en leeraren en touristen en hunne dames naar Rouaan gekomen om bij haar wat stof over lange litteratuur-artikelen over Heine te komen halen. Voor wie haar niet exploiteeren wou was zij vriendelijk en interessant. Mad. Camille Selden is nu overleden te Orsay; de velen, die de geschiedenis van Heine's laatste levensjaren met aandoening en belangstelling gevolgd hebben, hebben »Mouche'"s naam steeds met dankbaarheid gelezen. Motae moraliteit. (Ingezonden). Het veelvuldig geschrijf over do wenschelijkheid der opheffing van art. 342 en de meestal nzij dige beschouwing, als zou deze wijziging in ons B. W. gemotiveerd worden door de onbillijke bevoorrechting van den man boven de vrouw, die over 't algemeen ons B. W., maar vooral art. 342 wordt verweten, deed mij overwegen, of niet te veel over 't hoofd werd gezien, /rat men door deze wijziging bereiken zou; terwijl men zich bepaalt tot het opsommen en aanprijzen van het doel dat men beoogt. Immers het doel dier wijziging is hoofdzakelijk verheffing van de rechten der vrouw, door den man mede den last te doen torschen, dien hij met/c deed ontstaan, en die tot nog toe door zijne medeplichtige alleen werd gedragen. En het middel, dat men koos is onderzoek. Xu stel ik de vraag: wat zal 't gevolg zijn van dit middel V En rnijn antwoord luidt: niet zal het doel bereikt worden, dan ten 'koste van iets veel verschrikkelijkers dan hetgeen tot nog toe geschiedde. Ziehier hoe 't gaan zal: de man zal n in zijn geheelen levenswandel n vooral op 't beslissende oogenblik beheerscht worden door de gedachte : »ik mag niet zondigen, inmt de inenschen zullen het weten en het zal mij geld kuilen .'" Behoeft het nu betoog, dat iemand door zulke motieven geleid niet op zal zien tegen welk middel ook dat hem dien kwaden dans ontsprin gen doet? En waarlijk die middelen zijn voor 't grijpen, dank zij de verdraaiers van de zuivere leer van Malthus en de behendige wijze waarop zij hunne duivelsche predicatiën verspreid hebben. Maar wat zal dan het lot van de verleide vrouw zijn V Zal haar toestand niet gevaarlijker, haar toekomst niet duizendmaal meer kommerlijk zijn dan thans? Of is do keus nog moeielijk tusschen de positie van haar, die door een harde les is vijs geworden, en van haar die suiar.KiU)'' heeft hoe ze straffeloos zondigen kan? Zij wier onschuld \ aan den eersten val vaak bepleit wordt op grond i van onwetendheid en machteloosheid tegen de verleiding, zij zal gevrijwaard worden tegen n ongeluk in haar leven ten koste van bedreiging met totalen moreelen ondergang! Immers de voorstanders der wetswijziging noemen haren toestand van machteloos-verleide-onschuld regel en die der opzettelijk speculeerende vrouwen ' uitzondering, om aldus het beduidende gevaar voor een veelvuldig ««sbruik weg te redeneeren. Welnu, wanneer de wijziging wordt verlangd roor de onschuldige maagdekens, dan is ze dus gericht | tegen de mannen met de zinspreuk: »we trouwen immers toch." Die mannen zullen eenvoudig hun zinspreuk ruilen tegen die andere: »erkomt toch niets van." Wie toch gelooft dat zij dit niet zullen verkiezen boven de geboorte van een kind dat hen sociaal en financieel benadeelen zal; en zoo zal dan het aantal vadcrloo.se kinderen afne men en de maatschappij zal zich verheugen over de uiterlyke ordeverbetering, zich weinig bekreu nend om de verfijnde ontucht die ze gezaaid heeft! Maar, hoor ik dan een en ander mij tegen werpen : »de Wet wil geen zielenredder zijn, de Wet wil slechts regelen de verhoudingen van de leden der Maatschappij onderling!" Hun wil ik antwoorden : de vraag ij hier niet wat de wet tml doen, maar: wat de wet KOET; en wanneer wij dan kunnen voorzien, welk een invloed een in te voeren bepaling op de gedra gingen der menschen hebben zal, dan volgen wij struisvogelpolitiek, door zulk een bepaling toe te laten op grond van de nobele bedoeling, die de ontwerpers er aan hebben toegeschreven. NlNON. De rijinel-orerlieerxeliing. Mode. hupse/. Zingen en ii'ielrij/len.?In Amenku. Jlece/>ten. Wie in een paar jaar niet te Parijs geweest is, zal op het fashionabel uur het bois de Boulogne nauwelijks herkennen. Waar vroeger de equipages en ruiters de meerderheid vormden, zijn het nu de bicyclettes en bicycles; eene gansche bevolking zit op het rijwiel. Nu de vrouwen zich de velocipède-mode hebben aan getrokken, is er geen houden aan; de nieuwe mode heeft invloed op het geheele maatschappe lijke leven. De boekverkoopers beweren dat er niet meer als vroeger jaren kisten vol boeken ter lectuur mee naar buiten genomen worden; men neemt enkel de Bondskaart mee, en laat zich een wielrijderstijdschrift nasturen; dat is voldoende. In het damescostuum heeft in Frankrijk de broek, wijd of nauw het van den rok gewonnen ; voorts ziet men de bonte tricotcorsages. de lichte chemisetten, de gele schoenen en jockey petten in alle qualiteiten; daarentegen komen de kost bare hoeden en kostbare kanten, die mondaines en demi-mondaines vroeger 's middags lieten zien, weinig meer te pas; het meest elegante iietscostuum verschilt van de honderd daaropvolgende al heel weinig. Ook in het Quartier Litin, op den boulevard Saint-Micliel, in het oude Parijs moet de be zoeker getroffen worden door de heerschappij van het wielrad, speciaal wat de vrouw betreft. Xiet alleen staan er bij de cafó's honderden vélocipéjrs, maar de vrouwen die er bij de studeerende jeugd behooren, hetzij dan tudiantes of wat men vroeger grisettes noemde, komen den ganschen dag niet uit haar tiets-costuum. Vaak hebben ze geen ander. Eenige hebben in het \vielrijden zooveel smaak gekregen, dat ze er alle andere luxe voor laten, slechts zooveel geld verdienen als voor haar levens-onderhoud en dat van haar rijwiel noodig is, en den gnnschen dag weinig anders doen dan trappen. Met de mannelijke bevolking is dat trouwens even erg: er is eene geheele klasse van menschen, studenten die in geen zes maanden hun colleges bezocht hebben, werklieden die niet meer werken, kooplieden zonder zaken, ambtenaren die hun bureau niet meer kennen, dit alles door een soort onschadelijke razernij aangegrepen, schamel levend van het beetje w:tt zij hebben, om maar den heelen dag wiel te rijden | of wielrijders-races te volgen. * * In plaats van gedrapeerde corsages heeft men te Trouville een aantal geheel gladde corsages gezien, de taille mouleerend en er over gespannen, met zichtbare naden; maar zij nemen nog niot op, men vindt zj kaal en ongekleed. Ook komt met dezen vorm iedere kleine onvolmaaktheid van de draagster, van haai- onderkleeding of van het corsage zelf duidelijk uit, zooal niet tersiond, dan toch de derde of vier,ie maal dat men de j japon draagt. Als dit niet noodig is. nu toch de l corsages gedrapeerd mooier zijn, wil men het j liever vermijden. Wat de rokken betreft, zooals wij zeiden neemt men ze hoe langer hoe meer van voren glad, de heupen mouleerend, en laat ook van achteren de plooien eerst tamelijk ver berieden de taille beginnen. De wij Ite van onderen is l a ij meter; de vorm moet verkregen worden zonder kleine naden of inhaa'sels. alleen door het zorgvuldig passen en afronden der groote schuine naden. Om de plooien van den rok op hun plaats te houden, hecht men ze, op :>0 centimeter vanden benedenrand, met een band elastiek, op de voering genaaid, liet is beter dit elastiek van plooi lot plooi in stukken te nemen, dan het te laten doorloopen ; in het laatste geval wordt het trekken lichter op de bovenstof zichtbaar. Wat de winter aan mantels geven zal is nog niet te voorspellen. Men begint van den collet genoeg te krijgen, ook is hij bij een kouden winter onvoldoende; zijn heerschappij verleden jaar stond zeker wel met den zachten winter in verband. Nu de mouwen platter worden is er ook voor jnquetten weer meer kans. Men denkt over een aardig en vry origineel manteltje, een wijd veston, bijna niet langer dan de taille, met groote ballonmouwen en een heel hoogen opstaanden kraag. Het zal bij tailleur-coshnnen van laken kunnen zijn, maar de vorm leent zich ook tot de rijkste visitemanteltjes in zijde en fluweel, met bont, borduursels, pailletten en guipure op gesierd. * -x* Niet iedere wijs van zich te kappen staat iedereen goed, en gelukkig is de mode niet zóó tyranniek, of zij geeft op dat punt heel wat vrijheid en verscheidenheid. Zal men zijn haren friseeren, onduleeren, ze recht omhoog zetten, ze deelen in twee diep neerhangende bandeaux a la Cléo, ze laag in den nek tot een bos ver eenigen, ze als Diana op de kruin samenbinden, of ze op Engelsche wijs in oen stijven knot bijeendraaien ? De mode heeft op dit oogenblik maar n voorschrift: geen valsch haar; dus ook geen gecompliceerde en zwaarwichtige kapsels, geen torens, geen gebouwen. Overigens moet ieder dragen wat haar het best staat. Enkelen zijn zeer bevoorrecht: de haren vormen om haar voorhoofd zelf de klassieke teekening met zeven punten, de middelste punt betrekkelijk diep op het vooihoofd, de punten op de slapen vol en scherp geteekend. Wie dat heelt, zou wel dwaas doen, door eenig frison, eenige krul of dof, die regelmatige schoonheid te verstoren. Daarentegen heeft de een een te hoog voorhoofd en doet daarom goed, het wat te beschaduwen; de ander te kale slapen en doet daarom goed, het haar wat te laten zakken; een derde onre gelmatige voorhoofdhoeki'n, en moet dan n van beiden: of dit maskeeren, zoodat beide kanten gelijk schijnen, of het haar zoo schuin opmaken, dat de onregelmatigheid als motief in het kapsel meewerkt. Wie een vrij breede kaak heeft, moet het voorhoofd niet te nauw begren zen; ze doet beter, het haar naar de kruin op te maken, en zelfs wat veel in den hals te laten hangen, het boven de slapen smal te houden en het gelaat flink rond en open te laten.. Daaren tegen voor kleine smalle gezichten, met puntige kin, met smalle wangen, is niets zoo vleiend op dit oogenblik, als de laag over de ooren vallende bandeaux. Dit is ook Clóo's geheim. Iets wat veel vrouwen te weinig doen, en zelfs m een en dat in die onthouding verdienste steekt, is, in den spiegel te zien. Alleen door veel in i den spiegel te zien, er zich in te bestudoeren, kan men die harmonie tusschen uiterlijk en be weging verkrijgen, die een deel van de bekoor lijkheid der mondaine vrouw uitmaakt. Wie in groot toilet is, met uitgewerkt kapsel, mag zich daarvan wel rekenschap geven, om door de waardigheid der gestes den indruk dien haar j toilet maakt, te versterken; wie in luchtige vaporeus buitentoilet is, enkel niches en strooken en een hoed met vliegende strikken van mous seline chiffon, kan zich door een blik in den spiegel overtuigen, dat daarbij geen al te strak j gezicht behoort. De mode der bandeaux, de lage dollen, is al l i heel gunstig voor de verschillende soorten van schoonheid, omdat men in die bandeaux zooveel variatie kun brengen. Wie niet schroomt, zich ! te doen opmerken en een heel regelmatig smal j ' gezichtje heeft, met fijnen neus, niet te lang, klein mondje en smaile kaak, draagt ze geheel J als ('!éo de Merode of als de eerste de beste i i middeleeuwschn heilige uit een oud missaal, die]), i plat, laag en bij feestelijke gelegenheden met het smalle gouden handje erom, dat Cléo ook erbij ; draagt. Als men daarbij een hoed met breede randen, eene voile en een hooge halsruchc draagt, kost het eenige moeite om door de beste kennis sen herkend te worden. Een bezwaar is, dat deze bandeaux altijd netjes moeten zitten; wie maar de geringste slordigheid ermee vertoont, of zelfs wier haar wat te blond, wat te bruin, wat te grof, wat te los is. ziet er al gauw moe uit als een vrouw bij een kormiswag^n. Heel weinig flatteus daarentegen is eenandere soort bandeaux, de twee kleine, donkere, gladde gordijntjes, die hard op het voorhoofd liggen, boven ieder oog een vettig half cirkeltje met de haren strak op de slapen weggetrokken, zooals 1 wij ze ons uit onze jeugd van bull'eljutl'rouwen : ! en naaisters herinneren. Wie de bandeaux kort l en op het voorhoofd wil hebben, doet best, het haar op de kruin heel hoog te nemen, en het : vandaar los gegolfd, naar beide zijden of schuin naar voren te laten vallen, om in elk geval het strakke te vermijden. liet is volst-okt niet noodig, als men mooie . ooren heeft dit is toch een heel bijzondere en vrij zthlxame schoonheid die te bedekken. Men i omlnieert dan eenvoudig bet baar, laat het midden van liet voorhoofd vrijwel ontbloot, brengt de bandeaux op de slapen naar \oren en werpt i ze boven de ooren weer naar achteren : dit kan i een heel gunstige coiffure zijn, wie wat <rehoorzaam baar heeft kan met eens om de dag of tien onduleeren volstaan. Heeft men daarentegen breede slapen en geen mooie ooren, dan is een ! 'ecrepeerdü, gefaseerde, of dik geonduleerde : bandoau, van het midden valland, aangewezen, Eene fout waarin men, zich regelend naar de ?' platen van ls;',o, bij het kappen met bandeaux ' allicht zou vervallen, is, ze van boven te glad te nemen, dan wijd uit, en dan plotseling weer ineengeyat; dat laatste vooral wil de tegenwoor dige mode niet; de bandeaux moeten zacht uit, loopend het ovaal van bet gezicht oncadreeren, niet als twee groote driehoeken, zooals op de oude portretten, er naast staan. i Slechts enkele gezichten kunnen een scheiding , op zijde verdragen; wie dat kan. doet goed, i dikwijls de scheiding te verleggen, dat geei't iets i pikants en houdt de haren veerkrachtig. Maar men kan dit alleen met een zeer correct, hoog hartig, aristocratisch fraai gezicht dragen, zoodat men nooit gevaar loopt, er op onaangename wijs de aandacht mee te trekken. De meeste voorhoofden zijn voor de tegen woordige mode te hoog; wie intusschen een te laag voorhoofd heeft, kan daaraan ook iets doen. Zij moet de haren in 't midden wat omhoog onduleeren en ze daarna op de i-lapen naar be neden brongen : de voorhoofdstreep lijkt dan hooger dan zij is. Daar bandeaux nooit s'ordig mogen zitten, worden er heel wat kammetjes in de kapsels gestoken, soms wel tien of twaalf, eenige zicht baar, anderen onzichtbaar, maar alle zoo een voudig mogelijk, van blond of bruin schildpad met gladden rand. * * * Tegen de bewering van eenige Londensche zangonderwijzers, als zou wielrijden bevorderlijk zijn voor den zang, komt mad. Marchesi, de beroemde Parijsche sterrenkweekster, in een brief die is meegedeeld in Die igmde, ten sterkste op. Mad. Marchesi is te Tréport en schrijft over koetjes en kalfjes, een echte vacantiebrief. »llier te Trép >rt wandelt bijna niemand op zijn voeten. Een deel van de gasten gaat tochtjes in bootjes op zee maken en komt met krijtwitte gezichten en blauwe neuzen thuis; een ander deel schom melt op rampzalige ezeltjes; het grootste deel zit den heelen dag op velocipèdes." Dan spreekt de bejaarde en natuurlijk nog al conventioneele dame veel over het sportcostuum en de wijdeen nauwe broekjes, waarmee de wielrijdsters ook wandelen, -.sKortom, het is een onbeschrijfelijk carnaval. Maar wat aan dit geheele gedoe de kroon opzet, is, dat zekere zangonderwijzers het wielrijden tot bevordering der stemvorming aan raden ! Voor krachtige gezonde menschen kan het misschien de ontwikkeling der longen be vorderen, maar voor de stemorganen, zoowel als voor teere gestellen, beweer ik dat het snel door snijden der lucht, zooals dat bij het wielrijden voorkomt, feitelijk gevaarlijk kan worden. Ik verbied daarom dezen sport aan al mijn zang vogels." * * # In sommige groote steden heeft men dezen zomer kunnen opmerken, dat de corsetwinkels eene buitengewone prijsvermindering annonceerden, zoo buitengewoon, dat er iets onder moest schui len. De reden ligt in de omstandigheid, dat, naar de corsethandelaren wel weten, eene geheele revo lutie in den vorm van dit toiletartikel hare vol tooiing nadert. Het oude corset heeft feitelijk uitgediend en een geheel nieuwe vorm is er voor in de plaats gekomen. Of de vorm veel hygiëni scher, veel onschadelijker is dan de vroegere, is de vraag, maar rnen zou bijna zeggen van wel. De vorige vorm van corset, die tot verleden jaar gold, bad een vrij sterke inkrimping op de maag, terwijl daarboven en daaronder, juist door die inkrimping, het embonpoint te sterker naar voren kwam ; op den rug was het plat. Het nieuwe corset daarentegen geeft eene bijna rechte lijn van voren, en neemt diezelfde inkrimping in den rug en op de heupen, zoodat men bijna zou kunnen zeggen, dat een oud corset achterste voren gedragen, voor een nieuw kon gelden. Het is weer ongeveer de vorm, die men op portretten uit den Spaanschen tijd vindt, met weinig ruimte gelaten voor den boezem en een zoo lang moge lijke lijn van den hals tot het uiteinde van het puntcorsage. Maar terwijl men ze toen van ijzer maakte, is nu zelfs het baleinwerk betrekkelijk gering; alleen de middenbalein van voren moet, om de neiging tot buiging te weerstaan en de maag vooral te sparen, vrij stevig zijn. De taille wordt nu van voren veel langer dan van achteren, of liever men kan ze zoo lang nemen als men verkiest, omdat de siihouette van de buste in profiel absoluut recht is of zelfs naar buiten gebombeerd. Deze vorm is ook oorzaak, dat de corsetten van zeer verschillende lengte en vorm zijn; te breede heupen worden liefst besloten in een geheel harnas, een zeer slanke liguur heeft niet veel meer dun een smallen gordel noodig, die van voren wat langer is dan van achteren. I h- I/ol/'tiulfcln' J.elie is onlangs onder redactie van Mevr. v. Wermeskerken?,l unius haar tienden jaargang ingetreden. Als specimen van den inhoud kan de opgave van een der nummers, b.v. dat van L'<; Augustus dienen: Hoofdartikel: Kleinigheden, door S. l1'. K.-G.; Week-kalender; Kngeische Fabrieksrneisjes, IV; De Bloemenmaakaters; Mardies Ondervinding, door Ivate Dickinson Sweetser, vrij gevolgd naar het Amerikaansch door X. 1-'. Kuiper; Vormen, Op reis, door Tante Jo; De ex-keizerin Eiigónie, een karakterschets (naar het Engelsch van II. L.); Ku toch...., Avond aan Zee en De Starrenhemel (gedichtjes) door P. Keuning: Correspondentie. * TT * !\,IS/UI,ji'/nii i/i r. Wie in zijn tuin veel wilde kastanjes heeft, behoeft niet al die vruchten nutteloos te laten. Door ze te pellen, te ra.-;pen, liet aldus verkregen meel te zeven en dan 111 il en oven te drogen, krijgt men een poeder, dat als waschmiddel voor de handen uitstekend is en ze blank en zacht maakt. Wil men het bewaren, dan moet uien dat in bukken doozen of busjes doen, die men niet te groot neemt, omdat het, eenmaal opengemaakt, spoedig bederft. Men kan het poeder part'umeeren met iris de Florence of violengeur. Van dit meel kan men nog op een andere manier partij trekken. Men stort het in een kom, giet er kokend water op. roert sterk en laat het dan bezinken; het water is dan eane emulsie geworden waar men laken en wollen stollen zonder zee]i uitmuntend mee kan schoon krijgen. Hier voor behoeft het meel niet gezeefd te worden. E-e.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl