Historisch Archief 1877-1940
No. 1006
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
9
Gladstone als Peter van Amiens.
Jonx Brt.L : ,,Toch eigenlijk geen Engelsman !"
meid, ze leek wat op je dochter. Ik had met
haar school gegaan en op de leering, ik was
gelijk met haar aangenomen, had twee maal
een bruiloft gehouden, waarop zij ook was,
zij had geen verkeering en ik had geen ver
keering, ik hield dan eens kermis met de
een dan weer met de aar, nou, ik wil maar
zeggen, zij was drie-en-twintig en ik had nog
niet op haar gelet, tenminste niet meer dan
een spreeuw op een zwaluw'. En wat gebeurt er?
Op een goeden dag kom ik haar tegen, dat zij
met een heele groote bakkersmand vol met boter
en eendeneieren aan haar arm naar de
kerkebuurt stapt. Nou, ik zag direct aan haar dat
ze meer had dan ze met schik kon dragen,
want ze had een hoog roode kleur, en haar
lijf', dat anders zoo recht was als een kaars,
boog scheef en voorover. Net dat ze bij me
is, zet zij die mand neer en zeit tegen me:
dag Nelis. Ik zeg: dag Ant, en laat er zoo
op volgen: waar ga je heen? Nou, zeit ze,
naar den bakker. Dat is een heele vracht
Ant, zeg ik weer, wijzend op de mand. Ja
Nelis, zeit ze, dat is 't, ik loop ook liever
Zondags met mijn kerkboek. Meteen buk ik
me, en steek zoo mijn arm onder het hengsel
van de mand door, en zeg: ik zal hem een
eindje voor je dragen. Nou dat zal je niet
meevallen, zeit zij, meer zei ze niet en wij
liepen samen naar de kerkebuurt, zooals het
een boerenjongen en een boerenmeid past,
pratende over koetjes en kalfjes. En hoe
dat precies in mekaar zit, weet ik eigen
lijk nu nog niet, maar van dat oogenblik
hadden wij verkeering. Dat wou ik maar zeg
gen, toen ik haar had wou iedereen haar
hebben. Als de pan maar eens aan het glij
den is ! Daar kwam er een uit de Schermer
en een uit de Beemster en uit de Purmer zeit
wel een stuk of drie, die me haar wilden
ontkapen. Zoo, moet jij nu maar denken, zal het met
jou ook nog wel gaan en misschien ben je nog
niet eens drie-en-twintig. Pas twintig riep
Thérèse uit, alsof het een serieus gesprek was,
terwijl ik uit mijn stoel opwipte, me zoo goed
en kvyaad het ging, tusschen Thérèse en dien
boer in ^plaatste, om haar met mijn oogen en
een driftige beweging van mijn wijsvinger te
beduiden dat ik niet zou duiden, dat zij dit
discours voortzette, maar zij de kamer moest
verlaten. Toe Thérèse, zei' ik, breng jij nu
gezwind dat kaasje eens naar je moeder!
Maar 't mocht wat! Zij had zich ter
muiwernood voorover gebogen om het Edatumevtje
beet te pakken, of Nelis raakte buiten zich
zelf van bewondering. Hij leek wel betooverd.
Potdori schreeuwde hij. met zijn beide handen
op zijn dijen kletsende dat het door het .heele
huis klonk, blijf zoo eens staan, neen, blijf eens
staan, kijk, als ze zoo der handen om dat kaasje
legt, is het of ik mijn eigen Au l weer voor
me zie van voor vijf en twintig jaar. Blond,
rijzig, blank, doorschijnend van vel, wit en
rood, zoo in en door mekaar; Bi'ommeijer,
wil ik je eens wat zeggen, ook jou dochter
is een kind van de zeest.ormen ! Ik kreeg
nu meer dan genoeg van dien onzin en ant
woordde kortaf: wat wou je; dat meisje daar
is mijn kind en als er iets i.s dat van de
zeestorrnen komt, dan ben jij het! Maar
Nelis schudde het hoofd en hernam : neen
mijnheer, dan weet jij er niets van. Die
lijne zachte kleuren van onze Ilollundsche
vrouwen zijn het gevolg van de zuid- en
noord-wester buien, zoo heb ik onlangs in
de krant gelezen, en dat 's waar geloof ik.
Mijn Ant heeft ook zoo'n doorschijnende
huid. en toen ik het in het Ilniukldiiul las,
dat dit van den regen en wind kwam, zei ik
dadelijk : Ant nou heb ik het gevonden! Dat
ik indertijd zoo gek geweest ben om die mand
met eieren voor je te dragen, dat was omdat
je zoo'n hooge roode kleur had ; dat heeft me
dat doorzichtige vel van jo gedaan, en weet
je waarom ik daar zoo diep doorheen kon
kijken, dat was omdat je in een watermolen
geboren_ en getogen bent, zoo dat je van je
wieg af meer dan een ander in de vochtige
lucht en op den tocht heb gestaan.
Ik gaf nu zulke duidelijke konteekonen te
zien van mijn verlangen om hem kwijt te
raken, dat zelfs zoo'n harde kop als de zijne
begreep, het wordt tijd om mijn biezen te
pakken. Hij draaide het zakje, waarin het
kaasje van Charles zich bevond, met een paar
slingers rond, nam zijn stoel op, zeüe dien
tegen den wand, keek nog eens even naar
Thérèse, die hem juist had toegevoegd: als
papa mij ook maar eens met zoo'n mandje
met eieren uitstuurde, Nelis! om haar te
antwoorden, nou, als ?'/? je dan tegen kwam,
lieve meid ! Daarop ging hij naar haar toe,
gaf haar een hand en schudde de hare wel
twee maal vóór hij de mijne vatte, onder
don uitroep: Nou, ISrommeijer. zooals afge
sproken in, ik. jij 011 mijnheer Boissevain. wij
zullen mot elkaar de pennen nog wol eens
over hot papier laten krassen en dan vol
gende jaar zomer komen jullie samen in do
Purmer bij mij te gast. Ik zal je van Mon
nikendam halen mol de bles.
Natuurlijk had Tliórè~e nog oen woordje.
Als er van uitgaan sprake is. al is hot dan
ook maar naar zoo'n boorenkinkol in de
Purmer, is zo niet to houden. Meisjesvlee?ch,
zout, mijn vrouw altijd, kent goon rust. Dan
kom ik moe ! riep zij hom achterna. En je
begrijpt dat viel in den smaak van dien rekel.
Nou. dat zou ik donken, jull'er! Jij thuis
blijven, dat gaal niet! Kom maar, hoor ! Maar
dan zal ik jullie afhalen met den
boercnwagcn van mijn grootvaar. En weet je
waarom ? Dio hooft op hot krot zoo'n mooi
versje, dat jij wol van buiten mag loeren ,
hoor bot maur vast eens, want het kan je te
pas komen. Kn Nelis nam zijn bood af alsof
hij oon redevoering moest houden : Twee
zwarte paarden Is een heerlijk ding op der
aarde. -Maar oon vrouw bekleed met ooimoed on
onl/.ag, Die al wat hanr man zegt te ('toen
plag, En geen stuursohhoid laat blijken, Is
met geen wagon mot l wee zwarte paarden t o
vergelijken." Zie je, mijn -Vut heeft zoo iets
niet moor noodig, maar jij. al heb je nog
zoo'n aardig snoetje.... en hiermee trok hij
de deur achter zich too.
Thérèse stond nog, met het ka?>je in haar
handen te glimlachen .... Is dat. dio Nelis,
van wion ik wol eens gelezen heb! Zou dit
nu de echte Nelis zijn? Ivi hot was aan haar
kopje to zien. dat zij hem wel lijden mocht.,
haar oogjes, die dadelijk teekenen, glinsterden
min of moor. Zoo zijn nu de vrouwen, oud
on jong, dacht ik bij me zelf. Al kwam er
ook een baviaan om hanr complimentjes te
maken, zij luisteren on stoken haar handjes uit.
Intusfchen, hoezeer ik bet in den beginne
aangenaam had gevonden, dat hij tenminste
toonde to begrijpen hoeveel er van mijn
modej werking afhing, zijn heengaan was mij een
l ware verlossing. Ik keek de kamer rond en
zag do k lei, d ie van zijn zooien was ge val Ie n, nog
op hol, tapijt ligsen, ook den kiezolstoen, dien
hij int zijn laars had gewerkt; ik zag hem
nog met zijn roodon zakdoek zijn gezicht
afvegen en met zijn volte vleozigo vingers het
tafelkleed beduimelen; de kaaslucht steeg mij
in mijn nous, de atmosfeer look me bedorven ;
ik snoof, dacht me, de heele kamer door den
geur van dien boer op, zoodat ik, met de
brieven in do hand, dio Jaoob me zoo juist
gebracht had. naar het raam liep, om dat op
te schuiven. Vlak voor het open venster, op
een stool neergevallen, haal ik werktuigelijk
een brief uit de eerste enveloppe de boste en
wat loos ik nu ?
Haarlem, 1 l Augustus l^sS.
l'n iift ?]. Vrin jli'lxe.n <('' f 'n.
I Loodekenskerke.
Ik heb op mijne veelvuldige reizen door
geheel Europa sinds jaren in de beste maga
zijnen hot dogolijksto dat voor gold to krijgen
w:is, gekocht, om mijn seheert.oilet to voorzien
van do fijnste messen, schoerriemen, enz.
Alleen hot bij U gekochte Cirohoè'eth met
scheerriem hooft mij zó') voldaan, dat geen
ander moor bij mij in aanmerking komt.
(!ij kunt dit, in zoodanigen vorm als 17
gepast voorkomt, lor aanbeveling uwer arti
kelen bekend maken.
Achtend,
Mu. Jo.vx Bom,,
Advocaat bij hot Oercohtshof
te Amsterdam.
Dar noem ik nu oons terecht te komen van
don boor op don edelman! Ik heb in mijn
loven dikwijls ondervonden, dat er oen Voor
zienigheid ook in hot kleine bestaat, maar
als ik dit nu nog zou willen loochenen, zou
ik wel de stompzinnigste aller steiilingen
moeten zijn. Wat, wis! Mr. Jt>an Bohl l i Augus
tus 1"-^, toen hij dat schroef,?wat wist do,
tirma v. B. iv ('o. to Hoedokenskorko, toen
zij Bohls brief liet drukken, wat wist de
man, die, mij juist mi dit briefje zond, dat mij,
einde September l^'.Hi voor een open raam
gezeten, ziek van een Purmer-onbeschaafdheid,
geen heilzamer tegengift zou kunnen worden
aangeboden, dan de gedachte aan het bescha
vend zinnebeeld der fijnste hoofd-beschaving:
het scheermes van mr. Joan Bohl ? Opmerke
lijk, op eens was die boorenluciii, mij uit den
nous on nog opmerkelijker een pariuin van
de beste schoerzoep stroomde uit do Bocht
mijn kamer binnen... Enlin, ik was gered.