De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 11 oktober pagina 3

11 oktober 1896 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 1007 DE AMSTERDAMMER WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. niet zonder den generaalbaa kon (zelfs toen de Sinfonia niet meer uitsluitend als inleidingsnummer werd gebruikt, wilde men bet cembalo als bege leidingsinstrument niet missen, ook Emanuel Bach's symphonieën zijn met klavier) gaf Haydn door voor het eerst het cembalo niet te gebruiken, het bewijs dat hij de symphonie niet rangschikte onder de kamermuziek, doch die in een geheel nieuwe richting wilde leiden. Hier was ook de gedachte aan de volksmuziek te bespeuren. Men vergete niet dat de kapellen uit die dagen met hunne zwakke bezetting van strijkinstrumenten niet zoo heel ver van de volksmuzikanten (speellieden) stonden. Hoewel in het begin die symphonie zonder klavier beperkt, bleef tot de hofkringen en die van rijke edelen die er een eigen kapel op na hielden, benevens enkele besloten muzikale kringen, lag toch in die hervorming reeds de kiem voor de groote ontwikkeling van de muziek in de concert zaal, zooals wij die thans mogen kennen. Hoe Mozart dien vorm aannam en hoe Beet hoven eerst aan den bestaanden vasthield, docli met een slag met de Ero'ica een geheel nieuw tijdperk voor de symphonie schiep en dien vorm tot de hoogste ontwikkeling bracht, is algemeen bekend en behoeft niet nader uiteengezet te worden. Hoeveel men ook over Beethoven leest, geloof ik toch niet dat men zich Beethoven veel van de vroolijke en opgewekte zijde kan denken. Zijne portretten en zooals wij zijne muziek uit de laat ste periode kennen, zijn dikwijls oorzaak dat men vergeet hoe deze groole meester van nature op gewekt, vol vertrouwen in de menscbheid en vol geest en scherts kon zijn, vóór zijne levensomstan digheden hem hoe langer hoe meer in zich zelf gekeerd maakten. Daar men uit brieven iemand het best leert kennen, citeer ik hier eenige fragmenten die Beet hoven van eene zeer opgewekte zijde doen kennen. Opmerkelijk is het o. a. hoe aardig soms Beet hoven met zijn uitgevers omsprong, nu eens geheel zakelijk, dan weer grappig, o. a. wanneer het te lang duurde, alvorens een stuk verscheen. Interessant is een brief aan den uitgever Simmrock, voor het eerst afgedrukt in de Allrjemcine musikalische Zeittmg van 1873. Het manuscript dat het eigendom van Prof. Joaclüm is, waarin hij zich beklaagt over het niet verschijnen van de Kreutzersonate, is zeer interessant. In dien brief lezen wij o. a. : Lieber, bester Hr Simmrock, immer habe ich schou die ilmen von mir gegebene Sonate, mit sehnsucht erwartet aber vergeblich schreiben sie mir doch gefailigst, was es dann für ein Anstand mit derselben hat ? ob sie solche bloss urn den Motten zum Speise zu geben, von mir genommen? Wo steekt dieser langsamen eufl'el der die Sonate heraustreiben soll, sie sind sonst der geschwinde Teufel, sind dafür bekant dass sie wie Faust ehmals mit dem scbwartzen im Bunde stehen, und sind dafür eben so geliebt von ihren Kame raden. (Hier zou men deuken dat Mozart aan het woord was). Over Kreutzer sprekende, zegt hij: Kreittur ist ein guter, lieber Mensch, seine Anspruchiosigkeit und Natürlichkeit ist mir lieber als alles Exterieur ohne interieur der Meisten Virtuoscn, da die Sonate für ein tüchtigen Geiger geschrieben ist, um so passsnd(er) ist die Dedication an ihn olmerachtet wir zusammen correspondireu (d. h. alle jahr einen Brief von mir) so hoffe ich wird er noch nichts davon wissen. Ik geef den brief geheel woordelijk met, Beethoven's willekeurige schrijfwijze van hoofdletters en g :wone letters. In een vroegeren brief (1794) maakt- hij Simmrock een compliment over zijn voortreffelijken druk. Ich wünsche Ilmen Glück in Ansehuiig Ihres Stichs der schor), deutlich und lesbar ist, wahrhaftig wenn Sie so fortfahren, so werdeu Sie noch das berhaupt im Steehen werden, versteht sich in Notenstechen. In dienzelfden brief zegt hij: Hier hat man verschiedene Leute von Bedeuting eingezogen, man sagte es hatte eine Revolution ausbrechen sollen, minimum iimiimmtiiimtim iiiimimmiiniuiiiiiiiiHii IIIIIMIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIilttllllllllllBII Een bandietenbal. Kuur Jict Ilontjaamch VAX MAUKIÏS JOK AI. (Slot). Zonder verder iets te zeggen, wierp de bandiet zich den dolman weer om de schou ders; bij de eerste klanken vatte hij de gravin driest om het middel en stond in een oogwenk met haar midden in het vertrek. Een der anderen had de gezelschapsjuffrouw ge nviteerd, die trouwens geen gebrek aan cavaliers had, want zij ging van de armen van den eenen in die van den anderen over, zonder eigenlijk recht goed tot bezinning te komen. De gravin overtrof zich zelve; zij danste hartstochtelijk en met evenveel vuur, alsof zij zich in de zaal van het Casino te Arad had bevonden; nog nooit had ik haar zóó bekoorlijk en zoo aantrekkelijk gezien. Het moet echter gezegd worden, dat die ellendige rooverhoofdman den czardas met onnavolg bare gratie danste. De dans werd al wilder eu wilder, tot op het oogenblik dat Fekete Jozsi zijn danseres meesleepte in een duivelschen galop. Ik vreesde aldoor dat de opgewonden bandiet uit den band zou springen, de ver leiding was sterk. De gravin was in zijn macht; wat hem betreft, hij was sinds lang ter dood veroordeeld en een misdaad meer of minder kwam er bij hem weinig op aan. aber ich glaube, so lange der Oesterreicher noch trann's Sier und Würstel hat revoltirt er nicht. Sind Ihre Töchter schon gross? erzieheu Sie mir eine zur Braut. Aardig is ook een brief aan een zekeren heer Wiedebein te Brunswijk die zich te Weenen wilde neerzetten en Beethoven eene compositie (thema met variaties toezond): Beethoven zegt hem dat Weenen te goed voorzien is van musici die les geven en voegt er bij dat, het: ,,eine berspannte Meinung'' is dat men te Bruoswijk zich niet even goed artistiek zou kunnen ontwikkelen. Ihre VariatioLen zegt Beethoven zeugen von Anlage, doch seze ich dran aus dass sie das Thema veiaudert haben, warum das? Was der Mensch lieb hat, muss man ihm nicht nehmen auch beisst das veraudern, ehe man noch Variationen gemaeht hat. Uit een artikel in de Nette Zeilxc/trift für Musik (1870) getiteld: Briefwechsel Beetlioveu's und Schumauu's mit Capelmeister Wiedebein; blijkt dat Wie debein tot organist te Brunswijk was benoemd en Beethoven om raad vroeg of hij niet heter deed naar Weenen te komen, wat ^zooals wij zagen Beethoven htm afraadde. Dat Beethoven niet bijzonder hoog ia zijn gel delijke eischen voor zijn werken was blijkt uit een brief die nog in het bezit van de firma Pleyel is, waarin Beethoven aan Ignace Pleyel in 1807 schrijft dat hij hem toezendt eene symphoide, de ouverture : Coriolan, een vioolconcert, drie Qtitilitors, een piano concert en het vioolconcert voor piano gearrangeerd. Voor die zes werken te zameu vroeg hij ? 1,200 Augsburgsche florijnen. Het betreft de werken: 58, 59, GO, 01 en 62. Voor Duitschland werden zij het volgende jaar (1808) door het Kunst- und Indust.rie-Comptoir uitgegeven, (.dementi gaf ze in Engeland uit.) Curieus is nu een briefje aati zijn vriend Dr. Joh. Biehler (een geneesheer en opvoeder van den aartshertog Friedrich) : Lieber Biehler! Der Doctor Sassafrass, wovou ich ilmen sagte, kommt, heute um 12 Uhr. Ich bitte sie daher auch bei mir einzufnideu. Damit Sie nicht stolperu, nummeriere ich Ilmen das Haus, den stock, so dass Sie alles vor sich sehen, ehe sie da sind. 1241 i in 3 stock wolmt dieser arme, verfolgte, verachtete sterreichische Musikant. (In de Wieiu'f Preste 1S8-I gepubliceerd. Dit huis moet op de Schottenbastei gelegen hebbeu. Daar en op de Mölkerbastei woonde Beethoven bij voor keur tussehen de jaren 1801?181 G). Men zal wellicht zeggen dat de Hoofdstad niet aan de beurt komt, daarom haast ik mij eeu woord te zeggen van de uitvoering in liet Concertgebouw, waar twee werken voor liet eerst werden uitge voerd en waar tevens alle toehoorders hebben ge noten van eene superieure vertolking van de \e fyii/filionii! van Beethoven, van het voorspel uit die Meisiersinyer, waarvan de schitterende uitvoering een storm van applaus uitlokte eu de ouverture Nufli/iliiuye ton Ossiurt van Gade. Het is een heuchelijk verschijnsel, dat dit con cert zoo bezocht was, dat er bijna geen plaats te veroveren viel, zooals vroeger alleen het geval was wanneer een beroemd solist optrad. Dit strekt tot bewijs dat orkestwerken mits zóó vertolkt, met zóóvee! toewijding, bezieling en technische volkomenheid (dit laatste gelukkig niet uitsluitend als liet eeniyn iriirn beschouwd) ook anderen in verrukking kan brengen dan de kleine schare van meer ontwikkelde toehoorders. De heer Mengelberg zal thans de overtuiging verkregen hebben hoezeer zijn streven gewaardeerd wordt. Eene Hi/psodie Jiretoiu/e van Saint-saëns heeft mij zeer geïnteresseerd. De bretonsehe melodiën, die alk'n onder de dansmotieven te rangschikken zijn ("s en 2/t mnat) heeft Saint-Saéns op meesterlijke wijze geïnstrumenteerd en bewerkt. De instrumen tatie heeft mij echter nog meer geboeid dan de bewerking. Dat ieder deel zoo op zichzelf staat vond ik jammer. Meer aaneengeschakeld, zou dunkt mij dit werk beslist winnen. Het laatste thema (een soort jacht- ol drinkhed) uadcrt het meest Ik was besloten bij de minste of' geringste oneerbiedigheid, die hij zich tegenover de gravin mocht veroorloven, een der in den hoek opgestelde geweren te grijpen en den ellendeling te dooden. Maar mijn vrees bleek ongegrond ; zoodra de dans was afgeloopen geleidde de bandiet zijn dame naar haar plaats terug, kuste haar de hand en bedankte haar. Vervolgens kwam hij naar mij toe, en mij met een jovialiteit die aan riederbuigende welwillendheidheid grensde, op den schouder kloppend, vroeg hij: »Kn u, oude heer, moet u niet dansen ?" »D:ink u, ik dans nooit." »O !" zei hij, en keerde naar de gravin terug. »U gelieve onze verontschuldigingen aan te nemen mevrouw, wij hadden niet op be zoek van zulke hooge gasten gerekend, en u te willen behelpen, met wat het huis op levert. Ons souper is niet copieus, maar liet is goed toebereid en zal u wellicht nog zoo slecht niet voorkomen/'' Dat mankeerde er nog aan : een souper na het bal. Zeker is het dat ik nog vroeger, nog later ooit weer aan een dergelijk feestmaal heb aangezeten. Eene groote aarden pot, tot aan den rand gevuld met dampend vleesch. werd midden op de lange tafel gezet, waar de bandieten in een kring omheen gingen zitten. Borden waren er niet, vingers vervulden de plaats van vorken, ieder hield een stuk brood vast, waarop het vleesch, dat met de punt van het mes werd opgepikt, werd ge legd. De gravin at met een appetijt, die zou hebben doen gelooven, dat zij in geen drie dagen iets over de lippen had gehad. De rooverhoofdman pikte eigenhandig met zijn mes de malschste stukken uit en bood ze op dunne plakjes tarwebrood der gravin aan. onzen tijd, het vormt een opgewekt slot, dat echter eene meer stijgende bewerking had kunnen ver dragen. Het andere nummer, Serenade van Rich. Strausz voor twee fluiten, twee oboels, twee clarinetten, twee fagotten, vier hoorns en een contra-fagot is een zeer melodieus muziekstuk in bekenden vorm, met een uitgebreiden tusschensatz en wederkeerend hoofd thema. Het beweegt zich nog niet in den stijl van de ons bekende werken van Strausz. Verrassend waren de schoone klankeffecten met deze combinatie verkregen. Men moet Strausz bewonderen, dat hij die effecten wist te verkrijgen, doch niet minder moet men de heeren blazers van het concertgebouw bewonderen die dit werk zoo heerlijk laten wij maar gerust zeggen zoo volmaakt hebben ten gehoore gebracht. De onderlinge verhouding was voortreffelijk en de stemming zoo schoon als men die wenscheii kon. Ieder buitenlandseh orkest mag /Ymsterdam zulke kunstenaars benijden. Dit werk zal, hoop ik, nog zeer dikwijls worden uitgevoerd. Het was een zeer schooue avond. VAN MILLIGES. P.S. Ik heb eene opvoering van Uit; rerlcaufle Braut van Smétana, door het gezelschap van den heer Saalborn bijgewoond. Over deze zeer aan trekkelijke muziek iets in een volgend nummer. Nieuwe Uitgaven. Bij de Algemeene Muziekhandel (Stumpff Koning) zijn verschenen : L. Adr. van Tetterodo, Fatttnisie voor twee piano's 4 opus 17. 1'rijs / 1.20. Ant. Averkamp Zes GedicJiten van Helene Swarth veer eene zangstem. (Prijs/'l.?). J. W. Kersbergen 14 Klarient tikken opus 2. (Twee deeltjes a, ? 1.50). Gottfried Mann Den.i' Ckoenrs (a. Serenade, b. Au bord de la Mer). (Partituur /'2.?, Stemmen a f 0.10) Ulfert Sr.hults 1. Tech»is"lte Ofeniiiyen voor Klavier opus 13. (l'rijs / 0.75). 2. Tamljonrin voor klavier opus 11 (l'rijs .Anders nieuwe grenzen", Tentoonstelling run prenten en Icekcninqen i n Ju-t Koninklijk Ondheidkitniliij tjenoolsc/Mji. Een aardige tentoonstelling, juist passend in de fraaie zaal van het Oudheidkundig genoot schap, te groot noch te klein, niet te uitgebreid om te vermoeien en toch genoeg gevende om alleszins belangwekkend te kunnen heeten. Den heer Martin Kalff, die aldus zijne artikelen in het Ilnndchlilatl verschenen geïllustreerd ziet, zij geluk gewenscht. Al causeerende gaf hij een stukje geschiedenis en de prenten en teekeningen van het Genootschap vullen nu die canserie aan, terwijl enkele bekende verzamelaars er nog het een en ander bijvoegden. Dat stukje geschiedenis nu is voor velen onzer te belangwekkender, omdat wij het zelf voor een groot deel hebben meegemaakt, dikwijls onbewust. weinig aandacht schenkende aan hetgeen verdween, van tijd tot tijd heel verrast over het nieuwe dat verschenen was, ja, al jaren bestond zonder dat wij het gemerkt hadden. De nieuwe grensregeling is thans een ongezochte gelegenheid om Eensklaps viel het hem op, dat ik niet mee at. »Kom, eet een stukje, oude heer; 't is gestolen vleesch; gezonde voedzame kost." »I)arik u, ik kan niet eten. 't Is te sterk van paprika, naar mijn smaak." ;;O1" Kn hij liet mij met rust. De vcldflesch ging van mond tot mond, want er waren natuurlijk evenmin glazen als borden. Volgens het gebruik der boeren dronk Eekete, als heer des huizes het eerst, daarna veegde hij den hals der flesch niet het wijde ondereind van zijn hemdsmouw af' en reikte haar met een buiging aan de gravin over. /ij nam de veldllesch en nam eveneens een teug. Bij het gebeente mijner voorvaderen, zij was toch een merkwaardige vrouw! De bandiet wendde zich vervolgens tot mij en bood mij de iiesch aan. »Drink eens, oude heer, anders valt u in slaap." :>Dank u ... mijn geneesheer heeft mij een homeopatischen leefregel voorgeschreven; ik mag niets van dien aard gebruiken. »Aba!'' zei de bandiet spottend, ?fhnilin fi»ii/ibnn.' ik volg ook een homeopatischen leefregel, dus omdat de wijn mij gisteren schaadde genees ik mij vandaag metdon wijn." Ik was innig overtuigd, dat het avontuur slecht zou atloopen: zoodra de wijn zijn in vloed zou doen gelden, zou ons laatste uur geslagen zijn. De bandieten dronken niet hun vijven wel een klein vat, maar toen zij van tafel opstonden, hielden zij zich nog even recht als vóór zij waren gaan zitten. Terwijl de tziganen hun maal deden, kwam de bandiet opnieuw naar mij toe. Vertel eens, oude heer! LI eet niet, u drinkt niet, u danst niet; wat doet u dan? speelt u kaart?" alle die veranderingen nog eens na te gaan, veranderingen, die niet?als in vroegere eeuwen het gevolg waren van eene officieele stadsuitleg ging, doch allengs kwamen, naar gelang de woningnood en de speculatiebouw het verkozen. De grensverandering zelve is op de kaart slechts eene wijziging in de gestippelde grenslijntjes, voor den graveur van nauwelijks eenige beteekenis vergeleken bij den arbeid, welke hem de uit breiding der stad heeft gekost. Vergelijk maar eens de hier tentoongestelde plattegronden : »de halve maan" van voorheen is schier niet meer terug te vinden, want de bolwerken zijn verdwenen en de buitencingels genormaliseerd. En wat heeft die nieuwe stippellijn niettemin de hoofden en harten warm gemaakt. Aanschouw slechts de spotprenten waartoe dit Weekblad een aardig contingent leverde en herinner u dan den bekenden abt Brouwers den heftigen strijder voor Nieuwer-Amstel n en onverdeeld. Spotprenten, mooie en leelijke, o. a. een, ont worpen door een invloedrijk Amstelveener, toen een der wetsontwerpen tot grensverandering werdt ingetrokken, waarop de Amsterdamsche stede maagd met een langen neus ; maar ten slotte is dan toch een belangrijk deel van het n en onverdeeld Nieuwer-Amstel geamputeerd geworden ondanks de allergezelligste feesten der anti-grenswijzigingsmannen, wier invitatiekaarten thans tentoong-'steld worden. DoLih die qiieastie is thans opgelost onze goede hoofdstad heeft nog quaesties te over- en over enkele jaren zal wellicht door het jongere geslacht de oude grens van Amsterdam in het laatste decennium der l De eeuw even goed zijn vergeten, als het ons ontgaan is, dat er een twintig jaar geleden eene grensuitbreiding in het noorden plaats had, toen de Buiksloterham werd geannexeerd. Ken vruchtbare lap gronds werd Amsterdam bij die gelegenheid rijker, een heel ander plekje dan de daaraan grenzende Volenwijk, welke voor de jongste edities van de telkens opkomende geslachten de bron van de menschheid is geweest, en voor de misdadigers een oord der vervloeking; immers daar stonden hoe weinig vrijende paartjes in den tuin van het Tolhuis denken er aan n galg n rad, zoo 't al bij n exemplaar van die strafwerktuigen bleet', hetgeen blijkens verschillende gravures niet vaak het geval was. Die werktuigen zijn verdwenen?>het spiegelnut schavot" is opgeruimd maar wat is er nog te vinden, van dat eertijds zoo »scheepryk Y" toen Vondel kon zingen : »Dus schynt de weerelt heel om Amsterdam gebouwt" ? Bezie eens die groote gravure van Leon. Schenk, vraag eens wat Maria de Medicis mocht aan schouwen toen haar het admiraalzeilen als een heerlijk waterfeest werd aangeboden, en betreur dan dat ter kwader ure juist op den slappen bodem aan de IJzijde een Cei;traalstation werd gesticht, wier wegzinkende leeuwen voor velen een treurig beeld vormen van Aemstel's beteekenis als wereld-koopstad. Wat de stad aan Aemstel en Y eenmaal is geweest, dat kon de oude llaarlemmerpoort ge tuigen, die op den :!1 Augustus Ki.'iS Amalia van Solms tegenover Maria de Medicis gezeten, Amsterdam zag binnentrekken, omstuwd door de bloem van de jongelingschap, en vier jaren later Maria Henriette zag ontvangen, de echtgenoote van den Engelschen koning, die grootendeels 1111111M11111111M Kti hij haalde een spel kaarten uit zijn zak. Hij wilde ongetwijfeld te weten komen of ik geld bij mij had. »'t Spijt mij geweldig; ik ken geen enkel spel." ">Dat hindert niet; ik zal u er een leeren, dat heel gemakkelijk is. Ziet u die kleur? Diiar zet u op in ik zet op een andere; wij schudden de kaarten en degeen die het eerst een kaart trekt van de kleur waarin hij speelt, heeft 't spel gewonnen, 't Is heel eenvoudig." Hoe was 't mogelijk? dat galgenaas wilde mij lansquenetten leeren ; het spel waarmee ik vier landgoederen had verspeeld! Wat moest ik beginnen? Er zat niet anders op, dan hem zijn zin te geven en te spelen. In mijn zak had ik een klein bedrag aan koper geld en legde het op de tafel. sWat!' Met dat geld gaat u toch niet spelen? Dit is mijn inzet!" En hij wierj) een handvol blinkende goud stukken op tafel. Jk had nog een paar zilverstukken bij mij en zetle ze op de eerste kaart. De eerste kaart die gekeerd werd, was in mijn kleur; ik had gewonnen. De bandiet betaalde. Voor geen schuiten ter wereld had ik dat tield willen aanraken. De tweede maal won ik weer; ik liet het geld weer staan. De derde, vierde, vijfde, zesde maal was het geluk mij onafgebroken gunstig. De inzet was telkens verdubbeld geworden, de stapel goudstukken die Fekete Jozsi naar mijn kant toeschoof groeide aanhoudend. Het zweet parelde op mijn voorhoofd. Mijn toestand had niets geruststellends; kaartspelen met een bandiet, in zijn eigen huis, en hem zijn geld afwinnen zoo iets was nog nooit vertoond. De zevende partij won ik weer. Bij den aanblik

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl