Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1006
deren achteruit. Zij geeft meer illustratie; deze
vindt men vooral op de Berlijnsche tentoonstelling.
Hier in de Secession hebbeu zulke zwakke zaken
geen toegang, en zoo geniet men. een paar werken
van Trans Courfens e. a., welke echter niet de
hoogte van de Nederlandsche creatie bereiken.
Uit Frankrijk zijn een paar portretten van
AJexander en van den bekenden Carrière ingezon
den. Het laatste is met veel talent uitgevoerd,
maar zeer nevelachtig in zijne verschijning. Hierop
zijn de woorden van Adolf Meuzel van toepassing,
die bij de bezichtiging van een groot doek van
Carrière op de Berlijnsche tentoonstelling in 1S95,
uitte : die man moet veel gerookt hebben toen
hij aan 't werk was." Van eroote bekoorlijkheid
is een klein schilderij van Jeau Vrancois Raffaé'lli,
die een meisje laat zien, dat, op den rund van haar
bed gezeten, op het punt is zich er van ivf te laten
glijden. Bloemen liggen naast haar. Ongekun
steld naïef is de opvatting, en als schilderwerk een
klein meesterstuk, daar het Baiïaëlli gelukt is het
vele wit, het behangsel der kamer alleen is
licht geelbruin , toch eene juiste en fijne ver
houding der tinten onderling uitte drukken. Maar
altijd zoude men dit doek niet kunnen genieten,
daar het meer de bevallige cadence van een
heerlijken wals evenaart, dan de diepere akkoorden
die Israels, Mesdag, Jacob Maris en Uhde doen
hooren.
De verzameling in het Glaspakst (het oude
gebouw) is iets grooter, deze bevat 1200 werken.
Dit jaar zijn van de Hollanders alleen Apol en
Dake met etsen vertegenwoordigd. Even zooals
in de Secession den kunstvriend onze school het
sterktst aantrekt, doet dit h'u r l'ranz von Lenbaeh,
die met een collectie van 22 portretten uitsteekt.
Men scheidt moeielijk dit jaar van hem,daar Lenbaeh
twee maal Bismarck geeft. Het eene portret
is van groote beteekenis, waarin de meester den
ouden man van Friedrich>ruhe zittend in eenen
leunstoel geeft. Welk een karaktcrkop en welk
een kunstenaar! Wij zien Bismirck in ceue zijner
rijkste gemoedsstemmingen, echter niet als diplomaat
of alleenhrerscher, maar als mensch. Duistere
gedachten houden liem bezig, het schijnt, dat hij de
vele beelden van zijn verleden, die zijn hart aan
grepen, voor zijnen geest voorbij laat varen. Wel
heeft hij na lang peinzen rust en kalmte gevonden,
maar niet dan na langen strijd. Daarvan spreken
de op elkaar geklemde lippen en de vochtige
oogen, waarin tranen terug geperst zijn. Het
hoofd is niet bedekt, de klecding zwart, de ge
bogen linkerarm laat de hand rusten op de borst,
dicht onder de witte das. Het groote lichaam in
den stoel leunend, ziet Bismarck met zijn
zwaarwegenden blik met ijzeren wil voor zich uit. Ook
het schilderwerk is overschoen; het verloopen
van den donkeren achtergrond naar rechts in
goudbruinen toon, waarin ook het tafeltje gehuld is,
bewijst hoe Lenbaeh schilderen kan, als hij ernstig
wil werken. De kop van Bismarck is, zooals altijd,
tot in alle details lijn bespied.
Het tweede portret van den vorst, dat de keizer
voor het Reichskanzler-Palast te Berlijn heeft doet
schilderen, toont ons Bismarck te voeten uit in
kurassiersuniform. Ook nieuw is het portret van
vorst Hohenlohe, den opvolger van Caprivi.
In 't algemeen is de collectie in het Ulaspalast
minder gedistingeerd dan in de Secession, hoewel
Italiaansche, Schotsche, Engelsche en Spaausche
ncbilders en beeldhouwers vele werken inzenden.
In het volgend jaar wordt te München de groote
vierjaarlijksche tentoonstelling gehouden. De Seces
sion, is 1893 opgericht, zal dan wederom ook in het
oude gebouw hare expositie houden, doch onder
eigene jury. De verlichting van het Glaspalast
laat echter veel te wenschen ovtr. Hopen wij,
dat in het belang der kunst, men de hand nog dit
jaar aan 't werk sla. Ook Holland heeft hierbij
groot belang, daar toch jaarlijks vele schoone wer
ken van daar naar München worden ingezonden.
J. H. SCHOHEB.
De koetsier sprong van den bok en zei
aan het portier komend:
»Ik geloof dat wij verdwaald zijn, mevrouw."
»Welnu," vroeg de gravin, »is dat dan
een reden om niet door te rijden ? Wij heb
ben toch een weg vóór ons, die zal wel
ergens heenvoeren."
»Jawel, mevrouw de gravin, maar ik vrees...
ik vertrouw dien weg niet erg."
»Waar zijn we dan ?"
*>In het bosch van Szalonta, mevrouw."
»\Velnu, dat is toch geen oerwoud! Of wij
het in de lengte of in de breedte doortrekken,
in elk geval zijn we er in een paar uren uit.''
»Tot uw orders, gravin, maar de koetsier
is bang, dat wij zullen worden aangevallen ...
U weet toch dat hier roovers zijn ?"
»De koetsier is mal, kom vooruit!"
Ik oordeelde het geraden mij er mee te
bemoeien.
»U neemt de zaak te luchtig op, gravin,"
zei ik. »Ziehier, waaraan we ons kunnen bloot
stellen, door in die duisternis te reizen. Wij
kunnen genoodzaakt zijn, den nacht midden
in het bosch door te brengen;, wij kunnen
worden uitgeplunderd; wij kunnen zelfs ver
moord worden. Als ik mijn revolver ten
minste maar bij mij had."
»Om u dien ook te laten afnemen," riep
lachend de kleine heks, die het portier opende
en op den weg sprong.
»O! welk een prachtige nacht! Welk een
heerlijke geur vervult de lucht; kijk! hoe die
glimwormen in het gras vonkelen."
»Ik begrijp niet wat er voor moois is te
onderscheiden in een duisternis, die iemand
belet drie passen voor zich uit te zien."
»U hebt slechte oogen, baron. Ziet u dan
Japnaiseries.
Zoo gaat het met bijna alle goede dingen,
waarvan de superioriteit door raffinés en door hen ;
die de gave des onderscheids in ruime mate is j
toebedeeld, het groote publiek is bekend ge
maakt, zij worden na een tijd mode. En meer is
het dan om de uiterlijke vertooning, om den
schijn, de namaak helaas al te dikwijls van dit '
goede te doen, dan om de werkelijke waarde, het j
ware schoon van het aangeduidde te genieten. En
het exotische, het vreemde, het rare en excentrieke
blyft dan alleen, ook nog maar in schijn maar
tot het juiste begrijpen van dit is h<t groote publiek
niet in staat. Door de eerste ontdekkers werd de
zeldzame schoonheid gewaardeerd in vorm, kleur, en
vindingrijkheid van artisten, die in hun traditioneele
werkwijze en door de godsdienst gesuggereerde
verbeeldingskracht, dingen hebben gewrocht van
uitwendig weinig buitengewonen schijn soms,
maar van ongehoord gekund-grandiose uitvoe
ring. Want de meest eenvoudige dingen van
zulke uitlandige voortbrengselen zijn niet minder
in weldoordacht samenstel dan de meest
ingewikkebkn, de meest rijke en met goud bezetten.
Van de kleinste nel,:nkétot de prachtige
bronzen of verguld-houten afgodsbeelden, is overal
met evenveel nauwgpzette zorg de wondere be
gaafdheid en het ongeloofelijk plastisch vermogen
van den artist werkzaam geweest.
Zoo is het niet allén met Japansche en
Chineesche kunstvoorwerpen die 't eerst voor twintig j
fi d< rtig jaar de vorfijnd-geblaseerde aristocratie !
en de artistenwereld in Parijs een aangenatnen j
prikkel voor hun reeds te gevoelige zenuwen
kwam brengen, maar ook met Perzische, Indische
en Turksche kunstnijverheid» werken. In den
beginne en misschien nu nog, of bijna zeker,
waren of zijn het allén de enkelen, de uiterst
fijngevoeligen die voor zulke zeldzaam tot den
top gevoerde uitingen van hetmenschelijk-plastisch
vermogen ontvankelijk waren en blijven zullen,want
dit is de grootste kant, bijna de eenige welke
die zoo teergevoelde, angstig nauwgezette, irri
teerend juiste mir.iatuur ivooren, bronsjes, en
cloisonnés tot zoo ongekende juweeltjes maakt.
En evenzeer als er een soort gescherpte, hyper
geciviliseerde gemoedstoestand voor noodig is de
grillig-woeste, of soms venijnig-scherp-kleine
orchideeën boven de rond-bladige, zoet-geurige
roos te stellen, zoo mag het een overbeschnafd
genoegen heeten van zich met exotische voor
werpen van ongekend rafinement in uitvoering
omgeven te wenschen, bij het weeten en denken
aan de jarenlange oefening, eeuwen oude traditie,
die een geel-bruinen Japanner met strak gezicht,
tot het maken van zoo'n miniatuur
beeldhouwwerkjuweeltje als zoo'n netzuJcézijn kan, in staat
kon stellen.
Men behoort wel van zuivere gevoelzenuwen,
gescherpt en gestemd door veel te zien en veel
lief te hebben, voorzien te zijn om met voorliefde
een eenvoudig, klein, eenkleurig kruikje van
zeldzame pracht in stof en nuance, met enkele
metaal reflexen in het glazuur, met fijne lijnen
in de teekening van de hals en een mooi model
van buik en voet, naast zich op zijn
schrijfllllllinillllltlinilllllllllMllllllllllllllllHMHMIIIllllllllllllllMMMIIIIIIIIIIIIIIIII
werkelijk niets, daar, tuschen die boomen
door?"
Het bloed stolde in mijn aderen. Wij
waren vlak bij een rooversnest. De koetsier
weeklaagde alsof een bandiet hem reeds bij
de keel had.
»Ach, mevrouw, wie eens den voet in die
herberg zet, komt er nooit weer uit."
»Dat is ook niet noodig. Maar wij kunnen
't daarom nu wel eens probeeren."
Ik was wanhopig.
»Om Godswil, gravin, wat gaat u beginnen ?
Het is een rooversnest wij zullen allemaal
gedood worden; een moordhol is het... de
herbergier heult met alle bandieten en alle
brandstichters van het land ... Meu zegt,
dat verscheidene reizigers . ..''
De gravin schaterde van het lachen.
»Dat zijn bakersprookjes, en aangezien er
geen andere herberg is, zullen wij ons met
deze vergenoegen. Wij zullen vooruit gaan,
de koetsier moet ons volgen."
Alle tegenwerpingen waren nutteloos; wij
moesten haar in dat vervloekte huis volgen,
want zij had gedreigd er alleen heen te zullen
gaan, als wij aarzelden haar te vergezellen.
Wij naderden het huis en hoorden achter
de gesloten vensters de lustige tonen van
violen klinken.
Mijn Hemel! wat moesten er dien nacht
een massa bandieten aanwezig zijn!
»Kijk!'' zei de gravin, om mij te plagen,
»wij treffen juist een bal; niemand kan toch
zijn lot ontgaan." En vastberaden liep zij
naar de deur, die zij open deed.
Ik wilde dapper schijnen, maar mejuffrouw
Césarine ontnam mij een goed deel van mijn
moed. Zij kneep mij in den arm en 't scheelde
tafel te verlangen en te stellen boven de nage
maakt moderne dingen, boven het karakterloos
machinaal moderne Kozenburgwerk. Want dat
is het eigen mooi van dit vreemde werk dat het
den werkman, den artist vertoond dat het diens
vingerdruk heeft, het cachet van diens persoon
lijke opvatting den stempel van diens kennis en
uitvoering.
Het is een genot voor hem die zijn adellijk
vermogen van de gave des onderscheids tusschen
goed en kwaad zoo zeer heeft gescherpt tot hij de
universeele taal verstaat die alle waarachtige kunst
gesproken heeft,de mooie bronzen van nabij te zien,
te betasten, er de mooie plekjes aan te ontdekken,
de mooie lijnen, de zuiv= re contouren, de
geacheveerde bewerking; en er is een groote opwek
kingskracht, een suggereerend voluptueuse
zenuwprikkeling in de mooiheid te gevoelen van een enkel
klein geëmailleerd vaasje, met zijn mooie
beteekening in kleuren, het mooie glazuur, bet
edelgesteente-achtige, het precieuse van het
heelkleine ding soms, het is een genieten in zijn
volheid van de stof in al haar pracht, en in deze
taal hebben d'e Oosterlingen ongekend mooie
dingen gezegd, de fraaiste gedichten gecomponeerd.
Maar nu men eenmaal wist dat Japansch mooi
is en Chineesch prachtig, kwam dit vreemd
soortige goed in de mode en op dit oogenblik
worden er in Parijs en Londen bergen cloisonnés
gemaakt, blanc-mangékon men het heften,
waarvan enkele winkels, tot zelfs de
guldensbazars, overvoerd zijn. 't Is opmerkelijk, zoo iets
wordt veel verkocht, en de jaarlijksche Japansche
veilingen, die wij nu tegen St. Xicolaas weer te
wachten staan, gaar,, naar men zegt, lang niet
goed. Of zou dit misschien liggen aan het weinige
moois wat men daar in de laatste jaren zag ?
Voor d of 7 jaar kon een van mijn beste kennissen
daar zonder eenig verweer van de andere koopers
stapels superbe oud-Chineesch aardewerk en
porcelein voor ongeveer geen geld koopen, en
nu vecht men om de meest abjecte
namaaksels. Ook wel een bewijs dat het volk in't alge
meen voor de lijnere uitingen van het menschelijk
vermogen ongevoelig blijft on dat in 't bijzonder
tle Hollanders niet zoo bijster veel liefde voor
werkelijk mooie dingen heben. Laat dan voor
wat men noemt het publiek de namaak, voor hen
die de onnoodige luxe zoover drijven, dat zij het
persoonlijk mooie van die Oostersche dingen
begrijpen en liefhebben, die de fijngevoeligheid
van hun ondcrscheidings-organen tot zoo hooge
aristocratie hebben geratineeril, de werkelijk fraaie
en in Nederland eenige collectie die de firma van
Veen op het Damrak tentoonstelt en te koop
biedt, een steeds toenemende verkwikking zijn.
Til. Mol.KEXJloKH.
In de maand April van dit jaar werden bij
het afbreken van den dorpstoren te oskoop te
voorschijn gebracht uit eene kleine, aan de buiten
en binnenzijde van den muur onzichtbare ruimte
op de derde verdieping, vijf boekjes. Weldra
bleek het, dat dit vijftal daar meer dan drie
eeuwen had Keiegen, drie toch dragen het jaartal
löljt), een is van ir>54 en het vijfde is vermoe
delijk omstreeks löGG gedrukt. Een paar van
die boekjes hebben geleden door insecten, de
andere zijn tamelijk gaaf, het merkwaardigste
van het vijftal is gelukkig onaangetast gebleven.
Daargelaten de vraag hoe deze boekjes in dien
toren op twaalf meter boven den grond daar zijn
terecht gekomen, zou deze vondst van weinig
beteekenis zijn. ware het niet, dat zij betrekkelijk
zeer zeldzaam zijn het eene is vermoedelijk
een unicum doch verder eene merkwaardige
bijdrage vormen tot de geschiedenis der hervorming
ten onzent.
weinig of zij was in onmacht gevallen.
Ken onbeschrijfelijk lawaai, geschreeuw
van luidruchtig vroolijke mannen,
laarzengeklapper van forsche dansers, voor niets
deinsde de kleine gravin terug.
Wij bevonden ons in een lang, somber
vertrek met wit gepleisterde muren en in
mijn eerste ontsteltenis meende ik wel vijftig
springende en joelende mannen te zien. Maar
later, toen ik wat bedaard was en tellen
ging, zag ik dat er met elkander slechts
negen waren, waaronder de eigenaar die zelf
niet danste en drie tziganen die speelden.
Er waren dus maar vijf roovejs; voor ons
intusschen meer dan genoeg.
't Waren vijf pootige kerels; reuzen met
baardige gezichten; hun vijf geweren stonden
in een hoek.
Zocdra zij ons bemerkten braken zij hun
dans af en het kwam mij voor alsof zij over
onzen moed verbaasd stonden. De gravin
nam onmiddellijk het woord en zei met haar
onweerstaanbaren glimlach:
»U zult ons wel willen excuseeren, dat wij
u in uw genoegens komen storen; maar wij
zijn verdwaald en konden in het donker den
goeden weg niet terug vinden ; wij zijn daarom
hierheen gekomen, om u te verzoeken ons
gastvrijheid te willen verleenen!"
Bij die woorden nam een knappe jonge
man van een indrukwekkende gestalte zijn
hoed af', draaide de punt van zijn knevel op,
maakte een buiging voor de gravin en zei:
»Dat derangeert ons volstrekt niet,; integen
deel, wij zijn zeer vereerd met uw bezoek.
Ik ben de heer des huizes en mijn naam is
Fekete Jozsi."
Fekete Jozsi!
In de dezer dagen verschenen afl. van het
Archief voor Nedei'lundsche Kerkgeschiedenis onder
redactie van Acquoy en Rogge (nl. de ;>e afl.
van het Ge deel) heeft prof. Acquoy die vondst
beschreven en toegelicht, een facsimile van het
unicum een psalm- en gezangboekje ten
gebruike bij de geuzenpreek van 15Güis aan de
afl. toegevoegd. De belangstellende zij verder
naar het opstel van den Leidschen hoogleeraar
verwezen, terwijl wij al dadelijk onze instemming
meenen te moeten betuigen met schrijvers wensch,
dat de gevonden boekjes een veilige plaats zullen
vinden in de Koninklijke Bibliotheek.
De heer II. de Jager geeft in diezelfde afle
vering eenige aanteekeningen op Molls «Angelus
Meruia, de Hervormer en Martelaar des Geloofs
(lö.'ÏO?1557)" waartoe het lirielsche archief
verschillende bouwstoffen leverde. Aan den heer
mr. W. Berens danken wij de mededeeling van
eenige feiten uit de crimineele processen tegen
de herdoopers te Rotterdam, terwijl de heer dr.
J. de IIullu de «statuten van het
MeesterGeestehuis te Deventer" publiceert, zooals deze
voorkomen in een belangrijk handschrift van het
gemeente-archief te Deventer, en waaruit onze
kennis omtrent Gerrit Groote op nieuw wordt
vermeerderd.
miiiimj i iiiiiiininini
"' iiiiiiiiiiiiinii mmiii m
40 cents per regel.
niiniMiimiiiiiHiiimiHiiiiiHiinMiiiiiliiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiinniiiiiii
Hoofcl-Depót
VAN
Dr. JAEGER'S ORIG.
Komaal-WolartibleiL
K. F. DEUSCIILE-BENGER,
Amsterdam, Kalcerstraat 157.
Eenig specialiteit in deze
artikelen in geheel Xederland.
Magazijn KEI/EKSHOF", Jfieiuvendijk 198.
Zijdensto f f en. Grootste sorteering zwarte
en gekleurde, etfen, gewerkte en gedamasseerie
Zijde, Satijn en Surah. De nieuwste des
sins en kleuren steeds voorhanden.
SCHADE & O L DE N KOT T.
H. RAHR te Utrecht.
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Huurpiano's.
Zelfs nu is het mij nog onbegrijpelijk dat
ik op dat oogenblik geen beroerte kreeg.
Fekete Jozsi stond voor ons, de meest be
ruchte bandiet in drie districten.
»En mag ik zoo vrij zijn uw naam te weten,
mevrouw V vroeg Fekete Jozsi, opnieuw
buigend.
Eer ik de gravin een teeken had kunnen
geven om ons niet te verraden door zich
bekend te maken, had zij geantwoord:
»Ik ben gravin Répey en kom van mijn
slot te Kerekvar."
»Kerekvar? Dus ik heb de eer de dochter
van graaf Etienne Répey te spreken? O, ik
heb hem heel goed gekend. Een uitstekend
mensch, de graaf. Hij heeft eens tweemaal
op mij geschoten zonder mij te raken. Neem
plaats, als 't u blieft, mevrouw de gravin."
De gravin ging op een bank zitten en de
bandiet zette zich naast haar, zonder mij
zelfs een zetel aan te bieden.
»En waar voerde de nachtelijke reis heen?"
Met een smeekenden blik wenkte ik de
gravin ons niet te verraden.
»Wij gaan naar Arad, naar het casinobal."
Vaarwel, juweelen en diamanten!
»Wel, dat treft prachtig!" riep Fekete
Jozsi. »Als het alleen om een bal is te doen,
behoeft u niet verder te rijden. Wij geven
juist een bal en als mevrouw zoo goed wilde
zijn onze uitnoodiging niet af te wijzen .. .
onze tziganen zijn uitstekende muzikanten
en het is een genot hen den czardas te hooren
spelen! Speel op, muzikanten!"
(Slot volgt).