Historisch Archief 1877-1940
No. 1007
DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
niet zonder den generaalbaa kon (zelfs toen de
Sinfonia niet meer uitsluitend als inleidingsnummer
werd gebruikt, wilde men bet cembalo als bege
leidingsinstrument niet missen, ook Emanuel Bach's
symphonieën zijn met klavier) gaf Haydn door voor
het eerst het cembalo niet te gebruiken, het bewijs
dat hij de symphonie niet rangschikte onder de
kamermuziek, doch die in een geheel nieuwe
richting wilde leiden. Hier was ook de gedachte
aan de volksmuziek te bespeuren.
Men vergete niet dat de kapellen uit die dagen
met hunne zwakke bezetting van strijkinstrumenten
niet zoo heel ver van de volksmuzikanten
(speellieden) stonden. Hoewel in het begin die symphonie
zonder klavier beperkt, bleef tot de hofkringen en
die van rijke edelen die er een eigen kapel op na
hielden, benevens enkele besloten muzikale kringen,
lag toch in die hervorming reeds de kiem voor de
groote ontwikkeling van de muziek in de concert
zaal, zooals wij die thans mogen kennen.
Hoe Mozart dien vorm aannam en hoe Beet
hoven eerst aan den bestaanden vasthield, docli met
een slag met de Ero'ica een geheel nieuw tijdperk
voor de symphonie schiep en dien vorm tot de
hoogste ontwikkeling bracht, is algemeen bekend
en behoeft niet nader uiteengezet te worden.
Hoeveel men ook over Beethoven leest, geloof
ik toch niet dat men zich Beethoven veel van de
vroolijke en opgewekte zijde kan denken. Zijne
portretten en zooals wij zijne muziek uit de laat
ste periode kennen, zijn dikwijls oorzaak dat men
vergeet hoe deze groole meester van nature op
gewekt, vol vertrouwen in de menscbheid en vol
geest en scherts kon zijn, vóór zijne levensomstan
digheden hem hoe langer hoe meer in zich zelf
gekeerd maakten.
Daar men uit brieven iemand het best leert
kennen, citeer ik hier eenige fragmenten die Beet
hoven van eene zeer opgewekte zijde doen kennen.
Opmerkelijk is het o. a. hoe aardig soms Beet
hoven met zijn uitgevers omsprong, nu eens geheel
zakelijk, dan weer grappig, o. a. wanneer het te
lang duurde, alvorens een stuk verscheen.
Interessant is een brief aan den uitgever
Simmrock, voor het eerst afgedrukt in de Allrjemcine
musikalische Zeittmg van 1873. Het manuscript dat
het eigendom van Prof. Joaclüm is, waarin hij zich
beklaagt over het niet verschijnen van de
Kreutzersonate, is zeer interessant. In dien brief lezen
wij o. a. :
Lieber, bester Hr Simmrock, immer habe ich schou
die ilmen von mir gegebene Sonate, mit sehnsucht
erwartet aber vergeblich schreiben sie mir doch
gefailigst, was es dann für ein Anstand mit derselben
hat ? ob sie solche bloss urn den Motten zum
Speise zu geben, von mir genommen?
Wo steekt dieser langsamen eufl'el der die
Sonate heraustreiben soll, sie sind sonst der
geschwinde Teufel, sind dafür bekant dass sie wie
Faust ehmals mit dem scbwartzen im Bunde stehen,
und sind dafür eben so geliebt von ihren Kame
raden. (Hier zou men deuken dat Mozart aan het
woord was).
Over Kreutzer sprekende, zegt hij: Kreittur ist
ein guter, lieber Mensch, seine Anspruchiosigkeit
und Natürlichkeit ist mir lieber als alles Exterieur
ohne interieur der Meisten Virtuoscn, da die
Sonate für ein tüchtigen Geiger geschrieben ist,
um so passsnd(er) ist die Dedication an ihn
olmerachtet wir zusammen correspondireu (d. h. alle jahr
einen Brief von mir) so hoffe ich wird er noch
nichts davon wissen.
Ik geef den brief geheel woordelijk met,
Beethoven's willekeurige schrijfwijze van hoofdletters
en g :wone letters.
In een vroegeren brief (1794) maakt- hij Simmrock
een compliment over zijn voortreffelijken druk.
Ich wünsche Ilmen Glück in Ansehuiig Ihres
Stichs der schor), deutlich und lesbar ist,
wahrhaftig wenn Sie so fortfahren, so werdeu Sie noch
das berhaupt im Steehen werden, versteht sich
in Notenstechen.
In dienzelfden brief zegt hij: Hier hat man
verschiedene Leute von Bedeuting eingezogen, man
sagte es hatte eine Revolution ausbrechen sollen,
minimum iimiimmtiiimtim iiiimimmiiniuiiiiiiiiHii
IIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilttllllllllllBII
Een bandietenbal.
Kuur Jict Ilontjaamch
VAX
MAUKIÏS JOK AI.
(Slot).
Zonder verder iets te zeggen, wierp de
bandiet zich den dolman weer om de schou
ders; bij de eerste klanken vatte hij de gravin
driest om het middel en stond in een oogwenk
met haar midden in het vertrek. Een der
anderen had de gezelschapsjuffrouw ge
nviteerd, die trouwens geen gebrek aan cavaliers
had, want zij ging van de armen van den
eenen in die van den anderen over, zonder
eigenlijk recht goed tot bezinning te komen.
De gravin overtrof zich zelve; zij danste
hartstochtelijk en met evenveel vuur, alsof
zij zich in de zaal van het Casino te Arad
had bevonden; nog nooit had ik haar zóó
bekoorlijk en zoo aantrekkelijk gezien. Het
moet echter gezegd worden, dat die ellendige
rooverhoofdman den czardas met onnavolg
bare gratie danste. De dans werd al wilder
eu wilder, tot op het oogenblik dat Fekete
Jozsi zijn danseres meesleepte in een
duivelschen galop.
Ik vreesde aldoor dat de opgewonden
bandiet uit den band zou springen, de ver
leiding was sterk. De gravin was in zijn
macht; wat hem betreft, hij was sinds lang
ter dood veroordeeld en een misdaad meer
of minder kwam er bij hem weinig op aan.
aber ich glaube, so lange der Oesterreicher noch
trann's Sier und Würstel hat revoltirt er nicht.
Sind Ihre Töchter schon gross? erzieheu Sie
mir eine zur Braut.
Aardig is ook een brief aan een zekeren heer
Wiedebein te Brunswijk die zich te Weenen wilde
neerzetten en Beethoven eene compositie (thema
met variaties toezond): Beethoven zegt hem dat
Weenen te goed voorzien is van musici die les
geven en voegt er bij dat, het: ,,eine berspannte
Meinung'' is dat men te Bruoswijk zich niet even
goed artistiek zou kunnen ontwikkelen.
Ihre VariatioLen zegt Beethoven zeugen
von Anlage, doch seze ich dran aus dass sie das
Thema veiaudert haben, warum das?
Was der Mensch lieb hat, muss man ihm nicht
nehmen auch beisst das veraudern, ehe man noch
Variationen gemaeht hat.
Uit een artikel in de Nette Zeilxc/trift für Musik
(1870) getiteld: Briefwechsel Beetlioveu's und
Schumauu's mit Capelmeister Wiedebein; blijkt dat Wie
debein tot organist te Brunswijk was benoemd en
Beethoven om raad vroeg of hij niet heter deed
naar Weenen te komen, wat ^zooals wij zagen
Beethoven htm afraadde.
Dat Beethoven niet bijzonder hoog ia zijn gel
delijke eischen voor zijn werken was blijkt uit een
brief die nog in het bezit van de firma Pleyel is,
waarin Beethoven aan Ignace Pleyel in 1807 schrijft
dat hij hem toezendt eene symphoide, de ouverture :
Coriolan, een vioolconcert, drie Qtitilitors, een piano
concert en het vioolconcert voor piano gearrangeerd.
Voor die zes werken te zameu vroeg hij ? 1,200
Augsburgsche florijnen.
Het betreft de werken: 58, 59, GO, 01 en 62.
Voor Duitschland werden zij het volgende jaar
(1808) door het Kunst- und Indust.rie-Comptoir
uitgegeven, (.dementi gaf ze in Engeland uit.)
Curieus is nu een briefje aati zijn vriend Dr.
Joh. Biehler (een geneesheer en opvoeder van den
aartshertog Friedrich) :
Lieber Biehler! Der Doctor Sassafrass, wovou ich
ilmen sagte, kommt, heute um 12 Uhr. Ich bitte sie
daher auch bei mir einzufnideu. Damit Sie nicht
stolperu, nummeriere ich Ilmen das Haus, den
stock, so dass Sie alles vor sich sehen, ehe sie
da sind. 1241 i in 3 stock wolmt dieser arme,
verfolgte, verachtete sterreichische Musikant. (In
de Wieiu'f Preste 1S8-I gepubliceerd. Dit huis
moet op de Schottenbastei gelegen hebbeu. Daar
en op de Mölkerbastei woonde Beethoven bij voor
keur tussehen de jaren 1801?181 G).
Men zal wellicht zeggen dat de Hoofdstad niet
aan de beurt komt, daarom haast ik mij eeu woord
te zeggen van de uitvoering in liet Concertgebouw,
waar twee werken voor liet eerst werden uitge
voerd en waar tevens alle toehoorders hebben ge
noten van eene superieure vertolking van de \e
fyii/filionii! van Beethoven, van het voorspel uit
die Meisiersinyer, waarvan de schitterende uitvoering
een storm van applaus uitlokte eu de ouverture
Nufli/iliiuye ton Ossiurt van Gade.
Het is een heuchelijk verschijnsel, dat dit con
cert zoo bezocht was, dat er bijna geen plaats te
veroveren viel, zooals vroeger alleen het geval
was wanneer een beroemd solist optrad.
Dit strekt tot bewijs dat orkestwerken mits
zóó vertolkt, met zóóvee! toewijding, bezieling en
technische volkomenheid (dit laatste gelukkig niet
uitsluitend als liet eeniyn iriirn beschouwd) ook
anderen in verrukking kan brengen dan de kleine
schare van meer ontwikkelde toehoorders.
De heer Mengelberg zal thans de overtuiging
verkregen hebben hoezeer zijn streven gewaardeerd
wordt.
Eene Hi/psodie Jiretoiu/e van Saint-saëns heeft
mij zeer geïnteresseerd. De bretonsehe melodiën, die
alk'n onder de dansmotieven te rangschikken zijn
("s en 2/t mnat) heeft Saint-Saéns op meesterlijke
wijze geïnstrumenteerd en bewerkt. De instrumen
tatie heeft mij echter nog meer geboeid dan de
bewerking. Dat ieder deel zoo op zichzelf staat
vond ik jammer. Meer aaneengeschakeld, zou dunkt
mij dit werk beslist winnen. Het laatste thema
(een soort jacht- ol drinkhed) uadcrt het meest
Ik was besloten bij de minste of' geringste
oneerbiedigheid, die hij zich tegenover de
gravin mocht veroorloven, een der in den
hoek opgestelde geweren te grijpen en den
ellendeling te dooden. Maar mijn vrees bleek
ongegrond ; zoodra de dans was afgeloopen
geleidde de bandiet zijn dame naar haar
plaats terug, kuste haar de hand en bedankte
haar. Vervolgens kwam hij naar mij toe, en
mij met een jovialiteit die aan riederbuigende
welwillendheidheid grensde, op den schouder
kloppend, vroeg hij:
»Kn u, oude heer, moet u niet dansen ?"
»D:ink u, ik dans nooit."
»O !" zei hij, en keerde naar de gravin terug.
»U gelieve onze verontschuldigingen aan
te nemen mevrouw, wij hadden niet op be
zoek van zulke hooge gasten gerekend, en
u te willen behelpen, met wat het huis op
levert. Ons souper is niet copieus, maar liet
is goed toebereid en zal u wellicht nog zoo
slecht niet voorkomen/''
Dat mankeerde er nog aan : een souper na
het bal.
Zeker is het dat ik nog vroeger, nog later
ooit weer aan een dergelijk feestmaal heb
aangezeten. Eene groote aarden pot, tot aan
den rand gevuld met dampend vleesch. werd
midden op de lange tafel gezet, waar de
bandieten in een kring omheen gingen zitten.
Borden waren er niet, vingers vervulden
de plaats van vorken, ieder hield een stuk
brood vast, waarop het vleesch, dat met de
punt van het mes werd opgepikt, werd ge
legd. De gravin at met een appetijt, die zou
hebben doen gelooven, dat zij in geen drie
dagen iets over de lippen had gehad. De
rooverhoofdman pikte eigenhandig met zijn
mes de malschste stukken uit en bood ze
op dunne plakjes tarwebrood der gravin aan.
onzen tijd, het vormt een opgewekt slot, dat echter
eene meer stijgende bewerking had kunnen ver
dragen.
Het andere nummer, Serenade van Rich. Strausz
voor twee fluiten, twee oboels, twee clarinetten, twee
fagotten, vier hoorns en een contra-fagot is een zeer
melodieus muziekstuk in bekenden vorm, met een
uitgebreiden tusschensatz en wederkeerend hoofd
thema. Het beweegt zich nog niet in den stijl van
de ons bekende werken van Strausz.
Verrassend waren de schoone klankeffecten met
deze combinatie verkregen. Men moet Strausz
bewonderen, dat hij die effecten wist te verkrijgen,
doch niet minder moet men de heeren blazers van
het concertgebouw bewonderen die dit werk zoo
heerlijk laten wij maar gerust zeggen zoo
volmaakt hebben ten gehoore gebracht.
De onderlinge verhouding was voortreffelijk en
de stemming zoo schoon als men die wenscheii kon.
Ieder buitenlandseh orkest mag /Ymsterdam zulke
kunstenaars benijden.
Dit werk zal, hoop ik, nog zeer dikwijls worden
uitgevoerd.
Het was een zeer schooue avond.
VAN MILLIGES.
P.S. Ik heb eene opvoering van Uit; rerlcaufle
Braut van Smétana, door het gezelschap van den
heer Saalborn bijgewoond. Over deze zeer aan
trekkelijke muziek iets in een volgend nummer.
Nieuwe Uitgaven.
Bij de Algemeene Muziekhandel (Stumpff
Koning) zijn verschenen : L. Adr. van Tetterodo,
Fatttnisie voor twee piano's 4 opus 17. 1'rijs
/ 1.20. Ant. Averkamp Zes GedicJiten van Helene
Swarth veer eene zangstem. (Prijs/'l.?). J. W.
Kersbergen 14 Klarient tikken opus 2. (Twee
deeltjes a, ? 1.50). Gottfried Mann Den.i' Ckoenrs
(a. Serenade, b. Au bord de la Mer). (Partituur
/'2.?, Stemmen a f 0.10) Ulfert Sr.hults 1.
Tech»is"lte Ofeniiiyen voor Klavier opus 13. (l'rijs
/ 0.75). 2. Tamljonrin voor klavier opus 11 (l'rijs
.Anders nieuwe grenzen",
Tentoonstelling run prenten en Icekcninqen i n Ju-t
Koninklijk Ondheidkitniliij tjenoolsc/Mji.
Een aardige tentoonstelling, juist passend in
de fraaie zaal van het Oudheidkundig genoot
schap, te groot noch te klein, niet te uitgebreid
om te vermoeien en toch genoeg gevende om
alleszins belangwekkend te kunnen heeten.
Den heer Martin Kalff, die aldus zijne artikelen
in het Ilnndchlilatl verschenen geïllustreerd
ziet, zij geluk gewenscht. Al causeerende gaf
hij een stukje geschiedenis en de prenten en
teekeningen van het Genootschap vullen nu die
canserie aan, terwijl enkele bekende verzamelaars
er nog het een en ander bijvoegden.
Dat stukje geschiedenis nu is voor velen onzer
te belangwekkender, omdat wij het zelf voor een
groot deel hebben meegemaakt, dikwijls onbewust.
weinig aandacht schenkende aan hetgeen verdween,
van tijd tot tijd heel verrast over het nieuwe dat
verschenen was, ja, al jaren bestond zonder dat
wij het gemerkt hadden. De nieuwe
grensregeling is thans een ongezochte gelegenheid om
Eensklaps viel het hem op, dat ik niet
mee at.
»Kom, eet een stukje, oude heer; 't is
gestolen vleesch; gezonde voedzame kost."
»I)arik u, ik kan niet eten. 't Is te sterk
van paprika, naar mijn smaak."
;;O1" Kn hij liet mij met rust.
De vcldflesch ging van mond tot mond,
want er waren natuurlijk evenmin glazen
als borden. Volgens het gebruik der boeren
dronk Eekete, als heer des huizes het eerst,
daarna veegde hij den hals der flesch niet het
wijde ondereind van zijn hemdsmouw af' en
reikte haar met een buiging aan de gravin
over. /ij nam de veldllesch en nam eveneens
een teug. Bij het gebeente mijner voorvaderen,
zij was toch een merkwaardige vrouw!
De bandiet wendde zich vervolgens tot mij
en bood mij de iiesch aan.
»Drink eens, oude heer, anders valt u in
slaap."
:>Dank u ... mijn geneesheer heeft mij een
homeopatischen leefregel voorgeschreven; ik
mag niets van dien aard gebruiken.
»Aba!'' zei de bandiet spottend, ?fhnilin
fi»ii/ibnn.' ik volg ook een homeopatischen
leefregel, dus omdat de wijn mij gisteren
schaadde genees ik mij vandaag metdon wijn."
Ik was innig overtuigd, dat het avontuur
slecht zou atloopen: zoodra de wijn zijn in
vloed zou doen gelden, zou ons laatste uur
geslagen zijn. De bandieten dronken niet hun
vijven wel een klein vat, maar toen zij van
tafel opstonden, hielden zij zich nog even
recht als vóór zij waren gaan zitten.
Terwijl de tziganen hun maal deden,
kwam de bandiet opnieuw naar mij toe.
Vertel eens, oude heer! LI eet niet, u
drinkt niet, u danst niet; wat doet u dan?
speelt u kaart?"
alle die veranderingen nog eens na te gaan,
veranderingen, die niet?als in vroegere eeuwen
het gevolg waren van eene officieele stadsuitleg
ging, doch allengs kwamen, naar gelang de
woningnood en de speculatiebouw het verkozen.
De grensverandering zelve is op de kaart slechts
eene wijziging in de gestippelde grenslijntjes,
voor den graveur van nauwelijks eenige beteekenis
vergeleken bij den arbeid, welke hem de uit
breiding der stad heeft gekost. Vergelijk maar
eens de hier tentoongestelde plattegronden :
»de halve maan" van voorheen is schier niet
meer terug te vinden, want de bolwerken zijn
verdwenen en de buitencingels genormaliseerd.
En wat heeft die nieuwe stippellijn niettemin
de hoofden en harten warm gemaakt. Aanschouw
slechts de spotprenten waartoe dit Weekblad
een aardig contingent leverde en herinner u
dan den bekenden abt Brouwers den heftigen
strijder voor Nieuwer-Amstel n en onverdeeld.
Spotprenten, mooie en leelijke, o. a. een, ont
worpen door een invloedrijk Amstelveener, toen
een der wetsontwerpen tot grensverandering werdt
ingetrokken, waarop de Amsterdamsche stede
maagd met een langen neus ; maar ten slotte is
dan toch een belangrijk deel van het n en
onverdeeld Nieuwer-Amstel geamputeerd geworden
ondanks de allergezelligste feesten der
anti-grenswijzigingsmannen, wier invitatiekaarten thans
tentoong-'steld worden.
DoLih die qiieastie is thans opgelost onze
goede hoofdstad heeft nog quaesties te over- en
over enkele jaren zal wellicht door het jongere
geslacht de oude grens van Amsterdam in het
laatste decennium der l De eeuw even goed zijn
vergeten, als het ons ontgaan is, dat er een
twintig jaar geleden eene grensuitbreiding in het
noorden plaats had, toen de Buiksloterham werd
geannexeerd. Ken vruchtbare lap gronds werd
Amsterdam bij die gelegenheid rijker, een heel
ander plekje dan de daaraan grenzende
Volenwijk, welke voor de jongste edities van de telkens
opkomende geslachten de bron van de
menschheid is geweest, en voor de misdadigers een oord
der vervloeking; immers daar stonden hoe
weinig vrijende paartjes in den tuin van het
Tolhuis denken er aan n galg n rad, zoo
't al bij n exemplaar van die strafwerktuigen
bleet', hetgeen blijkens verschillende gravures niet
vaak het geval was.
Die werktuigen zijn verdwenen?>het
spiegelnut schavot" is opgeruimd maar wat is er nog
te vinden, van dat eertijds zoo »scheepryk Y"
toen Vondel kon zingen :
»Dus schynt de weerelt heel om Amsterdam
gebouwt" ?
Bezie eens die groote gravure van Leon. Schenk,
vraag eens wat Maria de Medicis mocht aan
schouwen toen haar het admiraalzeilen als een
heerlijk waterfeest werd aangeboden, en betreur
dan dat ter kwader ure juist op den slappen
bodem aan de IJzijde een Cei;traalstation werd
gesticht, wier wegzinkende leeuwen voor velen
een treurig beeld vormen van Aemstel's beteekenis
als wereld-koopstad.
Wat de stad aan Aemstel en Y eenmaal is
geweest, dat kon de oude llaarlemmerpoort ge
tuigen, die op den :!1 Augustus Ki.'iS Amalia
van Solms tegenover Maria de Medicis gezeten,
Amsterdam zag binnentrekken, omstuwd door
de bloem van de jongelingschap, en vier jaren
later Maria Henriette zag ontvangen, de
echtgenoote van den Engelschen koning, die grootendeels
1111111M11111111M
Kti hij haalde een spel kaarten uit zijn zak.
Hij wilde ongetwijfeld te weten komen of
ik geld bij mij had.
»'t Spijt mij geweldig; ik ken geen enkel
spel."
">Dat hindert niet; ik zal u er een leeren,
dat heel gemakkelijk is. Ziet u die kleur?
Diiar zet u op in ik zet op een andere;
wij schudden de kaarten en degeen die het
eerst een kaart trekt van de kleur waarin
hij speelt, heeft 't spel gewonnen, 't Is heel
eenvoudig."
Hoe was 't mogelijk? dat galgenaas wilde
mij lansquenetten leeren ; het spel waarmee
ik vier landgoederen had verspeeld! Wat
moest ik beginnen? Er zat niet anders op,
dan hem zijn zin te geven en te spelen. In
mijn zak had ik een klein bedrag aan koper
geld en legde het op de tafel.
sWat!' Met dat geld gaat u toch niet
spelen? Dit is mijn inzet!"
En hij wierj) een handvol blinkende goud
stukken op tafel.
Jk had nog een paar zilverstukken bij mij
en zetle ze op de eerste kaart. De eerste
kaart die gekeerd werd, was in mijn kleur;
ik had gewonnen. De bandiet betaalde. Voor
geen schuiten ter wereld had ik dat tield
willen aanraken. De tweede maal won ik
weer; ik liet het geld weer staan. De derde,
vierde, vijfde, zesde maal was het geluk mij
onafgebroken gunstig. De inzet was telkens
verdubbeld geworden, de stapel goudstukken
die Fekete Jozsi naar mijn kant toeschoof
groeide aanhoudend. Het zweet parelde op
mijn voorhoofd. Mijn toestand had niets
geruststellends; kaartspelen met een bandiet,
in zijn eigen huis, en hem zijn geld afwinnen
zoo iets was nog nooit vertoond. De
zevende partij won ik weer. Bij den aanblik