De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1896 25 oktober pagina 2

25 oktober 1896 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No.1009 De Armenische agilalie in Engeland. In de afgeloopen week is in den S t. James Hall te Londen wederom eene groote mee ting gehouden om te protesteeren tegen de Armenische gruwelen. Die meeting zou, vol gens de Daily Chronicle, de bekroning zijn der voor zes weken tegen Turkije opgezette beweging. Aan verontwaardigde protesten heeft het ook thans niet ontbroken, maar behoudens enkele uitzonderingen, was de stemming kalmer en de toon der redevoerin gen voorzichtiger. Tot die uitzonde, ingen behoorde bijvoorbeeld de liberale afgevaar digde Stevenson, die reeds voor lang op het papier! Turkije heeft verdeeld, en die nu verzekerde, dat Engeland geheel alleen in staat was, om den Sultan Je wet voor te schrijven; tot een Europeeschen oorlog zou zulk een ingrijpen niet leiden, maar al was dit het geval, zulk een oorlog zou altijd nog te verkiezen zijn boven nieuwe moorden op Armeniërs. De heer Gladstone was bij deze meeting niet aanwezig, maar had een brief geschreven, welks aanhef ongetwijfeld veel te politiek was om de gemoedsmenschen te bevredigen. »Vóór alle dingen'1 schreef hij »moet mende positie van Lord Salisbury versterken, ten einde de voortzetting en de herhaling der moordtooneelen te voorkomen; maar men moet den premier daarbij de vrije hand laten." Na dit voorbehoud trachtte intusschen de oude staatsman duidelijk te maken, dat En geland best alleen kon optreden, indien het zich slechts bepaalde tot het gebruik maken van de rechten, die het aan de traktaten ontleende en de noodige waarborgen gaf, dat het die niet op zelfzuchtige wijze zou over schrijden. »Het is in strijd met de voorzich tigheid en met den plicht tegelijk, den Groo ten Moordenaar (de heer Gladstone is gewoon, sultan Abdoel Hamid aldus aan te duiden) vooruit aan te kondigen, dat wij ons in onze handelingen zullen schikken naar de inzich ten der mogendheid, die het meest bescheiden is in hare eischen. Een nationale beweging toch kan door dergelijke beperkingen slechts onvruchtbaar worden gemaakt en kan slechts ongegronde verwachtingen aanmoedigen. De eendrachtige samenwerking van Europa is belangrijk en van groote waarde, maar eene dergelijke voorafgaande mededeeling zal juist die samenwerking verhinderen." Het is der moeite waard, met deze uitla tingen de redevoering van Lord Rosebery te vergelijken, op welke wij in een vorig num mer hebben gewezen. »Het Britsche rijk is de vrede," zeide de redenaar »het wil den vrede en het heeft dien noodig. De oorlog in het Oosten beteekent den gewelddadigen dood van honderdduizenden menschen, den ondergang en de verwoesting der landstreken, in welke hij wordt gevoerd, en een gevaar voor vele landen, misschien voor ons land nog iets ergers: een gevaar voor ons natio naal bestaan. Naar mate onzeeskaders tneer te doen hebben in het Oosten van Europa, naar die mate zullen ook onze kusten, onze eigendommen, onze vrijheden aan meer aan vallen bloot staan; daarbij zal de oorlog waarschijnlijk beginnen met de uitroeiing der Armeniërs, terwille van wio men hem wil ondernemen." Lord Rosebery wil niet zeggen, dat hij ongeneigd is voor eene rechtvaardige en dringende zaak het zwaard te trekken ; als minister is hij eens een oorlog zeer nabij geweest; maar hij zou het misdadig achten, wanneer een Engelsen minister zich liet verleiden tot een oorlog, zoolang niet Engelsche belangen rechtsstreeks en bepaald ge schonden zijn. Met eene openhartigheid, die van grooten moed getuigt, wees Lord Eosebery op nog een ander teer punt. »Het Vereenigd Ko ninkrijk" zeide hij »is het hart van het rijk, maar het grootste deel van het rijk ligt daarbuiten. Ik geloof, dat de koloniën van Groot-Brittanniëzullen opstaan ter be scherming van het moederland bij een gerechtvaardigden en noodzakelijken oorlog; maar ik geloof, dat men van zoodanige be reidwilligheid, om niet eens van geestdrift te spreken, niets zou bemerken, wanneer wij een oorlog ondernamen ter wille van de Armeniërs in het Oosten .. . Engeland heeft des te meer behoefte aan vrede, omdat het in de laatste twintig jaren met eene inder daad wilde onstuimigheid de hand heeft gelegd op streken, die aan zijn gebied grens den, of wier bezit het wenschelijk achtte. Dit heeft tweeërlei gevolgen gehad: vooreerst, dat wij bij de overige koloniseerende natiën eene ontzaggelijke mate van afgunst hebben opgewekt, en dat wij door onze koloniale politiek (ik behoor zelf tot de zondaren, die dit op hun geweten hebben) van de zijde van verschillende landen, die ons vroeger vriendschappelijk gezind waren, op eene zich in daden uitende onwelwillendheid moeten rekenen. In de tweede plaats hebben wij een ontzaglijk grondgebied verworven, en het zal jaren duren, eer wij ons daarin hebben gevestigd, het onder afdoende controle en in goeden toestand van verdediging hebben ge maakt.'1 Lord Rosebery schat de gezamenlijke oppervlakte van het gebied, waarvan Enge land zich in de laatste 12 jaren heeft meester gemaakt, op niet minder dan 2,GOO,000 Engelsche vierkante mijlen, en besluit aldus: «Wellicht zult gij gedwongen zijn het zwaard te trekken ik hoop dat dit niet het geval zal zijn! maar de buitenlandsche politiek van Engeland moet, zoolang dit grondgebied niet is geconsolideerd en ontwikkeld, nood zakelijk eene politiek des vredes blijven." Niet zonder opzet waarschijnlijk heeft Lord Rosebery dien eersten termijn op twintig jaren gesteld. Want juist zoolang is het geleden, dat de heer Gladstone, met even veel gloed en welsprekendheid als thans, in protestmeetings tegen de Bulgaarsche gruwe len het woord voerde. In het volgende jaar brak de oorlog in het Oosten uit. Engeland nam daaraan natuurlijk geen deel, maar bij de onderhandelingen, die tot het traktaat van Berlijn leidden, wist het Rusland te berooven van het grootste deel der vruchten, die het als loon voor zijne krachtsinspanning had bedongen, en verkreeg het voor zich zelf het eiland Cyprus. Men zal zeggen: dit geschiedde onder het régime BeaconsfieldSalisbury en ontneemt den heer Gladstone het recht niet te verklaren, dat Engeland zijne kracht moet zoeken in een hooge moreele belangeloosheid. Maar dan komen de Franschen met de Egyptische quaestie aan. In 1883 hebben de Engelschen zich, ook uit pure belangeloosheid, van Egypte meester gemaakt, en de Franschen zijn zoo dom ge weest geloof te slaan aan de plechtige ver zekeringen van den heer Gladstone, dat die bezetting van tijdelijken aard zou zijn. En thans zijn de Engelschen nog steeds in het Nijldal, en zij breiden er hun macht en in vloed meer en meer uit, en zij ondernemen expeditiën waarvan Dongola het eerste doel en Khartoem het einddoel is, en zij bestrij den de kosten dezer expeditie uit de Egyp tische staatskas, zonder zelfs de toestemming te vragen van de mogendheden, die, in finan cieel opzicht, krachtens internationale ver dragen, de toeziende voogden van den Khedive zijn. Aan dit staaltje van Engelsche belangeloosheid is de heer Gladstone niet alleen schuldig, maar alle ministers, liberaal of conservatief, die elkander sedert 1883 in Engeland hebben afgewisseld. In Januari 1890 antwoordde de heer Glad stone op een schrijven van den Egyptischen patriot Mustapha Ivhamel, dat zijns inziens het tijdstip voor de ontruiming gekomen was en dat hij ongetwijfeld, als hij thans aan de regeering was, alles in het werk zou stellen om die meening ingang te doen vinden. De verheugde Egyptenaar vraagt nu den heer Gladstone, of hij niet ten behoeve van de zelfstandigheid van Egypte eene beweging in 't leven wil roepen, gelijk hij dit ten gunste van de Armeniërs heeft gedaan. J)ie brief blijft onbeantwoord. In September herhaalt Mustapha Khamel met den meesten aandrang zijn verzoek. En nu antwoordt de heer Gladstone, dat hij als eenvoudig ambteloos burger niets kan doen. Moet men uit zulke feiten niet opmaken dat de Engelsche staatslieden slechts dan speculeeren op do verontwaardiging en het rechts gevoel van hun landgenooten, wanneer zij meenen, dat er een beetje van het geliefde Innd-f/rabbiug uit kan voorkomen? Het Sociaal Weekblad. 17 Oct. Minimumloonen in Belgisshe bestekken" (slot), door A. K. Att. 6 der overeenkomst met de Rijnspoorwegmaatschappij." De Volksstem. 17 Oct. Een mystificatie !" (De Unitariër van het Handelsblad".) Mr. Kerdijk en de Radicalen." Een leugen om bestwil" (aanbe velingen). De Almelosche werkstaking", door N. F. S. Da radicale Bond" (ingez. door Corn. de Goede Hzn. Patrimonium, 17 Oct. Wat wordt in mijne woonplaats geoischt om kiezer te wezen1.'" II. De Volksbanier (H. K. Volksbond). 10 Oct. Een IJselmeer met zeewater." D e S o c i a al-D e m o c r a a t. 17 Oct. rDe Goudsche Gai enspinners.1' Het Friesch Volksblad. 18 Oct. De re geling der Gemeente financiën". Het Schoolblad. 20 Oct. Het nieuwe pro gramma van het toelatingsexamen voor de rijks kweekscholen. Het nieuwe Schoolblad. 16 Oct. An ciënniteit en geschiktheid", (antwoord aan de Bode, in zake rangexamers). -- Onze politieke actie1' (bij de a. s. verkiezingen). De Bode (Bond van Onderwijzers). 16 Oct. Een meikwaardig rapport" (omtrent schoolvergaderingen). imiiiiiiiiMimiiiiiimmi! Inhoud van verschillende bladen. Het Handelsblad. 17, 18 en 20 Out. De regeling der geninoiitelinancivn, II, III en IV". 18 Out. Naasting der gasfabrieken" (ingez. door Ch. E. H. Boissevain). 20 Oct. Amsterdamscho toestanden" (gas, bturs, duinwater, enz.) ingex. door X. 22 Oct. Nog eens: De liberale staatspartij I" : door Unitariër). ! De Standaard. 19, 21 en 23 Oct. Gemeontei iinantiën I, II en III". j Het Centrum. 17 Oct. Een goed werk te 1 doen". (Proeve van Heide ontginning in de parochie America iti Limburg.) j 19 Oct. Licht in eene duistere zaak". (Miss Yaugban op het mac. congres van Trcnte.) 21 Oct. Nagalm'' (v. h. Congres v. d. Belgischen Volksbond) door Dr. Lncas. 22 Oct. (loede trouw" (Rode van Prof Gunning en artikelen van Dr. Knyper in de Heraut.) 23 Oct. Meer licht". (De Maasbode over Miss Yaugban.) De A v o n d p o s t. 19 Oct. De vrouwenbeweging." De (antir.; N e .1 e r l a n d e r. 19 Oct, Wat wij onder democratisch verstaan", (slot) 21, 22 en 2:1 Oct. Wat willen de Radicalen :?" (Mr. Z. v. d. Bergh te de Rijp) ingez. door l', v. M. I?111. L i m b. K o e r i e r. 1(1 Oct. De toenemende drang naar Beschermende rechten in de provincie Groningen", (door M. de Ras1. 17 Oct. De Boerenbond1'. 20 Oct. De oprichting van een provincialen Boe renbond en nog iets". De Middel b. C t. 1G Oct. Zuiver houden!" ! i'De kwestie te Aardenburg, het ontslag van den ge: neesheer). 20 Oct. Preventieve hechtenis. Nieuwe W i n s c h. C t. 18 Oct, Kamers van arbeid". Zaanl. C t. 21 Oct. Haagsche Brieven" (program van actie der Lib. Unie). Het Yolks dagb l a d. 21 Oct. De gasvoordracht." R e c h t v o o r A 11 e n. 17 en 18 Oct. De revolutie te St. Anna Parochie." 22 en 23 Oct. Kunst en socialisme" (aan laneur in de Amsterd. Crt.'',). TOONL MVZILK Panische Silhouetten, AndréAntoine. AndréAntoine est Ie seul homme qui. depuis bien longtemps en France ait suscitéun mouvement dramatique. Catulle Mendès (Lc Journal, 10 Oct. '%). Het noemen van den naam van Antoine zal voor Nederlanders, die den arbeid van den stichter van het Théi'/tre lilirc naar waarde, dat is hoog, \ schatten, vooral tengevolge hebben het zich voor | den geest roepen van IM fille A7('x« en Les i Tisserands. De groote kwaliteiten dier beide j stukken mag ik stilzwijgend voorbijgaan, om mij alleen te bepalen tot den man die het reuzenwerk ondernam het tooneel te zuiveren. Het tooneel, daaronder begreep Antoine, van af het eerste oogenblik dat hij zich aangordde, geheel het gebied der dramatische kunst: de stukken, de spelers en de opvoering; en het zuiveren was het breken met conventie, gemaaktheid en onnatuur. Het was een stout ondernemen van den :>0jaripen jongen man, als de »>réorganisateur du Théatre" op te treden, en zeker had de beambte bij de j Parijsche ('ompitynte du tja:, toen hij lid werd «Tooneel der Jongeren" te stichten, uitvoering te geven. Hij had dit idee alleen opgevat en voerde het alleen uit; zoo werd het Thétre Libre geboren, welks eerste voorstelling plaats had den oOsten Maart, in het kleine zaaltje van het Elysée des Beanx-Arts op Montmartre. In den ('crde des f/iuiloin, die nog bestaat, werden, en worden steeds, alleen kleine stukken van on bedrijf opgevoerd. Daar had hij geleerd welk een waarde aan bet oogenschynlijk geringe, aan het eenvoudige en natuurlijke moet worden gehecht, die leering zou hem strekken tot richt snoer; terwijl bij het groote voorbeeld van Got voor oogen hield, wien hij bewonderde zonder hem na te volgen. Hij begon dus ook met beperkte middelen, maar de keuze n van zijn mede werkers, n van zijn auteurs deed hij met zorg. De weinigen die hij voor zijn eerste proef nemingen om zich verzamelde waren: Mévisto, mad. Louise France, mad. Barny, mlle Luce Colas, Janvier. (*) Zijn beroep op de jonge auteurs werd beant woord want het waren in den aanvang alleen zij die belangstelling voor Antoines streven toonden, door Hennique, Méténier, Ancey, de Curel, Arthur Byl, Jean Jullien, Courteline, Descaves. Hij was het, die Ibsen het eerst aan zijn landgenooten voorstelde, en den grooten Noor deed volgen door Björnson, Strindberg, Hauptmann. 't Was een moeielijke taak, want met geld begon hij niet; steun van de invloedrijke kritiek miste hij, op Henri Bauer na, wien, misschien niet ten onrechte, de bedoeling werd toegeschreven zich de door Antoine ondernomen beweging toe te eigenen; het publiek zag met OLverschilligheid toe; en de gevestigde schouwburgen haalden er de schouders over op. Een eigenaardig voorval heeft de aandacht op Antoine gevestigd door den prikkel dien het gaf aan de nieuwsgierigheid van het publiek. In een partikulier briefje had Antoine zich zeer oneerbiedig over de kritiek uitgelaten; de ontvanger er van had de onhan digheid dat schrijven openbaar te maken, waarvan het gevolg was dat, o. a. in een drietal artikelen in Le J-'ii/nro, etn heftige aanval op dien pretentieusen, onbekenden beginneling werd gedaan. Antoine trachtte den storm te bezweren en bezocht daartoe den heer Magnard, directeur van Le Fii/iiro, dezen verzoekend zijn goede bedoelingen te erkennen en hem te steunen. iMaar, mijn waarde Antoine, was het antwoord, wat wilt gij nu nog meer, gij hebt een heele eerste bladzijde in mijn blad, en gij zijt nog niet tevreden? Ga heen en wacht het resultaat af." En dat resultaat was gunstig, want het Parijsche publiek wilde met den gesmade, die tevens getoond had zelf standig te zijn en durf te hebben,kennis maken. De ernst en hardiewe van Antoine en zijn ge trouwen maakte dan ook indruk op dat voor kunstrevoluties zoo gevoelige publiek. Hij verwierf langzaamaan abonnés waarvan er eerst uit snobA. Antoine in /ex '/Yxxnvi>ir/x, naar de teekening van II. (i. Ibels. van bet liefhebberij tooneelgezelschap sLecercIe des gaulois", geen vermoeden dat hij, door zijn gezond verstand en zijn organiseerend talent ge drongen, eenmaal een rol zou spelen die op de dramatische kunst van geheel de beschaafde wereld zulk een groote, en laat ik er dadelijk bijvoegen weldadigen, invloed zou uitoefenen. Als dilettant kreeg hij de overtuiging dat hij een roeping kon vervullen, en zonder weifelen aanvaarde hij die roeping door in 1SS7 aan zijn goed voorbereid en goed bestudeerd idee, een isme, later meerderen uit belangstelling in de kunst tot hem kwamen : en, terwijl zoo het Thf-iïlra Lii<rc zich ontwikkelde volgens de natuurlijke wetten, won het de sympathieën van de kleine intellectueele siroop aan welks hoofd stonden Zola, de Goncourt, Daudet en die door de geheele naturalistische school gevo'gd werden. Ook de onafhankelijke kritiek erkende zijn kracht. Het geloof ir. zijn roeping, zijn onvermoeide arbeid, zijn ijzeren wil waren de middelen waar mee hij streed en overwon. De materieele zijda

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl