Historisch Archief 1877-1940
No. 1005
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
9
Koude drukte.
7 "* ** n s' *" ^
»Jawel, de rest ken ik," zuchtte mijnheer
Patar.
Op dat oogenblik viel op straat een wielrijder
?van zijne machine, en werd bijna door een omni
bus overreden.
«Mevrouw Patar," zeide mijnheer Patar met
?verbeten woede, »waarom ga je eigenlijk ook niet
wielrijden ?"
Mevrouw Patar, die juist bezig was haar spie
gelbeeld toe te lachen, draaide zich om en zeide:
*Ben je gek, mijnheer Patar ?"
»Ja, je hebt eigenlijk gelijk," zeide haar
echtgenoot, »je bent er veel te dik voor !"
Als hij mevrouw Patar een oorvijg had gegeven,
had zy niet woedender kunnen worden.
»Te dik !" schreeuwde het schoone wezen, dat
zich verbeeldde, de slankheid van een gazelle te
bezitten, »ben ik te dik ?"
»Bovendien", ging mijnheer Patar voort, »zou
je het toch niet kunnen doen, want als het
je ooit in je hoofd kwam, zou ik het je verbieden."
>Jy ?" kreet mevrouw Patar.
»Ja zeker, ik."
»Dat is te erg ! ... Dat is werkelijk al te erg ! ...
Jij zoudt je veroorloven, mij iets te verbieden,
mij, die . .."
»40000 francs ten huwelijk heb meegebracht. ..
Jawel, dat keu ik.. . Zeker hoor, ik zou het je
verbieden, ik zou hetje uitdrukkelijk ver-bie-den."
»Dat zullen we toch eens zien !" krijschte
mevrouw Patar rood van woede.
* *
Nog dienzelfden avond had mevrouw Patar,
die niet geheel vrij was van den geest van tegen
spraak, zich een bicycle aangeschaft. En ondanks
de misdadige stille hoop van haar echtgenoot, is
mevrouw Patar nog niet overreden, en zal zij
?waarschijnlijk ook nooit overreden worden, want
zij heeft er van afgezien haar velocipède te ge
bruiken, daar haar omvangrijke persoonlijkheid
geen plaats kan vinden op den zadel van de
bicycle.
Bij wijze van schadeloosstelling draagt zij nu
het costuum van de echte cijcle u-omnn, en zelfs
draagt zij het den geheelen dag, enkel en
alleen om haar geliefden echtgenoot te ergeren.
Maar haar geliefde echtgenoot ergert zich niet.
Integendeel, hij wrijft zich vergenoegd de
handen. Hij denkt aan de vroegere naaisters
rekeningen, aan het skoopje" van 800 francs en
lacht in zijn vuistje, terwijl hij in zichzelf zegt:
»Een compleet wielrijderscostuum voor 50 francs.. .
Och, och, wat is zoo'n fiets toch een heerlijke
uitvinding '. . . ."
">IIN BULT,: Menschen, houdt me tegen, anders bega ik een ongeluk aan dien kerel!"
innniniinniniiiiiiiniiiiiiinnMiiiinnntniiniiintniiitinnnniiiniinniiniiitniiMnnniin
Parlementaire Portretten (Karikaturen.)
iiiiiiniiiiitinninunimiiiiniiiinniiiiiinintiiniiuniiiimniiiniinniinninuMiiiim^
Neyel,
door M. V OU SAINT-PiOCHE.
Zoo dicht, zoo zwaar, zoo boosaardig
waren die nevelen; alsof ze nimmer
meer wilden wijken, maar het
licht overwint altijd '
In de woonkamer is het als gewoonlijk. Moeder
neemt de ontbijttafel af, de kinderen beginnen
door JAN DK WAAUDT.
Mr. S, van Houten.
Baron MicMels an Verönynen.
te spelen, te lachen en elkaar te plagen; vader
kijkt naar buiten.
Wel zit men anders na het ontbijt dikwijls
nog een poosje bij elkaar, maar heden haast de
vader zich het huis uit te komen.
En toch staat hij nog aan het venster met den
hoed in de hand en hij doet alsof alles, wat
achter hem gebeurt, hem aangaat noch treft.
Een oogenblik blijft de moeder staan, haar
handen beven zacht van ontroering; hare lippen
bewegen krampachtig, als zij naar hem ziet; hoe
hij daar staat, zoo rustig, zoo koud en zoo stil.
Zij bedwingt zich en verlaat het vertrek, dadelijk
daarop gaat ook de vader heen en de kinderen
hooien de huisdeur in het slot vallen. Bij dit
geluid kijken allen van hun spel op, de oudste
echter ziet naar de moeder, die weer binnen
komt. Vader is weg!" fluistert zij en haar oog
zegt duidelijk, dat zij alles begrijpt.
? Zoo V' antwoordt de moeder op een geheel
vreemden, drogen toon.
Maar het kind voelt mede den steek, die daarbij
door het hart der moeder gaat; stil en stom neemt
deze eenig naaiwerk op en zet zich in een hoekje.
Langzaam, zwaar kruipt de morgen voort. De
moeder zingt niet zooals anders bij haar werk,
niet zooals anders praat zij met de kleinen of
moedigt de grooteren aan. Een stille, koude
last drukt sinds gisteravond op alle vertrekken.
Het is middag; vader komt thuis, even sprakeloos,
zoo zonder groet als hij is gegaan: de kindoren
verwelkomen hem, hij knikt slechts en schuift
den stoel bij tafel.
Allen voelen iets als eene ijskoude hand en
bet wordt zeer stil in den kleinen kring; onaan
genaam duidelijk rammelen de borden ; allen eten
mechanisch, geen woord onderbreekt deze harde,
pijnlijke stilte.
De kleinen weten niet waarom, maar zij
fluisteren, terwijl zij anders vroolijk lachen.
Daar begint de jongste zacht te weenen en legt
zijn kopje op beide handen.
De moeder neemt hein op om hem ir/ zijn
bedje te leggen.
Maar hij weert zich. --Papa!" roept hij en
reikt, om bij hem te komen; hij v/il zijn
nachtkus hebben.
Over bot bleeke gelaat der moeder gaat iets
als een zwakke schijn. >/Vader, zeg hem goeden
nacht !" smeekt zij en hare stem beei't van
ingehouden liefde.
Daar breekt de ban !
Kerst schuchter, dan moediger volgt het ne
liefdewoord het andere.
?>llior. vadertje, uw pantr.lfels !"
.-Heeft u het niet koud?" vraagt de oudste en
lacht den vader toe. als zij voor hom knielt en
hem met een vroolijk hart behulpzaam zijn wil.
De kleinste jongen klimt op zijns vaders knie
en zijne kleine zuster brengt bedrijvig het
a se h bak j e.
Do oogpn van den vader glanzen weer, en de
straal daaruit dce'.t zich aan allen mee; zij jubelen
en schertsen als de moeder binnenkomt.
Hoe licht en warm komt het haar plotseling
in de woonkamer voor. Hoe konden gisteren die
paar woorden dezen drukkenden last, dat dornpe
zwijgen teweegbrengen ? Gisteren ': Een jaar,
dunkt haar, moet tusschen Gisteren en lieden
liggen; eon jaar van drukkend leed en dof be
rouw, die alles dood, droef en grauw maakten.
Hoe verlangden beiden naar het einde van
dezen tijd, die beiden eeuwig scheen en hoe lang
duurde het eer een verzoenend woord den weg
van hart tot hart vond !
Hij kijkt op en beider blikken ontmoeten
elkaar; uit beider ziel breekt zich het bewustzijn
baan, dat hun eigen verkeerdheid de schoone
wereld van hun innerlijk wezen verduisterde. Zij
spreken nog geen woord, maar hunne oogen zijn
vochtig geworden, zij hebben elkaar begrepen,
wedergevonden.
Hij schuift een stoel naast den zijne; de
moeder zet zich en dan omsluit zijne hand de
bare warm, innig, vast.
De liefde overwint immer! en de wereld, het
leven is zoo zonnig, zoo schoon, als licht en.
liefde heerschen !
,\aar hei Iti/itsch. II.