Historisch Archief 1877-1940
No. 1006
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
is nu Constant Coquelin gemachtigd om nog drie
jaren op andere tooheelen te spelen. Gedurende
dien tijd moet hij afstand doen van zy'n toelage
als sooiétaire (6000 fr. per jaar), voorts moet hy
de kosten dragen van het door hem tegen de
Comédie Franyaise gevoerde proces, en eene som
van 100.000 fr. storten, die hem met 3 pet. rente
zal worden terugbetaald, zoodra hij op zijn post
terugkeert.
Daar de minister Bambaud het mogelijk heeft
geacht, ten gunste van Coqnelin niet slechts
rechterlijke uitspraken terzijde te stellen, maar
ook te handelen in strijd met het »decreet van
Moskou" waarin Napoleon I de rechten en plichten
der sociétaires heeft samengevat, vragen velen, of
het oogenblik thans niet gekomen zou zijn om
het geheele decreet op te heffen en de sociétairea
te ontheffen van de bindende beloften, welker
geldigheid de staat in andere gevallen, bijvoor
beeld waar het de leden van geestelijke orden
geldt, weigert te erkennen. Zeker is het, dat
het decreet van Moskou, in on*e dagen van
vr\jen arbeid, een wonderlijk anachronisme is.
Cymbeline in het Lyceum-Theater.
Sir Henry Irving heeft de Campagne in het
onder zyne leiding staande Lyceum-theater ge
opend met eene opvoering van Shakespeare's
Cynibeline, dat sedert 25 jaren te Londen niet
gegeven was. Miss Ellen Terry is eene uitste
kende vertolkster van Imot/en. Irving verge
noegde zich met de bescheiden rol van lachiino;
daarentegen schitterde hij als regisseur. De mise
en-scène was prachtig, te prachtig eigenlijk waar
het de voorstelling gold van het hof van een
Britschen koning in de eerste eeuw na Christus.
Doch die pracht was volkomen op haar plaats
in de Romeinsche tooneelen; trouwens niemand
minder dan Alma Tadetna had hierbij den direc
teur met raad en daad ter zijde gestaan.
Het Lieflefcen van Here Halm jjn.
De drukkerij van den Heer Buschman te
Antwerpen, die tot spreuk heeft Wat de
lioschman plant gcdije voor het land'', levert zeer
fraaie proeven van drukwerk.
Een paar jaren geleden was het Iris" van
Pol de Mont dat daar verscheen, en van uitvoering
onberispelijk was, hoewel de verdeeling der
ornamentatie te wenschen overliet.
Nu is 't Het Liedeken van Here Haleirijn"
dat in zeer keurige vorm verschenen is.
Een bruinig perkamenten band, waarin ge
drukt een hoogst eenvoudige maar zeer deco
ratieve stempe], een rand die het monogram H
omsluit, voorzien van donker-mosgroene zijden
linten, bevat de op authentiek Van Gelder
papier gedrukte legende, waarbij gevoegd zijn
twee gedichten van Pol de Mont, ran Halewijn's
Eerste Bruid", en van Halewijn's Laatste Bruid"
benevens de fransche vertaling van elk dier
stukken.
Geheel in middeneeuwsch karakter, uitmuntend
volgehouden van stijl, is dit aangename, smaak
volle deeltje, dat er uitziet alsof 't een of ander
gebonden drukwerk was van de eerste tij den der
boekdrukkunst.
Weinig teekenaars zouden zoo goed als
Doudelet den geest van de illustratie- en letter-kunst
van dien tijd begrepen hebben en in volkomen
IIMIIIIIItlllllEIHiiii
IHIIItlllllllllHlIlHIIIIIIIIIIIHU
iiiitiiiiitiMiiiiiniimiiiiiiiiiiiiiH
Een bandietenbal.
Nartr Itct Hoiujaarsch
VAN
MAURITS JOK A L
De bandiet van de puszta is lang geen
onbeteekenende figuur ; hij gelijkt veeleer op
het type dat Schiller in zijn »Raüber" ver
eeuwigd heeft. Om zich aan zijn dienst
plicht te onttrekken, om de gevolgen van
dieverij of eene of' andere overtreding te
ontgaan, neemt hij de wijk naar de puszta,
waar hij meer door zucht naar avonturen
en schitterende wapenfeiten dan door mis
dadige neigingen wordt heengetrokken. Toen
geen spoorlijn de puszta nog doorsneed, had
de bandiet er zijn hoofdkwartier; maar nooit
viel hij arme menschen aan; hij onder
steunde hen integendeel met behulp van
wat hij den rijken had ontnomen. Hij heeft
een ridderlijk gemoed en tracht, op zijn
manier, de onrechtvaardigheden der fortuin
weder goed te maken.
Op zekeren dag nam een pandoer een
dezer bandieten gevangen, die er echter in
slaagde de vlucht te nemen, op het oogen
blik dat hij zou worden opgehangen. Een
tijd daarna was het andersom ; hij legde de
hand op den pandoer ; hij herinnerde zich
de menschelijke behandeling, die hij van hem
Vlaamsch karakter hebben kunnen vertolken.
Terw\jl William Morris met zeer veel kennis
en overgelijkelijken smaak zich op
oud-Venetiaansche drukwerken inspireert, is dit boekje,
van opvatting in dezelfden geest, toch zeer ver
schillend van aspect van diens boeken.
Reeds het titelblad, dat zeer mooi is, doet
denken aan de macht van kleur der Vlaamsche
school door den gloed der zware, vette gothische
letters, gedrukt in sterk rood en mooi zwart,
waarvan kracht verhoogd wordt door een fraaie
gothische H in goud ; en het geheele boekje is
zeer goed in ditzelfde karakter volgehouden.
Een kort voorwoord zegt hoe Het Liedeken van
IJere Haleirijn een der oudste monumenten is
van de Nederlandsche volkspoëzie : »het voert ons
terug tot de vroegste tijden der middeleeuwen,
duistere tijden van ruwheid, barbaarschheid en
bijgeloof, maar omhuld met een waas van
betooverende poëzie. Het is een sage, ontsproten op
Germaanschen bodem, voortverteld van mond tot
mond, voortlevend van geslacht tot geslacht, van
land tot land, gezongen op de tonen eener
primitieve melopee... Men heeft den naam
Halewijn vergeleken bij dien van gevreesde
kasteelheeren of roovers, als Alewijn of Allowin,
berucht om een geheele reeks wreede daden,
waarin men den oorsprong van het Liedeken
heeft meenen te ontdekken.
Daar het volk beter feiten dan wel namen
?onthoudt, en bestaande feiten vaak aan personen
toeschrijft, die er geheel vreemd aan waren, is
het aan te nemen dat het verhaal opklimt tot
de Noorsche mythologie, dat het allengs is samen
gesmolten met de andere volksverhalen hier te
lande in omloop, dat de naam van den »nikkjen"
of watergeest vervangen werd door dien van
Halewijn, en dat het volk langzamerhand ver
geten heeft, dat Halewijn oorspronkelijk een geest
of een God was. Wat er van zij, het lied, hoe
onvolledig, hoe gehavend ook tot ons gekomen is
en blijft in zyn geheel een meesterstuk, een type,
ja de type van de echte Germaansche ballade,
eene geheimzinnige bloem, wier wortels reiken
tot in den oud Duitschen voortijd, wier stengel
stijgt door de zwarte nevels der middeleeuwen,
en wier krachtige kleuren opblinken tot in de
letterkunde onzer dagen."
Het denkbeeld van deze korte gedichten eene
Franscho vertaling achteraan te geven is zeer
gelukkig te noemen voor de verspreiding van dit
boekje in grooteren kring.
Ik heb hier niet de litteraire waarde van dit
boekje te bespreken, maar uitsluitend de vorm, de
uitvoering te beoordeelen, en dan is 't zooals ik
zeide, zeer geslaagd van archaïsch karakter.
De ornamenten en illustraties van Doudelet,
zeer knap in hout gesneden door Ed. Tellens
zijn geheel opgevat in den stijl van de primitieve,
naïve en toch dikwijls zoo bekoorlijke, zelfs soms
aangrijpende illustraties der armen-Bijbels en
Legenden der middeleeuwen, en met de letters
waarmede de tekst gedrukt is, harmonieeren zij
volkomen.
Een der grootere prenten, waarop is voorgesteld
Here Halewijn en het Conincs kint die »met
malcanderen voort-reden" door een berglandschap,
is al zeer goed volgehouden van stijl, evenals
»Halewijn's Eerste Bruid", en de prent die
voorstelt het Koningskind dat Heer Ilalewijn
onthooft, die allen doen denken aan den tijd van
Wohlgemuth of Burgmair, wat voor een werk
als dit, voor eene reconstitutie als deze, van een
oud boek, een bizondere verdienste is.
Het is werkelijk te betreuren, dat niet meer
dan 100 exemplaren van dit mooie boekje ge
trokken zijn, daar het zoo smakelyk is, dat zeker
wel meer dan honderd menschen zullen wenschen
het te bezitten!
PH. Z.
had ondervonden ; den wijn en het gebraad
dat hij hem had laten verstrekken; hij
zette hem hetzelfde maal voor en gaf hem,
met een handdruk, zijn vrijheid weer.
De »Arme jongens", zooals de bandieten
van de puszta betiteld worden, zijn door de
dichters bezongen. Het ideale type van den
Hongaarschen bandiet is »Uozsa Sandor"
de koning der puszta. Vóór de omwente
ling had hij een goed georganiseerde bende
die hem diende om zijn cijns op de wegen
te hellen; zelfs de schatkist ontging dien
tol niet; bataillons werden tegen hem uit
gezonden, maar men ving hem niet; de
boeren beschermden hem. Toen de onaf
hankelijkheidsoorlog uitbrak, stelde Kozsa
Sandor zich zelf ter beschikking van het
gouvernement, verlangend, naar hij zeide,
om zich door het bloed der vijanden van
zijn vaderland te rehnbiliteeren. Hij kreeg
genade en streed voor de onafhankelijkheid.
Hij kon zijn bende niet aan tucht gewennen,
maar hij zelf gedroeg zich tot het einde van
den burgeroorlog als man van eer.
ISTa de overwinning der Oostenrijkers trok
hij weer in de puszta terug en werd
rooverhoofdman. Lange jaren achtereen verhaalde
hij op den fiscus het onrecht dat den armen
boeren werd aangedaan; hij plunderde de
Oostenrijkers en hun aanhangers, stak hun
huizen in brand en somtijds doodde hij, maar
zocht zijn slachtoffers nooit anders dan
onder de beambten der Oostenrijksche politie.
Hij werd vogelvrij verklaard; de prijs van
tien duizend florijnen die op zijn hoofd was
gesteld verleidde een paar verraders, die
hem uitleverden. Maar de boeren willen
niet aan zijn dood gelooven en zeggen, dat
Een Dsenflo-Iillet ?
De Parijsche kunstwereld is in rep en roer
over een schilderij, die voor eenige weken door
den heer Georges Lafenastre voor den Louvre
is aangekocht, en die door hem voor een werk
uit Millet's eerste periode wordt gehouden. De
bekende kunstcriticus AndréMichel deelde deze
meening, en dientengevolge werd de schilderij
voor 3000 francs het eigendom van het nationale
museum. Voor een echten Millet schijnt die
prijs vrij laag, maar men moet in het oog houden,
dat de meester zér productief is geweest, en
dat er in de laatste jaren heel wat tweede-rangs
werk van hem te Parijs aan de markt is gebracht,
waarvan de echtheid boven alle bedenking ver
heven is.
Intussch -n zijn mannen van gezag opgekomen
tegen de echtheid van dezen Millet, van welken
wij hier eene afbeelding geven. Xoo di'ed de
criticus van den Ftijuro, de heer Arsène Ale.xandre;
zoo deed, in termen, van de meest uitbundige
afkeuring en met vlijmenden spot. de bekende
politicus Ilenri de Kochefort, die zelf een be
kwaam en intelligent verzamelaar is ; zoo deed
Millet's schoonzoon, de heer lleymann, die sedert
jaren van het werk van zijn schoonvader eene
bijzondere studie heeft gemaakt.
De heer La Kedotte, die het werk aan den
Louvre heeft verkocht, komt natuurlijk tpgen
deze critiek op. Van zijne argumenten is het
volgende zeker het aardigste : »De *B<ierin, htiar
kind -oiKjendc' is niemand anders dan de eerste
vrouw van den beroemden schilder. Men behoeft
slechts mevrouw Heymunn, de dochter van deze
eerste vrouw, te zien, om overtuigd te zijn van
hare gelijkenis met de boerin van de schilderij.''
Zeer terecht zegt een inzender in den Figaro,
dat de ijuaestie der authenticiteit van deze schil
derij niet de meest belangrijke is. Heeft men
hier werkelijk een Millet, dan is het, zoo als
iedereen toegeeft, een Millet van zeer inferieure
(lualiteit. En nu is het de vraag, of de Louvre
een toevluchtsoord mag worden voor onbeduidende
producten, waarmede weinig nauwgezette kunst
als de »arme jongen'' is opgehangen, dit een
praatje is en een van zijn kameraden zich
iu zijn plaats heeft laten ophangen.
Gij allen, waarde vrienden, kent immers
de gravin Etienne Rt'pey, de jonge vorste
lijke verschijning met haar matte teint en
het duiveltje in haar zwarte oogen? Geen
uwer heeft echter het geluk gesmaakt een
geheelen nacht met haar in een rijtuig door
te brengen. Haar gezelschapsdame was bij
ons, maar toch zal ik nooit van mijn leven
dien nachielijken rit vergeten.
Op zekeren avond, dat ik een bezoek aan
het kasteel bracht, kreeg de gravin eens
klaps lust het Casinobal bij te wonen, dat
den volgenden dag te A rad zou plaats
vinden. Wel te verstaan: er moest
oogenblikkelijk worden ingespannen, en daar er
niemand anders op het kasteel was, koos de
gravin mij, om haar te vergezellen. »Beste
baron" had zij gezegd; wat kon ik dus ant
woorden ? Ik had den tocht, afgeraden om
den stikdonkeren nacht, de kans een onge
luk te krijgen, 't gevaar onze beenen te
breken. Wij moesten drie rivieren over;
een der drie bruggen verkeerde zeker in
slechten staat en eer wij den tijd hadden
om den teugel te wenden konden wij ver
dronken zijn. Het bosch bij Szalonta
wemelde van bandieten en ik alleen was
een zeer onvoldoend geleide. Bovendien,
wat' drong ons juist 's avonds te vertrekken ?
De zaak was zoo eenvoudig mogelijk; wij
konden 's morgens vroeg ontbijten, met het
aanbreken van den dag in het rijtuig stappen
en de vier zwarte paarden zouden ons tegen
den namiddag in Arad brengen, waar wij
handelaars of weinig intelligente schenkers het
beproeven te verrijken. Vooral de legaten zyti
gevaarlijk. Zoo is, tusschen de meesterstukken
van Poussin en van Claude Lorrain onlangs eene
belangryke plaats ingeruimd aan eene groote
verzameling schetsen van zekeren Cintreuil, die
niet de minste artistieke waarde hebben, maar
als een legaat dankbaar zijn aanvaard. Bij het
toenemend gebrek aan ruimte in het nationale
museum moest men zulke prullen onvoorwaar
delijk weigeren, en zelfs van de meesters niets
anders dan meesterstukken toelaten. In den
Louvre zijn van Dupré, van Théodore Rousseau,
van Constable, schilderijen te zien, die geenszins
de mate geven van hun talent. Eene zorgvuldige
schifting zou hier zeer wenschelijk zijn.
Onze lezers zullen zich herinneren, dat eene
dergelijke klacht ten opzichte van ons Rijksmuseum
in het \Veeld>lad indertijd door den heer Jan Veth
is uitgesproken en op afdoende wij ze is gemotiveerd
De Kunsttentoonstellingen te Müncnen,
(Slof).
Maar Uhde, ecu der eerste voorvechters der
nieuwe duitsche sehilderschool, geeft in een klein
werk Het bezoek der Wijlen uit het Oosten aan
Maria iets artistieker?. Het doek, slechts 150 bij
95 eentim. groot, behoort tot het beste, dat de
schilder der lucht en lichtwerkingen ooit gaf. Het
koloriet heeft een distinctie, die men slechts bij
de eerste schildeis der eeuw aantrefr. En dan is
de opvatting zoo onbewust en fijn. Wij bewonderen
niet minder de stemming, die in het vertrek ont
staat, van het invallend licht door het venster
waar Maria met het kindje heeft plaats genomen,
dan de houding der drie mannen, die elk met een
geschenk iu de hand, langzaam en vol eerbied de
moeder van Jezus naderen. Het stedelijk museum
te Magdeburg, dat door de welwillende arbeid van
Dr. V\ . Bode sinds twee jaar een zeer goede ver
zameling van oude .schilderkunst bezit, heeft het
laatstgenoemde werk van l'rits von Uhde aange
kocht en dit instituut mag men met dit uieuwe
bezit gelukwenseheu.
Van de Duitschers is het verder interessant ilax
Liebermann te ontmoeten, daar l et hem gelukt is
in een klein schilderij een dorpstraat, met eenig
volk in Katwijk de koloristische kracht te be
reiken onzer eerste meesters. München, niet Berlijn,
geeft op zijne jaarlijksche tentoonstellingen een
juist inzicht iu het beste, dat iu het afgeloopen
jaar Iu Duitschland werd voortgebracht. Zoo bewijst
ook deze verzameling der Secession, dat de ont
wikkeling der dchilderscliool hier een blijvende is.
Men ziet zoo vele werken, die een pit en eeue
kracht van kleur hebben, zooals nooit te voren.
Zoo steken als dierenschilder Hubert von Heyden
en in het landschap Otto StriU.zel door veel kern
van kleur uit.
Een der krachtigste talenten, ranz Stock, zendt
eeue pakkende compositie JJi/s bitse (ieicisst'H, dat,
realistisch gedacht, groote opvatting verraadt.
Eene rijke en schoone verzameling vau Schotsche
kunst krijgen wij te zien en nemen waar, dat de
mauueu uit het noorden van Engeland met elk
jaar meer type en karakter iu hunne schilderijen
veroveren. John Lavery stuurt eeu verrukkelijk
portret vau eene jonge dame iu wit zijden toilet.
Keveiis haar staat eene vaas met bloemen. Deze
ruiker mankt een onafscheidelijk deel uit van het
geheel, waaruit in opvatting en kleur jeugd en
fnschheid stralen.
De Belgische school gaat in het eigenlijke
schiliiiiiimiiiunniiiiMimi
iiiMiiiintniiiiiiiiiiiiiiir
tot 's avonds tijd te over hadden, om een
weinig toilet te maken.
Alles was vergeefs; ik had mooi praten;
hoe meer tegenwerpingen ik maakte des te
halstarriger bleef zij bij haar idee. Zij hield
niet van dat overhaast reizen, na zoo
lanoin een wagen te zijn opgesloten geweest, ver
langde zij naar een paar uren rust; ook
vond zij het veel romantischer 's nachts te
reizen; de sterren, de kikvorschen en weet
ik wat nog meer'!. .. kortom, 't was een
gril en ze moest en zou haar zin hebben in
weerwil van alles en iedereen.
Wat moest ik doen? Ik kon meegaan of
alleen op het kasteel achterblijven. Natuurlijk
koos ik het eerste, er zat niets anders op,
en ik kreeg verlof' om tegenover de gravin
in het rijtuig plaats te nemen.
Zij overlaadde mij met blijken van ver
trouwen; eerst zette zij een zware doos op
mijn knieën, toen haar mof en eindelijk
werd mij toegestaan haar kistje met juweelen
vast te houden. Xa twee uren aan het ro
mantische gewijd, kreeg zij er genoeg van en
viel in slaap; zij hoorde of zag niets meer;
alleen wanneer het rijtuig al te hevig schokte,
sprong de gravin even op, sloeg (ie oogen
half open en overtuigde zich met een enkelen
blik of haar doos en juweelenkistje nog altijd
veilig bewaard werden. Een poosje later be
gon de gezelschapsjuffrouw over hevige mi
graine te klagen, hetgeen mij deed besluiten
een slaapje te doen.
Eensklaps sprongen wij allen overeind. Het
rijtuig was zeker op een hinderpaal gestuit
en helde onrustbarend over.
Half slapend vroeg de gravin wat er ge
beurde.