Historisch Archief 1877-1940
N°. 1009
DE AMSTEBDAMMER
A°. 1896.
WEEKBLAD VOOK NEDERLAND
Onder Redactie van J, DE KOO en JÜSTÜS VAN MAÜRIK Jr.
Dit 'nummer bevat een Bijvoegsel.
Het auteursrecht voor den inhoud van dit Blad wordt verzekerd overeenkomstig de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad No. 124).
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
Uitgevers: VAN HOLKEMA & WARENDORP, te Amsterdam,
Singel bij de Vijzelstraat, 542.
Zondag 25 October.
Abonnement per 3 maanden ?1.50, fr. p. post ? 1.65
Voor Indiëper jaar M mail,, lü.
Afzonderlijke Nummers aan de Kiosken verkrijgbaar . . . 0.12*
Advertentiën van l?5 regels ?1.10, elke regel meer . . . 0.20
Reclames per regel 0.40
I N H O U Di
VAN VEBBE EN VAN NABIJ: De stelling var
Amsterdam. ??De Armenische agitatie in Engeland.
TOONEEL EN MUZIEK: Parysche silhouetten, door
Bulée. MUZIEK in de hoofdstad, door Van Milligen.
KUNST EN LETTEBEN: Tentoonstelling Bosboom
Israëls, Maris, Mauve, in Pulchri Studio, door Ph. Z.
Tannhauser, door v. L. VAEIA. FEUILLETON:
Zijn trouwdag. II. BECLAMES. VOOE DAMES:
Een schoone levenstaak, door G. C. Stellingwerf
Jentink. Allerlei, door E-e. Een Israëlietische Koman,
door Oh. M. van Deventer. INGEZONDEN.
SCHAAKSPEL. PEN- EN POTLOODKKASSEN.
ADVEBTENTIËN.
Met een beetje meer belangstelling dan in
vroegere jaren is ditmaal naar de zooge
naamde Vestingbegrooting uitgezien,misschien
wel omdat het publiek ten laatste ongeduldig
wordt en naar het einde van het stuk ver
langt, ofschoon velen al lang de hoop hebben
opgegeven de slotscène van de Vestingvvet te
beleven, en de jaarlijksche aanvrage om gelden
beschouwen als een noodzakelijk kwaad, ge
lijk het miltvuur en het klauwzeer.
Enkelen in de gelukkige dwaling, dat
de stelling van Amsterdam zoo goed als
klaar is gelooven dat voor de voltooiing
van het geheel nog slechts een klein som
metje wordt vereischt, terwijl anderen en
onder deze behooren velen onzer
artillerieen genieofficieren wel beter wetende, zeer
nieuwsgierig zijn naar 's ministers plannen
en daarom zoo gretig naar die Vestingbe
grooting grepen.
En daar ligt het dan voor ons, dat ge
wichtige staatsstuk: een ontwerp van wet,
eene memorie van toelichting en een toe
lichtende staat. Vooral deze laatste is een
curieuse bijdrage tot de wijze waarop het
Departement van Oorlog zijne plannen al
zoo toelicht, o. a. kleine uitgaven heel netjes
specificeerende en sommen van 25 en 30
duizend gulden boekende onder het hoofd:
«verschillende verbeteringen van ondergeschikt
belang, waaronder.... de levering van
inrichting voor optische seingemeenschap".
Het totaliseeren heeft de samensteller niet
noodig of wenschelijk geacht, vermoedelijk uit
vreeze dat die totalen een minder gunstig
effect zouden maken, terwijl verder de
millioenen welke de vestingwet vóór 1882
heeft verslonden heel leuk zijn weggelaten.
Enfin, die duizenden en millioenen zijn
uitgegeven; napraten helpt ons niet meer,
doch wel is het thans plicht, een dure plicht,
niet langer voetstoots gelden te voteeren voor
de doode weermiddelen,- welke het vraagstuk
der defensie niet oplossen, doch integendeel
het nog ingewikkelder maken.
Reeds zijn wij rijk eene nieuwe
Hollandsche waterlinie, eene stelling van den Helder,
eene stelling van het Hollandsche diep en
het Volkerak, eene stelling van de Monden
der Maas en van het Haringvliet, en dan
eene stelling van Amsterdam. Eerstgenoemde
schijnt in de laatste jaren door de militaire
autoriteiten een beetje te worden genegeerd,
wellicht om daardoor wat meer licht te kunnen
doen vallen op de stelling van Amsterdam,
want zelfs de vurigste vestingbouwers gaan
dan toch ten slotte begrijpen, dat twee stel
lingen of liniën het onderscheid tusschen
beiden vatten wij niet goed ieder van
meer dan honderd K.M. lengte, het groote
publiek wat te kras zouden worden.
't Moet daarbij sommigen van die vesting
bouwers hebben toegeschenen, of het noodlot
op die Amsterdamsche stelling rustte. Mei
de wijziging van de oude Utrechtsche linie
was alles zoo vlotweg gegaan; men bouwde
sinds het jaar 1874 maar duchtig erop los;
de officieren der genie hadden slechts te
ontwerpen en te begroeten, het geld scheen
niet op te kunnen. Maar met de stelling
van Amsterdam wilde het niet vlotten, en
toen men eindelijk meende eens kranig om
de hoofdstad te kunnen bouwen, kwamen die
allergeduchtste brisante springmiddelen een
spaak in het wiel steken. Eensklaps bleek
het, dat al die mooie forten keurige mo
dellen voor een leercursus in de militaire
bouwkunde niet meer voldeden aan de
eischen des tijds, zoodat men als 't ware in
geheel Nederland weer van voren af aan
kon beginnen. Dat zoo'n dood weermiddel
zich niet voegt naar de wisselende inzichten
en de behoeften van den levenden mensch
had tot op dat oogenblik niemand begrepen !
En het plan voor de stelling van Amster
dam lag klaar. Wat te doen?
Afwachten, werd van «Hoogerhand" bevolen,
afwachten, nagaan wat de speciale proeven
zullen leeren, en dan natuurlijk weer duchtig
aan het bouwen. Die brisante granaten sche
nen de allerlaatste uitvinding op militair
gebied te zijn!
Zoo is het gekomen, dat onder de minister
Seyöardt de zandophoogingen, welke oor
spronkelijk bestemd waren om als grondbe
lasting te dienen, voor een goed deel werden
omgewerkt tot aarden werken het zooge
naamde kleine plan.
Behoudens enkele steenen forten o. a.
dat te Abcoude, hetwelk binnen drie jaren
reeds totaal verouderd was bestaat dus
op dit oogenblik de stelling van Amsterdam
uit een kring van batterijen of werken, be
wapend met een paar kanonnen van middel
baar geschut, alsmede enkele vuurmonden
voor het zoogenaamde groot-flankement, terwijl
zij verder zijn ingericht tot verdediging door
infanterie. Op sommige plaatsen worden die
werkjes onderling verbonden door een soort
van verdedigbaren dijk, zooals zulks o. a. in
de Haarlemmermeer het geval is.
Voldoet nu die linie aan hetgeen er rede
lijkerwijze van te verwachten is? Neen,
zeggen de vestingbouwers, want die forten
moeten voorzien worden van gepantserde
koepels, van zware gebouwen voor logies van
de bezetting, van hef koepels nog duurder
n nog meer gemachineerd van verlich
tingstoestellen, kortom van alles, dat zoo bij
een dergelijk fatsoenlijk fort behoort.
Over de soort van die koepels zijn de
voorstanders het evenwel niet geheel eens;
sommige kiezen deze, andere die vuurmonden,
maar zonder koepels model nummer zoo
veel of zooveel van de firma Gruson mag
natuurlijk zoo'n stelling niet gelaten worden.
t Zou waarlijk een schande zijn voor ieder
weldenkend militair als ze er niet kwamen;
t was haast al erg genoeg dat de minister
Schneider verleden jaar op de vroeger
*eëischte som van lü:iA milliocn s.c.o. er
Va dacht besparen door vermindering van
iet geprojecteerde aantal dier kostbare
geschutsdekkingen!
Waartoe zouden nu die koepels ieder
sewapend met twee kanonnen moeten
dienen ?
Om den vijand op een afstand te houden,
omdat die koepels voor een deel on
verniel)aar heeten ?
Geloove wie 't kan! Zelfs aannemende.
lat de deugdzaamheid zóó groot is, als de
voorstanders beweren, dan nog beteekenen
die paar kanonnen al heel weinig, als
werjelijk de overmacht des vijands n door zijn
alrijkheid n door de hoeveelheid en
betee?jenis van zijn geschut, van dien aard is als
de vestingbouwers ten onzent gelooven. Die
koepels alleen beteekenen dan niets, zij zul
len den strijd hoogstens een paar dagen
kunnen verlengen, als het den aanvaller
althans niet mocht gelukken tusschen die
bekoepelde forten gelegen op afstanden
van pi. m. 3000 meters door te dringen.
Neen, als ooit de stelling van Amsterdam
zal moeten verdedigd worden, dan zal de
Nederlandsche artillerie haar kracht moeten
zoeken in snelheid van beweging en in snel
heid van vuur op de gewenschte
oogenblikken. Doch de groote kracht van die stel
ling moet in hoofdzaak niet worden gezocht
in de groote kanonnen, gelijk de mannen
der technische wapens zich zelven altijd
hebben wijs gemaakt: van de levende
strijdkrachten, van de mennekens zal
het behoud der stelling van Amsterdam af
hangen, want de aanvaller kan wel de
kolossaalste granaten doch geen enkelen man
binnen de linie schieten of werpen; die aan
valler moet er soldaten op afsturen, soldaten
van vleesch en bloed, die ook nog zucht
voor zelfbehoud kennen en niet in groote
troepen langs de dijken en kaden zullen
marcheeren, maar bij het uchtendkrieken in
breede liniën tusschen de forten trachten
door te dringen, en dat kunnen geen twee
kanonnen meer of minder tegengaan, al zijn
zij dan ook heel netjes in koepels opgesteld,
maar wel de tusschen die forten ingeschoven
infanterie met haar intens geweervuur en
gesteund door snel optredend geschut.
>ie koepels zouden kunnen helpen, o zeker,
maar die hulp is te duur gekocht, tienmaal
meer koepels zou misschien nog beter zijn
de heusche Chineezen bouwden wel een
muur om hun rijk maar die mooi
gemachineerde, subtiele koepels, wier waarde in den
oorlog nog moet worden bewezen, kunnen
nooit aanvullen datgene, wat ons ontbreekt:
soldaten.
Zoo wordt de uitspraak van den heer
Koolemans Beijnen ten volle gerechtvaardigd:
geen cent meer voor een stuk ijzer of beton,
voor en aleer het vraagstuk der levende
strijdkrachten voldoende is opgelost!
Soldaten hebben wij noodig, soldaten die
in de allereerste plaats op de grenzen en
aan de kusten moeten optreden, want het
groote, ja bijna het eenige gevaar voor
Nederland in een aanstaanden oorlog ligt
daar soldaten, die in ons polderland de
inundatiën hebben te verdedigen en telkens
de insluitingsliniën van den aanvaller trach
ten te doorbreken.
En toch worden dit jaar voor de nadere
voltooiing van de stelling van Amsterdam
al vast meer dan negen tonnen gouds aan
gevraagd.
De zaak is te belangrijk om hier niet woor
delijk de aanvrage op te nemen.
»1". Onteigening van gronden en uitvoering
van voorbereidende werkzaamheden voor ver
schillende werken in de stelling.
2". Maken van aardwerken, zandophoo
gingen, metsel- en betonwerken enz., voor
verschillende werken in de stelling.
3". Maken van bomvrije gebouwen met
toebehooren in verschillende werken in de
stelling.
4". Maken van pantseringen voor verschil
lende werken in de stelling.
5". Ophoogen en maken van wegen en
inundatiekaden en maken van bruggen en
teigers.
U". Inrichten en verbeteren van
inundatiemiddelen.
7'. Maken van loodsen, munitie- en
bussruitmagazijnen.
S". Aanleg van beplantingen.
!)". Verschillende verbeteringen van onder
geschikt belang van werken in de geheele
stelling, waaronder de levering van
inrichingen voor de optische seingemeenschap."
De onderdeelen zijn keurig netjes gespeci
ficeerd, de optische seingemeenschap is zelfs
weer opnieuw vermeld zij schijnt speciaal
bij die nieuwerwetsche pantserkoepels te be
hooren, doch wat helpen ons die specificaties
als slechts de totaal gevraagde som wordt
vermeld, namelijk 97O.OOO gulden.
Wij hebben dus de plannen der
vestingbouwers uit de memorie van toelichting te
distilleeren, en gemakkelijk gaat dat niet,
want hetgeen wij nu eigenlijk voor bijna een
millioen gulden zullen krijgen is nergens
gepreciseerd. Intusschen is die memorie nu
juist niet geschikt om ons vertrouwen in den
vestingbouw te vergrooten, immers, nadat
duizenden en tienduizenden in de laatste
jaren telkenmale voor de omwerking van die
zandophoogingen zijn gevoteerd deelt de mi
nister ons thans mede : »dat de kring van zoo
genaamde verdedigbare aardwerken, bij een
eventueelen aanval op de stelling, van zeer
geringe beteekenis zou blijken te zijn".
Zijn de inzichten van hen. welke die
aardwerken bouwden, dan al weer gewijzigd,
of hebben zij er maar op los gebouwd, wetende,
dat zij monniken arbeid verrichtten?
Dit laatste zou toch waarlijk al te kras
wezen!
Doch laat ons aannemen, dat de steller
der memorie zich dien zin liet ontglippen om
de wenschelijkheid van die koepels in wat
sterker licht te plaatsen, zoo mogen wij toch
wel weten, wat ons voor het gevraagde
millioen zal worden geboden, en dan leert
ons die memorie van toelichting alleen, dat
het de bedoeling xchijnt te wezen van de thans
bestaande fortjes »een vijftal'' ;>geleidelijk zoo
veel mogelijk groepsgewijze" om te werken
tot forten van steen en beton met koepels,
bomvrije ruimten e. d.
Gepreciseerd wordt er dus niets, maar wel
komen wij tot de treurige gevolgtrekking, dat
het hier voor een deel nog slechts zoude zijn
eene proef, althans de minister gewaagt van
de ervaring »die in velerlei opzicht zal
worden opgedaan, waarvan bij den verderen
bouw partij zal zijn te trekken en waardoor
wellicht, in het bizonder ten opzichte van de
wijze van fundeering, nog tot bezuiniging zal
kunnen worden gezocht bij de werkzaam
heden in het volgende jaar.''
WMichl.. . bczuiniyeii.. . 't klinkt heel
opwekkend, en dat is werkelijk niet over
bodig bij de wetenschap dat deze gedeel
telijke proef bouw een deel is van het geheel,
hetwelk na een jaar of zes kan voltooid zijn.
Zal nu de Tweede Kamer de aangevraagde
sommen toestaan en een bewindsman, wiens
ministerieel leven nog bij maanden is te tellen,
zien toegeven aan de eischen van de
vestingbouwers ten onzent, welke van het jaar 1874
af Nederland hebben verrijkt met allerlei
linies en forten, zonder de verdediging van
het vaderland een stap verder te brengen ?
Zal de Tweede Kamer in deze een be
slissing nemen, welke zoo sterk praejudieert
op de toekomst en het nieuwe parlement,
wiens inzichten zoo geheel kan verschillen van
het huidige, grootendeels de handen bindt?
Wij kunnen noch mogen het gelooven, en
dat te minder, omdat in deze volstrekt geen
spoed wordt vereischt, immers voor de vol
tooiing van de Amsterdamsche stelling zijn
minstens nog zes jaren noodig, zes jaren, en
wat betcekent daarbij nu een uitstel van
slechts n jaar!
Wordt er spoed vereischt, dan geldt dit
voor de organisatie van onze levende strijd
krachten ; daarop dient de aandacht gevestigd.
Zonder doode weermiddelen kunnen wij het
stellen, maar zonder de levende nooit!