De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 27 september pagina 9

27 september 1896 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 1005 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 9 Koude drukte. 7 "* ** n s' *" ^ »Jawel, de rest ken ik," zuchtte mijnheer Patar. Op dat oogenblik viel op straat een wielrijder ?van zijne machine, en werd bijna door een omni bus overreden. «Mevrouw Patar," zeide mijnheer Patar met ?verbeten woede, »waarom ga je eigenlijk ook niet wielrijden ?" Mevrouw Patar, die juist bezig was haar spie gelbeeld toe te lachen, draaide zich om en zeide: *Ben je gek, mijnheer Patar ?" »Ja, je hebt eigenlijk gelijk," zeide haar echtgenoot, »je bent er veel te dik voor !" Als hij mevrouw Patar een oorvijg had gegeven, had zy niet woedender kunnen worden. »Te dik !" schreeuwde het schoone wezen, dat zich verbeeldde, de slankheid van een gazelle te bezitten, »ben ik te dik ?" »Bovendien", ging mijnheer Patar voort, »zou je het toch niet kunnen doen, want als het je ooit in je hoofd kwam, zou ik het je verbieden." >Jy ?" kreet mevrouw Patar. »Ja zeker, ik." »Dat is te erg ! ... Dat is werkelijk al te erg ! ... Jij zoudt je veroorloven, mij iets te verbieden, mij, die . .." »40000 francs ten huwelijk heb meegebracht. .. Jawel, dat keu ik.. . Zeker hoor, ik zou het je verbieden, ik zou hetje uitdrukkelijk ver-bie-den." »Dat zullen we toch eens zien !" krijschte mevrouw Patar rood van woede. * * Nog dienzelfden avond had mevrouw Patar, die niet geheel vrij was van den geest van tegen spraak, zich een bicycle aangeschaft. En ondanks de misdadige stille hoop van haar echtgenoot, is mevrouw Patar nog niet overreden, en zal zij ?waarschijnlijk ook nooit overreden worden, want zij heeft er van afgezien haar velocipède te ge bruiken, daar haar omvangrijke persoonlijkheid geen plaats kan vinden op den zadel van de bicycle. Bij wijze van schadeloosstelling draagt zij nu het costuum van de echte cijcle u-omnn, en zelfs draagt zij het den geheelen dag, enkel en alleen om haar geliefden echtgenoot te ergeren. Maar haar geliefde echtgenoot ergert zich niet. Integendeel, hij wrijft zich vergenoegd de handen. Hij denkt aan de vroegere naaisters rekeningen, aan het skoopje" van 800 francs en lacht in zijn vuistje, terwijl hij in zichzelf zegt: »Een compleet wielrijderscostuum voor 50 francs.. . Och, och, wat is zoo'n fiets toch een heerlijke uitvinding '. . . ." ">IIN BULT,: Menschen, houdt me tegen, anders bega ik een ongeluk aan dien kerel!" innniniinniniiiiiiiniiiiiiinnMiiiinnntniiniiintniiitinnnniiiniinniiniiitniiMnnniin Parlementaire Portretten (Karikaturen.) iiiiiiniiiiitinninunimiiiiniiiinniiiiiinintiiniiuniiiimniiiniinniinninuMiiiim^ Neyel, door M. V OU SAINT-PiOCHE. Zoo dicht, zoo zwaar, zoo boosaardig waren die nevelen; alsof ze nimmer meer wilden wijken, maar het licht overwint altijd ' In de woonkamer is het als gewoonlijk. Moeder neemt de ontbijttafel af, de kinderen beginnen door JAN DK WAAUDT. Mr. S, van Houten. Baron MicMels an Verönynen. te spelen, te lachen en elkaar te plagen; vader kijkt naar buiten. Wel zit men anders na het ontbijt dikwijls nog een poosje bij elkaar, maar heden haast de vader zich het huis uit te komen. En toch staat hij nog aan het venster met den hoed in de hand en hij doet alsof alles, wat achter hem gebeurt, hem aangaat noch treft. Een oogenblik blijft de moeder staan, haar handen beven zacht van ontroering; hare lippen bewegen krampachtig, als zij naar hem ziet; hoe hij daar staat, zoo rustig, zoo koud en zoo stil. Zij bedwingt zich en verlaat het vertrek, dadelijk daarop gaat ook de vader heen en de kinderen hooien de huisdeur in het slot vallen. Bij dit geluid kijken allen van hun spel op, de oudste echter ziet naar de moeder, die weer binnen komt. Vader is weg!" fluistert zij en haar oog zegt duidelijk, dat zij alles begrijpt. ? Zoo V' antwoordt de moeder op een geheel vreemden, drogen toon. Maar het kind voelt mede den steek, die daarbij door het hart der moeder gaat; stil en stom neemt deze eenig naaiwerk op en zet zich in een hoekje. Langzaam, zwaar kruipt de morgen voort. De moeder zingt niet zooals anders bij haar werk, niet zooals anders praat zij met de kleinen of moedigt de grooteren aan. Een stille, koude last drukt sinds gisteravond op alle vertrekken. Het is middag; vader komt thuis, even sprakeloos, zoo zonder groet als hij is gegaan: de kindoren verwelkomen hem, hij knikt slechts en schuift den stoel bij tafel. Allen voelen iets als eene ijskoude hand en bet wordt zeer stil in den kleinen kring; onaan genaam duidelijk rammelen de borden ; allen eten mechanisch, geen woord onderbreekt deze harde, pijnlijke stilte. De kleinen weten niet waarom, maar zij fluisteren, terwijl zij anders vroolijk lachen. Daar begint de jongste zacht te weenen en legt zijn kopje op beide handen. De moeder neemt hein op om hem ir/ zijn bedje te leggen. Maar hij weert zich. --Papa!" roept hij en reikt, om bij hem te komen; hij v/il zijn nachtkus hebben. Over bot bleeke gelaat der moeder gaat iets als een zwakke schijn. >/Vader, zeg hem goeden nacht !" smeekt zij en hare stem beei't van ingehouden liefde. Daar breekt de ban ! Kerst schuchter, dan moediger volgt het ne liefdewoord het andere. ?>llior. vadertje, uw pantr.lfels !" .-Heeft u het niet koud?" vraagt de oudste en lacht den vader toe. als zij voor hom knielt en hem met een vroolijk hart behulpzaam zijn wil. De kleinste jongen klimt op zijns vaders knie en zijne kleine zuster brengt bedrijvig het a se h bak j e. Do oogpn van den vader glanzen weer, en de straal daaruit dce'.t zich aan allen mee; zij jubelen en schertsen als de moeder binnenkomt. Hoe licht en warm komt het haar plotseling in de woonkamer voor. Hoe konden gisteren die paar woorden dezen drukkenden last, dat dornpe zwijgen teweegbrengen ? Gisteren ': Een jaar, dunkt haar, moet tusschen Gisteren en lieden liggen; eon jaar van drukkend leed en dof be rouw, die alles dood, droef en grauw maakten. Hoe verlangden beiden naar het einde van dezen tijd, die beiden eeuwig scheen en hoe lang duurde het eer een verzoenend woord den weg van hart tot hart vond ! Hij kijkt op en beider blikken ontmoeten elkaar; uit beider ziel breekt zich het bewustzijn baan, dat hun eigen verkeerdheid de schoone wereld van hun innerlijk wezen verduisterde. Zij spreken nog geen woord, maar hunne oogen zijn vochtig geworden, zij hebben elkaar begrepen, wedergevonden. Hij schuift een stoel naast den zijne; de moeder zet zich en dan omsluit zijne hand de bare warm, innig, vast. De liefde overwint immer! en de wereld, het leven is zoo zonnig, zoo schoon, als licht en. liefde heerschen ! ,\aar hei Iti/itsch. II.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl