De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 11 oktober pagina 4

11 oktober 1896 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 1007 alleen uit Holland hulp en steun verwachtte. Van die Haarlemmerpoort is nu niets meer over, nauwelyks de naam; de "Willemspoort zou haar vervangen, door Willem II ingewijd, evenals de nieuwe beurs, en thans wacht hetzelfde lot ?die nieuwe beurs. Nu kan die steenen doe-niet nog even ons het Haarlemmerplein uit het mid den dezer eeuw voor den geest brengen, straks al niet meer; het station van den oudsten Nederlandschen spoorweg heeft »de stervende trek schuit" van 1840 nog geen halve eeuw over leefd, de Haarlemmerweg is onkenbaar veranderd en Sloterdyk welhaast n met Amsterdam. Wil men precies weten wat hier al veranderd is, zoo raadplege men de kaart van ter Gouw, in 1882 als Premie van het Nieuws van den DIIIJ verschenen. Dan kan men ook aanschouwen hoe van de oude omwalling thans niets meer rest wat we niet zullen betreuren, al gaven die bastions met hunne molens aan de stad een eigenaardig hollandsch cachet, nog typischer door die' kleine, bescheiden uitgangen, genaamd Zaagpoort en Raampoort, wier namen levendig hielden de herinnering aan de eenmaal zoo bloeiende lakenindustrie en de tallooze molens, welke aan de westzijde van Amsterdam te vinden waren. Die Raampoort nam voor het scheiden een heel deftig «laatst vaarwel" in een kleppermansprent waarby het heel aandoenlijk klonk: «Vaarwel! mijn waarde stadgenooten ! Vaarwel! uw Raampoort krijgt de schop . .. en ten slotte de profetie werd uitgesproken, dat eenmaal »'t Nakroost het plekje zou wijzen" waar de scheidende zoovele tientallen van jaren hon derden burgers had geërgerd met poortgeld en accünsen. Intusschen is die profetie bewaarheid : in het Oudheidkundig genootschap althans wordt er onze aandacht op gevestigd, dat tegenover het Frederik Hendrik Plantsoen eenmaal een poort is geweest, die genoemd werd naar de zaagmolens, en aan het einde van de Bloemgracht een poortje, dat zijn naam leende aan de lakenramen. De meeste kaarten geven ons hier geen licht, evenals zij ons in twijfel laten, waar eigenlijk de Vinkenbuurt is te vinden, een van die brokstukken aan den zoom van Amsterdam, bij zoo weinig Amster dammers bekend. De meesten brengen het niet verder, dan het kerkhof de Liefde, en naar »de drie baarsjes" weten alleen de kuierende stads bewoners den weg, die niet wandelen alleen om menschen te zien. De Overtoom dat is wat anders. Hebben we niet allen in onze prille jeugd gezongen : «Schuitje varen, theetje drinken Varen we naar den Overtoom, Drinken zoete melk met room . . ." Wat en waar eigenlijk die Overtoom is, bleef velen onbekend, die de voormalige overhaal-plaats verwarren met den Ileiligeweg van eertijds, thans gedeeltelijk Vondelkade en gedeeltelijk Overtoomsche weg geheeten, waar op den l Ie Aug. 1758 de kruytmakery Sollenburg in de lucht vloog, en langs welke in October 1787 de Prui sische vredestichters op Amsterdam marcheerden, om daar eenige dagen de wacht aan de Leidsche poort te bezetten. Een eigenaardig contrast met die Pruissische wacht vormen de platen, welke ons doen zien de vaandeluitreiking aan de vrijwillige corpsen van die dagen, als »Bato's kroost" »tot Xut de schutterij" enz. Het plekje, waar die plechtig heden plaats vonden is nauwelijks meer aan te van al het naast mij opgestapelde goud beving mij een hevigen angst, en ik smeekte den hemel mij al dat geld te laten verliezen. 't Was vergeefs! De achtste partij won ik ook. Ik begreep dat alles gedaan was eu het uur van mijn dood weldra zou slaan. »Jongens, oude heer,'' riep Fekete lachend, »u is zeker verliefd op de gravin, anders begrijp ik niet, hoe u zoo'n ongehoord geluk kunt hebben!" Ik beefde over al mijn leden en won de negende partij; ik was voor het ongeluk ge boren. Schaterend van het lachen sloeg Fekete met zijn vuist op de tafel en riep : «Genoeg, oude heer! Als u zoo doorgaat met winnen, heb ik binnen het, uur een heel comitaat verloren." Hij streek het nog overgebleven geld bijeen en stond van tafel op. Bevend en stamelend had ik den moed hem het afgewonnen geld aan te bieden ; 't was maar een grap geweest, ik had volstrekt niet om geld gespeeld, en/, enz. Fekete Jozsi wierp mij echter een blik toe, die mij vrees aanjoeg: »Wat denkt u wel?" vroeg hij. «Wanneer u dat geld niet oogenblikkelijk bij u steekt, gooi ik het 't raam uil!" Wat moest ik in 's hemelsnaam met dat vervloekte geld beginnen, waaraan hoogst waarschijnlijk menscbeubloed kleefde en dat mij zeker het leven zou kosten ? Ik nam het op en wierp het den tziganen toe. Welk een dwaasheid'? Hoe was ik daartoe gekomen? Wie zonder eenige reden zooveel geld aan muziekanten geeft, bewijst duidelijk dat hij nog veel meer bezit. Het gevaar had mij mijn bezinning doen verliezen. Lachend vroegen de tzigaiien die mij om ringden en hun witte tanden lieten blinken wat mijn geliefkoosde deun was. De duivel wijzen, want hier is het Vondelkwartier verrezen het oude Leidsche bosch inslikkende, waarvoor we het kan niet dankbaar genoeg worden herdacht een Vondelpark in plaats kregen, een even gelukkige ruil als die van het oude Pesthuis voor een Wilhelmina gasthuis, al be treuren wij het op nieuw dat de straat, die naar den drossaart Hooft werd gonoemd, ten slotte is uitgevallen als een pijpenlade. (Wordt vervolgd). F. A. B. William Morris, t De Engelsche natie heeft een harer voortreffe lijkste zonen verloren, een man van universeele ontwikkeling, van groot en hoog talent, die in meer dan n opzicht een baanbreker is geweest. Schilder, architect, decorateur, kunstcriticus, romansch: ijver, dichter, uitgever en industrieel, politicus niet het minst, is William Morris ge weest en in die veelomvattende werkzaamheid onderscheidde hij zich steeds door degelijke kennis, door warme vereering van het ideale» door fijne distinctie. In 1834 als kind van zeer gegoede ouders geboren, genoot William Morris de gewone oplei ding van Engelsche jongelieden van goeden huize. Zijne studiën te Oxford leidden niet tot de ge bruikelijke academische onderscheidingen, maar toonden al dadelijk zijne voorliefde voor de kunst, vooral voor schilderkunst en bouwkunst. In 1858 verscheen zijn eerste gedicht: Defense of (riiineeere", en de keuze van dit middeleeuwsche onderwerp was eene duidelijke openbaring van de richting, in welke zijn geest en zijn smaak zich destijds bewogen. De prozaïsche, nuchtere leelijkheid van onze moderne wereld heeft hem steeds met een heiligen afschuw vervuld. Enkele jaren later verbond hij zich met eenige gelijkgezinden, Ford Madox Brown, Dante Gabriel Rossetti en Burne .Tones, om aan den kunstsmaak eene nieuwe en betere richting te geven. 1) Aan het in den aanvang veel gesmade en bespotte, maar volhardende streven van deze jongelieden heeft, zooal niet de kunst, dan toch zeker de kunst nijverheid in Engeland veel, zeer veel te danken. De kleine werkplaats te Merton Abbey, die later eene groote fabriek werd, leverde tapijten en be hangsels, glasschilderingen, meubelen en sieraden, harmonieus van kleuren en tinten en zorgvuldig gehouden in stijl, bij voorkeur in dien der Italiaansche praeraphaëlieten. Trots allen spot men denke aan Du Maurier's vermakelijke caricaturen en persifringes in I'tutc/i hebben de aertltetcs school gemaakt en een blijvenden invloed uitgeoefend. ».l tltinyoflicniity in u joy ji>r mr" zoo luidde het onderschrift, waarmede, een goede dertig jaren geleden, de photographie van een bouquet gedroogde bloemtn in den handel werd gebracht. Die woorden konden het motto der itestlietes zijn, die niets te klein of te onaanzien lijk achten om door de kunst te worden veredeld. William Morris was een hartstochtelijk bibliophiel, en zijn droom was het, een in alle opzichten artistiek-onberispelijk boek te geven. Daarvoor richtte hij te Ilammersmith eene eigen drukkerij op, en natuurlijk strekten zijne zorgen zich ook uit tot de tekst-illustratiën en de banden. De Kclinncotl 7Ycw>' heeft dan ook, onder leiding van Morris, drukken geleverd, die zelfs in de zeer ont wikkelde Engelsche typographie noch geëvenaard, noch overtroffen worden. Wie de aesthetes alleen kent uit de bovenge noemde caricaturen, stelt zich hen voor als zwakkelijke mannetjes, met een gewild kwijnende, kruidje-roer-mij-niet-achtige, slaplendige hou ding. Niet alzoo was William Morris. Zijn forsche gestalte, zijn mooie, krachtige kop met de op leeuwenmanen gelijkende, in de laatste jaren gryzende haren en den zwaren baard, het hooge voorhoofd boven de dichte wenkbrauwen, zijn door meer dan een portret van Rossetti bekend ge worden en maakten hem tot een der meest po pulaire figuren van Loiden. In zijn eerste publicatie sloot Morris zich geheel aan bij Tennyson ; zijn poëzie was zoetvleiend, welluidend, elegant; hetzij hij, zooals voor zijn lAfe mul dculli of Jmon, zijn Ktrthly Parndisc en zijn Stort/ oj Sii/urd Uiu }'olxung, antieke, Oostersche of Noorsche onderwerpen koos, hij bleef de man van rijke beeldspraak en bovenal de smaakvolle artist, de aanbidder van den vlekkeloozen vorm. Later heeft hij zelf over zijne werken uit die periode een scherp, men mag veilig zeggen een al te scherp oordeel uit gesproken, toen hij zich, »den nutteloozen zanger van ledige dagen noemde." Hij was in zijn eerste periode een I'itniassii'n en eerst na 1880 zou hij van zijn Parnassus afdalen om zich in aanraking te stellen met de wereld der werkelijkheid. Maar die afdaling wees niet op vermindering van kracht of verzwakking van talent. Integen deel, Morris heeft zijn schoonheids-idealen steeds hoog en steeds hooger gehouden. Hoe hij socialist is geworden zegt in korte woorden Francis de Pressenséin een lezenswaardig arti keltje in den VV'wjw van 5 October. »llij had langza merhand de oogen geopend voor de maatschap pelijke wanorde en het plan ontworpen voor eene omvangrijke hervorming. Hij kwam tot dien geestes- of liever zieletoestand, zoowel door de rechtstreeksche aanraking met de werkelijkheid, die hem zijne industrieele ondernemingen ver schaften, als door de normale ontwikkeling van zijn hartstocht voor het schoone. liet is niet noodig, den eersten dezer invloeden nader toe te lichten: het is de normale en de gewone. Het is interessanter, bij William Morris even als bij Ruskin, de werking waar te nemen, die het zuiver-aesthetisch beginsel heeft op een verheven ziel en op een hoog strevenden geest, liet vraag stuk of liever de schandvlek der leelijkheid van het moderne leven, der smadelijkheid van de gewone levensvoorwaarden voor de overgroote meerderheid van het menschdom, de ergerlijkheid 1 van de tegenstelling tusschen zulk een toestand en de pracht van het antieke, of het schilder achtige van het middeleeuwsche milieu, ziedaar wat voor William Morris de zoogenaamde sociale quaestie heeft gesteld. In zijne voorstellingen van de toekomst heeft hij ten einde toe den in druk behouden van deze aesthetische vooringe! nomenheid. In zijn kleine boekjes, zooals '/lic i Dreun* af' 'luidt llull end.e T!diiti/x/'rum Xuwltcrt', ' waarin hij onder den vorm van droomen zijn j sociale utopieën heeft ontwikkeld, spelen de 1 schoonheid, de uitwendige versiering, eene hoofd rol." i Volgens Morris was het leven in zijne ver schillende phasen eene ondeelbare eenheid; volgens hem kon de schoonheid slechts eene uitstraling zijn van de orde en zon eene maat schappij, op volkomen gerechtigheid gegrond, tevens eeue volstrekte ideale maatschappij zijn, ook voor de kleeding, de woning, de zeden en gewoonten, in een woord voor alle vormen van hale ze! ik was nogal gestemd om aan mijn lievelingswijs te denken! Ik verwees hen l naar de gravin. i De gravin liet zich niet lang bidden; zij l begon een dier Hongaarsche volksliedjes te zingen, zóó weemoedig, zóó gevoelvol, zóó aandoenlijk, dat ik totaal vergat waar ik mij bevond en zoowaar applaudiscerde, in de verbeelding, dat ik in het Casino ie Budapest was. De rooverhoofdman deed dapper mede en voegde er bij, dat hij nu de gravin zijn lijfdcuutje eens zou laten hooren, waarop bijeen volksliedje zong, waarvan ik gelukkig geen noot heb onthouden. j Toen het uit was richtte hij zich tot mij en zei: :>Uw beurt, oude heer; vergast ons nu eens op uw lievelingslied." Ik bevond mij in een ontzettende verlegen heid: zingen, terwijl ik in doodsangst ver keerde; ik, die geen enkel zangslnkje kende behalve »Vaarwel mijn \redig huis"... »Ik kan niet zingen," gaf ik ten antwoord. De gravin beval mij in het, Fransch, te zingen, onverschillig wal, als ik ten minste mijn leven op prijs stelde. j Dan maar zingen. .Met van angst dichti geschroefde keel en den dood voor oogen j begon ik : »Vaarwel mijn vredig thuis.'' Gedurende de eerste maten gedroeg de gravin zich onberispelijk, maar bij den laatst? regel van het eerste; couplet, dat ik meteen paar oorversclieurend valsche noten eindigde schoot zij in een lach, die voor de geheele bende het toeken scheen waarop zij hadden gewacht, om den draak met mij to steken. Allen gierden en proestten het uil, zoodai ik eindelijk zelf' ineelachte, niettegenstaande mijn toestand absoluut niets lachwekkend* had. het leven. »Morris' kunst moest natuurlyk den invloed ondergaan van die evolutie. Wel behield zij de onfeilbare zuiverheid van den vorm, maar zij was als het ware ontgloeid door een inwendig vuur. Door het fijne albast van zijn werken scheen de vlam heen van een nobel ideaal.'' William Morris, die spoedig de ziel was ge worden van den sociaal-democratischen bond in Engeland, is een der eerste aanzienlijken daar te lande geweest, die den eisch van sociale her vormingen beschouwden als iets meer dan de zinledige leuze eener ontoerekenbare massa. En toen hij zich aan de zaak der sociaal-democratie had gewijd, deed hij dit met hart en ziel, Op eigen kosten gaf hij het weekblad Coininoiiweitl en tal van vlugschriften uit, en steeds was hij bereid om als spreker op te treden. Toen echter in de partij de revolutionaire en anarchistische elementen zich meer deden gelden, trok hij zich meer naar den achtergrond terug. Maar aan zijne ware overtuiging is hij tot het laatst van zijn leven getrouw gebleven. Goed bedoeld was ongetwijfeld het voorstel, om William Morris na den dood van Tennyson tot jioct lunrcate te benoemen. Een socialist als hofpoëet, geroepen om zijn lier te tokkelen bij geboorten, doop- en huwelijksplechtigheden en sterfgevallen in de koninklijke familie (alles, als wij ons niet vergissen, vooriOOpd. st. per jaar) het zou ongetwijfeld eene aardige en verrassende oplossing zijn geweest van de moeielijkheid, waarin de regeering zich in het aan dichters niet al te rijke Engeland bevond. Maar Morris zou zich tot zulk eene rol nooit hebben geleend. Zij was wellicht niet onpassend voor Tennyson, die tot een veel vroeger geslacht behoorde en in alle oprechtheid, zonder zijn talent geweld aan te doen, kon verheerlijken wat voor hem heerlijk was gebleven. Zij is zeker precies geknipt voor Alfred Austin, die door zijn jammerlijke rijme larijen het ambt van hofpoëet zóó belachelijk beeft gemaakt, dat na hem niemand het zal durven aanvaarden, en die daardoor aan de kunst, aan den goeden smaak en aan het gezond een zeer onwillekeurige!!, maar toch een grooten dienst bewijst. 1) Morris heeft zijne denkbeelden over kunst nijverheid uiteengezet in zijn boek -'/'//<? </«r,r«/(/v «yl*. i]i<'ir }'(.flff!if»i h> inodt't'ti ///r (i<^i<^) en in llujien aiuj /i'ttrs l'or nrl" (18S:_>). Daarna werd het bal hervat, de gravin was onvermoeid. Zij danste tot den vroegen morgen en toen de eerste zonnestralen door de vensters drongen, bedankte zij den roover hoofdman voor het genoegen dat hij haai1 had verschaft, en zeide, dat, het, tijd was om te laten inspannen en de reis te vervolgen. De reis vervolgen? Jawel; ik wist wat het doel daarvan zou zijn: de andere wereld! Fekete Jozsi trad naar buiten, gaf den koetsier en zijn helper order om in te span nen en kwam weer ter.ug met de, boodschap, dat het rijtuig gereed stond. Hij was geslepen, die bandiet. Hij wilde ons niet in zijn huis vermoorden, maar zich onderweg van ons ontdoen. Ons rijtuig reed voor en wij stapten in. Mijn portefeuille was niet aangeroerd; dat leek mij vreemd. De smiikroover was op een prachtig paard ireslegen en galoppeerde naast het rijtuig mede. Ojigf-i wiji'eld wilde hij zelf een geschikte i plek zoeken om ons van kant te maken. Fekeie JOZM vergezelde ons echter tot aan den rijksweg. Daar nam hij zijn hoed af, wees ons de richting, (lic wij moesten volgen, bedankte ons voor ons bezoek, wenschle ons veel i_'cnoegeii. wendde zijn paard om en gaf het de sporen. Binnen enkele oogenblikken was hij reeds geheel uit hot. gezicht verdwenen. Niet vóórdat wij aan het eerste dorp kwa men, g»f ik mijzelf duidelijk rekenschap, dat j ik nog in leven was. Ik begon do gravin aan liet verstand Ie brengen, van welk een slechte i1' is wij zouden zijn thuisgekomen, ais die bandiet en niet doodsbenauwd voor mij waren ^ewei-st, otschoon het al erg genueg was. dat zij een hteien nacht lang in een herberg met. truikroovcrs had moeten, (lansen. aiiiiuiuiiiiiin iiiiniHfiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiiiiiimf* 40 cents per regel. nmiumtmiitiiHtiHiiiiiiiiiiiiiiiiMiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiKMtiMK Magazijn KEI/ERSHOF", Meimenilijk 196. Z ij den s t O f f e n. Grootste sorteering zwarto en gekleurde, effen, gewerkte en gedamasseerda Zijde, Satijn e.i Surah. De nieuwste, des sins en kleuren steeds voorhanden. SCHADE & OLDENKOTT. H. RA H R te Utrecht. Pianofabriek. Binnen- en Buitenl. Muziekhandel. Amerikaansche Orgels. Ruime keuze in Huur piano's. Maar de gravin viel mij in de rede en vroeg lachend: «Apropos, waarde baron,hebt u geen slaap?" vX'een,'1 zei ik knorrig. «Anders zoudt u misschien de rest van het lied kunnen zingen, waarin u is blijven steken; u is ons de laatste coupletten nog schuldig." ;-Plnag!" bromde ik verdrietig, -laat me mel, rust, ik ga slapen." Tot A rad toe verkneukelde ik mij in het vooruitzicht van al de gunstbewijzen, waar mee de gravin mij zou moeten paaien, om het miserable avontuur geheim te houden. Te zes uren reden wij de stad binnen: eer zij naar haar kamer ging had de gravin reeds gelegenheid gevonden om drie kennissen al de gebeurtenissen van den afgeloopcn nacht in kleuren en geuren te vertellen. Vóór wij naar het bal gingen, waren alle geiioodiird>-n ervan op de hoogte. 7.oo verioor ik ook dien kleinen triomf, wnar'>p ik reeds zoo had gevlast. Daar kreeg ik een schitterende ingeving; ik trad de speelzaal binnen.-Vriend,' zei ik tegen mijzelf, -je hebt nu veinc: neem je kans waar." Aan een tafeltje, waar hui.-,(jiieiiel werd gespeeld, ging ik zitten, ;k ge voelde, dat het geluk mij gunstig zou zijn: Binnen vijf minuten was ik duizend i!orijiifii k" ijl. Zes maanden later berichtten de bladen, dal. d'j rooverhooi'dman l-'eketc ,loz>;. sinds la.'i^ hij vei>tek ter dood veroordeeld, '>vas opgehangen. /l Is jammer," merkte gravin I!('p'.-v aan, toen zij'lift. bericht had gelezen, hij .lun-te zoo verrukkelijk."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl