Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 1007
alleen uit Holland hulp en steun verwachtte.
Van die Haarlemmerpoort is nu niets meer
over, nauwelyks de naam; de "Willemspoort zou
haar vervangen, door Willem II ingewijd, evenals
de nieuwe beurs, en thans wacht hetzelfde lot
?die nieuwe beurs. Nu kan die steenen doe-niet
nog even ons het Haarlemmerplein uit het mid
den dezer eeuw voor den geest brengen, straks
al niet meer; het station van den oudsten
Nederlandschen spoorweg heeft »de stervende trek
schuit" van 1840 nog geen halve eeuw over
leefd, de Haarlemmerweg is onkenbaar veranderd
en Sloterdyk welhaast n met Amsterdam.
Wil men precies weten wat hier al veranderd
is, zoo raadplege men de kaart van ter Gouw,
in 1882 als Premie van het Nieuws van den DIIIJ
verschenen. Dan kan men ook aanschouwen hoe
van de oude omwalling thans niets meer rest
wat we niet zullen betreuren, al gaven die
bastions met hunne molens aan de stad een
eigenaardig hollandsch cachet, nog typischer door
die' kleine, bescheiden uitgangen, genaamd
Zaagpoort en Raampoort, wier namen levendig hielden
de herinnering aan de eenmaal zoo bloeiende
lakenindustrie en de tallooze molens, welke aan
de westzijde van Amsterdam te vinden waren.
Die Raampoort nam voor het scheiden een heel
deftig «laatst vaarwel" in een kleppermansprent
waarby het heel aandoenlijk klonk:
«Vaarwel! mijn waarde stadgenooten !
Vaarwel! uw Raampoort krijgt de schop . ..
en ten slotte de profetie werd uitgesproken, dat
eenmaal »'t Nakroost het plekje zou wijzen" waar
de scheidende zoovele tientallen van jaren hon
derden burgers had geërgerd met poortgeld en
accünsen.
Intusschen is die profetie bewaarheid : in het
Oudheidkundig genootschap althans wordt er onze
aandacht op gevestigd, dat tegenover het Frederik
Hendrik Plantsoen eenmaal een poort is geweest,
die genoemd werd naar de zaagmolens, en aan
het einde van de Bloemgracht een poortje, dat
zijn naam leende aan de lakenramen. De meeste
kaarten geven ons hier geen licht, evenals zij ons
in twijfel laten, waar eigenlijk de Vinkenbuurt
is te vinden, een van die brokstukken aan den
zoom van Amsterdam, bij zoo weinig Amster
dammers bekend. De meesten brengen het niet
verder, dan het kerkhof de Liefde, en naar »de
drie baarsjes" weten alleen de kuierende stads
bewoners den weg, die niet wandelen alleen om
menschen te zien.
De Overtoom dat is wat anders. Hebben
we niet allen in onze prille jeugd gezongen :
«Schuitje varen, theetje drinken
Varen we naar den Overtoom,
Drinken zoete melk met room . . ."
Wat en waar eigenlijk die Overtoom is, bleef
velen onbekend, die de voormalige overhaal-plaats
verwarren met den Ileiligeweg van eertijds, thans
gedeeltelijk Vondelkade en gedeeltelijk
Overtoomsche weg geheeten, waar op den l Ie Aug.
1758 de kruytmakery Sollenburg in de lucht
vloog, en langs welke in October 1787 de Prui
sische vredestichters op Amsterdam marcheerden,
om daar eenige dagen de wacht aan de Leidsche
poort te bezetten.
Een eigenaardig contrast met die Pruissische
wacht vormen de platen, welke ons doen zien
de vaandeluitreiking aan de vrijwillige corpsen
van die dagen, als »Bato's kroost" »tot Xut de
schutterij" enz. Het plekje, waar die plechtig
heden plaats vonden is nauwelijks meer aan te
van al het naast mij opgestapelde goud beving
mij een hevigen angst, en ik smeekte den
hemel mij al dat geld te laten verliezen.
't Was vergeefs! De achtste partij won ik
ook. Ik begreep dat alles gedaan was eu
het uur van mijn dood weldra zou slaan.
»Jongens, oude heer,'' riep Fekete lachend,
»u is zeker verliefd op de gravin, anders
begrijp ik niet, hoe u zoo'n ongehoord geluk
kunt hebben!"
Ik beefde over al mijn leden en won de
negende partij; ik was voor het ongeluk ge
boren. Schaterend van het lachen sloeg Fekete
met zijn vuist op de tafel en riep :
«Genoeg, oude heer! Als u zoo doorgaat
met winnen, heb ik binnen het, uur een heel
comitaat verloren."
Hij streek het nog overgebleven geld bijeen
en stond van tafel op. Bevend en stamelend
had ik den moed hem het afgewonnen geld
aan te bieden ; 't was maar een grap geweest,
ik had volstrekt niet om geld gespeeld, en/, enz.
Fekete Jozsi wierp mij echter een blik toe,
die mij vrees aanjoeg:
»Wat denkt u wel?" vroeg hij. «Wanneer
u dat geld niet oogenblikkelijk bij u steekt,
gooi ik het 't raam uil!"
Wat moest ik in 's hemelsnaam met dat
vervloekte geld beginnen, waaraan hoogst
waarschijnlijk menscbeubloed kleefde en dat
mij zeker het leven zou kosten ? Ik nam het
op en wierp het den tziganen toe. Welk een
dwaasheid'? Hoe was ik daartoe gekomen?
Wie zonder eenige reden zooveel geld aan
muziekanten geeft, bewijst duidelijk dat hij
nog veel meer bezit. Het gevaar had mij
mijn bezinning doen verliezen.
Lachend vroegen de tzigaiien die mij om
ringden en hun witte tanden lieten blinken
wat mijn geliefkoosde deun was. De duivel
wijzen, want hier is het Vondelkwartier verrezen
het oude Leidsche bosch inslikkende, waarvoor
we het kan niet dankbaar genoeg worden
herdacht een Vondelpark in plaats kregen,
een even gelukkige ruil als die van het oude
Pesthuis voor een Wilhelmina gasthuis, al be
treuren wij het op nieuw dat de straat, die naar
den drossaart Hooft werd gonoemd, ten slotte is
uitgevallen als een pijpenlade.
(Wordt vervolgd). F. A. B.
William Morris, t
De Engelsche natie heeft een harer voortreffe
lijkste zonen verloren, een man van universeele
ontwikkeling, van groot en hoog talent, die in
meer dan n opzicht een baanbreker is geweest.
Schilder, architect, decorateur, kunstcriticus,
romansch: ijver, dichter, uitgever en industrieel,
politicus niet het minst, is William Morris ge
weest en in die veelomvattende werkzaamheid
onderscheidde hij zich steeds door degelijke
kennis, door warme vereering van het ideale»
door fijne distinctie.
In 1834 als kind van zeer gegoede ouders
geboren, genoot William Morris de gewone oplei
ding van Engelsche jongelieden van goeden huize.
Zijne studiën te Oxford leidden niet tot de ge
bruikelijke academische onderscheidingen, maar
toonden al dadelijk zijne voorliefde voor de kunst,
vooral voor schilderkunst en bouwkunst.
In 1858 verscheen zijn eerste gedicht: Defense
of (riiineeere", en de keuze van dit middeleeuwsche
onderwerp was eene duidelijke openbaring van
de richting, in welke zijn geest en zijn smaak zich
destijds bewogen. De prozaïsche, nuchtere
leelijkheid van onze moderne wereld heeft hem steeds
met een heiligen afschuw vervuld.
Enkele jaren later verbond hij zich met eenige
gelijkgezinden, Ford Madox Brown, Dante Gabriel
Rossetti en Burne .Tones, om aan den kunstsmaak
eene nieuwe en betere richting te geven. 1) Aan
het in den aanvang veel gesmade en bespotte,
maar volhardende streven van deze jongelieden
heeft, zooal niet de kunst, dan toch zeker de kunst
nijverheid in Engeland veel, zeer veel te danken.
De kleine werkplaats te Merton Abbey, die later
eene groote fabriek werd, leverde tapijten en be
hangsels, glasschilderingen, meubelen en sieraden,
harmonieus van kleuren en tinten en zorgvuldig
gehouden in stijl, bij voorkeur in dien der
Italiaansche praeraphaëlieten. Trots allen spot
men denke aan Du Maurier's vermakelijke
caricaturen en persifringes in I'tutc/i hebben de
aertltetcs school gemaakt en een blijvenden invloed
uitgeoefend. ».l tltinyoflicniity in u joy ji>r mr"
zoo luidde het onderschrift, waarmede, een goede
dertig jaren geleden, de photographie van een
bouquet gedroogde bloemtn in den handel werd
gebracht. Die woorden konden het motto der
itestlietes zijn, die niets te klein of te onaanzien
lijk achten om door de kunst te worden veredeld.
William Morris was een hartstochtelijk
bibliophiel, en zijn droom was het, een in alle opzichten
artistiek-onberispelijk boek te geven. Daarvoor
richtte hij te Ilammersmith eene eigen drukkerij
op, en natuurlijk strekten zijne zorgen zich ook
uit tot de tekst-illustratiën en de banden. De
Kclinncotl 7Ycw>' heeft dan ook, onder leiding van
Morris, drukken geleverd, die zelfs in de zeer ont
wikkelde Engelsche typographie noch geëvenaard,
noch overtroffen worden.
Wie de aesthetes alleen kent uit de bovenge
noemde caricaturen, stelt zich hen voor als
zwakkelijke mannetjes, met een gewild kwijnende,
kruidje-roer-mij-niet-achtige, slaplendige hou
ding. Niet alzoo was William Morris. Zijn forsche
gestalte, zijn mooie, krachtige kop met de op
leeuwenmanen gelijkende, in de laatste jaren
gryzende haren en den zwaren baard, het hooge
voorhoofd boven de dichte wenkbrauwen, zijn door
meer dan een portret van Rossetti bekend ge
worden en maakten hem tot een der meest po
pulaire figuren van Loiden.
In zijn eerste publicatie sloot Morris zich
geheel aan bij Tennyson ; zijn poëzie was
zoetvleiend, welluidend, elegant; hetzij hij, zooals
voor zijn lAfe mul dculli of Jmon, zijn Ktrthly
Parndisc en zijn Stort/ oj Sii/urd Uiu }'olxung,
antieke, Oostersche of Noorsche onderwerpen
koos, hij bleef de man van rijke beeldspraak en
bovenal de smaakvolle artist, de aanbidder van
den vlekkeloozen vorm. Later heeft hij zelf over
zijne werken uit die periode een scherp, men
mag veilig zeggen een al te scherp oordeel uit
gesproken, toen hij zich, »den nutteloozen zanger
van ledige dagen noemde." Hij was in zijn eerste
periode een I'itniassii'n en eerst na 1880 zou hij
van zijn Parnassus afdalen om zich in aanraking
te stellen met de wereld der werkelijkheid.
Maar die afdaling wees niet op vermindering
van kracht of verzwakking van talent. Integen
deel, Morris heeft zijn schoonheids-idealen steeds
hoog en steeds hooger gehouden. Hoe hij
socialist is geworden zegt in korte woorden
Francis de Pressenséin een lezenswaardig arti
keltje in den VV'wjw van 5 October. »llij had langza
merhand de oogen geopend voor de maatschap
pelijke wanorde en het plan ontworpen voor eene
omvangrijke hervorming. Hij kwam tot dien
geestes- of liever zieletoestand, zoowel door de
rechtstreeksche aanraking met de werkelijkheid,
die hem zijne industrieele ondernemingen ver
schaften, als door de normale ontwikkeling van
zijn hartstocht voor het schoone. liet is niet
noodig, den eersten dezer invloeden nader toe
te lichten: het is de normale en de gewone.
Het is interessanter, bij William Morris even als
bij Ruskin, de werking waar te nemen, die het
zuiver-aesthetisch beginsel heeft op een verheven
ziel en op een hoog strevenden geest, liet vraag
stuk of liever de schandvlek der leelijkheid van
het moderne leven, der smadelijkheid van de
gewone levensvoorwaarden voor de overgroote
meerderheid van het menschdom, de ergerlijkheid
1 van de tegenstelling tusschen zulk een toestand
en de pracht van het antieke, of het schilder
achtige van het middeleeuwsche milieu, ziedaar
wat voor William Morris de zoogenaamde sociale
quaestie heeft gesteld. In zijne voorstellingen
van de toekomst heeft hij ten einde toe den in
druk behouden van deze aesthetische
vooringe! nomenheid. In zijn kleine boekjes, zooals '/lic
i Dreun* af' 'luidt llull end.e T!diiti/x/'rum Xuwltcrt',
' waarin hij onder den vorm van droomen zijn
j sociale utopieën heeft ontwikkeld, spelen de
1 schoonheid, de uitwendige versiering, eene hoofd
rol."
i Volgens Morris was het leven in zijne ver
schillende phasen eene ondeelbare eenheid;
volgens hem kon de schoonheid slechts eene
uitstraling zijn van de orde en zon eene maat
schappij, op volkomen gerechtigheid gegrond,
tevens eeue volstrekte ideale maatschappij zijn,
ook voor de kleeding, de woning, de zeden en
gewoonten, in een woord voor alle vormen van
hale ze! ik was nogal gestemd om aan mijn
lievelingswijs te denken! Ik verwees hen
l naar de gravin.
i De gravin liet zich niet lang bidden; zij
l begon een dier Hongaarsche volksliedjes te
zingen, zóó weemoedig, zóó gevoelvol, zóó
aandoenlijk, dat ik totaal vergat waar ik
mij bevond en zoowaar applaudiscerde, in
de verbeelding, dat ik in het Casino ie
Budapest was.
De rooverhoofdman deed dapper mede en
voegde er bij, dat hij nu de gravin zijn
lijfdcuutje eens zou laten hooren, waarop bijeen
volksliedje zong, waarvan ik gelukkig geen
noot heb onthouden.
j Toen het uit was richtte hij zich tot mij
en zei:
:>Uw beurt, oude heer; vergast ons nu eens
op uw lievelingslied."
Ik bevond mij in een ontzettende verlegen
heid: zingen, terwijl ik in doodsangst ver
keerde; ik, die geen enkel zangslnkje kende
behalve »Vaarwel mijn \redig huis"...
»Ik kan niet zingen," gaf ik ten antwoord.
De gravin beval mij in het, Fransch, te
zingen, onverschillig wal, als ik ten minste
mijn leven op prijs stelde.
j Dan maar zingen. .Met van angst
dichti geschroefde keel en den dood voor oogen
j begon ik : »Vaarwel mijn vredig thuis.''
Gedurende de eerste maten gedroeg de
gravin zich onberispelijk, maar bij den laatst?
regel van het eerste; couplet, dat ik meteen
paar oorversclieurend valsche noten eindigde
schoot zij in een lach, die voor de geheele
bende het toeken scheen waarop zij hadden
gewacht, om den draak met mij to steken.
Allen gierden en proestten het uil, zoodai
ik eindelijk zelf' ineelachte, niettegenstaande
mijn toestand absoluut niets lachwekkend* had.
het leven. »Morris' kunst moest natuurlyk den
invloed ondergaan van die evolutie. Wel behield
zij de onfeilbare zuiverheid van den vorm, maar
zij was als het ware ontgloeid door een inwendig
vuur. Door het fijne albast van zijn werken
scheen de vlam heen van een nobel ideaal.''
William Morris, die spoedig de ziel was ge
worden van den sociaal-democratischen bond in
Engeland, is een der eerste aanzienlijken daar
te lande geweest, die den eisch van sociale her
vormingen beschouwden als iets meer dan de
zinledige leuze eener ontoerekenbare massa. En
toen hij zich aan de zaak der sociaal-democratie
had gewijd, deed hij dit met hart en ziel, Op
eigen kosten gaf hij het weekblad Coininoiiweitl
en tal van vlugschriften uit, en steeds was hij
bereid om als spreker op te treden. Toen echter
in de partij de revolutionaire en anarchistische
elementen zich meer deden gelden, trok hij zich
meer naar den achtergrond terug. Maar aan zijne
ware overtuiging is hij tot het laatst van zijn
leven getrouw gebleven.
Goed bedoeld was ongetwijfeld het voorstel,
om William Morris na den dood van Tennyson
tot jioct lunrcate te benoemen. Een socialist als
hofpoëet, geroepen om zijn lier te tokkelen bij
geboorten, doop- en huwelijksplechtigheden en
sterfgevallen in de koninklijke familie (alles, als
wij ons niet vergissen, vooriOOpd. st. per jaar)
het zou ongetwijfeld eene aardige en verrassende
oplossing zijn geweest van de moeielijkheid, waarin
de regeering zich in het aan dichters niet al te
rijke Engeland bevond. Maar Morris zou zich
tot zulk eene rol nooit hebben geleend. Zij was
wellicht niet onpassend voor Tennyson, die tot
een veel vroeger geslacht behoorde en in alle
oprechtheid, zonder zijn talent geweld aan te
doen, kon verheerlijken wat voor hem heerlijk
was gebleven. Zij is zeker precies geknipt voor
Alfred Austin, die door zijn jammerlijke rijme
larijen het ambt van hofpoëet zóó belachelijk
beeft gemaakt, dat na hem niemand het zal
durven aanvaarden, en die daardoor aan de kunst,
aan den goeden smaak en aan het gezond een
zeer onwillekeurige!!, maar toch een grooten
dienst bewijst.
1) Morris heeft zijne denkbeelden over kunst
nijverheid uiteengezet in zijn boek -'/'//<?
</«r,r«/(/v «yl*. i]i<'ir }'(.flff!if»i h> inodt't'ti ///r (i<^i<^)
en in llujien aiuj /i'ttrs l'or nrl" (18S:_>).
Daarna werd het bal hervat, de gravin
was onvermoeid. Zij danste tot den vroegen
morgen en toen de eerste zonnestralen door de
vensters drongen, bedankte zij den roover
hoofdman voor het genoegen dat hij haai1
had verschaft, en zeide, dat, het, tijd was om
te laten inspannen en de reis te vervolgen.
De reis vervolgen? Jawel; ik wist wat het
doel daarvan zou zijn: de andere wereld!
Fekete Jozsi trad naar buiten, gaf den
koetsier en zijn helper order om in te span
nen en kwam weer ter.ug met de, boodschap,
dat het rijtuig gereed stond.
Hij was geslepen, die bandiet. Hij wilde
ons niet in zijn huis vermoorden, maar zich
onderweg van ons ontdoen.
Ons rijtuig reed voor en wij stapten in.
Mijn portefeuille was niet aangeroerd; dat
leek mij vreemd.
De smiikroover was op een prachtig paard
ireslegen en galoppeerde naast het rijtuig mede.
Ojigf-i wiji'eld wilde hij zelf een geschikte i
plek zoeken om ons van kant te maken.
Fekeie JOZM vergezelde ons echter tot aan
den rijksweg. Daar nam hij zijn hoed af,
wees ons de richting, (lic wij moesten volgen,
bedankte ons voor ons bezoek, wenschle ons
veel i_'cnoegeii. wendde zijn paard om en gaf
het de sporen.
Binnen enkele oogenblikken was hij reeds
geheel uit hot. gezicht verdwenen.
Niet vóórdat wij aan het eerste dorp kwa
men, g»f ik mijzelf duidelijk rekenschap, dat j
ik nog in leven was. Ik begon do gravin
aan liet verstand Ie brengen, van welk een
slechte i1' is wij zouden zijn thuisgekomen, ais
die bandiet en niet doodsbenauwd voor mij
waren ^ewei-st, otschoon het al erg genueg
was. dat zij een hteien nacht lang in een
herberg met. truikroovcrs had moeten, (lansen.
aiiiiuiuiiiiiin
iiiiniHfiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiimf*
40 cents per regel.
nmiumtmiitiiHtiHiiiiiiiiiiiiiiiiMiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiKMtiMK
Magazijn KEI/ERSHOF", Meimenilijk 196.
Z ij den s t O f f e n. Grootste sorteering zwarto
en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerda
Zijde, Satijn e.i Surah. De nieuwste, des
sins en kleuren steeds voorhanden.
SCHADE & OLDENKOTT.
H. RA H R te Utrecht.
Pianofabriek.
Binnen- en Buitenl. Muziekhandel.
Amerikaansche Orgels.
Ruime keuze in Huur piano's.
Maar de gravin viel mij in de rede en vroeg
lachend:
«Apropos, waarde baron,hebt u geen slaap?"
vX'een,'1 zei ik knorrig.
«Anders zoudt u misschien de rest van
het lied kunnen zingen, waarin u is blijven
steken; u is ons de laatste coupletten nog
schuldig."
;-Plnag!" bromde ik verdrietig, -laat me
mel, rust, ik ga slapen."
Tot A rad toe verkneukelde ik mij in het
vooruitzicht van al de gunstbewijzen, waar
mee de gravin mij zou moeten paaien, om
het miserable avontuur geheim te houden.
Te zes uren reden wij de stad binnen: eer
zij naar haar kamer ging had de gravin
reeds gelegenheid gevonden om drie kennissen
al de gebeurtenissen van den afgeloopcn
nacht in kleuren en geuren te vertellen.
Vóór wij naar het bal gingen, waren alle
geiioodiird>-n ervan op de hoogte. 7.oo
verioor ik ook dien kleinen triomf, wnar'>p ik
reeds zoo had gevlast.
Daar kreeg ik een schitterende ingeving;
ik trad de speelzaal binnen.-Vriend,' zei ik
tegen mijzelf, -je hebt nu veinc: neem je
kans waar." Aan een tafeltje, waar
hui.-,(jiieiiel werd gespeeld, ging ik zitten, ;k ge
voelde, dat het geluk mij gunstig zou zijn:
Binnen vijf minuten was ik duizend
i!orijiifii k" ijl.
Zes maanden later berichtten de bladen,
dal. d'j rooverhooi'dman l-'eketc ,loz>;. sinds
la.'i^ hij vei>tek ter dood veroordeeld, '>vas
opgehangen.
/l Is jammer," merkte gravin I!('p'.-v aan,
toen zij'lift. bericht had gelezen, hij .lun-te
zoo verrukkelijk."