Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No.1009
De Armenische agilalie in Engeland.
In de afgeloopen week is in den S t. James
Hall te Londen wederom eene groote mee
ting gehouden om te protesteeren tegen de
Armenische gruwelen. Die meeting zou, vol
gens de Daily Chronicle, de bekroning zijn
der voor zes weken tegen Turkije opgezette
beweging. Aan verontwaardigde protesten
heeft het ook thans niet ontbroken, maar
behoudens enkele uitzonderingen, was de
stemming kalmer en de toon der redevoerin
gen voorzichtiger. Tot die uitzonde, ingen
behoorde bijvoorbeeld de liberale afgevaar
digde Stevenson, die reeds voor lang op
het papier! Turkije heeft verdeeld, en die
nu verzekerde, dat Engeland geheel alleen
in staat was, om den Sultan Je wet voor te
schrijven; tot een Europeeschen oorlog zou
zulk een ingrijpen niet leiden, maar al was
dit het geval, zulk een oorlog zou altijd nog
te verkiezen zijn boven nieuwe moorden op
Armeniërs.
De heer Gladstone was bij deze meeting
niet aanwezig, maar had een brief geschreven,
welks aanhef ongetwijfeld veel te politiek was
om de gemoedsmenschen te bevredigen. »Vóór
alle dingen'1 schreef hij »moet mende
positie van Lord Salisbury versterken, ten
einde de voortzetting en de herhaling der
moordtooneelen te voorkomen; maar men
moet den premier daarbij de vrije hand laten."
Na dit voorbehoud trachtte intusschen de
oude staatsman duidelijk te maken, dat En
geland best alleen kon optreden, indien het
zich slechts bepaalde tot het gebruik maken
van de rechten, die het aan de traktaten
ontleende en de noodige waarborgen gaf, dat
het die niet op zelfzuchtige wijze zou over
schrijden. »Het is in strijd met de voorzich
tigheid en met den plicht tegelijk, den Groo
ten Moordenaar (de heer Gladstone is gewoon,
sultan Abdoel Hamid aldus aan te duiden)
vooruit aan te kondigen, dat wij ons in onze
handelingen zullen schikken naar de inzich
ten der mogendheid, die het meest bescheiden
is in hare eischen. Een nationale beweging
toch kan door dergelijke beperkingen slechts
onvruchtbaar worden gemaakt en kan slechts
ongegronde verwachtingen aanmoedigen. De
eendrachtige samenwerking van Europa is
belangrijk en van groote waarde, maar eene
dergelijke voorafgaande mededeeling zal juist
die samenwerking verhinderen."
Het is der moeite waard, met deze uitla
tingen de redevoering van Lord Rosebery te
vergelijken, op welke wij in een vorig num
mer hebben gewezen. »Het Britsche rijk is
de vrede," zeide de redenaar »het wil
den vrede en het heeft dien noodig. De oorlog
in het Oosten beteekent den gewelddadigen
dood van honderdduizenden menschen, den
ondergang en de verwoesting der landstreken,
in welke hij wordt gevoerd, en een gevaar
voor vele landen, misschien voor ons land
nog iets ergers: een gevaar voor ons natio
naal bestaan. Naar mate onzeeskaders tneer
te doen hebben in het Oosten van Europa,
naar die mate zullen ook onze kusten, onze
eigendommen, onze vrijheden aan meer aan
vallen bloot staan; daarbij zal de oorlog
waarschijnlijk beginnen met de uitroeiing der
Armeniërs, terwille van wio men hem wil
ondernemen." Lord Rosebery wil niet zeggen,
dat hij ongeneigd is voor eene rechtvaardige
en dringende zaak het zwaard te trekken ;
als minister is hij eens een oorlog zeer nabij
geweest; maar hij zou het misdadig achten,
wanneer een Engelsen minister zich liet
verleiden tot een oorlog, zoolang niet
Engelsche belangen rechtsstreeks en bepaald ge
schonden zijn.
Met eene openhartigheid, die van grooten
moed getuigt, wees Lord Eosebery op nog
een ander teer punt. »Het Vereenigd Ko
ninkrijk" zeide hij »is het hart van
het rijk, maar het grootste deel van het rijk
ligt daarbuiten. Ik geloof, dat de koloniën
van Groot-Brittanniëzullen opstaan ter be
scherming van het moederland bij een
gerechtvaardigden en noodzakelijken oorlog;
maar ik geloof, dat men van zoodanige be
reidwilligheid, om niet eens van geestdrift
te spreken, niets zou bemerken, wanneer wij
een oorlog ondernamen ter wille van de
Armeniërs in het Oosten .. . Engeland heeft
des te meer behoefte aan vrede, omdat het
in de laatste twintig jaren met eene inder
daad wilde onstuimigheid de hand heeft
gelegd op streken, die aan zijn gebied grens
den, of wier bezit het wenschelijk achtte.
Dit heeft tweeërlei gevolgen gehad: vooreerst,
dat wij bij de overige koloniseerende natiën
eene ontzaggelijke mate van afgunst hebben
opgewekt, en dat wij door onze koloniale
politiek (ik behoor zelf tot de zondaren, die
dit op hun geweten hebben) van de zijde
van verschillende landen, die ons vroeger
vriendschappelijk gezind waren, op eene zich
in daden uitende onwelwillendheid moeten
rekenen. In de tweede plaats hebben wij
een ontzaglijk grondgebied verworven, en
het zal jaren duren, eer wij ons daarin hebben
gevestigd, het onder afdoende controle en in
goeden toestand van verdediging hebben ge
maakt.'1 Lord Rosebery schat de gezamenlijke
oppervlakte van het gebied, waarvan Enge
land zich in de laatste 12 jaren heeft meester
gemaakt, op niet minder dan 2,GOO,000
Engelsche vierkante mijlen, en besluit aldus:
«Wellicht zult gij gedwongen zijn het zwaard
te trekken ik hoop dat dit niet het geval
zal zijn! maar de buitenlandsche politiek
van Engeland moet, zoolang dit grondgebied
niet is geconsolideerd en ontwikkeld, nood
zakelijk eene politiek des vredes blijven."
Niet zonder opzet waarschijnlijk heeft Lord
Rosebery dien eersten termijn op twintig
jaren gesteld. Want juist zoolang is het
geleden, dat de heer Gladstone, met even
veel gloed en welsprekendheid als thans, in
protestmeetings tegen de Bulgaarsche gruwe
len het woord voerde. In het volgende jaar
brak de oorlog in het Oosten uit. Engeland
nam daaraan natuurlijk geen deel, maar bij
de onderhandelingen, die tot het traktaat
van Berlijn leidden, wist het Rusland te
berooven van het grootste deel der vruchten,
die het als loon voor zijne krachtsinspanning
had bedongen, en verkreeg het voor zich
zelf het eiland Cyprus. Men zal zeggen:
dit geschiedde onder het régime
BeaconsfieldSalisbury en ontneemt den heer Gladstone
het recht niet te verklaren, dat Engeland
zijne kracht moet zoeken in een hooge
moreele belangeloosheid. Maar dan komen de
Franschen met de Egyptische quaestie aan.
In 1883 hebben de Engelschen zich, ook
uit pure belangeloosheid, van Egypte meester
gemaakt, en de Franschen zijn zoo dom ge
weest geloof te slaan aan de plechtige ver
zekeringen van den heer Gladstone, dat die
bezetting van tijdelijken aard zou zijn. En
thans zijn de Engelschen nog steeds in het
Nijldal, en zij breiden er hun macht en in
vloed meer en meer uit, en zij ondernemen
expeditiën waarvan Dongola het eerste doel
en Khartoem het einddoel is, en zij bestrij
den de kosten dezer expeditie uit de Egyp
tische staatskas, zonder zelfs de toestemming
te vragen van de mogendheden, die, in finan
cieel opzicht, krachtens internationale ver
dragen, de toeziende voogden van den
Khedive zijn. Aan dit staaltje van Engelsche
belangeloosheid is de heer Gladstone niet
alleen schuldig, maar alle ministers, liberaal
of conservatief, die elkander sedert 1883 in
Engeland hebben afgewisseld.
In Januari 1890 antwoordde de heer Glad
stone op een schrijven van den Egyptischen
patriot Mustapha Ivhamel, dat zijns inziens
het tijdstip voor de ontruiming gekomen was
en dat hij ongetwijfeld, als hij thans aan de
regeering was, alles in het werk zou stellen
om die meening ingang te doen vinden. De
verheugde Egyptenaar vraagt nu den heer
Gladstone, of hij niet ten behoeve van de
zelfstandigheid van Egypte eene beweging
in 't leven wil roepen, gelijk hij dit ten
gunste van de Armeniërs heeft gedaan. J)ie
brief blijft onbeantwoord. In September
herhaalt Mustapha Khamel met den meesten
aandrang zijn verzoek. En nu antwoordt
de heer Gladstone, dat hij als eenvoudig
ambteloos burger niets kan doen.
Moet men uit zulke feiten niet opmaken
dat de Engelsche staatslieden slechts dan
speculeeren op do verontwaardiging en het rechts
gevoel van hun landgenooten, wanneer zij
meenen, dat er een beetje van het geliefde
Innd-f/rabbiug uit kan voorkomen?
Het Sociaal Weekblad. 17 Oct.
Minimumloonen in Belgisshe bestekken" (slot), door A. K.
Att. 6 der overeenkomst met de
Rijnspoorwegmaatschappij."
De Volksstem. 17 Oct. Een mystificatie !" (De
Unitariër van het Handelsblad".) Mr. Kerdijk en
de Radicalen." Een leugen om bestwil" (aanbe
velingen). De Almelosche werkstaking", door N.
F. S. Da radicale Bond" (ingez. door Corn. de
Goede Hzn.
Patrimonium, 17 Oct. Wat wordt in mijne
woonplaats geoischt om kiezer te wezen1.'" II.
De Volksbanier (H. K. Volksbond). 10 Oct.
Een IJselmeer met zeewater."
D e S o c i a al-D e m o c r a a t. 17 Oct. rDe Goudsche
Gai enspinners.1'
Het Friesch Volksblad. 18 Oct. De re
geling der Gemeente financiën".
Het Schoolblad. 20 Oct. Het nieuwe pro
gramma van het toelatingsexamen voor de rijks
kweekscholen.
Het nieuwe Schoolblad. 16 Oct. An
ciënniteit en geschiktheid", (antwoord aan de Bode,
in zake rangexamers). -- Onze politieke actie1' (bij
de a. s. verkiezingen).
De Bode (Bond van Onderwijzers). 16 Oct. Een
meikwaardig rapport" (omtrent schoolvergaderingen).
imiiiiiiiiMimiiiiiimmi!
Inhoud van verschillende bladen.
Het Handelsblad. 17, 18 en 20 Out. De
regeling der geninoiitelinancivn, II, III en IV".
18 Out. Naasting der gasfabrieken" (ingez. door
Ch. E. H. Boissevain).
20 Oct. Amsterdamscho toestanden" (gas, bturs,
duinwater, enz.) ingex. door X.
22 Oct. Nog eens: De liberale staatspartij I" : door
Unitariër).
! De Standaard. 19, 21 en 23 Oct.
Gemeontei iinantiën I, II en III".
j Het Centrum. 17 Oct. Een goed werk te
1 doen". (Proeve van Heide ontginning in de parochie
America iti Limburg.)
j 19 Oct. Licht in eene duistere zaak". (Miss
Yaugban op het mac. congres van Trcnte.)
21 Oct. Nagalm'' (v. h. Congres v. d. Belgischen
Volksbond) door Dr. Lncas.
22 Oct. (loede trouw" (Rode van Prof Gunning
en artikelen van Dr. Knyper in de Heraut.)
23 Oct. Meer licht". (De Maasbode over Miss
Yaugban.)
De A v o n d p o s t. 19 Oct. De vrouwenbeweging."
De (antir.; N e .1 e r l a n d e r. 19 Oct, Wat
wij onder democratisch verstaan", (slot)
21, 22 en 2:1 Oct. Wat willen de Radicalen :?" (Mr.
Z. v. d. Bergh te de Rijp) ingez. door l', v. M. I?111.
L i m b. K o e r i e r. 1(1 Oct. De toenemende drang
naar Beschermende rechten in de provincie
Groningen", (door M. de Ras1.
17 Oct. De Boerenbond1'.
20 Oct. De oprichting van een provincialen Boe
renbond en nog iets".
De Middel b. C t. 1G Oct. Zuiver houden!"
! i'De kwestie te Aardenburg, het ontslag van den
ge: neesheer).
20 Oct. Preventieve hechtenis.
Nieuwe W i n s c h. C t. 18 Oct, Kamers van
arbeid".
Zaanl. C t. 21 Oct. Haagsche Brieven" (program
van actie der Lib. Unie).
Het Yolks dagb l a d. 21 Oct. De
gasvoordracht."
R e c h t v o o r A 11 e n. 17 en 18 Oct. De revolutie
te St. Anna Parochie."
22 en 23 Oct. Kunst en socialisme" (aan laneur
in de Amsterd. Crt.'',).
TOONL
MVZILK
Panische Silhouetten,
AndréAntoine.
AndréAntoine est Ie seul homme qui. depuis
bien longtemps en France ait suscitéun
mouvement dramatique.
Catulle Mendès (Lc Journal, 10 Oct. '%).
Het noemen van den naam van Antoine zal
voor Nederlanders, die den arbeid van den stichter
van het Théi'/tre lilirc naar waarde, dat is hoog,
\ schatten, vooral tengevolge hebben het zich voor
| den geest roepen van IM fille A7('x« en Les
i Tisserands. De groote kwaliteiten dier beide
j stukken mag ik stilzwijgend voorbijgaan, om mij
alleen te bepalen tot den man die het reuzenwerk
ondernam het tooneel te zuiveren. Het tooneel,
daaronder begreep Antoine, van af het eerste
oogenblik dat hij zich aangordde, geheel het gebied
der dramatische kunst: de stukken, de spelers
en de opvoering; en het zuiveren was het breken
met conventie, gemaaktheid en onnatuur.
Het was een stout ondernemen van den
:>0jaripen jongen man, als de »>réorganisateur du Théatre"
op te treden, en zeker had de beambte bij de
j Parijsche ('ompitynte du tja:, toen hij lid werd
«Tooneel der Jongeren" te stichten, uitvoering
te geven. Hij had dit idee alleen opgevat en
voerde het alleen uit; zoo werd het Thétre Libre
geboren, welks eerste voorstelling plaats had den
oOsten Maart, in het kleine zaaltje van het Elysée
des Beanx-Arts op Montmartre.
In den ('crde des f/iuiloin, die nog bestaat,
werden, en worden steeds, alleen kleine stukken
van on bedrijf opgevoerd. Daar had hij geleerd
welk een waarde aan bet oogenschynlijk geringe,
aan het eenvoudige en natuurlijke moet worden
gehecht, die leering zou hem strekken tot richt
snoer; terwijl bij het groote voorbeeld van Got
voor oogen hield, wien hij bewonderde zonder
hem na te volgen. Hij begon dus ook met beperkte
middelen, maar de keuze n van zijn mede
werkers, n van zijn auteurs deed hij met zorg.
De weinigen die hij voor zijn eerste proef
nemingen om zich verzamelde waren: Mévisto,
mad. Louise France, mad. Barny, mlle Luce Colas,
Janvier. (*)
Zijn beroep op de jonge auteurs werd beant
woord want het waren in den aanvang alleen
zij die belangstelling voor Antoines streven
toonden, door Hennique, Méténier, Ancey, de
Curel, Arthur Byl, Jean Jullien, Courteline,
Descaves. Hij was het, die Ibsen het eerst aan zijn
landgenooten voorstelde, en den grooten Noor deed
volgen door Björnson, Strindberg, Hauptmann.
't Was een moeielijke taak, want met geld begon
hij niet; steun van de invloedrijke kritiek miste
hij, op Henri Bauer na, wien, misschien niet ten
onrechte, de bedoeling werd toegeschreven zich
de door Antoine ondernomen beweging toe te
eigenen; het publiek zag met OLverschilligheid
toe; en de gevestigde schouwburgen haalden er
de schouders over op. Een eigenaardig voorval
heeft de aandacht op Antoine gevestigd door
den prikkel dien het gaf aan de nieuwsgierigheid
van het publiek. In een partikulier briefje had
Antoine zich zeer oneerbiedig over de kritiek
uitgelaten; de ontvanger er van had de onhan
digheid dat schrijven openbaar te maken, waarvan
het gevolg was dat, o. a. in een drietal artikelen
in Le J-'ii/nro, etn heftige aanval op dien
pretentieusen, onbekenden beginneling werd gedaan.
Antoine trachtte den storm te bezweren en bezocht
daartoe den heer Magnard, directeur van Le
Fii/iiro, dezen verzoekend zijn goede bedoelingen
te erkennen en hem te steunen. iMaar, mijn
waarde Antoine, was het antwoord, wat wilt gij
nu nog meer, gij hebt een heele eerste bladzijde
in mijn blad, en gij zijt nog niet tevreden? Ga
heen en wacht het resultaat af." En dat resultaat
was gunstig, want het Parijsche publiek wilde
met den gesmade, die tevens getoond had zelf
standig te zijn en durf te hebben,kennis maken.
De ernst en hardiewe van Antoine en zijn ge
trouwen maakte dan ook indruk op dat voor
kunstrevoluties zoo gevoelige publiek. Hij verwierf
langzaamaan abonnés waarvan er eerst uit
snobA. Antoine in /ex '/Yxxnvi>ir/x, naar de teekening van II. (i. Ibels.
van bet liefhebberij tooneelgezelschap sLecercIe
des gaulois", geen vermoeden dat hij, door zijn
gezond verstand en zijn organiseerend talent ge
drongen, eenmaal een rol zou spelen die op de
dramatische kunst van geheel de beschaafde
wereld zulk een groote, en laat ik er dadelijk
bijvoegen weldadigen, invloed zou uitoefenen.
Als dilettant kreeg hij de overtuiging dat hij
een roeping kon vervullen, en zonder weifelen
aanvaarde hij die roeping door in 1SS7 aan zijn
goed voorbereid en goed bestudeerd idee, een
isme, later meerderen uit belangstelling in de
kunst tot hem kwamen : en, terwijl zoo het Thf-iïlra
Lii<rc zich ontwikkelde volgens de natuurlijke
wetten, won het de sympathieën van de kleine
intellectueele siroop aan welks hoofd stonden
Zola, de Goncourt, Daudet en die door de geheele
naturalistische school gevo'gd werden. Ook de
onafhankelijke kritiek erkende zijn kracht.
Het geloof ir. zijn roeping, zijn onvermoeide
arbeid, zijn ijzeren wil waren de middelen waar
mee hij streed en overwon. De materieele zijda