Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1006
verspreiding en zending, maar evenzeer schonk
hij zijn tijd en zijne schier onbegrensde werk
kracht aan instellingen van weldadigheid,
die niet uitsluitend een godsdienstig karakter
dragen. Zoo was hij tot aan zijn dood een
ijverig lid der gasthuis-commissie en heeft
hij tot de reorganisatie onzer gasthuizen
krachtig medegewerkt.
Gaat men de lijst na der instellingen in
wier bestuur Sillem zitting had of het voor
zitterschap bekleedde, en weet men daarbij,
dat hij gewoon was stipt te volbrengen, wat
hij op zich had genomen, dan schijnt het
onbegrijpelijk, hoe hij den tijd voor een zoo
uitgebreiden arbeid vinden kon. Hoe groot
zijn niet de verplichtingen, die het
Nederlandsche Bijbelgenootschap aan Sillem heeft
als aan zijnen voorzitter! Onvermoeid en
nauwgezet, met een snellen en juisten blik,
was hij de ziel van vele commissiën: hij laat
een aantal plaatsen ledig, wier vervulling
de grootste bezwaren opleveren zal.
Maar naast dien min of meer openbaren
arbeid stond nog een andere van meer bijzon
deren aard. Ongetroost heeft Sillem nooit
iemand laten heengaan, die bij hem raad en
steun kwam zoeken. Met den ernst, waar
mede hij alles behartigde, behartigde hij ook
de belangen van hen, die zich in hunnen
nood tot hem wendden. Die arbeid onttrekt
zich uit den arbeid der zaak aan ons oog
en wie den overledene gekend heeft in zijne
natuurlijke bescheidenheid, zal zijne nage
dachtenis ook hierin willen eeren en niet
breed uitmeten hoeveel goeds door Sillem in
stilte is gedaan. De dank van duizenden
vergezelt hem tot in het graf.
Vraagt men naar den oorsprong van zoo
veel voortreffelijks, dan zal men niet kunnen
volstaan met te wijzen op zijne uitnemende
eigenschappen van hoofd en hart. De diepere
grond lag in zijn oprecht geloof, dat zich in
werken der liefde openbaren moet. Hij had
zijn naaste lief in den waren zin des woords
en smaakte onder alle moeiten des levens en
onder alle droefheid, die ook hern niet ge
spaard is gebleven, dien vrede, die alle ver
stand te boven gaat.
T. PLACE.
Vorstelijke bezoeken.
Het zal voor de lezers der Fransche bladen
een uitkomst zijn als het bezoek van den
Czar tot het verleden behoort. De politieke
tinnegieterij over den aard, de strekking, de
beteekenis der nog altijd even problematische
Fransch-Kussische alliantie zal daarmede
zeker niet ophouden, want een beslissend
woord, dat een helder licht verspreidt in het
tot dusver van Kussische zijde klaarblijkelijk
gewilde schemerdonker, zal bij deze gelegen
heid wel niet worden uitgesproken, maar men
zal ten minste verlost zijn van de eindelooze
discussiën in de Fransche pers over de wijze,
waarop de Czar en zijne gemalin behooren
te worden ontvangen. De zenuwachtigheid
der republikeinsche gastheeren zou onrust
barend zijn, als zij niet zoo lachwekkend
was. Lange artikelen zijn reeds geschreven
over de vraag, of president Faure zich niet
een uniform zou moeten aanschaffen, maar
nu dringt zich de quaestie op den voorgrond,
of de dames, die de receptiën op het Klypóe
zullen bijwonen, sleepjaponnen zullen dragen,
en zoo ja, hoe lang die sleepen dan wel
mogen zijn. Het berekenen der lengte van
een democratisch-republikeinschen sleep is
waarlijk geen kleinigheid!
De Fiyart) waarschuwt zijn landgenooten
zeer terecht: »Laat ons toch oppassen, dat
wij ons niet aanstellen als parvenu's, die
toevallig een hooggeplaatste!) bezoeker ont
vangen. Het geldt hier een beteekenisvol
politiek feit, en geen onbeduidende parade.
Over ceremonieel en formaliteiten is al meer
dan genoeg gepraat; Iaat ons nu eindelijk
eens tot daden overgaan." En nog een
beetje scherper zegt de J/mr: »Heusch, de
discussie over al die bijzonderheden is on
zinnig. Wij stellen ons aan als een portiers
familie, die een oom uit Amerika verwacht,
en de reis van den Czar gaat langzamerhand
gelijken op »de bruiloft van neef Bohosse."
De groote moeielijkheid ligt natuurlijk in
het feit, dat er tussehen Fransche en Kus
sische toestanden zoo weinig overeenstemming
bestaat. President Faure heeft die moeielijk
heid trachten op te lossen door te onderstel
len, dat het bezoek van den Czar het hoofd
van den Franschen staat gold, en dat dus
de Czar en de president als grootheden van
dezelfde orde tegenover elkander zouden
staan. Maar dat heeft men hem spoedig
afgeleerd! Verbeeld u, dat in de democra
tische republiek bij de plechtige receptiën
de volksvertegenwoordigers maar waren weg
gecijferd, omdat in Rusland voor hen geen
aequivalent te vinden was! De kamer en
de senaat hebben hun verontwaardigde pro
testen niet onder stoelen of banken gestoken,
en nu is het blaadje omgekeerd, en zullen
de volksvertegenwoordigers overal eene eerste
viool spelen. Zelfs zal, naar het schijnt, de
czar worden uitgenoodigd om eene kamer
zitting bij te wonen. Wie weet, hoe dit nog
kan medewerken tot de invoering van
constitutioneele instellingen in Rusland!
Intusschen hebben in een ander deel van
Europa vorstelijke bezoeken plaats, waarover
minder drukte wordt gemaakt, maar die
misschien niet minder belangrijk zijn. Aan
de grenzen van Oostenrijk-Hongarije in het
voormalige Turksche gebied hebben de keizer
van Oostenrijk-Hongarije en de koningen van
Serviëen van Roemeniëelkander ontmoet,
om getuigen te zijn van de voltooiing der wer
ken, die de scheepvaart op den Donau van
het hart van Duitschland tot de kust
deiZwarte Zee mogelijk maken, en die voor de
oeverstaten een nieuwe bron van welvaart
hebben geopend.
De Ijzeren Poort was de naam, dien men
aan dat gedeelte van den loop der Donau
gaf, waar de rivier de Hongaartche laag
vlakte verlaat, om zich, dwars door de
Transsvlvaniscbe bergketen, een weg te banen
naar de vlakte van Walachije. Een reeks
van stroomversnellingen over een rotsachtigen
bodem maakte hier over eene uitgestrektheid
van enkele kilometers alle scheepvaart onmo
gelijk. In 1890 is men aan het werk gegaan,
om de hindernissen uit den weg te ruimen.
Twee millioenen kubieke meters steen moes
ten worden verwijderd om een ruimen en
diepen waterweg te verkrijgen, en dertien
millioen florijnen heeft Oostenrijk-Hongarije
besteed aan dit werk des vredes, dat niet
minder aan Serviëen aan Roemeniëzal ten
goede komen. Terecht heeft men de leden
van het juist te Buda-Pest vergaderend inter
parlementair vredes-congres uitgenoodigd, om
bij de plechtigheid der opening tegenwoordig te |
zijn. En terecht kon keizer Franz Joseph tot
de beide souvereinen der naburige landen zeg
gen : «overtuigd, dat de voltooiing van dit
werk een krachtigen en heilzaineu stoot zal
geven aan de vreedzame en vruchtbare ont
wikkeling der internationale betrekkingen,
drink ik op het geluk en de welvaart van
onze volkeren.'1
Maar de opening der Ijzeren Poort heeft
nog een naspel: keizer Franz Joseph knoopt
daaraan vast een officieel bezoek aan het
bevriende Roemenië, en nergens ontveinst
men zich de politieke beteekenis van dit
bezoek. j
Roemeniëheeft in 1878 en '70 een bittere
les gehad, toen het voor de aan Rusland
verleende hulp werd beloond door het ver
lies van eene provincie. De wrok over die l
ondankbaarheid is sterker gebleken dan de
de overigens zoo krachtige band die de vol
keren van Slavischen stam vereenigt. De
regeeringspartij in Roemenië, zij moge conser
vatief of liberaal zijn, zoekt haar heil in
eene aansluiting bij Oostenrijk-Hongarije; aan
Russophilen ontbreekt het in het Koemeensche
parlement niet, maar het merkwaardig ver
schijnsel doet zich voor, dat die Russophilen
steeds in de oppositie worden gevonden en
hun voorliefde geheel verloochenen, zoodra
zij of hunne leiders tot de regeeving worden
geroepen.
De persoonlijke sympathieën van koning
Carol van Roemeniëdie een
Hohenzollern is leiden hem tot aansluiting bij de
tri pi e alliantie; de politieke ovenvegingi'ii van
bijna alle Hoeniecnsclie, staatslieden voeren
hen in de zelfde richting, al is bij hem do
sympathie voor Oostenrijk, en vooral voor
Hongarije, niet bijzonder groot.
Het .lounntl /li x Di'-lnitft, dat van zijn
Fransch-Russisch standpunt de nt/rii/r tus
sehen Oostenrijk-I [ongarije en Roemeniëmet
leede oogen ziet, schrijft : «Sedert het op!reden
van het tegenwoordige liberale Kabinet heeft
Roemeniëgebroken met de politiek van ab
solute neutraliteit, welke het tot op dien lijd
had toegepast."
Wij zagen reeds, dat die bewering onjuist
is: de conservatieve premier Catargiu heeft
zich een even krachtig voorstander getoond
van de aansluiting bij de triple alliantie als
de liberale premier Demeter Stoerdza. Hier
mede willen wij echter niet beweren, dat die
aansluiting in den vorm van een bindend
tractraat zou zijn geschied. Het geldt hier
een op gelijke of gelijksoortige belangen be
rustende groepeering, en nu Bulgarije, Servi
en Montenegro geheel of gedeeltelijk in
Russisch vaarwater zijn geraakt, is het in
het belang van het politiek evenwicht zeker
niet verkeerd, dat Roemenië' een anderen
koers uitstuurt.
IllllillllMlMMiiMilMlMlmuiiiiiimiMMliiiiillllHimmiMMiMiinmmmiiniiii
LI
ziek
Het gewichtigste evfuomeiit op muzikaal gei/ied
sedert ik iiiijn vorige kroniek sehreef is wel de
uilvoering van de (Je .symphonie (Pathctiquei viiu
Tsohaikowski, een werk dat reeds een vorig jaar
in de Ned. Opera onder leiding van den Russischen
muziekdirecteur Safonoff is ten gehoore gebracht
doch dat thans voor het eerst in het Concertge
bouw is uitgevoerd en dat ik thans voor het
eerst hoorde.
Daar ik dit werk voor een der belangrijkste,
zoo niet voor het belangrijkste houd, dat in den
laatsten tijd als nieuw is vertolkt, zij het mij
vergund wat uitvoeriger bij deze compositie stil
te staan.
Het eerste deel van deze sywplionie is op de
wijje behandeld van den gebruikelijken hoofdvorm
wat de expositie en de bewerking van de beide
thema's betreft, echter met dit verschil, dat, de
rhythmische motieven, die in zich uit den
tusschensatz ontwikkelen, een grootere rol dan gewoonlijk
in dit deel spelen. Ook staat het tweede thema
niet alleen door het karakter, doch ook door liet
tempo scherp tegenover het eerste.
Bijzonder rijk is in dit duel de doorwerking van
het eerste thema eu zeer verrassend is de geheim
zinnige overgang naar het slot, waar tegen de
zachte pizzicati van de strijkinstrumenten het
slotmotief eerst door de trompetten en later door
de houten blaasinstrumenten wordt aangeheven.
Het tweede deel, Allegro con Grazia, is zeer
eigenaardig. Het thema wordt door de violoneellen
ingezet in vijf kwart maat. Gewoonlijk wordt die
maat ingedeeld in groepen van twee en
driekwart-en, doch dit schijnt liier niet geheel juist want
de accenten op de vierde en vijfde kwart zijn bijzon
der sprekend; daarom zou liet beslist de voorkeur
verdienen bij het dirigeeren dit te slaan eerst als
een vierkwart maat eu dan bij den opslag twee
slagen te nemen, wanneer niet een tweede motief,
dat zich eerst afzonderlijk doch later ook tussehen
de doorwerking van het eerste motief doet hooren,
de iudeelini* : twee drie noodzakelijk maakt.
Het hoofdmotief is zeer slank gebouwd eu ondanks
de vijf kwart maat zoo natuurlijk en los v m allure,
waarbij het tweede deel zoo eigenaardig zijn weg
gaat.
In het, gehcele werk heeft de componist van de
gelegenheid gebruik gemaakt zijn gaven als voor
treffelijk contrapuntist ten toon te spreiden, doch
hij doet dit zonder eenig vertoon van geleerdheid.
zoo ongezocht en natuurlijk als alleen een irroot
meester dit, vermag. Het meest dringt zich dit, op
den voorgrond bij het derde deel, Allegro molto
vivace, dat geheel bewerkt is op een rhytmisch
motief en dat op bewonderenswaardige wijze ont
wikkeld is. De instrumentatie van dezen satz is in
het eerste gedeelte bijzonder doorschijnend. Het
is in den aanvang een uiterst lijn weefsel van
polyplionie, kleur en stemming, doeli meer en meer
wordt het, hoofdmotief ontwikkeld tot het eindelijk
een machtigen storm wordt, die deze tcedere gedachte
tot een uiting van macht en kracht maakt.
De Finale is een schoone klacht, die op heer
lijke wijze deze machtige uiting van hartstocht,
kracht en weemoed beslu.it.
Tschaikowski is niet alleen een meester in den
vorm, i u bewerking en instrumentatie, hij is het ook
in de muzikale expressie, want afgescheiden van de
kwestie of deze symphonie onder woorden 1e bren
gen is, laat de componist u onder het aanhooren
van zijn werk een leven, eene geschiedenis mede
leven. 11 ie dat leven, wat, die geschiedenis is,
moet ieder hoorder die met fantasie bedeeld is voor
zichzelf gevoelen.
Mijn doel was alleen iets van den inhoud te;
verhalui. Voor herhalingen van dit. werk (die niet
zullen uitblijven, want de lieer McngellKnr out ving
voor zich en zijn orkest eene zeer warme ovatie
voor de in veel opzichten superieure vertolking
van dit werk) zal het, wellicht nuttig kunnen zijn
er op te wij/en, dat de delicate viooli'm'uren, die
zich als arabesken om de hoofdmotieven bewegen,
nog wel eens verloren gingen onderden klank van
de houten blaasinstrumenten.
Kr bestaat in het Coiiccrtireb'mw altijd dit be
zwaar, dat men van de plaats van den dirigent
alles wat achter op het, orkest gespeeld wordt te
/.wak hoort, zoodal, het eil'eet op die plaats anders
is dan in de zaal.
l i lermede moet voortdurend rekening gehouden
Morden en vooial moet (Ie niti;i>t delicate wijze
waarop de groep van strijkers kan spelen, welke
wijze vaak zulk een heerlijk eil'eet maakt, een
weii i ir getemperd worden waeneer eene vrij vol
ledige bezetting van houten blaasinstrumenten daar
tegen het motief laat, hooren. De dirigent hoort
de violisten die vlak bij hem zitten duidelijk
u'enueg, doch in de zaal is dit niet altijd het u'evai.
Ik twijfel niet of de heer .\lcngelberg zal daaraan
zijn aandacht, wel willen wijden.
Jlet groote belangstelling is zijn wederoptreden
na de zoinervaeantie begroet en niet groote
sympathie heb ik bovengenoemd werk onder zijne,
zoo artistieke leiding hooren uitvoeren. Kr is zoo
iets door en door gezonds in zijne opvatting eu
als vkhythniiker'' (men vcrireve mij dit dnitsche
woord ter wille A'an de zoo veel uitdrukkende
kortheid) acht. ik hem bnitengew (ion lijiigevoclcnd.
Veel irenot staat ons dus weer in dit, seizoen
in den kunsttempel van de Van Jïacrlcsfraat, te
wachten.
De plicht gebiedt mij ook nog iets te zeegen
van het eerste optreden van den heer «Manu a.'s
:.'e dirigent aan de Acd. Opera (.!/////".«!.
Liever had ik dit uitgesteld tot. later omdat l et,
dien avond bleek dat de leider en uitvoer
ders op het tooneel volstrekt niet met elkander
vertrouwd waren en dat de heer Manu wellicht
te veel onder den indruk van zijn debuut was,
daar hij te weinig kalmte en /.clfbehecrschini;
opinbaarde, waardoor er vooral in de eerste acte
voortdurend weifeling tnsschen orkest, en zangers
te bemerken was.
Dit gezegd hebbende moet ik echter verklaren,
dat, het, onbillijk zou zijn na deze eer^c
kennis\ making een beslist oordeel over den heer Mann
, als opera-dirigent, uit te .'?preken. Ik twijfel iiiet
? of hij zal een volgend maal revanche nemen en
clan zal het mij zeer aangenaam zijn zulks te
kun: uen eonstateeren.
? De heer Dibbern, die (',//,,,«?;; dirigeerde, toonde
i behalve zijne gaven als regisseur ook veel routine
als dirigent te brzitten. Hij was uiterst, kalm en
leidde het, gehci l met zekere hand. ll.et, schijnt.
echter dat, de heer Dibbcru meer gevoelt, voor
Duitsehe muziek want zijne opvatting van Bizet's
muziek was niet bijzonder in den stijl, doch ove
rigens is de heer Dibbern iemand die ook als diri
gent in de Opera zeer op zijn plaats is.
Later kom ik op een en ander terug.
Die spanning eu zenuwachtigheid kunnen op
concerten ook heel wat kwaad veroorzaken.
Dit ondervond ook mej. Paula de Clerck Zubli
die een concert gaf in de Nieuwe Luthersche Kerk
en die zoo sterk gehnpressioneerd was dat wel
viel te coustateeren dat zij een schoone stem heeft
en blijkbaar zeer goed onderwijs heeft genoten,
doch dat zij geen indruk vermocht te geven van hare
muzikale voordracht. Daar het echter duidelijk
merkbaar was dat bevangenheid deze dame zeer
belemmerde, hopen wij ook haar later eens in gun
stiger omstandigheden te hooren. Ook de organist
de Heer Pornper speelde de Foreiilti e u- Fnyd in
dkl. t. van Bach zoo g( jaagd dat van duidelijkheid en
het, volgen van de stemmen geen sprake kon zijn.
liet Luthersche koor onder leiding van den Heer
Roeske hoorde ik niet genoegen Luther's Koraal
zingen. Hoewel enkele zangers uit overgroote
ambitie nog wel eens te vroeg invielen, was de
klank van het koor zeer te prijzen.
VAN MILLIGEN.
Gilbert Duprez. f
Op !)<!-jarigen leeftijd is de eertijds zoo be
roemde zanger Duprez gestorven. Hij trad in
18.57 als opvolge van Nourrit (die den Arnold
in Guillaume Teil gecreëerd had) in de Uroote
Opera te Parijs in diezelfde rol op en wist dadelijk
het terrein te veroveren, hoewel hij buiten de
traditie ging, wat toon zeer gewaagd was omdat
men zich geen anderen Arnold dan Nourrit gaf
kon voorstellen.
Ofschoon hij in uiterlijk veel tegen had bij Xourrit,
die bovendien de afgod van het Parijscue publiek
was, en, bij zijn eerste optreden min of meer
werd uitgelachen om zijn kleine gestalte, wist hij
door rneer dramatische uitdrukking te boeien
en gat' hij ook aan de recitatieven alle eischen,
hetgeen Nourrit niet deed, die zich voor de aria's
en duo's geheel spaarde.
Ook uls Hniiiil gaf hij geheel iets nieuws. Zijne
vertolking is bet model gebleven zelfs voor alle
tegenwoordige fransche tenorzangers.
Slechts twaalf jaar hiold zijne stem het uit, die
vroeger zwak was, doch door volhardende studie
zoo grooten omvang en kracht had gekregen. Toen
trok hij zich terug en stichtte zijn zangschool,
die in de laatste jaren hoofdzakelijk door zijn
zoon werd geleid.
Ik ben meermalen in de gelegenheid geweest,
audities van die school bij te wonen.
Een bekend parijsch accocipagnateur, de heer
Maton, speelde op de piano de orkestpartij, doch
overigens was alles als opera ingericht. Een
klein tooneel en een gezellige zaal waren er op
ingericht opera-uitvoeringen te geven.
Kr werden 's middags altijd fragmenten uit ver
schillende opera's gegeven (in costunm), en ik
hoorde daar vaak veel belovende leerlingen.
liet waren echter geen nieuwere werken die
men daar hoorde Verdi (ouden stijl), (iounod,
Ambroise, Thomas, Meyerbeer e. a. wa;en daar
de (ioden.
De oiule, toen ruim tachtig-iarige Duprez kwam
altijd bij liet tweede nummer binnen. Hij was
een krachtige, kort ineengedrongen figuur, met
een grooten, broeden kop en werd aldjd met
applaus begroet, wat de oude heer met welge
vallen in ontvangst uarn.
Keus zat ik naast hem en kwam ik met hem
in gesprek. Daar bij echter zeer doof was en
zeer luid sprak (ook wel eens onder da muziek)
was dit gesprek niet zoo heel gemakkelijk.
Hij was zeer abordable en vroeg dadelijk wie
ik wa«. Ik noemde mijn naam. De quel pays
vroeg hij. llollandais, antwoordde ik. Ah, Hongrois
c'est tres i teressant.
Non, je suis de la Ilollande, riep ik meer dan
ik -pnik.
i^ui, j'ai tres bien compris. Vous dites :
Hongroi^ ! n'cst-ce pas ?
Toevallig was een der leerlingen van zijn school
een holhinder en toen ik zeide dat ik een
compatriote -cm dien heer was begreep bij mij ein
delijk. Dat was gedurende de uitvoering van do
Ie scène (2e act'.) tussehen Kii/nlc/i» en (iilu'n
hetgeen iemand die vlak achter mij zat en die
dit geheele g' sprek gehoord had. zachtjes tot
mij deed zeggen : (."est tres rigolo !
Duprez beeft het voor zijn succes te Parijs zeer
moeielijk gehad. In ISi'O zong hij in de koren
van Allnt/ic in het 'fhe.ïtre l'Yanrais na eerst
aan het t'onservatoire en daarna bij Uhoron gestu
deerd te hebben.
Toen ging hij in Italiëdebutceren, doch was
daar zoo ongelukkig dat Ohoron hem geld moest
geven om naar Parijs torug te keeren.
In l HL'Özong Duprez in (ie Jlni'lik'i' in het Odéon
eu later in Lu l)nin< lilnii<:lit' in de Op
raCorniijne en vertrok toen naar Milaan, waar hij
met zijne vrouw was geëngageerd voor s.~>i > francs
r'»ii' liet ?/(?/*( r/r *ni:ix'ii.
Toen echter begon zijne stem zich merkbaar
te ontwikkelen en had hij overal in Italiëgroot
succes, waarna hij naar Parijs geroepen weid als
doublure van Nnnrrit. dit! echter geen mededinger
duldde en zijn ontslag nam, zoodat Duprez zijn
taak overnam, /ij n beste leerling was Mlle.
Mishvn. die later als Mme ('aralho beroemd is
geworden.
Hij heeft ook eene opera gecomponeerd La
l-'nlli' <!'' in /(//K1 (waarvan ik in zijn zaal nog eene
aria hoorde zingen), die echter geen succes had.
Xijn school beeft (meen ik) nu reeds opge
houden te butaan.
Vaak heeft men hem gehouden voor den vertaler
van de libretti van niijoldln en 'l'i-itrintn, doch
dat is pure laster i zij zijn van een anderen Duprez.
v. M.
Coquelin ainé.
de oudere" heeft zbh weder met de
('umi-'./:,- /?'/?rui-.-.'/.--!- verzoend en zal in September
l*'.>'.' naar liet huis van Molière"' tenigkeeren.
Om bet geschil te regelen, was een decreet
noof'ig van dort minister van onderwijs eu fraaie
kunsten, want sedert 1*1:.' is do ' 'mnc-llc
l-'r<mritisc eene staatsinstelling, l!ij ministerieel besluit